Arresten en jurisprudentie: uittreksels en studiehulp - Thema
- 9127 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
HR 16 februari 2001, LJN AB0032; NJ 2001, 571 m.nt. J. de Boer
(Vervangende toestemming erkenning)
Casus:
Een biologische vader wenst zijn minderjarige zoon te erkennen. Omdat de moeder geen toestemming wil verlenen, heeft de vader de rechtbank verzocht hem vervangende toestemming te verlenen ex artikel 1:204 lid 3 BW. Rechtbank en hof hebben bij beschikking dit verzoek toegewezen. Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Zij betoogt onder meer dat
artikel 1:204 lid 3 BW de eis stelt dat tussen de verwekker die wil erkennen en het kind ‘family life’ als bedoeld in artikel 8 EVRM bestaat;
het hof de in artikel 1:204 BW voorgeschreven belangenafweging onjuist heeft toegepast en
het hof, door te oordelen dat van schade aan de belangen van het kind als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 BW slechts sprake is indien er ten gevolge van de erkenning door de man voor het kind reële risico’s zijn dat het wordt belemmerd in een evenwichtige sociaal-psychologische en emotionele ontwikkeling, een te beperkte maatstaf heeft aangelegd bij de beantwoording van de vraag of erkenning de belangen van het kind niet zou schaden
Hoge Raad:
Ad 1. Met de inwerkingtreding op 1 april 1998 van artikel 1:204 lid 3 BW kreeg de mogelijkheid van vervangende toestemming een wettelijke basis. Zoals blijkt uit de ontstaansgeschiedenis van deze bepaling, heeft de wetgever toentertijd onder ogen gezien of de mogelijkheid van vervangende toestemming beperkt zou moeten blijven tot de gevallen waarin tussen de man die een kind wil erkennen en het kind ‘family life’ bestaat. Van deze beperking heeft hij echter welbewust afgezien. Het middel faalt derhalve.
Ad 2. Op grond van zijn ontstaansgeschiedenis moet artikel 1:204 lid 3 BW aldus worden uitgelegd dat het in de procedure tot verkrijging van vervangende toestemming aankomt op een afweging van de belangen van de betrokkenen, waarbij tot uitgangspunt dient te worden genomen dat zowel het kind als de verwekker aanspraak erop heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke rechtsbetrekking. Door de rechter zullen het belang en de aanspraak van de man op erkenning moeten worden afgewogen tegen de belangen van de moeder en het kind bij niet-erkenning. Het belang van de moeder is daarbij in artikel 1:204 lid 3 BW nader omschreven als het belang bij een ongestoorde verhouding met het kind. Het Hof heeft bij de beoordeling van het verzoek van de vader deze belangenafweging terecht tot uitgangspunt genomen. Het middel faalt derhalve.
Ad 3. Het oordeel van het hof is juist. Nu de wetgever met het scheppen van de wettelijke mogelijkheid van vervangende toestemming juist heeft beoogd bij afstamming meer aansluiting te zoeken bij de biologische werkelijkheid, kan met name niet worden aanvaard dat reeds het enkele feit dat het kind (enige) weerslag ondervindt van de inbreuk die de erkenning maakt op het tussen hem en de echtgenoot van zijn moeder bestaande ‘family life’, schade aan zijn belangen als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 BW oplevert. Het middel faalt derhalve.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
624 |
Add new contribution