Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 9112 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
De verzoeker Van Dijk woont in 2007 in Nederland en is werkzaam van 1 januari t/m 30 juni 2007 als kapitein op de binnenvaart bij de Luxemburgse scheepvaartmaatschappij Christa Intershipping. Van Dijk ontvangt van de Luxemburgse autoriteiten een E 101-verklaring. Dit verklaard dat op grond van Vo. 1408/71 de sociale zekerheidswetgeving van Luxemburg vanaf september 2004 op hem van toepassing is.
Aan Van Dijk worden in Nederland aanslagen op grond van IPV en de Zorgverzekeringswet opgelegd. Hij gaat hiertegen in, maar zijn bezwaar wordt afgewezen. Daarom start hij een procedure bij de Rechtbank. Hij wordt in het gelijk gesteld en de beschikkingen worden aangepast. Volgens Van Dijk is dit onvoldoende. In hoger beroep wordt de uitspraak door het Hof bevestigd. Was de verzoeker in de betreffende periode in Nederland verplicht verzekerd en premieplichtig voor de IPV en Zorgverzekering? Het Hof heeft gesteld dat Van Dijk kan worden aangemerkt als Rijnvarende volgens het Rijnvarendenverdrag. Op grond van dat verdrag is de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op Van Dijk van toepassing. Verordening 1408/71 is op hem niet van toepassing. Hierdoor zou de E-verklaring van Luxemburg geen betekenis hebben.
Volgens Van Dijk moet Nederland, op grond van het beginsel van loyale samenwerking, zich aan de door Luxemburg afgegeven verklaring houden. Het Hof in Den Bosch zag reden om aan het Hof van Justitie te vragen of die verklaring toch rechtsgevolgen kan hebben voor betrokkenen. Voor de Hoge Raad was er geen onduidelijkheid, en was er sprake van een zogenaamde ‘acte clair’.
Het Hof overweegt dat uit het arrest CILFIT voortvloeit dat “het uitsluitend aan de nationale instanties waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep staat om, op eigen verantwoordelijkheid en op onafhankelijke wijze, vast te stellen of er sprake is van een act clair”. Volgens het Hof moet een hoogste rechter zeker de omstandigheid betrekken dat een lagere rechter een prejudiciële vraag heeft gesteld die nog steeds bij het Hof aanhangig is. Dit betekent echter niet dat de hoogste rechter geen acte clair kan vaststellen. De hoogste rechter hoeft dan ook niet de beantwoording door het Hof van de door de lagere rechter gestelde prejudiciële vraag af te wachten.
Het Hof heeft geoordeeld dat een door een lidstaat op grond van Verordening 1408/71 afgegeven E101- verklaring niet bindend is voor andere lidstaten als er sprake is van een rijnvarende die onder het Rijnvarendenverdrag valt. Dit is ook het geval als het orgaan van afgifte niet beoogde een E101 verklaring af te geven.
Kern: als de Hoge Raad zelf niet twijfelt over de juiste uitleg van EU-regels, dan is hij niet verplicht om antwoorden van het Hof van Justitie op vragen van een andere rechter af te wachten of zelf vragen te stellen. Aan Rijnvarende afgegeven E101-verklaring bindt andere lidstaten niet.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
521 |
Add new contribution