Samenvatting verplichte artikelen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


- McQuail: Wat is journalistiek?

Definitie van journalistiek en het hedendaagse nieuws

Events kunnen op een bepaalde manier weergegeven worden door de pers. Er is een belangrijk element waar de aandacht naar toe gaat, maar vaak wordt een ander element ook in beeld gebracht. Dit kan een getuige zijn die een ander licht werpt op het nieuwsfeit. Tevens kan de journalist het nieuwsfeit becommentariëren. Dit gegeven betekent niet dat journalistiek alleen het verzamelen van feiten is. De journalistiek is een onderdeel van een grotere nieuwsorganisatie die werkt volgens bepaalde procedures en regels. Het basisproduct dat de journalistiek produceert is nieuws.

Nieuws moet actueel zijn, een publiek belang dienen en feiten bevatten die betrouwbare informatie over de werkelijkheid geven. Nieuws moet waarheidsgetrouw zijn, objectief en onafhankelijk gebracht worden.

De pers als een institutie

Het woord ‘pers’ wordt vaak als verzamelnaam gebruikt voor de activiteiten van journalisten, redacteuren, uitgevers en andere partijen die betrokken zijn bij het maken van nieuws. Eerst werd met de pers alleen de printmedia bedoeld, maar inmiddels ook de journalistieke activiteiten via de digitale media.

De pers heeft geen formele organisatie en hierdoor zijn er in een vrij land geen vaststaande regels voor het bedrijven van journalistiek. Doordat er geen formele organisatie is, wordt de vrijheid van deze sector benadrukt, maar dit betekent ook dat de sector gefragmenteerder is dan anderen. De pers hoeft zich dus niet aan formele regels te houden, maar er zijn wel informele regels die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de journalist. De term pers wordt alleen gehanteerd door de reguliere media zoals de kranten. Toch wordt het nieuws dat door de traditionele pers op het internet gezet wordt, gezien als de stem van de pers.

De pers is afhankelijk van de advertenties. Om deze reden is het belangrijk dat de advertenties en de inhoud van het nieuwsbericht strikt gescheiden blijven. Vaak zijn er regels verbonden aan het plaatsen van advertenties. In deze tijden is de journalistiek aan het internationaliseren, dit is te merken aan de belangengroepen voor journalisten die ontstaan. De nieuwe technologische ontwikkelingen veranderen de journalistiek. De verschillende veranderingen binnen het veld ondermijnen de al zwakke identiteit van de pers. Toch blijft de positie van de pers in de maatschappij hetzelfde, dit vanwege de behoefte aan publieke informatie.

De macht van de pers

De pers heeft te maken met verschillende machtsbronnen zoals adverteerders. Maar de pers heeft zelf ook macht. Dit wordt ervaren door zenders en ontvangers van nieuws, vooral wanneer het nieuws van publiek belang is. Soms is macht een gevolg van de hoeveelheid berichtgeving over een gebeurtenis. Zo zijn alle partijen die deelnemen aan de publieke sfeer gevoelig voor de gevolgen van nieuws dat circuleert. Dit hebben de partijen namelijk niet onder controle. De mate van invloed van het nieuws hangt af van de poortwachters, zij bepalen de mate van het nieuws dat verspreid wordt. Ze bepalen ook in zekere mate de kwaliteit van het nieuws.

De macht van de pers kan zorgen voor vermaak, verandert de houding van een individu, zet dingen op de publieke agenda of zorgt er voor dat het publiek geïnformeerd wordt. Tevens vormt het de publieke opinie. De macht van de pers is niet intrinsiek aan de media-instanties, maar is een resultaat van de krachten die binnen een maatschappij werken die gemedieerd zijn door de media.

Wat de maatschappij van de journalistiek verwacht

Journalisten moeten zich aan de wet houden, maar worden tot niets anders verplicht door de autoriteiten. Ze zijn vrij om te kiezen welke taken ze willen vervullen en welke doelen ze willen bereiken. Zo willen de nieuwsmedia geen voorgeschreven rol hebben, maar deze zelf kiezen. Er zijn echter een aantal ongeschreven verplichtingen van de journalistiek aan de maatschappij. Ook wordt de journalistiek onder druk gezet door verschillende partijen. De duidelijkste en sterkste verwachting is dat de pers een rol vervult van brenger van het nieuws. Ook moeten zij een link vormen tussen de overheid en de burger. De journalistiek en de politiek zijn met elkaar verweven. De politiek kan geen absolute macht hebben over de journalistiek. De journalistiek is op haar beurt erg geïnteresseerd in de politiek, puur uit eigen belang.

Verschillende partijen

In tijden van crisis, oorlog of nationale rampen werkt de pers sneller samen met de politiek. Ook al is dit tijdelijk, is deze manier van samenwerken gebaseerd op goede contacten, het patriottisisme en het publieke belang dat meespeelt.

Het eigen beeld van de pers over hun sociale rol

Het idee dat de pers een belangrijke rol speelt in de maatschappij heeft effect op de manier waarop de pers zichzelf als institutie ziet.

 

– McNair: Hoofdstuk 1 Introductie

 

De sociologie van de journalistiek betreft twee zaken. De impact van de journalistieke media op en de bijdrage aan de hedendaagse kapitalistische samenlevingen. Ten tweede is de sociologie van de journalistiek geïnteresseerd in de sociale factoren die van invloed zijn op de journalistiek.

De journalistieke tekst wordt beschouwd als een product van veel verschillende culturele, technologische, politieke en economische krachten die behoren tot een bepaalde maatschappij in een bepaalde tijd. Om de content te begrijpen moet er gekeken worden naar de sociale context waarin de journalistieke tekst geschreven wordt.

Journalistiek, een definitie

De journalistiek maakt deel uit van het culturele discourse. De definitieomschrijving van journalistiek in de 21e eeuw ligt wat moeilijker. Vaak is een journalist niet alleen een journalist, hij oefent vaak ook een ander beroep uit. Een journalist kan bijvoorbeeld ook een kunstenaar zijn.

Een definitie van journalistiek is: een geschreven of audiovisuele tekst die de waarheid bespreekt over een nieuw fenomeen dat zich afspeelt in de hedendaagse wereld.

De waarheidsgetrouwheid van de journalistiek is te ontlenen aan de objectiviteit van de journalist. Journalistiek moet nieuwe feiten aan het licht brengen, niemand wil oud nieuws horen. Een krant heeft echter ook vaste componenten zoals een column.

De contextualisering van het onderwerp is belangrijk, een verhaal wordt gebaseerd op aannames, overtuigingen en waarden. Om deze reden brengt de journalistiek een bepaalde ideologie over. Journalisten construeren hun verhalen rond hun eigen waarden en overtuigingen. Voor de authenticiteit van een bericht is het belangrijk dat bronnen worden gehoord die los staan van de journalistiek, bijvoorbeeld politici. Hierdoor worden argumenten die gegeven worden door de journalist meer waard. De bron moet dan wel in relatie gebracht kunnen worden met het nieuwsfeit. Journalistiek geeft niet alleen de feiten weer, maar zorgt er ook voor dat deze feiten te begrijpen zijn. Er zijn meerdere manieren om een feit te begrijpen, daarom is er ook sprake van een ‘strijd’ tussen de verschillende manieren waarop een feit uit te leggen is.

De journalistiek en het sociale aspect

Wetenschap is niet vaak onderwerp van journalistieke teksten, maar dit is wel het geval wanneer de wetenschap botst met de werkelijkheid. De journalistieke teksten gaan vaker over de sociale wereld. Sociaalwetenschappelijke discourses (zoals geschiedenis, sociologie en economie) hebben veel gemeen met de journalistiek.

Een typologie van de journalistiek

Journalistiek streeft er naar om de waarheid zichtbaar te maken, dit kan op verschillende manieren gedaan worden.

  • Het nieuwsverslag. Hierin wordt verteld wat er gebeurd is en waarom het van belang is.

  • Het hoofdartikel. Diepte reportage en een analyse van het onderwerp.

  • De column. Vanuit een ‘autoritair’ perspectief wordt een bepaald onderwerp behandeld.

  • Het interview. Het perspectief van de geïnterviewde op een actuele kwestie.

  • De editorial. De krant gebruikt haar ‘publieke stem’ om haar mening te verkondigen.

Over de journalistiek

Net als advocaten en politici worden journalisten niet altijd gewaardeerd. Dit vanwege het feit dat ze achter de waarheid aangaan. Desondanks dat mensen negatief tegen het beroep aankijken, willen veel mediastudenten wel journalist worden. Journalisten willen graag zo objectief en vrij mogelijk zijn, maar er moet onthouden worden dat er volgens bepaalde procedures en regels gewerkt moet worden en om deze reden kunnen journalisten nooit helemaal vrij zijn in hun werk.

Sociale determinanten van de journalistieke media in opkomende en bestaande kapitalistische en democratische maatschappijen (Klaus Bruhn-Jensen):

  1. Professionele ethiek, esthetische codes en routine werk die het journalistieke werk leiden.

  2. Journalisten worden beïnvloed door politici en het politieke systeem waarbinnen ze werken. Journalisten kunnen beperkt worden door censuur. Journalisten hebben niet in alle landen evenveel vrijheden.

  3. De invloed van de economie op de journalistiek. Vooral het economische bezit en de economische controle. Een andere economische factor is de opkomende mediabedrijven en de informatiemarkt. Ze hebben invloed op de content van de journalistiek. In kapitalistische samenlevingen is de journalistiek een comodity dat verkocht moet worden binnen een steeds competitievere markt. Dit heeft invloed op de content, vorm en stijl van de journalistiek. Marketing is hierdoor belangrijker geworden voor de industrie.

  4. Het werk van een journalist wordt beïnvloed door de technieken die hij tot zijn beschikking heeft voor het uitvoeren van zijn werk. Door de technologische veranderingen is het verzamelen, de productie en de distributie verandert.

  5. De journalistiek wordt beïnvloed door verschillende factoren. Dit kunnen politici, pressiegroepen, bekendheden of organisaties zijn.

 

– Ginneken: Wie zijn journalisten en hoe werken ze?

 

Secundaire socialisatie: de professionaliteit

Journalisten behoren tot een bepaalde professie die een eigen ideologie heeft. Echte professies hebben gemeenschappelijke kenmerken. De vraag is wat een echte professie is en welke gemeenschappelijke kenmerken ze hebben.

De sociologie van professie en professionalisme heeft een bepaalde ontwikkeling doorgemaakt. Theorieën gingen bepaalde kenmerken vastleggen van de verschillende professies. Later volgde de functionalistische-, structuralistische- en cultuurtheorieën

De benaderingen van Abbott en Van der Kroght zijn van bijzonder belang. Volgens Abbott moet een doelmatige historische sociologie van professies beginnen met casestudies over bevoegdheden die betwist kunnen worden. De journalistiek is namelijk een vrij beroep. Een definitie van professionalisering is: ‘de poging van een beroepsgroepering de maatschappelijke betekenis van het eigen beroep in overeenstemming met de eigen voorstelling aanvaard te krijgen. Men tracht daartoe niet alleen de beroepsactiviteiten verder uit te bouwen en vorm te geven, men streeft ook legitimering ervan na.

Verschillende elementen spelen hierbij een rol zoals het bestaan. Studenten moeten de noodzakelijke kennis en ervaring opdoen. Ten tweede is een vergunnings- of registratiesysteem wenselijk. Het beroep verschaft bepaalde voorrechten en hier staan verplichtingen tegenover. Het derde element zijn beroepsorganisaties die het merendeel van de beroepsgroep organiseren. Een voorbeeld is de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Nationale verenigingen zijn vaak aangesloten bij internationale federaties en zo ontstaat er een netwerk. Terence Johnson stelt in zijn boek Professions and power dat een hoogontwikkeld communicatienetwerk de subcultuur en de mores van de beroepsgroep vormt. Rituelen zijn belangrijk en vormen geven de professie een plaats binnen het publieke domein. Zo heeft een hoogontwikkelde gemeenschappelijke taal/jargon een dubbele functie: de homogeniteit binnen de beroepsgroep wordt bewaard en de autonomie tegenover buitenstaanders wordt vergroot.

Het vierde aspect is een esthetische code of zelfs een eigen rechtspraak die moet waken over de handhaving van de regels. Dit kan in de vorm van een ombudsman of een commissie (Raad voor de Journalistiek). Zo’n instanties kunnen vaak geen hogere sancties opleggen dan bijvoorbeeld een royement. Ook de publieke veroordeling draagt bij aan de vorming van de professie en organisatie.

Het laatste element is dat een professie er vaak in slaagt dat de gemeenschap het gezichtspunt van de journalistiek aanvaard. Dat wil zeggen dat het handelen in algemeen belang van de professie begrepen wordt door een deel van de gemeenschap. Hierdoor wordt ook haar relatieve autonomie getolereerd.

Verticale hiërarchie: coöptatie en tertiaire socialisatie

Journalisten werken vaak binnen hiërarchische instanties en kunnen niet altijd als ‘vrij’ worden beschouwd. Ook de journalistiek is een commerciële bedrijfstak. Belangrijk is daarom dat de commerciële advertenties gescheiden gehouden moeten worden van de inhoud.

Frederic Jablin heeft een assimilatiebenadering ontworpen dat de groei van een journalist laat zien binnen een bedrijf. Er zijn drie stadia:

  1. Vóór aankomst: De verwachtingen van de persoon over de plaats binnen het bedrijf.

  2. Het ontmoetingsstadium: Maakt kennis met de gang van zaken.

  3. Metamorfose stadium: Nieuw zelfbeeld ontstaat bij de journalist waarbij hij zijn gedragingen aanpast. Dit gebeurt op basis van informele communicatie, impliciete en expliciete boodschappen afkomstig van superieuren en collega’s

Warren Breed deed onderzoek naar de manier waarop journalisten werken. Uit zijn onderzoek The newspaperman, news and society. Zijn artikel ging in op de vraag hoe er controle in de newsroom wordt uitgeoefend. Er bleek een paradox te bestaan: de hoogste leiders stippelen het beleid uit en ze moeten er voor zorgen dat dit beleid conform wordt uitgevoerd. Het ligt complexer, om de regels op de juiste manier te handhaven moet er een vergaande identificatie met het bedrijf en de professie bestaan. De regels moeten worden geïnternationaliseerd. Er zijn verschillende redenen waarom men zich aan de voorgeschreven regels houdt. Voorbeelden zijn: aspiraties om hoger op te komen, gevoel van verplichting en respect ten opzichte van superieuren en het plezier van de activiteit zelf. Een ander punt is dat nieuws zelf als belangrijke waarde geïnternationaliseerd wordt.

Horizontale verwerking: gatekeeping en shaping

Journalisten zitten niet alleen ingebed in een verticale (hiërarchische) werkstructuur, maar ook horizontaal. Ze sturen bewerkt nieuwsmateriaal door naar de volgende persoon. Het bewerken houdt in: het selecteren, herzien van de volgorde, bepaalde termen/beelden herzien en zo verder. Een nieuwsredacteur is een gatekeeper, er moet geselecteerd worden.

Uit onderzoek van David Manning White blijkt dat persbureaus indirect van grote invloed zijn op de mediaverslaggeving. Daarbij worden ook de accenten overgenomen die de persbureaus leggen. Doordat er zo veel wordt overgenomen stelt communicatiewetenschapper Dennis McQuail dat in elk stadium van nieuwsselectie de zelfde regels gevolgd worden. Het risico hierbij dat er een vertekend beeld ontstaat.

Een poortwachter selecteert niet alleen de berichten, maar er vinden tegelijkertijd ook andere processen plaats zoals accentverschuiving en herformulering. Serial distortion (herhaalde vertekening). Dit begrip is het beste uit te leggen aan de hand van een voorbeeld: een aantal personen zitten in een kring, telkens wordt er een verhaal door gefluisterd. Aan het einde van de ronde moet men kijken of hetzelfde verteld wordt als dat de eerste persoon gezegd heeft. Dit is meestal niet het geval. Onderzoekers Allport en Postman signaleerde dat er drie aanvullende processen optraden: leveling (het ‘uitvlakken van slecht klinkende elementen), sharpening ( het aandikken van positieve elementen) en assimilation (zaken toevoegen aan bestaande opvattingen). Deze processen vinden ook plaats bij nieuwsgaring, vooral wanneer het nieuws vanuit een vreemde cultuur komt als het aan de eigen cultuur moet worden doorgegeven.

Peergroups: conformisme en ‘espirit de corps’

Veel journalisten hebben vaak te maken met dezelfde personen, instituties en situaties. Op persconferenties bijvoorbeeld. Als dit stelselmatig gebeurd ontstaat er volgens Timothy Crouse kudde journalistiek. Informatie wordt uitgewisseld tussen beide partijen, maar tegelijkertijd zijn het wel concurrenten van elkaar. Er bestaan geen eenduidige grenzen tussen de insiders en de outsiders van de groep. Zo is er ook een impliciete rangorde: de meest prestigieuze journalisten staan boven aan. Sommigen kunnen zo hoog staan in de rangorde dat ze zich losmaken van de groep.

Tevens zijn de media elkaars referentiekader. Zo halen de kranten bijvoorbeeld hun ideeën vanuit de krant, de ochtendkrant borduurt vaak verder op het avondjournaal. Natuurlijk zijn er ook toonaangevende bladen, ze zijn meteen de trendsetters binnen het vakgebied.

Net als andere professies heeft de journalistiek ook een ‘espirit de corps’ een groep professionals die het niet met elkaar eens kunnen worden. Zo uiten zij ook kritiek op collega’s

De waarden en rituelen van het beroep

Net als andere beroepen heeft de journalistiek ook een eigen beroepsideologie. Het zijn informele codes. De journalist moet zich dan ook houden aan deze codes. Beroepsideologieën worden gekenmerkt door een bepaald jargon, maar ook mythes en anekdotes die werken ten gunste van de interne solidariteit. De kern van de journalistieke ideologie is dat er geen ideologie bestaat, of dat het een ondergeschikte rol speelt.

De objectiviteit moet altijd gewaarborgd worden. Om deze reden wordt er vaak geschreven in de men-vorm om zo de persoonlijke mening van de journalist buiten beschouwing te laten. Een ander retorisch middel dat gebruikt wordt om de objectiviteit en feitelijkheid van een nieuwsbericht te laten zien is het precies weergeven van tijden waarop een gebeurtenis plaatsvond, het noemen van plaatsen en personen. Ook kunnen getallen of percentages gebruikt worden om de feitelijkheid te benadrukken.

 

– Schoo: Emancipatie en 'onaanraakbaarheid'

 

Onafhankelijkheid wordt gezien als de hoeksteen van betere journalistieke beroepspraktijken, maar dit was niet zo tijdens de verzuiling. De massamedia waren gebonden aan een zuil. De samenleving was een topdown samenleving. De pers maakte haar opvattingen kenbaar aan de achterban om die zo in het gareel te houden. De verzuilde media waren gekleurd. In die tijd stond onafhankelijkheid en objectiviteit niet voorop, maar de dienstbaarheid aan een zuil. Zo waren hoor- en wederhoor en het scheiden van feit en mening ook geen belangrijke standaarden.

De journalisten die werkzaam waren bij een media-instantie binnen de zuilen werden slecht betaald en verrichtten allerlei andere diensten voor andere instellingen binnen de zuil zonder dat hier een beloning tegenover stond. Hierdoor lag zijn onafhankelijkheid en integriteit onder vuur, maar dat was in die tijd niet van belang.

De praktijken die plaatsvonden tijdens de verzuiling behoren tot het verleden. Media zien zich vandaag de dag als professionele organisaties die aan min of meer professionele normen voldoen. Gevolg van de ontzuiling is wel dat de verschillende media moeite hebben met zich te onderscheiden van de rest. De kenmerken zoals die er waren ten tijde van de verzuiling bestaan niet meer. Deze gelijkschakeling is bevorderd door verschillende institutionele veranderingen. Zo zijn er beroepsopleidingen op hogeschool- en universitair niveau ontstaan. Hier worden niet alleen kennis en vaardigheden geleerd, maar ook houdingen en de manier waarop er naar de wereld gekeken moet worden.

Het redactiestatuut heeft er voor gezorgd dat de directies en bestuurders van mediaorganisatie niet te maken krijgen met redactionele inhoud, ze hebben hier geen zeggenschap over. Het kan gezien worden als een scheiding tussen kerk (redactie) en staat (directie). Het vertegenwoordigend orgaan van de redactie is de redactieraad. Deze moeten in overeenstemming zijn.

Journalistiek die politiek bedrijft

De politieke voorkeur van veel journalisten is links. Dit is een gevolg van de oorsprong, uitgangspunten en maatschappelijke functie van de journalistiek. Van oorsprong is het beroep verboden met het vroege Verlichtingsdenken, de strijd tegen autocratische heersers en de willekeur van de staat. De rol van de pers is om de burger zo goed mogelijk te informeren over wat gaande is. De journalist kan ver gaan in zijn bewoordingen, dit vanwege de vrijheid van meningsuiting. Als hij een tegengestelde positie die gegrond is inneemt tijdens een discussie gaat dit niet in tegen de wet of de beroepsethiek. Het is niet zo dat de journalistiek een spiegel is, er kan voor gekozen worden om de werkelijkheid vanuit een punt te belichten en een andere mening achterwege te laten.

De geëmancipeerde mediagebruiker

De berichten die een nieuwsmedium verspreid over een bepaalde zaak moeten wel in lijn met elkaar zijn. Zo kan het niet zijn dat eerst de kant van de tegenpartij gekozen wordt, om vervolgens de kant van de verdedigende partij te kiezen. Misschien is dit alles niet erg zichtbaar, maar het gebeurt wel. Dit kan gebeuren bij nieuwsmedia die een minder officiële status hebben. Zo kan het NOS Journaal dit niet doen, het nieuws moet neutraal gepresenteerd worden omdat het een officiële status heeft. Dit kan in enkele gevallen moeilijk zijn, vooral bij berichten waarbij de emoties hoog oplopen.

De klassieke verstandhouding tussen media en publiek zoals die bestond tijdens de verzuiling, bestaat niet meer. Journalisten richten zich vaker op de waarden van hun vak en op algemene regels van professionaliteit omdat er geen klassieke politieke ideologieën zijn. Ook de verwachtingen van de mediagebruikers zijn veranderd. Zo wordt er nu meer waarde gehecht aan objectiviteit en andere journalistieke waarden als feitelijkheid en onafhankelijkheid. Dit wordt ook wel de proto-professionalisering (Abram de Swaan) genoemd. Aan de kant van de mediaorganisaties betekent dit dat ze zich de terminologie, definities en het normatieve kader eigen hebben gemaakt. De proto-professionalisering aan de kant van de mediagebruiker betekent dat er steeds vaker kritisch gekeken wordt naar de media en dat hun verwijten worden gemaakt. De proto-professionaliteit wordt door de journalisten bevorderd door transparantie, zo kunnen mediagebruikers ook de richtlijnen inzien.

De toverformule van de professionaliteit is uitgewerkt

De mediagebruikers zijn kritischer geworden. Er wordt goed gelet op misstappen. Hierdoor moeten journalisten beter letten op het feit dat zij wel objectief genoeg zijn. Ze zien zichzelf als zondeloos, terwijl dit niet altijd het geval is want de journalistiek is niet smetteloos. Journalisten stellen zich als integer voor puur en alleen omdat ze professioneel zijn. Journalisten gaan de confrontatie niet aan met problemen waar ze tegenaan lopen, maar gaan deze uit de weg. Kort gezegd doen zij zich beter voor dan dat ze zijn. Echter is het ook zo dat journalisten niet geheel onafhankelijk en neutraal kunnen zijn omdat hun eigen mening en gevoel ook meespeelt. De objectieve wereld bestaat niet.

Hoge idealen en grote verwachtingen

De professionele houding van journalisten staat op gespannen voet met de relativering van de waarheid en de werkelijkheid. Doordat het publiek hoge verwachtingen heeft van de journalistiek als vakgebied én hier zelf ook steeds meer van af weet, raken zij al snel teleurgesteld over wat daar van in de praktijk terecht komt. Dit is niet goed voor het vertrouwen dat men in de journalistiek heeft. Daarbij komt dat de afstand tussen de journalistiek en het publiek groter wordt. Dit is eventueel te wijten aan het feit dat de media bijna altijd buiten shot blijven, wat kritiek betreft.

Een voorzichtige oplossing: herprofilering

Vraag is: maken de kwaliteitsmedia hun uitspraken wel waar? De sector is immers erg resultaatgericht. Er bestaat veel argwaan over hun daadwerkelijke bedoelingen. Door dat de doelstellingen te hoog zijn om te halen ontstaat er een onbehagen in de media. De postideologische media zijn gevangen in hun eigen voorstelling van objectiviteit en onafhankelijkheid. De integriteit van de media moet terug gevonden worden. Hier zijn verschillende strategieën voor:

  • Profilering: uitgangspunten en kernwaarden bekend maken. Hierbij hoort ook dat ze haar politiek-maatschappelijke opvattingen kenbaar maakt, beargumenteerd. Hier kan een commercieel risico aan zitten, maar zo kan niemand het mediabedrijf verdenken van een verborgen agenda. Kleur bekennen sluit goed aan bij de manier waarop het nieuws wordt geduid. In de VS maken veel kranten hun politiek-maatschappelijke opvattingen kenbaar.

  • Ideologisering: een ideologisch medium is een spreekbuis van een gedachtegoed. De ideologisering is moeilijk uit te voeren omdat de mogelijkheden in de hedendaagse samenleving beperkt zijn. Een voorbeeld van ideologisering is de EO. De Nederlandse commerciëlen zijn echter niet politiek gedreven. Ze klampen zich vast aan de Nieuwe Orthodoxie (een gevolg van de ontzuiling). Inhoudelijk gezien kunnen profilering en ideologisering ten koste gaan van de objectiviteit, maar dit hoeft niet het geval te zijn. Een voorbeeld waarbij het goed is gegaan is de Financial Times, waar het verkeerd heeft uitgepakt is bij Fox media in de VS, het rechts geprofileerde bedrijf geeft bijna alleen maar feiten weer in plaats van meningen.

  • Neutralisering: het is echter niet altijd haalbaar en niet wenselijk. Het is essentieel voor nieuwsorganisaties als NOS en BBC. De BBC heeft stappen ondernomen om dit te bereiken. Zo zijn er strenge regels opgezet om de neutraliteit en onafhankelijkheid te waarborgen, maar dit kan ook tegen de verslaggevers werken. Het heeft geleid tot een schandaal over de verslaggeving van de oorlog in Irak.

Mediacratie en verantwoording

Op twee fronten ligt de journalistiek onder vuur. Aan de ene kant bij het algemene publiek dat aan het afhaken is. Aan de andere kant richt de politiek veel vaker zijn peilen op de media. De media heeft immers een agendafunctie en kan hypes veroorzaken. Het publiek kijkt neer op de politiek, de politiek krijgt weinig respect van de burger. Verder wijst de politiek dan weer naar de journalisten, omdat zij zorgen voor het slechte imago dat bestaat over de politiek. De journalisten willen zich hier buiten houden omdat zij alleen maar de boodschap verkondigen en de machthebbers controleren. De pers wordt ook wel de vierde macht genoemd.

De journalist en privacy

Een journalist hoeft met betrekking tot de privacy geen/mindere terughoudend te zijn als:

  • Er verwarring kan ontstaan.

  • De identiteit van een betrokken partij als integrerend onderdeel van de berichtgeving gezien moet worden.

  • De betrokkene in de lokale, regionale, nationale of internationale zin een bekendheid is.

  • De betrokkene geen bezwaar heeft tegen de openbaarmaking van zijn identiteit.

 

– Arlman: Journalistieke canon

 

Journalistieke kwaliteit

Door verschillende ontwikkelingen als de ontlezing, de gratis kranten en nieuwe radio- en televisiezenders staan de traditionele media onder druk. Door de toenemende commercialisering en het populisme lijken de hypes een steeds nadrukkelijkere rol te spelen en wordt de pluriformiteit minder. Er is minder geld voor onderzoek, de journalistiek moet steeds minder geld kosten.

Journalisten uiten hun kritiek hier niet openlijk op, ook al spelen deze ontwikkelingen al langer. De journalist voldoet ook lang niet meer altijd aan zijn verplichtingen zoals het handhaven van zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid.

Gedeelde cultuur

Een Journalistieke Canon is: “Een verzameling richtlijnen, standaards en gedragscodes voor journalisten, verslaggevers, kranten, tijdschriften, radio- en televisieprogramma’s en websites” (Artman, 3). Volgens Maarten Doorman is het doel van een canon op basis van gemeenschappelijke journalistieke maatstaven, de kwaliteit van de journalistiek te verhogen en te behouden. En om het publiek aan de hand van die maatstaven de journalisten te beoordelen. Een canon is een samenhangende verzameling van elementen, waarvan er sommige gemist kunnen worden en anderen niet.

Het doel van de journalistiek

Persvrijheid is een breder begrip dan de vrijheid van meningsuiting. Het omvat ook het recht tot het verzamelen van informatie. De persvrijheid wordt uitgeoefend door journalisten ten behoeve van het publiek. De pers informeert het publiek, het is daarom van belang dat de pers onafhankelijk is. Tevens geeft het de ruimte voor debat en discussie.

De drie hoofdfuncties van de pers zijn:

  • Onafhankelijke controle op de macht

  • Kennisoverdracht, ontspanning en informatieverstrekking

  • Platform voor discussie

Uitgangspunten van de journalistiek

Een journalist wil de waarheid zo goed en gedetailleerd mogelijk weergeven. Daarom is het van belang dat de journalist een goede reputatie en het vertrouwen van het publiek heeft. Dit kan vrijwel alleen bereikt worden door te laten zien dat de journalistiek onafhankelijk en onpartijdig is.

Verificatie en feiten

Journalisten moeten er naar streven de nieuwsfeiten zo waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven. Het is daarom van cruciaal belang dat feiten en bronnen gecheckt worden. Feiten zijn heilig. Er mag niet gerommeld worden met de feiten. De journalist maakt zijn eigen agenda, hij moet daarbij niet beïnvloed worden door andere partijen. Er bestaat een strikte scheiding tussen feit, analyse en mening.

Bronvermelding, wederhoor en precisie

Het overnemen van teksten zonder dat de bron vermeld wordt, is plagiaat. Als er nieuws wordt overgenomen van andere bronnen, dan mag dit alleen met bronvermelding. Eigen nieuwsgaring staat voor op, als er dan toch gebruik wordt gemaakt van de nieuwsgaring van andere nieuwsorganisaties moet dit wel op basis van eigen criteria beoordeeld worden. Hoor- en wederhoor is ook essentieel, de andere partij moet zijn mening kunnen laten horen. Een ander aspect van precisie is dat citaten zo veel mogelijk in de originele vorm worden weergegeven. Tot slot is het eigen taalgebruik van de journalist van belang, dit moet ook zo nauwkeurig mogelijk zijn.

Het gebruik van bronnen

Bronnen die gebruikt zijn bij de nieuwsgaring, hebben het recht op vertrouwelijkheid. Dit valt onder de bronbescherming. Alleen de hoofdredacteur heeft het recht de identiteit van de bron te kennen. Als een bron geciteerd wordt, is het belangrijk om hier duidelijke afspraken over te maken. Zo kan er afgesproken worden dat de bron de tekst voor publicatie nog mag inzien. Het is van belang dat er zo min mogelijk gebruik wordt gemaakt van anonieme bronnen. Dit is niet controleerbaar en heeft effect op de betrouwbaarheid van een tekst. Als de bron anoniem blijft kan volstaat een uitleg waarom dat de bron niet bekend gemaakt wil worden.

Open en eerlijk

Het is vanzelfsprekend dat een journalist zichzelf kenbaar maakt. Bij hoge uitzondering hoeft dit niet, dit kan in het geval van omstandigheden waarin het maatschappelijk belang dient. Zo is het gebruik van fictieve namen alleen toegestaan bij hoge uitzondering en alle andere manieren om aan nieuwsgaring te doen moeten uitgesloten zijn. Foto’s mogen niet vervalst zijn of in scene gezet zijn, het gebruik van reconstructies is alleen in het uiterste geval toegestaan en dit moet vermeld worden. Wat uit den boze is betaling voor informatie.

Maatschappelijke verantwoordelijkheid

Kwetsbare personen (zoals kinderen) moeten beschermd worden. Details over afkomst, uiterlijke kenmerken, seksuele voorkeur e.d. mogen alleen vermeld worden als ze bijdragen aan het artikel. De identiteit van verdachten van misdrijven moet zo veel mogelijk beschermd worden. De volledige naam van de verdachte wordt alleen vermeld als dit in overeenkomst is met de verdachte zelf of als deze al bekend is. Journalisten respecteren de privacy van anderen. Bij het vergaren van nieuws houdt de journalist zich aan de wet. Gesprekken die worden opgenomen, mogen alleen met toestemming van de betrokkenen letterlijk gereproduceerd worden. Het opnemen van gesprekken als geheugensteun is zonder toestemming geoorloofd, alleen is het wel zo net om dit tegen de betrokkenen te vertellen.

Onafhankelijkheid en onpartijdigheid

De journalist moet een bepaalde afstand bewaren tegenover de betrokken partijen. Zo worden de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid gewaarborgd. Het onderhouden van relaties is belangrijk voor het werk van de journalist, alleen kan hierbij de onafhankelijkheid onder druk staan. Journalisten geven geen media-adviezen aan hun ‘onderwerpen’. Journalisten betalen hun eigen kosten en neemt geen giften of cadeaus aan. Journalisten verrichten geen werkzaamheden bij organisaties die onderwerp kunnen worden van hun journalistieke werk en zijn geen jury bij vakgebieden waar ze zelf over berichten, dit in verband met de onafhankelijkheid.

Journalisten hebben geen aandelen, obligaties of andere financiële belangen. Journalisten bekleden geen politieke of publieke functies. Deze regels gelden ook allemaal voor freelancers alleen zijn er wel uitzonderingen voor in verband met hun andere positie en belangen. Journalisten bemoeien zich niet met de commercie en moeten altijd professioneel zijn. Ze zijn het uithangbord voor het medium.

Platform voor meningen en opinies

De journalistiek is een forum voor meningsvorming, maar de vrijheid van meningsuiting is vrijheid om anderen te beledigen.

Toepassing van deze canon

De richtlijnen en standaarden moeten in beginsel worden nageleefd. Afwijkingen moeten uitgelegd worden. Deze regels dekken niet alle situaties. Documentatie wordt belangrijker naar mate het nieuws ook belangrijker wordt, daarom moet een journalist nauwkeurig aantekeningen maken. De regels gelden ook voor weblogs van journalistieke aard.

Publieke verantwoording

Codes, standaarden en regels die betrekking hebben op de journalistiek dienen makkelijk toegankelijk te zijn voor het publiek. Als er correcties gedaan moeten worden na plaatsing, moet dit op een duidelijke plek zichtbaar zijn. Publieke behandeling van klachten is gewenst. Tot slot dient de journalistiek open te zien over de werkwijzen.

 

– Kovach: Verificatie van de journalistiek

 

Journalism of vertification

Een journalist moet de waarheid weergeven, maar de vraag is hoe dit mogelijk is als hij te maken krijgt met veel verschillende meningen over hetzelfde onderwerp. Er bestaat geen standaard werkwijze voor journalisten. Vaak hebben zij persoonlijk een manier ontwikkeld om nieuws te vergaren. Het kan zijn dat de werkwijze per medium is vastgelegd, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn.

Het verifiëren zorgt ervoor dat journalistiek onderscheidt wordt van entertainment, propaganda of kunst. Het is een van de hoofdtaken van de journalist. Het is belangrijk dat de informatie klopt. Vanaf het moment dat nieuws altijd en overal beschikbaar werd, werd het verifiëren een van de belangrijkste taken, mede omdat er onder druk gewerkt moest worden. Twee bronnen van deze druk zijn: 1. zo snel mogelijk publiceren, omdat er later toch een rectificatie geplaatst kan worden, 2. publiceren omdat het nieuws al bestaat in het mediasysteem.

De verloren betekenis van objectiviteit

De verificatie hangt samen met een ander belangrijk begrip: objectiviteit. Volgens critici kan niemand volledig objectief zijn. Dan Gilllmor schreef een essay genaamd The End of Objectivity. Hierin zegt hij dat journalisten ook mensen zijn en dat bij het schrijven van artikelen de eigen achtergrond van de journalist meespeelt. In de jaren ’20 moesten journalisten objectiever worden om een goede methode te ontwikkelen om informatie te controleren. In de 19e eeuw sprak men over realisme in plaats van objectiviteit. Het idee hierachter was dat wanneer de journalist de juiste feiten had verzameld, de waarheid van zelf naar boven kwam. Dit was in de tijd dat journalisten zich los maakten van de politiek en er een beroep werd gedaan op hun objectiviteit. In de 20e eeuw kwam hier kritiek op. Het was ook de tijd dat de propaganda opkwam, om die reden werden journalisten zich er van bewust dat objectiviteit belangrijk was. Volgens Lippmann is de journalist niet objectief, maar zijn methoden kunnen dit wel zijn. Echter zien veel mensen objectiviteit als een doel op zich en niet als en methode.

In de 21e eeuw is de identiteit van nieuwsorganisaties niet leidend voor de inhoud, dit is een methode waarmee de nieuwsorganisatie werken. Het feit dat ze neutraal zijn is een teken voor het publiek dat de feiten objectief gepresenteerd worden. Opvallend is dat de commerciële pers vooral opinies weergeeft, maar claimt dat ze objectief zijn.

Lippmann wilde ook dat de sector professioneler werd, maar wilde ook dat de verslaggeving secuurder werd. Door de jaren heen werd objectiviteit door journalisten gezien als een illusie. Het werk werd routine en er werd niet geluisterd naar de adviezen die Lippmann 80 jaar eerder al had opgeschreven. William Damon heeft onderzoek gedaan naar de werkwijze van journalisten. Tijdens interviews vroeg hij waar de journalist die technieken geleerd had. Veelal was het antwoord dat de werkwijze voortkwam uit fouten die hij eerder in zijn carrière had gemaakt. Het is van belang dat de feiten eerst boven water worden gehaald en dat er daarna een manier wordt gezocht om dit kenbaar te maken aan het publiek.

Journalistieke stellingname vs. Journalistieke verificatie

De methode van verificatie is door de jaren heen veranderd. Door de komst van het internet is het makkelijk om toegang te krijgen tot verhalen en quotes. In de 24-uurs economie zoeken journalisten voor details om toe te voegen aan een verhaal. Dit kan als gevolg hebben dat de verslaggeving minder secuur wordt. Het wordt steeds moeilijker om de ware aard van een nieuwsfeit te laten zien. Aan de ene kant wil de journalist graag het verhaal van beide kanten laten horen, maar dit kan vaak niet omdat er meer dan twee spelers zijn binnen het verhaal zelf. Hierdoor kan een ongenuanceerd beeld ontstaan over het onderwerp, waardoor de werkelijkheid anders wordt weergeven dan dat deze is. De kwaliteit van een nieuwsbericht gaat omhoog wanneer de feiten die weergeven worden goed geverifieerd zijn.

Belangrijke punten die in gedachte gehouden moeten worden tijdens het schrijven van een verslag:

  1. Voeg geen dingen toe die er niet zijn.

  2. Misleidt het publiek niet.

  3. Ben zo transparant mogelijk over je methoden en motieven.

  4. Vertrouw op jouw eigen verslag.

  5. Ben bescheiden.

 

– Campbell: Objectiviteit en vooroordelen

 

De oorsprong van objectiviteit

Objectiviteit is niet altijd een intrinsiek aspect van de journalistiek geweest. Vanaf het begin van de 17e eeuw tot midden 19e eeuw waren nieuwsmedia niet bepaald objectief. In de 20e eeuw zijn nieuwsmedia vooral in twee kampen in te delen. De eerste groep bestaat uit media die geaccepteerd zijn door de politiek gevestigde orde, de andere groep bestaat uit media die meer in trek zijn bij de oppositie of elite.

Democratie en economie

De rol van de journalist is om bepaalde zaken kritisch in beeld te brengen. De journalistiek heeft altijd de aandacht gevestigd op het feit dat ze los staan van de staat. Toch begint deze scheidslijn langzaam maar zeker te vervagen. Veel politieke systemen zijn door de jaren heen democratischer geworden. Hiermee veranderde ook de houding tegenover de pers.

In de VS was de objectiviteit van de pers een manier om hun nieuwsmedium geliefd te maken. Zo deden ze afstand van de politieke partijen en waren de waakhond van de samenleving. Dit had een goede uitwerking want zo kan er op commercieel vlak veel winst gehaald worden, ze hoeven zich namelijk niet te binden aan een politieke partij en kunnen dus de publieke trends volgen.

In Europa had de vrije markt geen positief effect op de onafhankelijkheid van de media. Hier ontstond het probleem dat de nieuwsmedia zich niet wilde werken onder commerciële druk. Regulatie door de staat was een poging om de journalistieke onafhankelijkheid te beschermen van commerciële invloeden. Een voorbeeld hiervan is de BBC.

Sociale wetenschap en technologie

Veel aannames over de mogelijke objectiviteit van journalisten zijn gebaseerd op de toepassing van een aantal technologieën binnen de journalistiek, die op hun beurt de grotere veranderingen in de houding naar de interpretatie van sociale fenomenen laat zien.

In de 19e eeuw gingen onderzoekers kijken naar sociale fenomenen. Dit werd gedaan aan de hand van statistieken in plaats van individuele zaken. Deze nieuwe manier van onderzoeken kwam ook op binnen de journalistiek. Zo werd bijvoorbeeld niet meer over cholera gesproken als een zonde naar een meer wetenschappelijk onderbouwd verhaal die verschenen in wetenschappelijke journals. Deze werkwijze was niet alleen het gevolg van een andere manier van onderzoeken, maar ook van een aantal technologieën die belangrijk werden voor je journalistiek zoals de elektrische telegraaf. Grote persbureaus als Reuters vinden hun oorsprong in het midden van de 19e eeuw wat verband houdt met de opkomst van de telegraaf.

Toen de fotografie uitgevonden werd in 1830 diende foto’s als een wetenschappelijke ondersteuning en werd het niet zo als nu gezien als iets esthetisch. Dit was allemaal onder het mom van de camera liegt nooit.

De technologische paradox

De telegraaf en fotografie kunnen hebben de objectiviteit erg beïnvloed. De ontwikkeling is alleen maar verder gegaan met de komst van radio, televisie en online journalistiek. Dit heeft een enorme invloed gehad op o.a. de verspreiding van het nieuws in een 24-uurs economie. Een probleem wat hierbij kan optreden is dat er gedicteerd wordt hoe het nieuws verspreid moet worden en in welke vorm. De huidige maatschappij is een beeldcultuur geworden door de technologische ontwikkelingen.

Wat is objectiviteit?

Objectiviteit kan gezien worden als een onmogelijk te bereiken doel. Er bestaat ook een groep die objectiviteit als ongewenst ziet, of het nu bereikt kan worden of niet. En er is een groep die gelooft dat objectiviteit onnodig en overbodig is door de technologische ontwikkelingen. Het internet biedt vele andere visies op onderwerpen.

Feiten en interpretatie

Het eerste bezwaar tegen objectiviteit is gebaseerd op vragen van waarheid en realiteit. Volgens Schudson is objectiviteit ontstaan omdat de feiten van de waarden onderscheiden moesten worden.

Een tegenargument is dat er niet iets bestaat als de objectieve realiteit, want dat kan alleen maar ervaren worden door onze eigen percepties. Mensen construeren hun eigen waarheid en omdat het alleen interpretaties zijn, bestaat deze waarheid niet. Lippmann identificeerde het probleem al rond 1920. Hij zei dat journalisten uitgaan van bestaande stereotypen die hun eigen interpretatie van evenementen vormen. Bij de selectieprocedure van nieuws ideologische invloeden mee die de objectiviteit ondermijnen.

Er is altijd sprake van framing. Bij framing wordt de nadruk gelegd op bepaalde elementen binnen een bericht en worden bepaalde elementen minder benadrukt.

Men kan sceptisch zijn over de nieuwsberichtgeving door te zeggen dat alles waar verslag van gedaan wordt, geframed is. Een andere houding is dat de waarheid een subjectieve interpretatie is. Het is de vraag wat nu precies de waarheid is en hoe deze gevormd wordt. Een goed voorbeeld hierbij is dat in oorlogstijden mensen de oorlog meemaken via de media. De media hoeven de werkelijkheid niet te weergeven zoals hij is. Zo kan er een hyperrealiteit ontstaan (Baudrillard, ‘the Gulf War did not take place).

Overeenstemming en het onvoorziene

Er bestaat een tussenweg voor de mening dat feiten de absolute werkelijkheid zijn en dat de realiteit geconstrueerd wordt. Twee belangrijke elementen hiervoor zijn overeenstemming en het onvoorziene aspect van feiten.

Voor overeenstemming is het belangrijk dat nieuwsverslaggeving feiten gebruikt die eigenlijk referentiepunten zijn. Door framing van de journalisten wordt er gewerkt aan overeenstemming, dat het uitgangspunt wordt voor nieuwe verslaggeving. Nadelig is dat wanneer een journalist op het verkeerde spoor zit, alle verdere berichtgeving hierop gebaseerd wordt en zo die berichtgeving ook foutief wordt.

Het onvoorziene speelt een belangrijke rol. Door bepaalde feiten niet op te merken veranderd het nieuwsbericht. Soms ontwikkeld een zaak zich zo snel dat kranten er voor kiezen om er bij te zetten dat ze de stand van zaken weergeven van dat bepaald moment.

Ideologie en verantwoordelijkheid

Volgens Herbert Gans is het uitsluiten van een bepaalde ideologie bevorderlijk voor de objectiviteit van een nieuwsmedium. Toch onderscheid een groep journalisten zich van de rest volgens Gans. Dit komt door onder andere het opleidingsniveau, zijn meestal blanke mannen en hebben professionele waarden. Volgens hem ontbreekt een organisatie die voor samenhang zorgt binnen de sector.

Theodore Glasser heeft een andere mening hierover. Volgens hem is de objectiviteit van een journalist gebonden aan een ideologie. Zo zijn journalisten niet bevooroordeeld binnen bepaalde groepen. Zo zijn de journalisten niet de vierde macht. Volgens hem zorgt objectiviteit er voor dat de creativiteit van journalisten beperkt wordt. Zijn tweede mening over objectiviteit is dat een journalist objectief verslag moet doen, maar niet objectief met betrekking tot de inhoud hoeft te zijn.

Wat is vertekening?

Er bestaat geen eenduidige definitie van wat nu precies vertekening is. Dit is per land verschillend. Wel is duidelijk dat het samenhangt met de objectiviteit in de praktijk. Wat duidelijk is, is dat het niet simpel weg de afwezigheid van objectiviteit betekent. Vertekening hangt samen met andere zaken zoals de representatie van de media zelf.

Pleidooi: overleg, openlijke vertekening/partijdigheid

Wanneer nieuwsberichten partijdig zijn is dit vaak van te voren afgesproken. Voordat objectiviteit een must was binnen de journalistiek, werden veelal politieke voorkeuren van journalisten niet onder de tafel geschoven. In enkele landen is dit nog steeds zo, maar in veel landen wordt dit zo onopgemerkt mogelijk gedaan.

Ongeschreven of systematische partijdigheid

Niet alleen bij geschreven materiaal wordt de vraag gesteld of het wel helemaal onafhankelijk is. Zo ook bij foto’s en bij ander beeldmateriaal dat op televisie vertoond wordt. Volgens Stuart Hall wekt een nieuwsfoto de indruk dat het exact weergeeft hoe de situatie is, dit hoeft niet het geval te zijn omdat er gebruik wordt gemaakt van een bepaalde camerahoek. Het gebruik van nieuwsfoto’s vergoot wel de geloofwaardigheid van een nieuwsmedium.

Volgens critici zijn journalisten onlosmakelijk verbonden met partijdigheid. Om de objectiviteit te behouden heeft Tuchman vier regels opgesteld. Dit zijn:

  1. Order de informatie in volgorde van belangrijkheid (piramidevorm)

  2. Duidelijk gebruik maken van directe quotes

  3. Gebruik maken van ondersteunend bewijs

Ook vindt hij het belangrijk dat beide kanten van het verhaal weergeven worden. Dit kan niet altijd, want er zijn ook gebeurtenissen waar (bijna) iedereen dezelfde mening over heeft.

 

– Boersma: De transformatie van het journalistieke veld

 

Inleiding

De 21e eeuw is geen gunstige tijd voor de journalistiek. Lezersaantallen en kijkcijfers dalen. Door de nieuwe technieken en de slechte resultaten vallen er veel ontslagen binnen de sector. De consument heeft veel meer vrijheid om nieuws via de verschillende manieren tot zich te nemen. Dit is dan ook nog meestal gratis.

Hierdoor verandert de werkwijze van de journalist, maar ook de verhouding tot het publiek. Tevens verandert de aard en de inhoud van de berichtgeving. Deze veranderingen zijn in samenhang met elkaar te analyseren. De eerste manier is om de journalistiek te zien als een veld waarin verschillende actoren deelnemen en zo veel mogelijk gezag willen verwerven (Bourdieu). Tegelijkertijd willen de actoren zo veel mogelijk autonomie hebben ten opzichte van andere velden. Aan de hand van deze theorie kan de berichtgeving onderzocht worden. De consument baseert zijn keuzes in zijn mediagebruik op basis van de berichtgeving.

Het journalistieke veld

Bourdieu stelt dat de samenleving verdeeld is in een aantal semiautonome velden. Die velden onderscheiden zich door de manier waarop ze zich tot elkaar verhouden. Ze zijn aan de ene kant afhankelijk van elkaar, maar willen aan de andere kant ook onafhankelijk van elkaar zijn. Om deze reden is de relatie tussen deze velden dynamisch.

Elk veld heeft een heteronome en een autonome pool. De journalistiek is een heteronome pool omdat haar interne logica sterk wordt gevormd door de afhankelijkheid tot andere velden. Dit komt omdat de journalistiek zich bezig houdt met verschillende onderwerpen die tot andere velden behoren. De sector wordt erg geleidt door het geld dat er binnen komt. Toch is de journalistiek ook autonoom, dit vanwege haar routines en procedures.

De machtsstrijden vinden niet alleen plaats tussen de verschillende velden, maar ook in een veld kan er een machtsstrijd zijn. Actoren willen een zo gunstig mogelijke positie hebben. Om dit te bereiken moeten de actoren de interne spelregels zich eigen maken. Er zijn verschillende geschreven maar ook ongeschreven bronnen waaraan de journalist zich moet houden. Deze regels kunnen geïnternationaliseerd worden. Actoren willen hun positie versterken aan de hand van sociaal, economisch, cultureel en symbolisch kapitaal. Dit kan slechts bereikt worden om zich binnen de geldende regels zich te onderscheiden.

Veldtheorie en de strijd van de nieuwkomer

De vraag is hoe autonoom de journalistiek is als zij aan de ene kant afhankelijke is van de bronnen waar zij over schrijft, maar ook onder economische druk moet werken. De relaties tussen velden moeten onderzocht worden, maar dit is moeilijk want wat kan nu afgebakend worden als een veld? Veelal werd gedacht dat de gevestigde journalistieke media een monopoliepositie hadden, dit blijkt echter steeds minder het geval te zijn omdat er veel meer soorten journalistiek bij zijn gekomen zoals citizen journalism. Het journalistieke veld is veel minder homogeen dan dat wordt voorgesteld.

De veldtheorie gaat er van uit gevestigde en nieuwe mediaorganisaties samenwerken binnen een web van onderlinge afhankelijkheid. Binnen het veld vindt er momenteel een herstructurering plaats vanwege de economische neergang en de opkomende nieuwe media.

Discursieve strategieën in berichtgeving

Aan de hand van etnografisch en participerend onderzoek en enquêtes en interviews kan achterhaald worden hoe de mechanismen achter de nieuwsproductie functioneren. Media proberen zich te onderscheiden om zo een bepaald publiek te bereiken. Hoge kijkcijfers en oplages vergroten het gewicht van de mediaorganisaties binnen het veld. De winst van de ene betekent het verlies van de ander. De consument krijgt niets mee van deze discussie, hij baseert zijn mediagebruik op de berichtgeving. Vanaf de 20e eeuw houdt de media zich vast aan het belang van objectiviteit. Het journalistieke discours pretendeert de waarheid. Dit wordt geoperationaliseerd in de routines van de journalisten.

Nieuws als performatief discours

Nieuws is een sociale constructie. Journalisten proberen de complexe waarheid terug te brengen tot een begrijpelijk verhaal. Om deze reden kan de journalistiek gezien worden als een performatief discours: een strategische interpretatie van de werkelijkheid gericht op het verwerven van symbolisch kapitaal. Dit verloopt via twee stappen:

  1. Mediabedrijven proberen de consument te overtuigen van het waarheidsgehalte van hun berichtgeving.

  2. Wanneer stap een geslaagd is, wordt hun interpretatie van de werkelijkheid in de realiteit.

De grote vraag is dan ook of de waarheid die verkondigd wordt, ook daadwerkelijk de waarheid is. Het is moeilijk voor de lezer om de feiten te controleren. Door vormconventies wordt de werkelijkheid die beschreven wordt als vanzelfsprekend en natuurlijk gerepresenteerd. Vormconventies bepalen voor een groot deel welke waarheid de lezer voorgeschoteld krijgt. Vormconventies spelen een belangrijke rol bij de positionering binnen het journalistieke veld.

Door de opkomst van het internet hebben ook nieuwe vormconventies zijn intrede gedaan. Zo scheppen nieuwigheden als interactiviteit veel nieuwe mogelijkheden voor de journalistiek. Dit betekent ook dat nieuwsconsumenten nieuwe mogelijkheden hebben gekregen. Zo kunnen ze hun eigen nieuwsaanbod generen. Hierdoor komen de routines en conventies onder druk te staan. Er ontstaat een hele nieuwe stroming die niet op de zelfde manier als de traditionele media hun nieuws naar buiten brengen. Het is van veel minder belang geworden om feiten te checken of hoor- en wederhoor toe te passen.

 

– Bardoel: Journalistiek moet zich durven onderscheiden

 

Inleiding

In de laatste twintig jaar is de journalistiek een academische discipline geworden. Zo wordt er nu meer onderzoek gedaan naar de journalistiek. Halverwege vorige eeuw kwam de perswetenschap goed op gang. Juist op dat moment moesten de kranten meer ruimte maken voor andere media als televisie en radio. Vanaf de jaren 80 maakte televisiewetenschappen een opmars binnen de geesteswetenschappen. Op dat moment kwam de computergerelateerde media op. Al met al valt te stellen dat pas na de bloei van een medium pas de academische erkenning er voor komt.

Voorspelde veranderingen

Eerder voorspelde veranderingen worden dankzij de crisis die de journalistiek nu door maakt pas serieus genomen. Twintig jaar geleden werd al voorspeld dat de sector veel veranderingen door zou maken door de komst van nieuwe technologieën. Alleen wilden de journalisten dat op dat moment niet onder ogen zien. Hoogleraar Jan van Cuilenberg voorspelde al dat de exclusiviteit van de journalistiek af zou nemen. Journalist en onderzoeker Ben van Kraam voorspelde de komst van de pc-krant. Bardoel zelf spitste zich toe op de interactiviteit die de mediaconsumptie zou veranderen. Diegene die werkzaam waren in het journalistieke veld ontkende alle ontwikkelingen ten volste.

Toch maakte de journalistiek een ontwikkeling door van industriële sector naar een netwerkomgeving. Bardoel schreef een essay Beyond Journalism en vroeg zich af of de journalistiek overbodig zou zijn wanneer ze geen onvermijdelijke schakel in de maatschappelijke communicatie zou zijn. Dit kan gebeuren omdat de stroom aan informatie steeds groter wordt en de interactiviteit toeneemt. De positie van de journalistiek kan ook ondermijnd worden door ontwikkelingen als vercommercialisering en globalisering. Echter kan het ook zo zijn dat er juist behoefte is aan duiding vanwege de grote hoeveelheden informatie.

Aansluitend bij de ideeën van Habermas valt te stellen dat de journalistiek in te delen is in twee categorieën. Allereerst in de categorie is de oriënterende journalistiek. Hierbij biedt de journalistiek oriëntatie aan aan het publiek. De tweede categorie is de instrumentele journalistiek. Deze journalistiek verzamelt functionele en specialistische informatie voor geïnteresseerde klanten.

Netwerkjournalistiek

De journalistiek verkeert in een crisis. Er is sprake van een dubbele crisis. De computergerelateerde opkomst van media en de economische druk waarmee de sector te maken heeft. De huidige crisis is een gevolg van de veranderende samenleving en de nieuwe technologieën.

In de tweede helft van de 19e eeuw werd de journalistiek juist afhankelijker door de nieuwe technologieën, de industriële massapers. Ondertussen zijn daar veel verschillende vormen bij gekomen, maar de dagbladjournalistiek is zowel kwantitatief als kwalitatief de moeder en hoeder van het beroep. Oudere generaties halen hun informatie nog uit de allocutieve media zoals de krant. Nieuwere generaties vinden het nieuws op het internet en via gratis media.

Door de digitalisering is multimedialisering mogelijk en dit heeft gevolgen voor de nieuwsvoorziening maar ook voor de maatschappij als geheel. Verschillende mediaplatformen bestaan niet meer naast elkaar, maar zijn verweven met elkaar. Er ontstaat een hypertekst door het internet. Verschillende soorten media worden met elkaar gecombineerd.

Een verandering binnen de maatschappij is de multiculturalisering.

Erosie van een professie

De communicatie wordt steeds onbegrensder. Hier heeft de journalistiek ook mee te maken. Het is wel zo dat de journalistiek nu een open professie wordt. Het wordt een veld zonder strikte afbakening van een eigen discipline of methodiek.

De journalistieke sector is niet per definitie kwetsbaar omdat de muren van het mediabedrijf haar beschermen, ze een redactiecultuur en formele afspraken heeft. Door de netwerkjournalistiek wordt de journalist steeds vaker gezien als een kleine zelfstandige. De journalistiek wordt steeds meer een open beroep. Hierdoor veranderen de verhoudingen tussen maker en ontvanger.

Profiel gevraagd

Doordat de professie meer open is geworden, is het belangrijk dat een journalist zich weet te onderscheiden van de massa. De journalistieke professional wordt onderdeel van een groter geheel. Zijn onafhankelijkheid staat onder druk vanwege de toenemende commercialisering. Het journalistieke merk moet beter geprofileerd worden. De vraag is hoe de journalistiek zich weet te handhaven binnen deze veranderende omgeving. Redacties worden kleiner om de kosten te drukken. Dit draagt bij aan de afbreuk van het geheel dat bestond binnen de professie. Van belang is dus dat de journalist weet waar hij voor staat. Transparantie is een belangrijk onderdeel hiervan, de kans bestaat dat steeds vaker in het open debat wordt gediscussieerd over het werk dat de journalist heeft afgeleverd.

Doordat de journalist te maken heeft met veel onzekerheid, wordt de onderzoeksjournalistiek naar de achtergrond geschoven en wordt er vaak voor gekozen om zich te richten op hapklare journalistieke stukken. De journalistieke opdracht moet beter worden afgebakend. Er moet een nieuwe nadruk komen op professionaliteit. Hierdoor moeten er hogere eisen worden gesteld aan het journalistieke onderzoek en onderwijs, onder andere de academisering van het journalistieke onderwijs.

 

– Metze: De onderzoeksjournalistiek en de werkelijkheid

 

Journalisten kunnen geen monopolie meer claimen op dé waarheid. Wel kunnen zij hun werkwijzen bediscussiëren en analyseren. Volgens Peter Berger en Thomas Luckmann is de sociale werkelijkheid te zien als een sociale constructie, deze theorie heeft de laatste jaren veel invloed verworven. De waarheid is onze eigen interpretatie van de waarheid aan de hand van de feiten die er zijn. Het feit dat het een sociale constructie is, wijst er op dat er meerdere soorten van de waarheid kunnen bestaan. Een belangrijk gereedschap voor het construeren van collectieve werkelijkheden is taal. Met taal worden verschillende losse ervaringen met elkaar verbonden en kunnen ze gegeneraliseerd worden. Via taal stemmen we onze eigen werkelijkheid af op de collectieve werkelijkheid.

De constructie van de werkelijkheid die de journalist weergeeft, is een reconstructie van datgene dat er gebeurd is. Bij de constructie of reconstructie van de waarheid is het gebruik van bronnen erg belangrijk. Wanneer de informatie uit het bronmateriaal direct wordt overgenomen, werkt dit door in de onderbouwing van het argument van de journalist. Belangrijk is ook dat bronnen gebruikt worden om de verschillende kanten van het verhaal te belichten.

Daniel Starkman heeft een indeling gemaakt binnen de journalistiek. Zo benoemd hij slecht onderbouwde eenzijdige journalistiek access journalism(toegangsjournalistiek). Hierbij wordt gebruik gemaakt van bronmateriaal dat niet altijd even betrouwbaar is. Een andere vorm is accountability-oriented reporting (verantwoordelijkheidsjournalistiek). Dit is verslaggeving die onderbouwd wordt met degelijke gegevens als gegevens van rechtszaken, officiële rapporten en informatie die gegeven wordt door klokkenluiders. Echter kunnen deze twee vormen afzonderlijk van elkaar niet de werkelijkheid schetsen.

Voor de onderzoeksjournalistiek is het belangrijk dat er gebruik wordt gemaakt van een bronvermelding. Dit dwingt de schrijver ook om kritisch naar zijn bronnen te kijken. Binnen de wetenschap, anders dan bij de journalistiek is het vanzelfsprekend dat bij het werk de waarheid in de steigers staat en dat deze wordt herzien.

Er cirkelt veel informatie rond in onze maatschappij. Journalisten kunnen geen monopolie meer claimen vanwege het hoge opleidingsniveau binnen de maatschappij. Journalisten kunnen er alleen voor zorgen dat hun feiten kloppen en het daaruit opgebouwde beeld goed door te denken.

 

– Ginneken: Wat is nieuws of 'niets nieuws'?

 

Belangrijke gebeurtenissen worden vaak als nieuws beschouwd. Er wordt uitgegaan van een bepaalde vanzelfsprekendheid, alsof de feiten voor zichzelf spreken. Nieuwsmedia brengen namelijk alleen bepaalde aspecten van het nieuws naar voren. De nieuwsmedia zijn als het ware het licht van een vuurtoren. Op bepaalde momenten worden bepaalde feiten weergegeven.

‘Tragische doden’ in wereldperspectief

Tragische doden zijn een duidelijke categorie van het dagelijkse nieuws. Een bekende vuistregels die doorgaans als cynische grap gepresenteerd is: tienduizend doden in een ander werelddeel staat gelijk aan duizend doden in een land staat gelijk aan tien doden in de hoofdstad staat gelijk aan één beroemdheid. Hierbij telt de huidskleur, nationaliteit, klasse en beroep ook mee. Dagelijks wordt het leven van veel meer mensen beroofd dan dat waar over bericht wordt. De vraag is op basis van welke argumenten de doden het nieuws halen is verschillend. Soms zijn ze objectief, maar dit is soms nog wel eens de vraag.

Wat is nieuws?- een vroege Amerikaanse studie

De eerste klassieke studie die gedaan is, is Deciding what’s news van Herbert. J. Gans. Hij deed onderzoek naar nieuws op twee zenders (CBS en NBC) en naar twee nieuwsmagazines (Time en Newsweek). De derde categorie valt tussen de eerste twee (ABC en US News and World Report). Gans voerde participerende observatie uit op de nieuwsredacties en inhoudsanalyses van hun output. Doel was uit te vinden wat als belangrijk werd beschouwd en waarom. Resultaat was dat steeds dezelfde groepen actoren en activiteiten het nieuws domineerde.

Actoren in het nieuws: nieuws gaat vaak over individuen, meer dan over groepen. 70-85% ging over bekende mensen. Hierbij is er veel aandacht voor diegene die een belangrijke functie bekleden. De onbekenden zijn vooral diegenen die de wet hebben overtreden.

Activiteiten in het nieuws: regeringsbenoemingen, beslissingen, onenigheid. Daarnaast waren traditie en ceremonie van belang. De eenheid en tegenstellingen binnen de natie werden vooral op een bepaalde manier in het licht gezet. Conflicten worden het liefst geconstrueerd rond demografische verschillen als leeftijd, opleiding, etniciteit. De motieven voor een conflict bleven uitgesloten. Ook klassenverschillen verschijnen op een vreemde manier in het nieuws. Zo wordt is er wel aandacht voor raciale verschillen, maar niet voor inkomensverschillen.

De eenheid van de natie en de maatschappij: in veel nieuwsberichten wordt de eenheid van Amerika benadrukt. De natie wordt als een eenheid gezien die tegenover een andere eenheid staat.

Binnenlandse thema’s in buitenlands nieuws: internationaal nieuws wordt vanuit een nationaal gezichtspunt weergegeven.

Nieuwswaarde- een vroege Scandinavische studie

Een ander onderzoek ging over de nieuwswaarde zoals die gezien werd door redacteuren buitenland. Johan Galtung en Mari Holmboe Ruge deden een studie naar the structure of foreign news. Hun grootste vraag was hoe en waarom grote crises werden weergeven binnen hun eigen land. Ze deden een inhoudsanalyse van de crisis in Kongo, Cuba en Caïro en hoe deze werd weergegeven in vier kranten van de Noorse hoofdstad.

Een van hun bevindingen was dat de meest actuele nieuwsberichten afkomstig zijn van een klein aantal internationale persbureaus.

Ook werden een aantal factoren gevonden die er voor zorgen dat iets nieuws is:

  1. Tijdspanne. Het nieuws moet zo actueel mogelijk zijn.

  2. Schaal en intensiteit van een gebeurtenis.

  3. Duidelijkheid van een gebeurtenis. De gebeurtenis moet goed in te delen zijn in een nieuwscategorie.

  4. Betekenisvolheid. Dit bestaat uit culturele nabijheid en relevantie.

  5. Overeenstemming. Er is al voorspeld dat deze gebeurtenis plaats gaat vinden, of men wil dat deze plaats gaat vinden.

  6. Onverwachtheid. De meest onverwachte gebeurtenissen hebben veel nieuwswaarde.

  7. Continuïteit. Als iets gemarkeerd is als nieuws, dan blijft het nieuws.

  8. Samenstelling van het beschikbare nieuws. Dit is het evenwicht tussen de verschillende categorieën.

  9. Elite landen.

  10. Elite personen.

  11. Personifiëring. Groepen/mensen zijn makkelijker te identificeren.

  12. Negativiteit. Slecht nieuws is goed nieuws.

 

De invloed van nieuwswaarde op ‘waarden in het nieuws’

Galtung en Ruge gaan ook in op de onderlinge samenhang van de factoren:

  1. Hoe meer dat er aan de voorwaarden voldaan wordt, hoe groter de kans dat het nieuws is.

  2. Datgene dat een bericht nieuwswaardig maakt, wordt geaccentueerd (dus vertekend).

  3. Processen van vertekening zullen plaatsvinden bij alle stappen in de keten van gebeurtenissen.

Ze concludeerde dat al deze factoren samen zorgde voor onevenwichtige berichtgeving. Tevens zitten er in de opvattingen van journalisten allerlei ideologische implicaties verborgen.

Personificatie en sociale krachten: personen kunnen op een concrete manier beschreven worden. Ze handelen binnen een korte tijdspanne en zorgen voor identificatie voor de lezer. Het is wel zo dat politieke acties of acties van sociale partijen vereenzelfdigd worden met hun leider. Ze zijn het gezicht van een grotere groep, dit zou kunnen botsen met hun eigen overtuigingen.

Negativiteit en positieve ontwikkelingen: negatieve ontwikkelen zich snel, duidelijk en zijn vaak onverwacht. Negativiteit is vaak van toepassing op landen die cultureel ver af staan van de eigen cultuur.

Beelden van de wereld als wereldbeelden

Nieuws is vaak sterk ideologisch gekleurd. Nieuws is iets dat als nieuw wordt opgemerkt binnen een maatschappij of groep. Iets dat beschouwd wordt als buitengewoon, onverwacht en abnormaal. De definities hiervan zijn cultureel bepaald. Bij nieuws worden de zogenaamde feiten benadrukt, maar het onderliggende wereldbeeld blijft buiten zicht. Wie bepaald nu echt wat nieuws is? Dit zijn vaak de nieuwsgarings- en nieuwsverspreidingsorganisaties.

 

– Vliegenthart & van Zoonen: De kracht van het frame

 

Introductie

Vanaf de Jaren 90 werd de term framing steeds vaker gebruikt binnen de media- en communicatiestudies. Door het vele gebruik van de term werd er ook kritiek op losgelaten. Bijvoorbeeld dat er veel omschrijvingen van zijn en dat de term niet altijd toegepast kan worden. Er worden drie vraagstukken besproken die gaan over frame en framing. Er wordt geen onderscheid gezien tussen functies voor nieuws (frames) en de manier waarop dit alles gebeurd (framing).

De introductie van het concept framing is terug te leiden naar de essay van Gregory Bateson: ‘A theory of play and fantasy: A report on theoretical aspect of the project of study of the role of paradoxes of abstraction in communication.’ Hij beweert dat uitspraken geen intrinsieke betekenis hebben, maar dat dit ontstaat door het frame dat geconstrueerd is door context en stijl. Betekenis ontstaat alleen door processen van interpretatie, interactie en contextualisering.

Framebuilding

Volgens Goffman maken we tijdens een activiteit gebruik van meerdere frameworks. Dit idee werd de standaard voor frame- en framingonderzoek binnen de media- en communicatiestudies. Gitlin ging verder waar Goffman gestopt was. Hij zegt dat frames beginselen zijn van selectie, nadruk en presentatie die samengesteld zijn uit theorieën over wat bestaat, wat er gebeurd en wat er toe doet. Hij deed een onderzoek over de studentenbeweging in de jaren 60 in de VS. Een van zijn conclusies was dat journalisten werken binnen bepaalde routines. Van Zoonen komt tot een soortgelijke conclusie bij haar onderzoek naar de Nederlandse vrouwenbeweging in de jaren 70. Deze studies hebben aangetoond dat nieuws volgens bepaalde frames sociaal geconstrueerd worden als een geroutineerde productie. De nieuwswaarde is afhankelijk van hoe een verhaal past binnen de tijd en ruimte vereisten van een nieuwsorganisatie.

Frame effecten

Gamson is geïnteresseerd in de interactie tussen sociale bewegingen, nieuwsdekking en gesprekken van het publiek. Hij onderzoekt of en hoe sociale actie frames van sociale bewegingen manieren bieden om te begrijpen dat actie nodig is. Aan de hand van interviews en focusgroepen onderzocht hij dit. Een van zijn belangrijkste uitkomsten was dat het media discourse een ondergeschikte rol speelt bij het begrijpen van de issues die dicht bij het leven va de respondenten staan. De respondenten gebruiken hun eigen kennis om de wereld te begrijpen hoe die is.

Iyengar deed onderzoek naar de effecten van het televisienieuws op het verantwoordelijkheidsgevoel van de burger voor politieke kwesties. Dit kan gezien worden als een vroege studie naar de effecten van frames. Hij definieert frames op een andere manier dan voorgaande onderzoekers. Hij benadert een frame als een nieuwsformat. Hij maakt een onderscheidt tussen episodic frame (focust zich op een bepaalde zaak) en thematic frame (gebeurtenissen binnen een grotere politieke en sociale context). Bij de episodic framing worden mensen met een formele functie niet verantwoordelijk gehouden voor een bepaald probleem en ze doen ook geen beroep op hun om het probleem te verminderen.

Deze twee vroege studies bewijzen dat frames tegenstrijdig kunnen zijn, ze onderdeel zijn van een strijd tussen betekenis van verschillende actoren. Nieuwe frames zijn het resultaat van sociale en geroutineerde processen. En dat frames die gebruikt worden door het publiek een uitkomst zijn van sociale articulaties tussen verschillende partijen, individuele en collectieve verschillen, experimentele kennis, populaire kennis en het media discourse.

Frames

Ook Entman deed onderzoek naar frames en hij vormde een nieuwe definitie. ‘to frame is to select some aspects of a perceived reality and make them more salient in a communicating text, in such a way as to promote a particular problem definition, causal interpretation, moral evaluation, and/or treatment recommendation’ (Entman R (1993) Framing: Towards clarification of a fractured paradigm p.52).

Zo zijn er vele andere definities van frames omdat onderzoekers uitgaan van hun eigen interpretatie van het concept. Wat ook niet bijdraagt aan de duidelijkheid rondom het begrip is dat onderzoekers verschillende labels gebruiken voor verschillende frames zonder dat dit nader wordt toegelicht. Er bestaat ook nog overlap tussen de verschillende definities van de onderzoekers. Daarbij komt ook dat er verschillende methodes zijn gebruikt om tot deze definities te komen.

Framing

Entmans definitie markeert een afwijking van de eerdere studies die gedaan zijn. Entmans definitie van een frame is dat het een tool is om een bepaalde versie van de werkelijk te promoten. Echter werd in eerder studies verondersteld dat frames het resultaat zijn van interacties en conflicten tussen individuele en collectieve sociale- en media-actoren.

Framebuilding

Hedendaagse studies simplificeren het ontstaan van frames. Frames worden gezien als een resultaat van het werk van journalisten. Andere studies willen een grotere analyse van frames omdat het verschillende effecten op de factoren die meespelen kan hebben. Echter wordt alleen onderzocht wat er niet gekeken wordt naar het gebruik van frames door individuele journalisten, maar dat er op macro (tussen verschillende landen) en het micro-niveau van invloed wordt gekeken (er wordt vooral gekeken naar de invloed van bronnen). Bij de vergelijking tussen landen wordt er vaak vanuit gegaan dat de nieuwscultuur en de media-organisaties de nieuwe frames beïnvloeden.

De meeste studies naar frames kijken naar de verschillen binnen bronnen. Er wordt gekeken naar de agendasetting-macht van de bronnen. Zo is er veel meer aandacht voor politieke partijen tijdens de verkiezingstijd.

Veel nieuwe frame-analyses nemen onbewust de bepalende agency van de individuele journalist of editor. Door frames te vergelijken nemen sommige studies aan dat het macro niveau van het media systeem en het politieke systeem de nieuwsframes beïnvloeden. Meso- en micro-invloeden worden niet meegenomen. Het hedendaagse onderzoek voegt niet veel extra toe aan hetgeen dat is voortgekomen uit eerdere studies.

Frame effecten

Framing kan ook gezien worden als processen die plaatsvinden bij het publiek. Deze processen worden steeds meer gezien als effecten. Onderzoek naar framing kan nu ook gezien worden als onderzoek naar media-effecten. Als alle uitkomsten van de verschillende studies bij elkaar worden opgeteld geeft nog steeds niet goed weer hoe nieuwe frames onderdeel worden van de frames van het publiek om de volgende redenen:

  • De resultaten zijn moeilijk met elkaar te vergelijken vanwege de verschillende onderzoeksmethodes.

  • Afhankelijke variabelen veranderen aanzienlijk. Er wordt uitgegaan van meningen, politieke standpunten, emoties. De vraag is welk frame effect onder welke omstandigheden onderzocht is.

  • Variabelen zijn ingedeeld in verschillende categorieën die niet helemaal bij elkaar aansluiten.

Het kan ook nog zijn dat er een experimentele methode is gebruikt, dit trekt de validiteit weer in twijfel. De analyses zijn ook niet meer up to date, vanwege het feit dat we het nieuws via allerlei kanalen (op onze telefoon) tot ons kunnen nemen.

Lange tijd hebben frame-onderzoeken zich gericht op individuen, de collectieve mening werd hierdoor volledig buiten beschouwing gelaten. Een studie die de individuele aspecten bekijkt, maar ook kijkt naar het meso-aspect impliceert een reorganisatie van sociologische studies naar het publiek die vooral naar groepsonderhandelingen over nieuws na blootstelling.

Onderzoek naar frame-effecten is te erg afhankelijk geworden van de theorie en methoden van de sociale psychologie. Door de veelzijdigheid is het niet mogelijk om een conclusie te trekken. Een fundamenteler probleem is dat een individualistische benadering naar het politieke betekenisgeving rechtvaardigt niet de interactieve en sociale natuur van het interpreteren van de politiek, of van de interactieve multimediale cultuur waarin burgers leven en hun politieke informatie vandaan halen.

Discussion

Framing is een goed onderwerp om onderzoek naar te doen. Maar op de manier hoe het nu onderzocht wordt, heeft het te maken met een aantal tekortkomingen. Er wordt vanuit gegaan dat journalisten en mediaconsumenten individueel werken. Het is moeilijk te bepalen welke theorie er toegepast moet worden. De theorieën moeten vernieuwd worden om zo gelijk te lopen met de hedendaagse ontwikkelingen. Er moet gekeken worden naar het micro, meso en maso-niveau van processen van nieuwsproductie en nieuwsconsumptie. Productie en receptie zijn niet alleen afhankelijk van individuele voorkeuren, maar ook door sociale en culturele contexten en machtsrelaties.

 

– Luyendijk: They are killing innocent Jews

 

Volgens Luyendijk kan de berichtgeving niet objectief zijn. Snel wordt er een etiket geplakt op een gebeurtenis. Al snel ben je partijdig door bij vergelijkbare zaken het ene etiket op de ene groep te plakken en een ander etiket bij een andere groep. Er bestaan volgens Luyendijk geen onpartijdige woorden. Nieuws bestaat vaak niet alleen uit twee perspectieven, er zijn meerdere perspectieven die niet gehoord kunnen worden.

Ook de selectieprocedure per nieuwsmedium is anders. Zo kan een nieuwsmedium wel over een gebeurtenis berichten en een ander nieuwsmedium er helemaal geen aandacht aan besteden. Er zijn meer problemen als je onpartijdig wil berichten. In een oorlog identificeert het publiek zich vaak met de ‘zwakkere’, daarom willen partijen graag de underdog zijn. Dit is weer een probleem voor de onpartijdigheid van de berichtgeving. De tijdsdruk waaronder gewerkt wordt, biedt ook lang niet altijd de kans om zaken tot op de bodem uit te zoeken.

De manier waarop partijen zich in een oorlog laten zien wordt veelal bepaald door pr-machines van de partijen. Goed doordachte methodes worden toegepast om de media te kunnen manipuleren. Mediaoorlog is marketing zegt Luyendijk. Het toepassen van hoor en wederhoor gaat in de praktijk in oorlogsgebieden wel eens mis. Volgens Luyendijk is het mediabeleid bepalend voor de manier waarop een oorlog weergeven wordt.

 

– De Bruijn: Hoofdstuk 4. Wilders’ frames

 

Frame I: Het ‘probleem en ideologie’ frame

Dit is het handelsmerk van Wilders en bestaat uit twee delen. Hij benoemt problemen als problemen als criminaliteit en geeft de ‘essentie’ van dit probleem: de islamitische ideologie. Volgens hem zijn de alledaagse ellende die mensen moet doormaken en totalitaire ideologie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit frame is zelfbevestigend. Wie gelooft in de ideeën van Wilders ziet ook de oorzaak die Wilders aankaart. Het een is het bewijs van het ander.

Een soortgelijk frame

Dit eerste frame zie je niet alleen bij Wilders, maar ook bij de kredietcrisis. Dezelfde mechanismen als bij Wilders zijn aan het werk:

Het concrete verschijnsel bevestigd dat de ideologie slecht is. Doordat de ideologie slecht is, heeft men alleen maar ook voor het negatieve. Hierdoor is men blind voor positieve effecten en ziet geen nuances.

De reden dat deze frames zo populair zijn is de emotie-van-de-essentie. Wie de essentie ziet, begrijpt het verschijnsel, heeft alles onder controle en heeft een oplossing voor ogen. Hoe ernstiger een verschijnsel is, hoe minder grip we er op denken te hebben.

In dit frame wordt gebruik van radicaal taalgebruik. Het ‘I’m not a crook’-mechanisme wordt geactiveerd doordat de ontkenning van een probleem juist een bevestiging wordt bijvoorbeeld: “Veel Marokkanen doen het wel goed.”

Frame II: De kans op het grote ongeluk

Er wordt een schrikbeeld geschetst van een toenemende invloed van de islam. Wilders stelt dat de islam geen religie is maar een ideologie. Hij vergelijkt het met het fascisme en het communisme. De werkelijkheid is veel genuanceerder. Marokko verwesterd, niet alle moslims gaan naar de moskee etc.

Een soortgelijk frame: kernenergie en genetische modificatie

De kracht van dit frame is dat het een toekomstbeeld schetst dat niemand wil hebben. het is een mechanisme van kleine-kans-op-een-groot-ongeluk. Hoe groter het ongeluk, hoe minder tolerant we er voor zijn. Dit mechanisme wordt gevoed door het grote ongeluk sterk uit te vergroten en breed uit te meten. Bijvoorbeeld bij kerncentrales: er is een kleine kans op een groot ongeluk. Toch wordt dit breed uitgemeten door voorbeelden te geven als Tsernobyl. Bij genetische manipulatie wordt het voorbeeld gegeven van ‘Frankenstein voedsel’.

Hoe sterker de nadruk op de ellende wordt gelegd, hoe minder tolerantie er voor bestaat. Het frame is zelf-beschermend, hoe meer het gevaar uitgemeten wordt, hoe minder de tegenargumenten er toe doen. Wilders waarschuwt zogenaamd voor het grote gevaar, maar de tegenstander sluit zijn ogen er voor.

Frame III: De totum pro parte

De totum pro parte betekent: het geheel wordt genoemd, maar een deel wordt benoemd. Zo wordt een voetbalvoorbeeld gegeven: “we hebben gewonnen” betekent eigenlijk, de 11 voetballers hebben gewonnen. Dit doet Wilders ook, hij benoemt het geheel, maar bedoelt een gedeelte. Wilders overdrijft, maar dit is voor velen begrijpelijk.

Wie in dit frame van Wilders meegaat, kan bijna niet meer winnen. Ieder argument dat aangevoerd wordt, is een ontkenning van emotie. Wie emoties ontkent, neemt de verdachtmaking op zich omdat hij het onderwerp niet belangrijk genoeg zou vinden. Wie emotie ontkent, ontkent de achterliggende problematiek.

Frame IV: De onhaalbare oplossing

De oplossingen die Wilders aandraagt voor de problematiek zijn onrealistisch. Onhaalbare voorstellen hebben ook een retorische kracht. Een voorstel kan ook een uiting van emotie zijn. Als een voorstel die functie heeft, maakt het niemand uit dat het niet haalbaar is.

Er worden onhaalbare voorstellen gedaan die een uiting zijn van woede over een maatschappelijk probleem, morele verontwaardiging en hard ingrijpen en straffen. Het gaat in dit frame niet over de haalbaarheid van een voorstel, maar de emotie die daar bij komt kijken. Hier is de regel: hoe groter de verontwaardiging, hoe hoger de straf.

Frame V: De elite is de weg kwijt

De politiek-bestuurlijke elite is de weg kwijt volgens Wilders. Hij maakt gebruik van fencing. Dit betekent dat iemand/een idee volledig wordt geïsoleerd, zodat het debat daar steeds over gaat. In Amerikaanse politieke campagnes komt dit ook vaak voor. Een belangrijk element van het fencing van Wilders is het construeren van het verleden. Het is niet makkelijk om deze strategie te laten lukken. In het geval van Wilders: Hoor je de elite niet, dan is het verwijt dat ze zich niet tegen Wilders durft of kan verweren. Zoekt de elite de confrontatie, dan is het verwijt dat ze te hoop loopt tegen Wilders.

 

- Donsbach: Psychologie van de nieuws beslissingen

 

Introductie: een normatieve afwijking in communicatieonderzoek

In communicatieonderzoek is het een uitdaging om te onderzoeken op welke basis journalisten keuzes maken in het nieuws. Enkele onderzoekers hebben de nieuwskeuzes van journalisten onderzocht op basis van verschillende modellen. Ook al is er door de communicatiewetenschappen en psychologie veel onderzoek gedaan naar de beslissingen van journalisten. Dit soort onderzoeken hebben niet veel aandacht gekregen binnen andere studies omdat het niet wordt gezien als een oorzakelijke verklaring van het gedrag van de journalisten. Deze tekortkoming komt voor uit de normatieve afwijking in dit communicatieonderzoek. De verwachtingen sluiten niet altijd aan op de uitkomsten van een onderzoek. Zo was bijvoorbeeld de verwachting dat jongeren minder nieuws consumeren. Dit werd bevestigd, maar de cijfers waren veel negatiever dan gedacht.

Volgens Lippman hebben de media de zware taak om de buitenwereld te laten zien. De verschillende factoren in dit proces kunnen verklaard worden vanuit de cognitieve en emotionele behoeftes van de betrokken actoren. Sociale wetenschappers hebben moeite met de psychologische benadering omdat er niet van een verschil uit wordt gegaan, maar dat alle journalisten gelijk aan elkaar zijn. Gedragspatronen en overeenkomsten in gedrag moeten binnen onderzoek niet gezien worden als een beperking.

Traditionele verwachtingen van nieuwsbeslissingen

Achter beslissingen over nieuws schuilt veel complexiteit. Verschillende onderzoeken hebben geprobeerd dit in kaart te brengen, maar dit is niet volledig gelukt. Er zijn wel vier factoren die de keuze van een journalist beïnvloeden. Dit zijn nieuwsfactoren, institutionele doelstellingen, manipulatieve macht van nieuwsbronnen en de subjectieve mening van journalisten.

Lippman introduceerde de term nieuwsfactoren. Hierbij wordt ingeschat of de kenmerken van een toekomstig nieuwsbericht belangrijk genoeg zijn om er een verhaal van te maken. Empirisch onderzoek heeft aangetoond dat events en verhalen die persoonlijk, negatief of realistisch zijn een grote kans hebben om geselecteerd te worden.

Institutionele doelstellingen zijn de verwachtingen waarmee een journalist te maken krijgt als een consequentie van zijn status. Hier wordt vaak gesproken van tabloidistation van kranten als gevolg. De journalist krijgt te maken met druk van de editor om bepaalde onderwerpen meer te belichten of andere aantrekkelijke onderwerpen om zo meer publiek binnen te halen.

Door public relations hebben bronnen een grotere invloed op de journalisten. Hierdoor kan de pers makkelijker gemanipuleerd worden.

Tot slot de subjectieve mening van de journalist. Dit kan de inhoud van een bericht wel degelijk beïnvloeden. De mate van invloed is afhankelijk per land, nieuwsorganisatie en journalist.

De zwakte van traditionele uitleg

Er wordt in onderzoeken uitgelegd dat er factoren van invloed zijn op de journalistiek, maar dit wordt niet verder uitgelegd. Een verklaring is er nog niet, niet voor het feit waarom sommige factoren van meer invloed zijn dan anderen. Onderzoekers die in het veld gewerkt hebben, specificeren bijna nooit factoren die van invloed zijn geweest op de journalistieke besluiten. Onderzoekers als Gans en Tuchman onderzoeken geen processen, maar sociale settings en kijken hierdoor niet naar machtsverhoudingen. Hetzelfde geldt voor public relations, de effecten hiervan zijn ook nooit onderzocht. Wel is er gekeken naar de relatie tussen bron en verslaggever, maar de processen die hier achter plaatsvinden zijn bijna nooit onderzocht. Hierdoor is het nog onduidelijk welke factoren in het nieuwsproces van invloed zijn.

Sociale bevestiging van oordelen: de functie van de gedeelde realiteit

Doordat feiten niet altijd waar zijn, heeft de journalistiek te maken met onzekerheden. Want wanneer klopt een feit? Wat is waar en niet? Wanneer is iets relevant? De journalisten krijgen te maken met tijdsdruk, voelen de hete adem van de concurrentie, zijn niet altijd even strikt wat betreft de criteria en de beslissing die ze nemen wordt openbaar (door een artikel dat ze geschreven hebben). Journalisten doen als eerste verslag van een gebeurtenis, hierom is het belangrijk dat ze objectief zijn en zo goed mogelijk de feiten weergeven.

Manieren van groepsoriëntaties

De feiten, relevantie en meningen die de journalist in zijn berichtgeving wil gebruiken, moeten gevalideerd worden door anderen. Deze anderen zijn vaak journalisten. Ze zijn makkelijk te benaderen en zij representeren ook de professionele normen. Journalisten gaan vaak naar dezelfde evenementen. Ze kijken ook naar hoe collega’s nieuwsberichten plaatsen. Ook maken ze gebruik van contacten/vrienden van buiten het werk.

Mediaharmonie als indicator van gedeelde werkelijkheid

Het is afhankelijk van de ernst van de gebeurtenis of de journalisten met elkaar contact opnemen. Bij key events gebeurt dit eerder. Gedeelde perspectieven kunnen wel de nieuwsberichtgeving veranderen. Journalisten werken vanuit frames en regels. Deze regels worden met collega journalisten gedeeld.

Wanneer journalisten verslag doen van schandalen, kunnen ze twee fouten maken. Ze geloven dat ze hun oordeel onafhankelijk verkregen hebben. Tevens geloven journalisten dat wanneer collega’s dezelfde feiten gebruiken, dat dit een legitimatie is voor deze feiten.

Organisatorische invloeden en pr als processen van sociale validatie

Collega’s zijn niet de enige referentiegroep binnen de journalistiek. Organisaties en pr zijn ook onderdeel van het socio-psychologische proces van het definiëren van het nieuws in onzekere situaties. Journalisten worden ook van bovenaf beïnvloed, maar dit heeft geen directe invloed op de manier van werken. De pr heeft niet altijd even veel invloed op de media. Het hangt ook van de journalist zelf af of hij makkelijk te beïnvloeden is. De derde groep die de nieuwsbeslissingen van de journalisten kan beïnvloed is het publiek. Via geschreven feedback, krijgen de journalisten zicht op de visie van het publiek.

Selectiviteit in het proces van perceptie

Een andere belangrijke factor die het handelen van de journalist beïnvloed bij het beslissingsproces is zijn eigen kennis en houding. Dit komt voor in drie gedeeltes van het proces. Bij de blootstelling aan meningen en gebeurtenissen in hun omgeving, bij het verwerken van de informatie in hun cognitieve systeem en het reproduceren van de informatie. Bij de perceptie van de journalist speelt een hoge mate van selectiviteit. Selectiviteit vindt plaats op verschillende plaatsen. Zo is er selectieve aandacht, selectieve perceptie en selectief behoud.

Bij selectieve aandacht vinden er processen plaats waarbij wordt besloten of je jezelf kunt blijven concentreren op het onderwerp. Er wordt hier geredeneerd vanuit noodzakelijkheid. Bij selectieve perceptie wordt bepaald op welke manier de informatie verwerkt en opgeslagen wordt in onze hersenen. Hierbij wordt gehandeld vanuit een hypothese. Deze hypothese is gebaseerd op aannames. Bij selectief behoudt draait het om de vraag of de opgeslagen informatie onthouden wordt. Dit is een erg selectief proces.

De perceptie van journalisten

Individuelen zijn erg selectief in zijn/haar blootstelling tot nieuws. Wanneer hij nieuws ziet dat hem niet bevalt, zal hij blijven proberen om dit te vermijden. Uit recent onderzoek blijkt dat deze houding overschat wordt. Ook journalisten zijn selectief in wat ze uitkiezen om een verhaal van te maken. Dit hangt ook vaak af of het soort nieuws past binnen het nieuwsmedium.

Conclusie

Journalisten moeten constant beslissingen maken en kunnen hierbij worden beïnvloed door hun eigen referentiekader, het publiek of mensen met een hogere positie binnen het veld. Journalisten moeten zich bewust zijn van de factoren die het werk beïnvloeden.

 

– Vasterman: Hoofdstuk 6. Mediahypes en professionele standaarden

 

Inleiding

De vraag die centraal staat is of journalisten tijdens een mediahype nog wel onafhankelijk en kritisch verslag kunnen doen over relevante onderwerpen. Tijdens een mediahype lijken de mediaorganisaties in de ban te raken van dat geen dat zich op dat moment afspeelt. De media-aandacht kan maatschappelijke reacties oproepen. Dit wordt op zichzelf dan ook weer nieuws. Zo wordt de sneeuwbal steeds groter. Het is ook gebleken dat journalisten niet aan de zijlijn staan bij de ontwikkeling van een mediahype, maar actieve deelnemers worden. Hierdoor ontstaan vragen over de kwaliteit van die media.

Volgens critici zijn mediahypes opgeblazen verhalen die de werkelijkheid niet representeren. Een discussie over mediahypes kan pas gehouden worden als het begrip een duidelijke definitie heeft.

6.1 theoretisch kader mediahypes

Bij een mediahype wordt er buiten proportioneel aandacht geschonken aan een onderwerp. Dit is echter al weer achterhaald, want wanneer wordt er buiten proportioneel aandacht geschonken aan een onderwerp? Er kan gekeken worden naar andere berichtgeving over hetzelfde onderwerp. Andere berichten zijn echter een aanvulling op de hype. De berichtgeving kan dus ook niet hier op getoetst worden.

6.1.1. definitie mediahypes

Nieuwsmedia kunnen zelf een aanjager zijn van een hype. Dit kan gebeuren doordat er veel bericht wordt over een bepaald onderwerp en dat de reacties op dit onderwerp ook gezien worden als nieuws. In een mediahype zijn twee soorten nieuwsgolven te bereiken:

  1. De mediahype zelf

  2. De reflecterende nieuwsgolf met de gebeurtenissen als belangrijkste motor, hierbij lopen de aannames van de journalist en de feiten wel gelijk.

Bij reflecterende nieuwsgolven is er sprake van een reeks nieuwswaardig gebeurtenissen. Bij nieuwsgolven die door de media gecreëerd worden, krijgen de gebeurtenissen meer media-aandacht.

Een mediahype begint bij het keyevent. Dit is een gebeurtenis die veel media-aandacht krijgt. Door die bepaalde gebeurtenis worden andere gebeurtenissen ook onder de aandacht gebracht. Dit levert een nieuw nieuwsthema op dat de journalistieke productie gaat sturen. Op nieuwsredacties ontstaat self-referentially, dit is de drang om geen enkel nieuws te missen. Dit telt zwaarder mee dan de eigen nieuwsagenda te maken. Als een gebeurtenis eenmaal in het nieuws verschijnt, nemen andere media dit over, hierdoor groeit de nieuwswaardigheid. De media volgen elkaar. Hoe groter de nieuwsgolf, hoe meer maatschappelijke reacties er los worden gemaakt. Hierdoor liften allerlei instanties en belangengroepen mee op dit verhaal om hun eigen standpunten zichtbaar te maken. Het onderwerp wordt als maatschappelijk belangrijk gezien. Dit proces heet social amplification. De media besteden aandacht aan het verleden om informatie te bevestigen. Hierdoor wordt er na het keyevent allerlei ‘nieuws’ toegevoegd, dit zijn dan de gebeurtenissen uit het verleden. Tevens gaan nieuwsmedia zelf nieuws maken dat vergelijkbaar is met het nieuws van de mediagolf. Sociale actoren die betrokken zijn bij de mediahype, hebben nu ook de kans om zelf nieuws te gaan maken. Mediahypes zijn opgebouwd uit verschillende lagen, want reacties op reacties zijn ook weer nieuws. Mediahypes ontwikkelen zich uit centrale nieuwsthema’s, hierdoor is het nieuws frame-versterkend. In een later stadium is er pas ruimte voor andere perspectief.

Het verloop van een mediahype in het kort:

  • Een mediabrede nieuwsgolf

  • Een sleutelgebeurtenis

  • Intensieve nieuwsmakende activiteiten (zoals het vermelden van vergelijkbare gebeurtenissen)

  • Interactie tussen media en sociale factoren

6.1.2. soorten mediahypes

Bij een mediahype zijn verschillende soorten processen zichtbaar. Soms gaat de hype om een persoon, een andere keer om een sociaal probleem. Er bestaat een onderscheid in twee soorten hypes.

  1. Extensiverende mediahypes: expansie van een sociaal probleem, het resultaat is een toenemende bewustwording en meer verontrusting in de samenleving. Dit komt door de vergelijkbare gebeurtenissen die in verband worden gebracht met het keyevent.

  2. Intensiverende mediahypes: zoomen in op alle aspecten van een mediahype, het groeit uit tot een schandaal/crisis. Of er daadwerkelijk een crisis is hangt af van de sociale constructie van het probleem.

6.2 mediahypes, frames en sociale problemen

Media hebben invloed op de collectieve definitie van sociale problemen omdat mediahypes ontstaan door processen die elkaar versterken. Om dit te onderzoeken is er een onderscheid gemaakt tussen collectieve frames (sociaal gedeelde referentiekaders), mediaframes (kaders die gehanteerd worden door de media) en journalistieke templates (clichés waarin narratieve structuren zijn vastgelegd). De media zijn boodschappers van nieuws over sociale problemen, maar hebben ook een grote invloed op het framingproces en daarmee op de ontwikkeling van de sociale constructie van het probleem.

6.2.1 dynamisch amplificatiemodel

Het klassieke issue attention cyle-model geeft aan dat een gebeurtenis opkomt, veel aandacht krijgt en weer verdwijnt. Dit gaat niet op voor mediahypes. Sommige problemen maken een nieuwe ontwikkeling door en dat is niet terug te vinden in het model. Er wordt vanuit gegaan dat de sociale constructie van sociale problemen de volgende stadia doorloopt:

  1. Framingfase (initial claims en validation): sociale actoren die een bepaald probleem aan de orde willen stellen zorgen ervoor dat dit wordt gedaan aan de hand van een nieuw frame.

  2. Expansiefase (differentiatie, aggregatie en expansie): het terrein wordt breder, definities worden breder en allerlei andere problemen worden verbonden aan het issue.

  3. Ambivalentiefase (ambivalentie en controverses): andere frames doen hun intrede.

  4. Institutionaliseringsfase (consensus en infrastructuur): maatschappelijke consensus is vertaald in nieuwe wetgeving. Infrastructuren ontstaan om het nieuwe probleem op te lossen.

6.2.2 media en risico-amplificatie

Mediahypes gaan vaak over onderwerpen die te maken hebben met risico’s en onzekerheid. Sociale amplificatie van het risico vindt plaats. Dit betekent dat het risico groot uitgemeten wordt en dat de maatschappij haar mening hierover geeft. De overheid, media, het publiek en belangengroepen zorgen ervoor dat er steeds nieuwe impulsen worden gegeven aan het amplificatieproces. De media kunnen hierdoor hun frame aanpassen, maar de relatie tussen media en het publiek speelt ook mee. De media kunnen er voor zorgen dat het publiek ongeruster wordt omdat de issues zo breed worden uitgemeten. Soms ontstaat er tijdens het amplificatieproces het zogenaamde functional somatic syndroms/mass psychogenic illnes. Onder invloed van verontrustende berichten zullen mensen die ziek zijn hun klachten gaan herinterpreteren, clusteren en labelen tot een nieuwe ziekte.

6.3 onderzoek

6.3.1 berichtgeving over zinloos geweld

Uit onderzoek blijkt dat de berichtgeving over zinloos geweld vrijwel synchroon loopt met de nieuwsgolf over specifieke incidenten. Niet alleen de aard en de ernst van een gebeurtenis spelen een belangrijke rol, maar ook de primaire labeling van de gebeurtenis door de bron.

6.3.2 mediahypes en de constructie van misbruik

Een mediahype is van invloed op de manier waarop de sociale constructie zich ontwikkeld. Uit onderzoek blijkt dat de media een aanjagende rol kunnen spelen bij het agenderen en construeren van een sociaal probleem. De media versterken een frame waarbinnen een probleem jarenlang ontkend is.

In het geval van extensiverende mediahypes wordt er door de media gezocht naar bevestiging in de vorm van rapporten van vergelijkbare gebeurtenissen. Typisch voor intensifiërende mediahypes is dat er rondom het schandaal steeds meer belastende feiten bekend worden.

6.4 mediahypes en de professionele journalistiek

6.4.1 de journalistieke standaarden

Journalistiek laat de gemedieerde werkelijkheid zien. Hierdoor is het niet mogelijk de berichtgeving te toetsen aan dé werkelijke feiten omdat deze feiten vertekend zijn door de media.

Journalistieke standaarden:

  1. Betrouwbaarheid

  2. Evenwichtigheid

  3. Pluriformiteit

  4. Onafhankelijkheid

  5. Afstandelijkheid (nieuws dient onafhankelijk te zijn)

  6. Relevantie

  7. Maatschappelijke verantwoordelijkheid

6.4.2 mediahypes strijdig met journalistiek standaarden?

Bij mediahypes storten de nieuwsmedia zich fanatiek op een onderwerp. Er wordt gewerkt vanuit een frame om zo meer nieuws te verzamelen dat aansluit bij de zaak. Mediahypes bestaan uit zelfversterkende processen. Alle informatie die binnen het gekozen frame past, wordt uitvergroot.

De selectiecriteria voor een mediahype verschillen van tijd tot tijd. Sommige keyevents zijn een gevolg van een grondige selectieprocedure of zijn juist de uitkomst van het toeval. Ook speelt de concurrentie van ander nieuws een rol. De journalistieke standaarden die hierdoor in het geding komen zijn evenwicht, relevantie en onafhankelijkheid.

Nieuws is pas nieuws wanneer andere redacties zich er ook mee bezig houden. Hierdoor ontstaat er tijdens de mediahype pack journalism, alle journalisten houden zich bezig met het zelfde onderwerp. Doordat nieuwsreacties andere onderwerpen betrekken bij de mediahype ontstaat de indruk dat een probleem erg is toegenomen omdat het zo veel in het nieuws verschijnt, dit is dus niet altijd het geval. Er ontstaat een self-fulfilling prophecy omdat er meerdere nieuwsitems onder hetzelfde thema worden geschaard. Dit is een nieuwe impuls voor meer bezorgdheid binnen de samenleving. Hierdoor kan een crisis snel ontstaan. Ook toekomstige gebeurtenissen zullen onder binnen het thema van de mediahype vallen, waardoor nog meer het idee gaat ontstaan dat het probleem toeneemt. Dit is niet goed voor de onafhankelijkheid en de betrouwbaarheid van de media.

 

– Goode: Hoofdstuk 6. Sociale problemen

 

Objectivisme

Volgens de objectivisten is een sociaal probleem een dreigende toestand. Deze toestand brengt het leven van de mens in gevaar. Het sociale probleem wordt steeds belangrijker wanneer de toestand van meer mensen in gevaar komt. Dit objectieve model is een variant op het functionele paradigma dat problemen ziet als een probleem van disfunctioneren, sociale disorganisatie en waarde conflicten. Marxisten zijn voor een objectieve weergave van het sociale probleem.

Constructivisme

Dit is de nieuwere avant garde-benadering. Constructivisten zijn meer subjectief of zijn meer relativisten. Ze stellen dat wat de collectieve definitie er voor zorgt wat als een sociaal probleem gezien kan worden. Ze zien overeenkomsten tussen sociale problemen en morele paniek. De objectivisten zien dit niet. Omstandigheden worden alleen maar sociale problemen wanneer objectieve situaties gezien worden als problematisch. Sociale problemen worden gevormd door het menselijk brein. De omstandigheid zelf hoeft daarbij niet eens een sociaal probleem te zijn. Dus een sociaal probleem bestaat wanneer: een groep mensen iets herkent als verkeerd, ze er bezorgd over zijn en ze het probleem willen oplossen. Constructivisten zien een situatie niet als een probleem wanneer er niets aan gedaan kan worden. Een situatie wordt een probleem wanneer verschillende groepen zeggen dat er iets aan gedaan moet worden (claims-making).

Een sociaal probleem hoeft niet altijd betiteld worden als sociaal probleem. Dat een bepaald onderwerp betiteld wordt als sociaal probleem kan ook blijken uit stemgedrag, demonstreren met activisten en zo verder. Een sociaal probleem kan zich manifesteren op verschillende manieren volgens de constructivisten:

  • Georganiseerde collectieve acties waaraan burgers deelnemen. Ze willen het onderwerp onder de aandacht brengen, zorgen voor een oplossing etc.

  • De introductie van wetten om het probleem onder handen te nemen.

  • Een sociaal probleem classificeren als een van de grote problemen van het land.

  • Publieke discussie over een probleem in de media.

The “discovery” of social problems

Leden van een organisatie die er baat bij hebben dat een sociaal probleem wordt aangekaart, zetten hier vaak de eerste stap in. Politici of de media worden hiervoor benaderd. Het kan ook zijn dat een iemand een sociaal probleem op de kaart kan zetten, dit kan bijvoorbeeld door een boek te schrijven over die kwestie of een actie groep opzetten. De meeste sociale problemen die in de publiciteit komen, worden in de publiciteit gebracht door organisaties. Hierbij moet wel op gelet worden wat het belang is van diegene die dit sociale probleem onder de aandacht brengt.

Strikt constructivisme

De constructivisten zijn in te delen in twee groepen. De eerste groep bestaat uit de harde/strikte constructivisten. De tweede groep bestaat uit de gematigde/contextuele constructivisten. Ze houden zich beide bezig met de sociale constructie van de sociale problemen, ze verschillen in de mate waarin ze de objectieve dimensie belangrijk vinden. De gematigde constructivisten vinden dat objectiviteit niet bepalend is voor de sociale problemen. De strikte constructivisten vinden dat die objectiviteit niet bestaat, volgens hen is alles subjectief. Van belang is waar statements staan binnen het definitieproces van het probleem. Volgens de constructivisten is er geen objectieve basis voor morele paniek.

Contextueel constructivisme: bezorgdheid vs. het kwaad

Het objectieve wordt niet ontkent, maar het is ook geen serieus gegeven. Publieke bezorgdheid hoeft ook niet een reflectie te zijn van objectiviteit. Dramatische gebeurtenissen die goed uit te leggen zijn worden eerder geclassificeerd als normaal. De media spelen hier een belangrijke rol in. Wanneer er naar sociale problemen wordt gekeken, wordt er gekeken vanuit de publieke bezorgdheid en niet vanuit een objectief standpunt. Voor constructivisten is het moeilijk om claims empirisch te bewijzen. Als er geredeneerd wordt vanuit een constructivistische positie is het moeilijk om de hedendaagse maatschappij kritisch te bekijken. De omvang van een probleem is vaak van belang bij het op de kaart zetten van het probleem. Constructivisten willen dat alle claims die gebruikt worden om een issue groter te maken, gevalideerd worden door het bewijs dat er voor is. Veelal blijkt in de praktijk dat het probleem groter wordt gemaakt door de organisaties, want op basis van bewijs is dit niet te verklaren.

Meerdere definities van problemen

Er zijn meer definities van sociale problemen. Niet alleen het bestaan en de mate van het probleem worden geconstrueerd, maar ook de aard van het probleem. Dit zorgt voor verschillende invalshoeken van het probleem. Een sociaal probleem is een omstandigheid dat door verschillende partijen op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden. Het wordt niet alleen verschillend geïnterpreteerd door de actoren maar ook door het publiek zelf.

Sociale problemen en morele paniek

Sociale problemen en morele paniek overlappen elkaar. Toch zijn er drie basis verschillen. Bij morele paniek heb je te maken met een folk devil (verkrachters, criminelen etc.). Dit is niet per se het geval bij een sociaal probleem. Het tweede verschil tussen morele paniek en sociale problemen is de discrepantie tussen de mate van bezorgdheid en de daadwerkelijke omvang van het probleem. Het woord paniek geeft aan dat de kwestie vaak in de werkelijkheid minder erg is dan dat deze wordt voorgesteld. Het derde punt is dat bij morele paniek er veel fluctuaties zijn in de mate van bezorgdheid.

 

– Bovenkerk: Loverboys op de Amsterdamse wallen

 

Bestaan loverboys?

Het fenomeen loverboys is iets typisch Nederlands. In Nederland is hier dan ook al veel media-aandacht naar uit gegaan. Ze zijn echter nog nooit in gesprek gegaan met de media. Hierdoor is de vraag of ze echt bestaan of dat ze een legende zijn.

De symmetrische studie van morele paniek

Binnen de theorieën van de morele paniek zijn altijd twee groepen terug te vinden. De eerste groep bestaat uit de folk devils/evil perpetrators, de tweede groep bestaat uit suitable victims. Morele paniek is een reflectie van grote sociale veranderingen die niet makkelijk herkent worden. In de samenleving bestaan veel risico’s, problemen kunnen zich hierdoor makkelijk ontwikkelen en leiden tot morele paniek. We zijn allemaal potentiële slachtoffers. Wanneer je iets wil onderzoeken of het een oorzaak is van morele paniek moet er gekeken worden of een aspect van het verhaal uitvergroot/overdreven wordt. De vraag is echter wanneer dit gebeurd. Volgens Jock Young moet de morele paniek onderzocht worden op een symmetrische manier: zowel de subcultuur als de morele paniek moet uitgelegd worden. De onderliggende empirische waarheid moet ook verteld worden, er moet niet alleen een uitleg gegeven worden voor het sociale probleem. Best wil liever de morele paniek bestuderen vanuit een sociale constructie-positie. Hierbij wordt het objectieve onbelangrijk. Bij de constructivistische benadering moet er toch van een bepaalde objectiviteit worden uitgegaan. Er moeten aannames worden gedaan. De oplossing van Best hiervoor is het contextuele constructivisme omdat het los staat van eventueel spanning tussen twee verschillende studies die gedaan moeten worden om beide kanten van het verhaal te kunnen laten zien. Het discours van symmetrie maakt mogelijk om de daadwerkelijke actie en reactie te laten zien.

Loverboys als sociale constructie

Het woord loverboy was onbekend totdat een journalist het gebruikte. Ook de slachtoffers vonden het woord de lading dekken. Sindsdien is het overgenomen door de andere media. Het onderwerp kreeg dus veel aandacht in de media. Maar ook werd er wetenschappelijk onderzoek naar gedaan door psychologen. Er bleef media-aandacht voor het onderwerp, zo ook voor het boek ‘Echte mannen eten geen kaas”. Dit boek droeg bij aan de beeldvorming over loverboys, ook al bleek achteraf dat het verhaal van de auteur niet klopte.

 

– Twist et al: Perspectieven op de verhouding tussen toezicht en media

 

Er zijn drie verschillende perspectieven voor de onderlinge verhouding tussen media en toezicht.

  • Public relations-perspectief: overheidsorganisaties schakelen de media in en benutten deze. De media zijn een platform voor hun eigen taakvervulling.

  • Mediatiseringsperspectief: de media gebruiken de onderwerpen van overheidsorganisaties om haar eigen doelen te bereiken. De media gaan niet op zoek naar nieuws, maar naar het verhaal dat verkoopt. De medialogica dringt hier op.

  • Issue attention-perspectief: geen van beide factoren is dominant. Hierbij spelen veel beïnvloedende actoren. Er is geen strijd tussen de een en de ander. Als een onderwerp aan het licht komt is dit toeval.

2.1 Public relations-perspectief: het overbrengen van een boodschap

Het communiceren van specifieke ideeën staat centraal binnen dit perspectief. De aandacht richt zich op een specifieke actor die een onderwerp onder de aandacht wil brengen bij het publiek en een boodschap wil overbrengen. Na framing door journalisten, is het effect nog steeds wat de actor wil bereiken. In het verlengde van deze functie ligt de ‘hefboom’, dreigen met media-aandacht kan er voor zorgen dat zaken sneller worden opgelost om imagoschade te voorkomen.

Binnen dit perspectief is er veel aandacht voor strategische communicatie. Er moet goed over nagedacht worden hoe een boodschap wordt overgebracht. Dit gebeurt aan de hand van langdurige gerichte communicatie met groepen. Brands zijn belangrijk binnen dit perspectief om beelden en boodschappen over te brengen. Merken roepen beelden en associaties op. Niet alleen bedrijven maken hier gebruik van, denk aan de overheidscampagnes. Merken zijn belangrijke strategische instrumenten voor bedrijven/organisaties. Een merk zorgt voor een bepaald imago. Op den duur raken mensen gewend aan een merk, ze worden merktrouw. Hierdoor kan het problematisch zijn als een organisatie breekt met het merk.

Een krachtig merk heeft de volgende kenmerken:

  • Merken vereenvoudigen keuzes, minder afhankelijk van gedetailleerde informatie

  • Vertrouwen tussen zender en ontvanger door standaardisatie en repliceerbaarheid van het merk

  • Merken dragen visies uit

  • Succesvolle merken zijn gebaseerd op waarden en zijn authentiek

Het beïnvloeden van de media binnen dit perspectief gebeurt vooral door informatiesubsidies. Doordat kant en klare informatie beschikbaar wordt gesteld, wordt het makkelijker om informatie voor de doelgroepen te krijgen. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van persberichten. Het is wel zo dat het medium moet passen bij de boodschap. Overheden zijn veel actiever geworden met informatiesubsidies. Kranten nemen dit massaal over, toch is het publiek in staat om er met een kritische blik naar te kijken en niet alles zo maar aanneemt.

De media zijn de gatekeepers to the news: ze selecteren wat nieuws is en wat niet. Veel berichten komen niet door de selectie heen. Niet alleen de nieuwswaardigheid is van belang bij de selectie, maar ook de relatie tussen de zender van informatie en de journalist. De komst van nieuwe media heeft de gatekeeperfunctie erg veranderd. Consumenten zijn niet meer afhankelijk van nieuwsredacties, maar zoeken snel op internet naar het nieuws. Hierdoor is het nieuws ook meer gepersonaliseerd. Dit betekent ook dat andere factoren niet meer afhankelijk zijn van nieuwsredacties. Via de sociale media brengen zij hun eigen nieuws naar buiten. Door deze ontwikkelingen is het veld meer versnipperd geraakt. Nieuwe media doen hun intrede en de relatie tussen zender en ontvanger is veranderd. De burgers is meer geïndividualiseerd, hierdoor wordt het steeds lastiger om een doelgroep te bereiken.

2.2 Issue attention-perspectief: invloed van media-aandacht op de politieke agenda

Binnen dit perspectief wordt er niet gekeken naar individuele actoren, maar naar een netwerk van actoren. De interactie tussen deze actoren bepaald op welke manier het onderwerp in het nieuws komt. Cobb en Elder laten zien in hun onderzoek over de agendafunctie dat onderwerpen die media-aandacht krijgen, hoger op de agenda komen en de besluitvorming toegankelijker maakt. Media doen niet alleen verslag van het onderwerp, maar veranderen ook de situatie die eromheen is.

Dit model brengt de complexiteit van de zenders en de ontvangers in beeld. Er is niet een allesbepalende actor, maar meerdere actoren hebben interactie met elkaar. De onderwerpen worden in deze aandachtsstrijd steeds geherformuleerd.

Het begrip issue is niet eenduidig. Verschillende actoren leggen de nadruk op verschillende aspecten van het issue. Hierdoor wordt er nooit op dezelfde manier gekeken naar een issue. Om deze reden duurt het lang voordat er een duidelijke definitie is van een bepaald issue. De complexiteit van dit proces zorgt er voor dat de uitkomsten van mediastrategieën onvoorspelbaar zijn. De kern van deze strategie is het op gang krijgen van de berichtgeving. Door de sociale media ontwikkeld zich de aandacht voor issues sneller, maar dit betekent ook dat een issue minder lang onder de aandacht is. Het issue attention-perspectief richt zich meer op de veelheid aan actoren, de strategieën en de relaties tussen de media en de bestuurlijke processen.

2.3 Mediatiseringsperspectief: de krachten van de medialogica

In dit perspectief staat de kracht van de media centraal. Het is cruciaal voor de media om een groot publiek te bereiken. ‘De’ media bestaat niet, het is een veelzijdig spectrum van verschillende niches. De media moeten hun nieuws ook steeds meer vermarkten om hun publiek te bereiken. Media werken volgens de medialogica. Media zoeken naar nieuwswaardige items die te dramatiseren en personaliseren zijn. De veranderingen in het medialandschap hebben er voor gezorgd dat het nieuws op een andere manier gebracht wordt. Commercialisering, toenemende concurrentie en de toenemende noodzaak om lezers te trekken zijn de nieuwste ontwikkelingen. Er ontstaat bandwagon journalism: de angst is zo groot om achter te blijven, dat informatie steeds slechter gecontroleerd wordt door journalisten. Op macroniveau is het gevolg van de medialogica dat het nieuws veelal hetzelfde is en dat de impact van negatief nieuws groot is.

Vier typen informative biases die het resultaat zijn van recente ontwikkelingen in het medialandschap:

  1. Personalisering: complexiteit wordt terug gedrongen door personalisering en het nieuws sluit beter aan bij de doelgroep.

  2. Dramatisering: nieuws wordt gedramatiseerd en de crisis wordt steeds vaker benadrukt. Live-verslag versterkt het dramatiserend element.

  3. Fragmentatie: er worst meer gefocust op losse verhalen.

  4. Gezagsverstoring: er is veel aandacht voor gezag, maar tegelijkertijd is er meer negatieve aandacht voor politici.

Door de komst van sociale media is er meer ruimte om de feiten te checken. De concurrentie wordt vergroot en consumenten worden prosumers.

Het ene uiterste is het public relations-perspectief, hierbij gebruikt de toezichthouder media als afzetkanaal voor de eigen boodschappen. Bij het mediatiseringsperspectief is de toezichthouder machteloos omdat de media hier de beeldvorming overheersen, zelfs als er geen feiten voor zijn. Het issue attention-perspectief zit hier midden in. In dit perspectief heeft de toezichthouder toch enig handelingsvermogen.

 

– Beek: Medialogica, oorzaken, gevolgen, remedies

 

Medialogica: een publiek debat wordt steeds meer bepaald door de mogelijkheden en begrenzingen van het medium. Medialogica veroorzaakt een prisonersdilemma: omdat het spel op deze manier wordt gespeeld, kunnen actoren zich er niet van onttrekken.

Herkomst medialogica

Er liggen verschillende oorzaken ten grondslag aan de medialogica. Volgens Van Vree, Wijfjes en Bardoel werden de jaren 60 gekenmerkt door verzuiling. Pluriformiteit bestond, dit was dat de verschillende zuilen naast elkaar bestonden. Het draaide dus niet om de pluriformiteit binnen een zuil. Radio en kranten waren de belangrijkste nieuwsdragers. De televisie heeft voor veel verandering gezorgd, zo zijn er commerciële zenders bijgekomen.

Drie zaken gingen gepaard met de toenemende dominantie van de televisie:

  1. Toename niet-verzuilde media-aanbieders.

  2. Ontstaan van ‘dreiging’ van commerciële concurrenten.

  3. Toename van het mediagebruik van burgers.

Sinds de jaren 90 is er een nieuwe concurrent bij, het internet. Het internet is makkelijk toegankelijk en vormt daardoor een geduchte concurrent. Boodschappers kunnen direct hun boodschap de wereld in zenden (= disintermediatie, er is geen tussenkomst meer van een intermediair).

De commercialisering van media gaat gepaard met verbreding en versmalling. Versmalling omdat de mediamarkt geconcentreerder wordt (de wet van drie, drie grote kranten- televisie- en kabelconcerns die verantwoordelijk zijn voor het grootste gedeelte van de productie).

De journalistiek werd professioneler, een eigen stijl werd ontwikkeld. Ook kreeg de media een toenemende verantwoordelijkheid. Doordat omroepen en kranten hun identiteit verliezen en dat ze steeds meer te maken krijgen met niet-journalistieke overwegingen. Ontzuiling heeft er voor gezorgd dat er minder binding is tussen kiezer en partij, maar ook tussen nieuwsconsument en medium. Dit heet een integrale mediamarkt of politiek-publicitair complex. Binnen een politiek-publicitair complex zoekt de politiek media-aandacht en zoeken de media scoops en onthullingen.

Gevolgen van medialogica

Via de massamedia communiceren de politieke partijen met hun stemmers. Het politieke bedrijf is gemediatiseerd, de vraag is of de media ook het politieke bedrijf bepalen. De politieke agenda heeft meer invloed op de media-agenda dan andersom. Medialogica bepaalt dus niet dat de media de agenda van het politieke spel bepalen. De media beïnvloed de wijze waarop het politieke debat wordt gevoerd. Politieke boodschappen moeten volgens herkenbare frames worden verteld.

Positieve gevolgen

Media zijn de waakhond van de democratie. Het politieke handelen wordt onder een vergrootglas gelegd. Het tweede positieve gevolg is dat nieuws steeds meer beschikbaar wordt. Het derde gevolg is dat burgers politiek-bewuster worden.

Negatieve gevolgen

Het vertrouwen van politieke instanties is afgenomen. Belangrijkste oorzaken zijn het beleid, de manier van politiek bedrijven en het image van politici. de laatste twee oorzaken zijn te danken aan de medialogica. Het gaat steeds meer om de persoon en niet meer om de inhoud. Politiek wordt ook vaak in de vorm gegoten van een wedstrijd. Pack journalism is een ook een negatief gevolg van de medialogica. Journalisten nemen het nieuws van elkaar over en voegen er niets aan toe. Door meutevorming wordt de negativiteit ook versterkt. Politics of scandal (Castells): het verzamelen en verspreiden van belastende informatie over politici.

Tegenkracht

Om de negatieve gevolgen van medialogica om te keren is het nodig om maatregelen te nemen die er voor zorgen dat het speelveld van het politieke debat in balans te brengen. De professionele autonomie van de journalisten moet verbeterd worden. De mediawijsheid van de burgers moet vergroot worden, want wegzappen heeft geen zin. De burger moet een stem krijgen. De politiek kan ook tegen de medialogica ingaan, maar doet dit niet. De politiek kan ook haar eigen spelregels veranderen. Discussies moeten niet gevoerd worden in de media. Politici moeten de discussie met elkaar aangaan, zonder de inmenging van de media.

 

– Abts: Het populistische appel

 

1. populisme: een polyvalent en diskwalificerend label

In het westen komen steeds meer rechtse politieke partijen op. Ook de gevestigde politieke partijen maken gebruik van het populisme. Zo wordt de elite verworpen en wordt de populaire publieke opinie verheerlijkt. Het populisme wordt te pas en te onpas ingezet in de politiek. Het populisme is ook een label om partijen te stigmatiseren. Populisme wordt ook wel eens ruimer gedefinieerd als een politieke stijl gericht op het etaleren van volksverbondenheid.

2. de dimensies van populisme: strategie, ideologie en stijl

Het populisme is een mobilisatiestrategie die gebruik maakt van een ideologisch referentiekader en een eigen politieke stijl. Populisten doen een beroep op het volk, het volk wordt zo een kracht tegen de gevestigde machtsstructuur en de dominante ideeën en waarden van de samenleving. Populisten spelen in op gevoel. Populisten redeneren vanuit het volk en de democratie. Cruciaal in deze ideologie is de popular-democratic interpellation (Laclau). Het eenvormige volk wordt tegen de vijandige elites gesteld. Populaire soevereiniteit van het zelfbewuste ondeelbare volk staat hierbij centraal. Echter is dit in de meeste gevallen een culturele notie van het volk, een culturele gemeenschap met een essentiële identiteit. Aan de andere kant wordt democratie gezien als een directe uitdrukking van de wil van het volk. De populisten houden dan ook een pleidooi voor de volksdemocratie: eerst wordt er benadrukt dat het monolithische volk een fundamentele positie en rol heeft. Vervolgens wordt er gesteld dat het volk verraden is/in de steek gelaten is door de gevestigde politiek. Tot slot wordt er gesteld dat het primaat van het volk hersteld moet worden.

Het populisme wordt gekenmerkt door een politieke stijl. Heeft vaak een charismatische leider die zich rechtstreeks op een simplistische wijze richt tot het volk, waarbij een beroep wordt gedaan op het ‘gezond verstand’.

3. populaire politiek, populisme en extreem-rechts

Sensatietaal alleen is ontoereikend om een schets te geven van het populisme. Deze retoriek moet dan expliciet verbonden zijn met de populistische ideologie. Als dit ontbreekt, wordt er gesproken over populaire politiek. Ze maken wel min of meer gebruik van de populistische stijl, maar verwijzen niet direct naar een monolithische culturele entiteit of naar een onbemiddelde democratie. Er wordt geen essentie/culturele eenheid geclaimd. Er wordt ook niet direct gesproken tegen een bepaalde doelgroep. De communicatiestijl is niet direct kenmerkend voor het populisme. Politici kunnen gebruik maken van oneliners, maar zijn dan niet meteen een populist. Er moet een ideologie ten grondslag liggen aan het populisme, populisme is niet alleen een retorisch middel.

Volgens Margaret Canovan is het populisme een thin-centred ideology. Er wordt geen volledig maatschappijbeeld getoond. Het populisme redeneert vanuit een kern. Alles wat daar niet bij hoort, wordt buiten beschouwing gelaten. Toch draagt het populisme wel andere volledige ideologieën uit, zoals het nationaal-, links- of rechtspopulisme. Populisten spreken uit naam van het volk, maar er wordt ook gesproken uit naam van een bepaalde groep. Hierdoor wordt het onmogelijk om uit naam van een eenheid te spreken.

Wanneer er onderzoek wordt gedaan naar het populisme, vervalt men al snel in circulaire redeneringen. Om vier redenen is dit problematisch:

  1. Substantiële definities die het populisme verbinden met de ideologische inhoud (bijvoorbeeld nationalisme, xenofobie) zijn ad hoc omschrijvingen in plaats van bruikbare concepten.

  2. Niet alle extreem-rechtse partijen zijn populistisch.

  3. Het is de vraag of extreem-rechtse partijen als populistische partijen omschreven mogen worden.

  4. Identificatie van het populisme met extreem-rechts leidt al snel tot demonisering van elk appel aan het volk. Het potentieel emancipatorische vermogen ervan verdwijnt uit beeld.

Cuperus merkte op dat de meeste extreem-rechtse partijen populistisch zijn omdat ze stellen dat ze het volk mobiliseren tegen het establishment, maar ze zijn rechts-populistisch omdat ze vinden dat ze de nationale identiteit moeten verdedigen tegen buitenstaanders en externe invloeden.

4. de kern van de populistische ideologie: volk versus elite

Canovan en Laclau zien de vijandige houding tegenover de elite en het appel aan het volk als de kern van de populistische framing. Niet alle onderzoekers denken hier hetzelfde over.

4.1. Reactie tegen gevestigde elite en uitdaging representatieve democratie

Het populistische appel concentreert zich op de verhouding tussen bestuurders en bestuurden. Hierbij wordt de kant van het volk gekozen. Populisme drukt de afkeer van de gevestigde machtsstructuur uit, er wordt ingespeeld op het sentiment van het volk om zo het volk te mobiliseren en in te zetten tegen de politieke agenda.

Populistische partijen verwijten andere partijen te veel met zichzelf en hun eigen toekomst bezig te zijn. De traditionele partijen worden gezien als beschermers van insiders en zijn een onderdeel van een politiek-bureaucratische klasse.

Een voorwaarde om van populisme te kunnen spreken is de combinatie van de kritiek op de gevestigde partijen en het appel aan het volk als alles bepalende factor van de politiek. Een tweede voorwaarde is dat er vijandig wordt gekeken naar andere partijen en dat de representatieve democratie wordt verworpen. Een volksdemocratie wordt bepleit. Het is een partijloze democratie waarbij er van een directe relatie tussen leider en gemeenschap wordt uitgegaan. De leider is de enige woordvoerder. Wat opvallend is dat populisten menen dat ze de vertegenwoordigers zijn van het volk, maar ze tegelijkertijd hun eigen volk moeten overtuigen van hun wijsheid en inzichten.

4.2 appel aan het volk: verheerlijking van het exclusieve heartland

Populisten verwijzen naar het volk, dit kan problematisch zijn omdat het volk niet een eenduidige groep is. Populisten spelen in op het volk, juist vanwege de ambiguïteit. Binnen het populistische vertoog neemt de constructie ‘het volk’ drie gedaantes aan:

  • Het appel aan het verenigde volk (populaire soevereiniteit, het volk is ondeelbaar). Hier wordt uitgegaan van een monolithisch volk zonder interne tegenstellingen/conflicten.

  • Het appel aan het exclusieve volk. Het volk wordt beperkt tot een exclusieve kerngroep.

  • Het appel aan een vervormbaar volk. Het volk krijgt een uiteenlopende invulling.

Populisten spreken bijna nooit het verenigde volk aan, maar richten zich meer op het exclusieve volk. Dit is politics of the heartland. Dit is de teloorgegane harmonieuze gemeenschap van deugdzame burgers, dus het heart/avondland. Het populisme wil het verlorene reconstrueren dat gekenmerkt werd door (culturele) eenheid. Deze reconstructie is niet vrijblijvend. Het heartland definieerd de kwellingen die in binnen de groep van het exclusieve volk bestaan.

De kern van de populaire identiteitsconstructie is de herdefinitie van onaangename, vervelende, afwijkende groepen. Dit kunnen politieke elites en migranten zijn. Ze worden neergezet als inferieure subjecten.

5. populistische stijl: simplisme en rechtstreeks leiderschap

Populisten geloven in transparantie van de werkelijkheid, eenvoudige oplossingen voor complexe problemen waar de gewone man mee te maken heeft. Populisten veroordelen complexiteit en nuances. De populistische denkbeelden en stijl liggen in elkaars verlengde. De stijl is onlosmakelijk verbonden met de achterliggende boodschap/ideologie. De stijl bevat de stem van het volk, de taal van het ‘gezonde verstand’ wordt ingezet. Centraal in deze taal staat de afwijzing van de sociale en politieke orde. Populisten drukken goed uit waar ze tegen zijn, maar minder goed waar ze voor zijn. Dit alles wordt via een duidelijke en concrete communicatiestijl gecommuniceerd. Populisten zoeken aansluiting bij de leefwereld van outsiders. Ze durven ook niet-politiek correcte uitingen uit te spreken.

Ook de manier waarop populisten zich laten zien is anders. De leiders doen zich voor als vertegenwoordigers van een volksbeweging. De democratische belofte van de populisten is dat de gevestigde macht vervangen moet worden door (de macht van) het volk.

6. de kapitalisatie van de democratische paradox

Populisten kaarten de tekortkomingen aan van de gevestigde partijen, maar aan de andere kant gaat het veel verder dan kritiek geven op het functioneren van de representatieve democratie. Het idee van representatie wordt verworpen door populisten en vormen een gevaar voor de liberale constitutionele democratie. Volgens Canovan draait het populisme om de wenselijke bestuursvorm van de democratie. Volgens haar bestaat het populisme uit twee soorten politiek. Politics of faith en politics of sceptism. Bij de politiek van de hoop staat de realisatie van de perfectie van de mensheid centraal. De politiek van de scepsis is politiek zonder groots opgezet plan en zonder verwachtingen. De klemtoon wordt gelegd op de goede werking van de rechtsstaat. Dit zijn de twee gezichten van de democratie.

Het populisme richt zich op de spanning tussen de populaire wil en de constitutionele structuur. De macht van de volkswil versus de macht van de wet. Het populisme buit de kloof tussen burger en politiek/democratisch evenwicht tussen populaire soevereiniteit en politieke vertegenwoordiging uit. Populisten willen een vervanging van de democratie waarbij de vox populi goed wordt belicht.

7. populistische besmetting en herordening

Volgens velen is de politiek doordrongen met het populisme. Politici nemen bewust en onbewust verschillende denkbeelden over van de populisten zoals de verheerlijking van de gewone man. De populistische stijl wordt gecultiveerd door politici, in pogingen om stemmen te winnen. Politici willen zich onderscheiden van de traditionele partijen, de populistische aanpak is hier een manier voor. Dit wordt ook wel respectabel populisme genoemd (Akkerman en Perger). De anti-partij strategie wordt gecombineerd met het democratische pluralisme.

Radicale populistische partijen hebben echter niet veel effect op de werking van de representatieve democratie. Populisten dreigen wel de grondslagen van legitimiteit te herdefiniëren. Het stelt aan de kaak wat nu precies legitiem is. Ten tweede creëert het een politiek van eenvoud. Politiek moet de wijsheid van de gewone man belichamen. Hierdoor wordt de structuur en de woordenschat van het publieke debat bepaald. Dit kan leiden tot een tweedeling/polarisatie van het politieke bedrijf.

8. populisme: bedreiging van democratie of niet?

Het populisme uit haar ongenoegen over de politieke elite. Populisme kan als iets positiefs, maar ook als iets negatiefs gezien worden. Populisme vormt een uitdaging voor de representatieve democratie, het verwerpt onderliggende principes en instrumenten van de liberale representatieve democratie.

 

– Pels: Sterpoliticus in de mediademocratie

 

Celebrity politician: een politicus met een sterk tv-imago en dit kapitaliseert. Hiervoor is veel media-aandacht nodig. Het best passende voorbeeld is Pim Fortuyn.

Politiek personalisme

Het postideologische televisietijdperk heeft er voor gezorgd dat men steeds meer geïnteresseerd is in de persoon van de politicus. De politieke stijl en het karakter worden belangrijker. Politici worden een merk. De politiek heeft moeite met individualisering en ontideologisering waardoor groepen en collectieve boodschappen verdwijnen. Het gaat niet meer alleen om de standpunten die gepresenteerd worden door de politicus, maar ook om de manier waarop. De personalisering van de politiek wordt door velen opgevat als een bedreiging. De democratische politiek wordt meer aangevallen door intellectuele vervlakking en spektakelzucht. Marketing en reclame scheppen valse behoeften. Door de media wordt de politiek getrivialiseerd, beelden en emoties worden steeds belangrijker. Volgens Elchardus is er sprake van een dramademocratie.

Manin spreekt van een toeschouwersdemocratie. Hij ziet personalisering zorgen voor de afschaffing van de vertegenwoordigde democratie. Ook hij beschrijft het functieverlies van politici. Het kiezersvolk verandert in een theaterpubliek. Politici maken het verschil door zich stijlvol te onderscheiden van de rest.

Identiteit en verschil

Politiek vertrouwen is al snel gebaseerd op stijlbewustzijn en smaakherkenning. Representatie zou moeten zorgen voor afstand en functioneel verschil. De politieke werkelijkheid en macht ontstaat binnen de kloof tussen bestuurder en burger, in de tegenstelling tussen representant en gerepresenteerde. De politieke stijl markeert deze afstand. Dit schept een duidelijke functieverdeling. De politicus heeft hierdoor meer vrijheid om zijn ideeën op de voor hem juiste manier aan het publiek te presenteren, een nadeel is wel dat het wantrouwen jegens een politicus sneller ontstaat.

De populisten beloven een politieke orde zonder tussenstappen en tussenpersonen, zonder scheidslijnen en conflicten. Legitimiteit van de democratische politiek komt voort uit de wil van de leider die de volksziel doorgrondt. Het populisme krijgt in de moderne media een boost. Politici kunnen zich direct tot het volk richten door de komst van nieuwe technologieën. De media filtert echter wel de boodschap. De visuele media bieden het hele spectrum van informatie aan: lichaamstaal, stemgeluid en uiterlijk). Grenzen tussen werk en het privéleven verdwijnen.

Authenticiteit en erkenning

De nieuwe logica van het media-personalisme verandert de klassieke dimensies van identiteit en van nabijheid/afstand binnen de politiek. De klassieke begripsomschrijving van politieke identiteit is dat het individu samenvalt met het collectief. Het collectief spreekt dan via een woordvoerder. Door de logica van de media-herkenning verdwijnt de kloof tussen bestuurder en burger. De politicus wordt sneller gezien als ‘een van ons’. Anderzijds worden politici ook een soort onaantastbare leider, hij wordt gezien als iemand anders uit een andere wereld waar andere wetten gelden.

 

- McQuail: Veranderende media technologie

 

Technologische veranderingen hebben er voor gezorgd dat de media een andere functie vervullen ten opzichte van de maatschappij. Zo ontstond er een geheel nieuw publiek nadat het mogelijk werd om een krant te maken. Men had hele andere interesses en de commerciële belangen werden groter. Op de televisie ontstonden later andere genres. Ook werden er op televisie journalistieke items gemaakt, maar deze waren nog onderhevig aan de andere genres zoals entertainment en sport. Kranten waren leidend op nieuwsgebied.

Het potentieel van internet en andere nieuwe media

Door de laatste technologische ontwikkelingen zal de media drastisch veranderen. Door de komst van nieuwe media worden makkelijker de kosten gedrukt en er is open acces. Er zijn meer mogelijkheden om nieuws te produceren en te distribueren. Een groter publiek wordt bereikt tegen lagere kosten. Er zijn echter geen poortwachters die de content controleren. Een massapubliek bestaat niet meer, door nieuwe media is de individualisering toegenomen. Nieuws is makkelijk te personaliseren.

Problematische aspecten van de nieuwsveranderingen

De grote belofte van nieuwe media is: meer participatie, meer actieve uitwisseling en een informatieflow in de publieke sfeer. Diversiteit en gelijkheid worden gepromoot. Echter zijn er ook nadelen:

  1. De pers als institutie wordt niet duidelijk afgebakend, omdat er zo veel vormen van journalistiek zijn.

  2. Het wordt minder duidelijk wat journalistiek nu is door de fragmentatie en de de-professionalisatie.

  3. Internetjournalistiek is moeilijk te reguleren.

  4. Positie verzwakking van de kranten.

  5. Het einde van massacommunicatie, hebben media nog wel invloed op mensen?

  6. Knowledge gap: diegene die niet uit zichzelf nieuws consumeren, gaan dit ook niet op internet opzoeken. Degene die actief nieuws consumeren, gaan hiermee verder maar dan via een ander kanaal. Hierdoor ontstaat er een kloof.

  7. Publieke en personele communicatie gaat door elkaar lopen.

  8. Betrouwbaarheid van het nieuws wordt eerder in twijfel getrokken.

  9. Commercialisering

Initiële tekenen van verandering

Doordat de media onder economische druk staan, heeft dit er voor gezorgd dat enkele veranderingen zich sneller hebben ontwikkeld. Online nieuws werd/wordt gezien als een verlengde van de traditionele media. Het lijkt er nu op dat de digitale media de overhand krijgen. Er zijn veel voordelen voor consumenten. Zo is het vrijwel altijd gratis en is het nieuws makkelijk te vinden. De mediasector heeft ook te maken met globalisering. Zo is het aannemelijk dat een groot deel van het nieuws wordt geproduceerd door slechts enkele bedrijven (verticaal geïntegreerd) in de wereld.

Internet: bevrijdende belofte wordt niet vervuld?

Tijdens de vroege dagen van het internet werd er positief gedacht over deze nieuwe ontwikkeling. De vrijheid en democratie werden echter niet bevorderd, de applicaties die ontwikkeld werden moesten vooral geld opleveren. Tot nu toe heeft het internet alleen de diversiteit van het nieuws vergroot. Er worden ook pogingen ondernomen om terug te gaan naar de massacommunicatie. Het beste voorbeeld hiervan zijn de sociale media. De veranderingen die gedreven worden door de economie hebben geleidt tot een economisch systeem.

Effecten van mediaverandering op de journalistiek

De veranderingen hebben invloed op de journalisten. Routine nieuws kan sneller geproduceerd worden met toegang tot het internet. Ook krijgt de prosumer een rol in het proces. Door communicatie via het internet kan hij bijdragen aan de nieuwsproductie. De content zelf is niet veel veranderd. Verwacht wordt dat we verschillen gaan zien op de lange termijn. Hier heeft de pers zelf geen profijt van. Er zijn nu al veranderingen te merken in de soort berichtgeving. Door het internet is deze sneller en korter geworden. Via internet kunnen prosumers ook commentaar geven op de berichtgeving. Dit wordt gedaan, maar of dit nu werkelijk veel invloed heeft op het maakproces is onduidelijk.

Door de opkomst van blogs is de journalistiek veranderd. De scheidslijn tussen bloggers en gevestigde journalisten is niet meer duidelijk omdat journalisten vaak ook een blog bijhouden. Er is een onderscheid tussen twee soorten blogs. De blogs geschreven door burgers en de blogs die door journalisten zijn geschreven die wat meer professioneel zijn. De blogosphere draagt niet veel bij aan de echte flow van nieuwsberichten omdat blogs vaak anoniem en moeilijk te verifiëren zijn.

De toekomst van de pers als institutie

De media opereren in de publieke sfeer werken via standaarden en procedures. Journalisten streven er na om deze procedures te verbeteren. Voor journalisten werkt het in hun voordeel wanneer de pers gezien wordt als een institutie. De institutie heeft echter geen macht over online journalistiek. Journalisten worden beter beschermd wanneer ze uit maken van de pers als institutie.

 

- Haak: De toekomst van de journalistiek

 

Door technologische veranderingen is de journalistiek veranderd. Er wordt veelal negatief gedacht over deze veranderingen, maar het kan ook positief bijdragen aan de ontwikkeling van de onafhankelijke journalist. De veranderingen hebben niet gezorgd voor een crisis binnen de journalistiek, maar voor een explosie van journalisten. Het beroep is levendiger dan ooit en informatie wordt snel verspreid.

Waarom zit de journalistiek in een crisis?

De crisis van de journalistiek bevindt zich voornamelijk bij de traditionele print en broadcast media. Het gefragmenteerde publiek vindt hun nieuws via het internet. Er is een crisis in de industrie maar niet per se in de journalistiek. Toch vinden journalisten dat ze in een crisis verkeren. De werkomstandigheden zijn veranderd.

Journalistiek als een publiek goed

Vanuit het oogpunt van de maatschappij is de journalistiek niet in een crisis omdat ze nog steeds de waakhondfunctie vervult. Door de technologische veranderingen gaat de kwaliteit van de journalistiek wel achteruit. Minder feiten worden gecheckt en nieuws wordt vanuit minder hoeken belicht. Journalisten houden zich bezig met het verzamelen van data, interpretatie van data en het vertellen van een verhaal. Door de technologische veranderingen is de manier waarop dit alles gebeurt veranderd.

De bovengenoemde taken behoren niet specifiek tot journalisten alleen, gewone burgers kunnen dit ook doen. De vraag is wat een journalist nu precies tot een journalist maakt.

Nieuwe tools en praktijken in de journalistiek

Uit de nieuwe praktijken is misschien wel de nieuwe identiteit van de journalist te halen. Voor journalisten is het onzeker hoe de professie zich gaat ontwikkelen.

  1. Networked journalism

Deze term verwijst naar de bevoegdheid om informatie te verzamelen, delen en distribueren. De journalist wordt een knooppunt in een netwerk. Andere professionals en burgers doen mee binnen dit netwerk en zo worden nieuwsberichten gevormd door de verschillende actoren. Er zijn wel grenzen, de journalist blijft de auteur en moet er voor zorgen dat alle informatie klopt.

  1. Crowdsourcing en user-generated content

Er wordt gebruik gemaakt van collectieve intelligentie om keuzes te maken in de nieuwsproductie. De taak van de journalist is om de verzamelde informatie te duiden. Crowdsourcing is ook een manier om journalistieke projecten te financieren waarvoor een beperkte financiering beschikbaar is.

  1. Data mining, data analysis, data visualization en mapping

Professionals helpen journalisten bij data mining om de verhalen boven water te halen. Een voorbeeld van data mining is WikiLeaks. Het helpt de journalist om in bovengenoemde vakgebieden de weg te weten. Hierdoor verkrijgt hij makkelijker zijn materiaal.

  1. Visuele journalistiek

Nieuws wordt vaker aangeboden in video-vorm. Als er voor nieuws wordt gezocht via zoekmachines krijgt de gebruiker eerder een visueel resultaat te zien dan een tekstueel. Beelden dragen ook op zichzelf informatie over.

  1. Point of view journalistiek

Consumenten maken gebruik van meerdere nieuwsplatforms. Hierdoor zien consumenten verschillen in de berichtgeving. Een onderwerp wordt vanuit meerdere hoeken belicht. Objectiviteit is niet het belangrijkste, maar transparantie en onafhankelijkheid.

Technologie heeft er voor gezorgd dat reportages vanuit een pov-perspectief gefilmd kunnen worden. Hierdoor is er een nieuwe vorm van journalistiek ontstaan.

  1. Geautomatiseerde journalistiek

Pres releases kunnen door robots in de gaten worden gehouden. Sommige bedrijven gebruiken programma’s omdat informatie snel gedistribueerd wordt en ze op de hoogte willen blijven. Vooral in het stadium van data verzamelen worden computerprogramma’s gebruikt.

  1. Globale journalistiek

Door de ontwikkelingen in de vertaal software wordt het steeds makkelijker om informatie over de hele wereld te verspreiden.

Journalistiek op internetsnelheid

De snelheid van het internet verandert niet de basis van de journalistiek, het werk in de praktijk wordt moeilijker. Het proces is meer onder druk komen te staan door de toenemende snelheid van het proces. Er wordt meer van journalisten gevraagd. Journalisten maken niet meer alleen nieuws dat op het moment zelf en kort daarna beschikbaar is. Het wordt opgeslagen in digitale archieven.

Conclusie

Wanneer de journalistiek wil overleven als publiek goed, is het belangrijk dat ze onafhankelijk blijft. Het internet biedt veel mogelijkheden. Zo is het moeilijk om het internet te censureren, wat goed is voor de vrijheid van meningsuiting. Tevens kunnen burgerjournalisten bijdragen aan de nieuwsvoorziening. Hierdoor wordt de diversiteit vergroot. Door internet kan een verhaal ook uit meerdere oogpunten verteld worden. Er is nog steeds een grote behoefte aan professionele duiding van gebeurtenissen. Het internet biedt dus veel kansen voor de journalistiek in plaats van beperkingen.

 

– Brouwers: Breek de burcht af. Disruptie en innovatie

 

Realiteit 1: het internet

Door het internet hebben journalisten hun monopoliepositie verloren.

Realiteit 2: de interactiviteit

De interactiviteit bepaalt het succes van de journalistiek. Door het internet kan kennis beter gedeeld worden. Journalistieke codes worden echter niet meer gewaardeerd. De journalistiek reageert traag op nieuwe ontwikkelingen en wil vasthouden aan oude gebruiken. Internet is een onderdeel geworden van de strategie van grote mediabedrijven. Internet is een goed journalistiek platform, maar het is niet goed voor het verdienmodel van de mediaconcerns. De organisaties moeten veranderen, dit kan in de vijftien stappen die hier worden besproken.

  1. Breek de burcht af

De journalistiek beschermde zichzelf en stond niet open voor kritiek. Journalisten geloofden dat ze een monopolie hadden op kennis. Door internet bestaat dit niet meer. Journalisten maakten vaak gebruik van dezelfde bronnen, maar door het internet en databases is dit drastisch veranderd. Standaardprocessen zijn echter nog niet afgesteld op deze nieuwe ontwikkelingen.

  1. Denk in niches

Er werd eerst uitgegaan van massacommunicatie. Er was een schaarste aan de aanbodkant en een steeds groter wordende vraag naar informatie. De informatie is niet specifiek genoeg voor al die ontvangers. Door de komst van nieuwe technieken kan iedereen nieuws produceren. De schaarste veranderde in overvloed. Er is ruimte ontstaan voor nichecommunicatie. Deze communicatie is niet meer eenrichtingsverkeer.

  1. Word persoonlijk

Google maakt zijn diensten persoonlijk. Niet alleen Google maakt gebruik van personalisering, ook andere bedrijven hebben dit doorgevoerd. De consument verwacht dit namelijk ook van andere informatieverstrekkers.

  1. Publiceer real time

De oude gedachte is dat als een verhaal af is, het klaar is om gepubliceerd te worden. Zolang het niet af is, hou je het geheim. Het perfecte verhaal is eerder een uitzondering dan de regel. Een verhaal is nooit af. Publicaties op het internet vinden real time plaats. Hoe eerder het nieuws bekend is, hoe meer je er van kan profiteren. Er zit wel een professionele ondergrens aan real time. Een journalist moet niet het eerste willen zijn met het nieuws, maar moet iets toevoegen aan het nieuws. Het verhaal moet realistisch worden weergegeven, perfect zal het nooit zijn.

  1. Ben easy-to-use

Het lezen van de krant zit bij vele mensen ingebakken in het dagelijkse patroon. Net zoals het avondjournaal. Bij het internetnieuws is dit niet zo omdat het ‘pull’-producten zijn. Op eigen initiatief krijgt de consument informatie. Kranten en journaals zijn ‘push’-producten. Het internet heeft jaren nodig om in de buurt te komen van die traditie.

  1. Ben transparant

De journalistiek heeft zich lang vastgeklampt aan de eigen regels en procedures. De journalisten kunnen veel binnenshuis houden. Transparantie moet niet komen in de plaats van interne regels maar het zorgt er wel voor dat iemand eerder tegen de lamp loopt op het internet.

  1. Ben niet bang voor fouten

Journalistiek is mensenwerk. De kranten staan vol met fouten, maar de industrie doet alsof ze niet bestaan. Het maken van fouten werd niet geaccepteerd in de industrie.

  1. Gebruik de kennis van buiten

Berichtgeving werd vaak gebaseerd op eigen contacten, ideeën etc. Het idee is dat veel informatie op andere plaatsen te vinden is dan alleen bij contacten.

  1. … en combineer die met je eigen vaardigheden

De professionele vaardigheden van de journalist moeten er op los gelaten worden. Door zijn vaardigheden kan de journalist zich blijven onderscheiden.

  1. Ben betrokken

Distantie tot het onderwerp is lang verward met onbetrokkenheid. De verslaggeving wordt echter alleen maar meer betrouwbaar wanneer de journalist betrokken is.

  1. Werk samen

Redacties worden steeds kleiner. Hierdoor moeten nieuwe samenwerkingsverbanden aan worden gegaan. Zowel met publiek als instanties en collega’s. Niemand kan van alle markten thuis zijn.

  1. Koester en kneed het web

Lange tijd werd het internet genegeerd door journalisten. Het werd wel als handig gezien, maar ze hielden liever vast aan oude werkwijzen. Het internet is onmisbaar geworden voor de journalistiek.

  1. Ben ondernemend

Beginnende journalisten moeten het heft in eigen handen nemen. Ondernemend zijn is belangrijk en wordt gewaardeerd.

  1. Accepteer ook kleingeld

Ga er niet alleen maar voor om grote klanten binnen te halen, accepteer ook minder.

  1. Omarm de community

Opeens was de term gemeenschapsjournalistiek belangrijk. De kerngedachte hiervan is dat elke gemeenschap op efficiënte wijze ‘afgetapt’ kon worden. De journalist moet onderdeel zijn van de community.

 

– Buijs: Typologie van journalistiek en kwaliteit

 

Waarden, oriëntatie, keuzes

Er worden basiskenmerken gehanteerd binnen de journalistiek, deze kunnen verschillen per nieuwsredactie. Dit hangt af van het soort medium, het publiek, doelstellingen van de uitgeverij, visie van de redactie en omgevingsfactoren. De ideeën en doelstellingen van de redactie komen niet alleen tot uiting in de inhoud, maar ook in opvattingen over journalistieke kwaliteit. Media-inhoud komt tot stand door elkaar lopende opvattingen, in plaats van eenduidige regels.

Geen volledige breuk

Opvattingen over journalistiek breken niet met de gangbare professionele normen en de professionele praktijk. Waar dit wel gebeurt, wordt niet meer gesproken van journalistiek. Alle opvattingen over de journalistiek en kwaliteit min of meer schatplichtig zijn aan twee typen opvattingen: het professionele concept (zwaartepunt van journalistieke waarden) en het marktconcept (inspelen op mogelijkheden van de markt). Redacties die werken vanuit het professionele concept houden rekening met het marktconcept.

Een indeling in typen

Het professionele kwaliteitsconcept:

Belangrijkste waarden zijn: objectief, kritisch, deskundig, actueel. Er is een hoge mate van afstandelijkheid en er wordt veel belang gehecht aan journalistieke conventies. Veel voorkomende genres zijn: eigen onderzoek, analyses, kritische interviews, analyse en opinie. De journalist wordt gezien als poortwachter, waakhond en doorgeefluik. Journalist wordt gecontroleerd door zelfregulering.

Kritiek op dit concept: spanningen tussen professionele waarden (waakhond en doorgeefluik zijn twee compleet verschillende tegengestelde functies), rolconflict van de professional, professionele journalistiek wekt te hoge verwachtingen.

Het marktconcept van journalistieke kwaliteit:

Waarden: onafhankelijk, actualiteitsgericht, doelstellingen halen van het moederbedrijf. Het publiek wordt benaderd als consument. Kenmerken zijn: aandacht trekkend, kort, snel nieuws dat mensen raakt. Meest voorkomende genres zijn dan ook spraakmakend en persoonlijk nieuws, onthullingen, infotainment, veel aandacht voor sport en beroemdheden. Kwaliteit wordt bewaakt aan de hand van oplage- en kijkcijfers. De rol van de journalist is dat hij de informatie geeft die het publiek hebben wil.

Free marketplace of ideas: het marktmechanisme corrigeert wanneer het gaat om de kwaliteit en de verscheidenheid van informatie. Redactionele keuzes worden vaker gemaakt om tegemoet te komen aan adverteerders. Ook worden lees- en kijkonderzoeken belangrijker. Bij productvernieuwing wordt er aangesloten bij de wensen en behoeften van (potentiële) doelgroepen.

Kritiek op het marktconcept: kwaliteit is niet alleen te definiëren vanuit de markt. De onafhankelijkheid en kritische houding van de journalisten kan in het gedrang komen door de marktwerking. Door marktwerking wordt er ook niet kritisch gereflecteerd op het werk van journalisten. Als het maar aanslaat bij het publiek.

Subconcepten:

Het civiele kwaliteitsconcept: betrokken, dienstbaarheid, burgerschap. Journalistiek heeft agendafunctie. Meest voorkomende genres zijn: opinie, eigen onderzoek, achtergronden. De gemeenschap moet iets hebben aan het nieuws dat onder de aandacht wordt gebracht. Rol van de journalist is gespreksleider en het oppikken van signalen.

Civiele journalistiek wordt soms op een lijn gesteld met burgerjournalistiek. Journalistiek ten behoeve van burgers en gemeenschappen is iets anders dan bijdragen door burgers aan de media. Civiele journalistiek richt zich niet op consumenten of bloggers, maar op burgers. Ze heeft in eerste instantie geen commerciële doelstelling, maar een maatschappelijke. Het democratische burgerschap wordt ondersteund door civiele journalistiek.

Civiele journalistiek betrekt het publiek bij het bepalen van het onderwerp en de probleemdefinitie. Informeert over de gevolgen, oplossingen en perspectieven. Bevordert het publieke debat. Legt verantwoording af over keuzen en effecten.

Publieksgerichte kwaliteitsconcepten: onafhankelijk, betrouwbaar, feitelijk, dienstbaar, burgerschap en betrokken. Maakt gebruik van veel genres om boodschappen over te brengen. Meest voorkomende genres: dialoog met gewone mensen, opiniepeilingen. Kwaliteitsbewaking door doelgroepenonderzoek. Journalist is o.a. trendwatcher.

Journalisten willen actief anticiperen op vragen van burgers. Volgens Costera Meijer is de taak van de journalisten om het burgers zo makkelijk mogelijk te maken om intelligente beslissingen te nemen over het publieke leven en persoonlijke vraagstukken. Ze maakt een indeling in kwaliteitsjournalistiek en intieme journalistiek (gericht op emotie). Het kwaliteitsconcept is een uiting van het civiele en het marktconcept.

Volgens De Wolf is de publieksgerichte journalistiek de nieuwe school. De traditionele professionele journalistiek heet de oude school. De marktgeoriënteerde journalistiek heet de populaire school.

Kritiek op het concept: het is niet meer dan marktoriëntatie, het publiek wordt gezien als een klant. Belangrijke berichtgeving die niet aansluit bij de behoeftes van het publiek, wordt geen aandacht aan gegeven. Journalistiek is niet kritisch.

Kwaliteitsconcepten van participerende/geëngageerde journalistiek:

Waarden: rechtvaardigheid, compassie en het volk een stem geven. Verslaggeving in de vorm van langdurige participerende observatie. Meest voorkomende genre is reportage(undercoverjournalistiek, journalistiek als slachtofferhulp, journalistiek als actiemiddel). Verborgen nieuws moet aan het licht gebracht worden. De journalist is een actieve deelnemer, lotgenoot, actievoerder, spion. Er wordt niet altijd vastgehouden aan journalistieke regels en conventies.

Kritiek: bij undercoverjournalistiek wordt er gebruik gemaakt van leugens en de uitkomsten zijn niet altijd betrouwbaar. Het is niet altijd ethisch.

Het interactieve kwaliteitsconcept:

Waarden: authentiek, betrokken, transparantie. Er wordt uitgegaan van prosumers. Er is geen onderscheid in genres. Nieuws is alles wat het waard is om te becommentariëren. Kwaliteitscontrole gebeurd door feedback van prosumers.

De negen geboden van Blanken en Deuze:

  1. Transparantie. Journalist moet laten zien wij hij is en waar hij voor staat.

  2. Geïndividualiseerde betrokkenheid. Journalist moet betrokken zijn.

  3. Democratische dialoog. Uitgangspunt voor nieuwsagenda moet gesprek tussen journalist en de samenleving zijn.

  4. Authenticiteit. Feiten moeten kloppen.

  5. Journalistiek moet creatief zijn.

  6. Betrouwbaarheid is van belang.

  7. Verantwoording moet belangrijker worden.

  8. Journalist moet flexibel zijn, niet alleen wat betreft werktijden, maar ook kritisch reflecteren op eigen werk.

  9. Professionaliteit van onderaf, samenwerken met mensen die het beter weten.

Kritiek op het interactieve kwaliteitsconcept: binnen de onlinejournalistiek betekenen professionele maatstaven niet veel en ontstaan er ethische problemen. Kwaliteitsmaatstaven zijn onderling strijdig, kwaliteitsbewaking gebeurt niet meer door de redactie.

 

– Drok: Ter wille van het publieke domein

 

Professionalisering

De professionalisering heeft veel voordelen opgeleverd, maar ook nadelen. Zo is de journalistiek losgekomen van het publiek. Er is geen link meer tussen producenten en consumenten van het nieuws. Professionele journalistiek wil onafhankelijk zijn, niet van het publiek maar wel van politieke partijen en de markt.

De moderne journalistiek ontstond tussen 1890 en 1970. Onderdeel hiervan was het beat system: autoriteiten werden scherper in de gaten gehouden. De journalistiek ging zich meer richten op haar eigen macht en vrijheid en niet op de rechten van het publiek. Er werd alleen maar gekeken naar eigen successen en het publiek werd gezien als een passieve toeschouwer. De afstand tot het publiek werd steeds groter.

In 1947 verscheen het rapport “Commission on freedom of the press” van de commissie-Hutchins. Hierbij werd de term social respectability geïntroduceerd wat een tegenhanger is voor de houding van de pers.

Experimenten

Public journalism begon bij de verkiezingen. Dit was een goede voedingsbodem voor het beat system. De journalisten zagen zichzelf als waakhonden van de democratie, wilden het nieuws zo goed mogelijk verslaan, een interpretatie toevoegen aan het nieuws en het publiek moest geactiveerd worden. De journalistiek schoot te kort in de communicatie, hierdoor kan er geen publieke opinie gevormd worden.

Public journalism: journalistieke professie stelt het publiek centraal, maar nieuwsmedia onderhouden een open, interactieve relatie met hun doelgroep onderhouden. De sociale verantwoordelijkheid van de pers wordt voorop gesteld. Er is veel belangstelling voor de leefwereld van de burger. Het gaat hier om de journalistieke medeverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het publieke domein.

Het publieke domein kan als volgt gedefinieerd worden: maatschappelijke ruimte waarin burgers de samenleving en cultuur vorm geven en waar het openbare debat over de kwaliteit van leven plaatsvindt. Civiele journalisten nemen de verantwoordelijkheid om deze cultuur te ondersteunen/scheppen. De journalistiek moet de kwaliteit van de democratie bevorderen. Er wordt gebroken met de klassieke liberale opvatting die uitgaat van de individuele autonomie. In de 20e eeuw is de aandacht verschoven. Verbondenheid wordt gezien als een vitaal element van de democratische civil society. Een vitale democratie kan alleen bestaan wanneer opvattingen worden uitgewisseld, dialoog/discussie/debat plaatsvindt tussen burgers.

Postmoderniteit

In de 21e eeuw verandert het journalistieke veld weer. In de postmoderne cultuur ligt de nadruk meer op individuele leefstijlen, meer op emotionele aspecten en meer op eclecticisme. De postmoderne cultuur wordt omschreven als vluchtig. Binnen het postmodernisme is er gebroken met trends. De natiestaat werd minder belangrijk en instituties verliezen betekenis. Heil wordt niet meer gezocht in deze instituties. Ook vinden er veel veranderingen plaats in de informatiesector. Het nieuws wordt meer gepersonaliseerd (daily me). De burger heeft behoefte aan duiding van het nieuws.

Praktijk

De toekomstige taak van de journalist is het bieden van normatieve kaders en waar nodig het regisseren van het publieke debat. Dit is de verantwoordelijkheid van civiele journalisten. Hierdoor moeten de journalisten extra betrokken zijn. Er komt een groter accent te liggen op onderwerpen als civil society, burgerschap en niet-dominante cultuur. Dit betekent in de praktijk:

  1. Kranten/omroepen moeten meer open worden. Dit kan bijvoorbeeld door open te staan voor lezersfeedback.

  2. Benadering van onderop. Ver weg van de autoriteiten en instituties. Zo kan een journalist een plek opzoeken waar mensen elkaar treffen, dit is een vorm van public listening. Dit moet er tot leiden dat de agenda meer wordt bepaald door het publiek.

  3. Civiele journalisten willen meer aandacht geven aan de gevolgen die nieuwsfeiten kunnen hebben voor het publiek.

  4. Volgens civiele journalisten moeten complexe publieke vraagstukken niet in twee delen opgesplitst worden. Hierdoor wordt het wedstrijdelement bevorderd. De burger is niet geïnteresseerd in deze zaken, maar in een oplossing.

  5. Civiele journalisten zijn voor onderzoeksjournalistiek waarbij een maatschappelijk vraagstuk aan het licht wordt gebracht. Hierbij willen ze perspectief bieden.

  6. Civiele journalisten willen burgers meer de ruimte geven om zich te uiten over publieke zaken.

Kritiek

Civiele journalistiek kan ook op een slechte manier bedreven worden. Civiele journalistiek gaat gepaard met risico’s. Zo kan een journalist te erg betrokken raken bij een onderwerp. Civiele journalistiek kan ook ingezet worden als promotie-instrument, om het eigen marktaandeel op peil te houden. Deze gevaren zijn samen te vatten als de vier P’s: Partijdigheid, Populisme, Provincialisme en Promotie.

Tegenstanders van civiele journalistiek ergeren zich aan het optimisme en de nadruk op goed nieuws. Ook zou civiele journalistiek veel bijdragen aan gemeenschapsvorming. Het is ook zo dat civiel journalism problemen laat zien, maar er wordt vanuit gegaan dat er ook positieve dingen gebeuren en daarom worden de peilen ook op positief nieuws gericht. Volgens civiele journalisten draagt de journalistiek bij aan de probleemoplossing.

Vanuit de academische wereld is het commentaar dat de civiele journalistiek niet ver genoeg gaat. Schudson plaatst zijn kritiek tegen de achtergrond van die modellen:

  1. Marktmodel. De vraag van de consument staat hierbij centraal, dit trekt adverteerders.

  2. Partijmodel. Wordt bijna niet meer gebruikt, vertegenwoordigd bepaalde groepen.

  3. Professiemodel. Journalisten maken zelf uit wat belangrijk is. Het is een alternatief voor het marktmodel. Journalistiek wordt gezien als een strijd tussen professie en de markt. Civiele journalistiek is een variant op het professiemodel. In de civiele journalistiek bepalen journalisten zelf wat belangrijk is.

Er zijn ook algemene en ideologische bezwaren tegen civiele journalistiek. Een vaak gehoord kritiekpunt is dat het een vaag begrip is, het is alleen geschikt voor kranten in een kleine gemeenschap en er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gemeenschap en publiek.

Eigen belang

In de jaren 90 verbreedt de stroming zich. Steun wordt gevonden bij journalisten van kleine dagbladen. Nieuwe media zetten het marktaandeel van kranten onder druk. Door de verbreding kijken de journalisten ook anders tegen zichzelf aan. Een groeiend aantal journalisten is het eens met de kritiek van het publiek. Gebrek aan geloofwaardigheid is ook een vaak genoemd kritiekpunt.

Besluit

De civiele journalistiek bepleit de volgende verschuivingen:

  1. Openbaarder en interactiever worden.

  2. Meer aandacht voor burgers en hun onderwerpen in plaats van instituties.

  3. Meer aandacht voor gevolgen voor burgers in plaats van aandacht voor politieke strategie.

  4. Journalisten moeten zich richten op oplossingen en alternatieven.

  5. Pragmatische context moet gegeven worden.

  6. Actief burgerschap.

 

– Oosterbaan: De toekomst van de kwaliteitsjournalistiek

 

Kranten vervullen belangrijke functies in de samenleving. Kranten houden zich bezig met de publieke sfeer. Hier liggen zowel commerciële als journalistieke waarden aan ten grondslag. Eerst waren kranten verbonden aan een politieke of kerkelijke stroming, later werd dit ingeruild voor een professionele benadering.

De journalistiek vervult drie basisfuncties:

  1. Deelname aan het politieke proces aanmoedigen.

  2. Maatschappelijk forum dat debatten over publieke zaken stimuleert.

  3. Waakhond tegen misbruik door mensen en instellingen met macht.

De publieke functie van de kranten komt onder druk te staan door de commercie. De handhaving van de klassieke functies van de journalistiek is van belang, zeven aanbevelingen hiervoor:

  1. Kranten moeten het journalistieke zelfvertrouwen terug winnen. Burgers, bloggers en amateurjournalisten kunnen hun functies niet overnemen. Er is altijd behoefte aan professionele kwaliteitsjournalistiek. De markt krimpt, maar dit betekent niet dat de functies die de journalistiek vervult minder belangrijk worden. De publieke ruimte is vercommercialiseerd, hierdoor is er meer behoefte aan duiding van het nieuws.

  2. Verlaat de ivoren toren. Er moeten gedragscodes worden opgesteld en een ombudsman moet aangewezen worden.

  3. Kritisch kijken naar eigen krant. Dikkere kranten zijn niet de manier om publiek te winnen, mensen hebben minder tijd om de krant te lezen. Tevens is het niet meer duidelijk wat precies de journalistieke missie van de krant is.

  4. Kranten moeten investeren in leesbaarheid en toegankelijkheid. Een krant moet er aantrekkelijk uit zien en uitnodigen tot lezen. Ook horen kranten thuis op het internet.

  5. Dagbladjournalistiek moet meer aan uitleg en analyse doen.

  6. Krantentitels moeten deel uitmaken van gezonde concerns die het beste voorhebben met de kranten.

 

– Brouwers: Realiteits-check

 

Realiteit 1: het internet

Journalistiek heeft de monopolie op informatie verloren door de komst van het internet. Iedereen kan nieuws maken.

Realiteit 2: de interactiviteit

Interactiviteit bepaalt journalistiek succes. De journalist moet zich openstellen voor kennis van buiten. Het internet faciliteert dit.

Realiteit 3: de journalistiek

Journalistiek is een vak waarbij bepaalde vaardigheden nodig zijn.

Realiteit 4: de journalist

De waarheidsvinders moeten op een andere manier te werk gaan. Dit kan in de vorm van samenwerkingsverbanden, grote redacties verdwijnen immers. Een journalist moet de maatschappij informeren. De journalist moet de betrouwbaarste versie geven van de geschiedenis, ook al kan dit niet altijd de eerste versie zijn vanwege het internet.

Realiteit 5: de gedaantes

De pure vorm van journalistiek is nooit vanzelfsprekend geweest. De journalistiek is terug te vinden in verschillende gedaantes.

Realiteit 6: de robotjournalist

Machines nemen meer werk rondom de journalistiek over, maar ook gaan ze stap voor stap de journalistiek zelf uitvoeren. Basale berichten met goed geordende data kunnen verwerkt worden door robots.

Realiteit 7: het nieuws

Nieuws is overal en van iedereen.

Realiteit 8: sociale media

Zorgt er voor dat de journalist extra ogen en oren heeft. Zowel bij het vergaren als publiceren van informatie. Nadeel is wel dat het een race is geworden wie als eerste het nieuws presenteert aan de maatschappij.

Realiteit 9: het publiek

Het traditionele publiek is veranderd. Het publiek is meer gaan eisen, weet meer.

Realiteit 10: de elite

Pure journalistiek is elitair, het zou voor het grote publiek beschikbaar moeten zijn.

Realiteit 11: de abonnee

Wanneer de nieuwsconsument een abonnee is, is hij meer betrokken bij het medium. Hij is de belangrijkste gesprekspartner van de journalist.

Realiteit 12: de bezoeker

De bezoeker heeft een losse band met het medium. Hij kijkt niet naar een merk, maar naar informatie.

Realiteit 13: de uitgeeforganisatie

De journalistiek moet zich via andere organisatievormen ontwikkelen en vernieuwen.

Realiteit 14: het platform

Internet is het basis-platform voor de journalist. Alle belangrijke journalistieke activiteiten vinden hier plaats.

Realiteit 15: de verdienmodellen

Er zijn verschillende omzetbronnen nodig in de journalistiek door de toenemende rol van de commercie.

Realiteit 16: de adverteerder

De adverteerder bekijkt ook of het de juiste manier is om via een krant zijn publiek te bereiken, wanneer dit niet het geval is zal hij ook geen advertentie plaatsen in een krant.

Realiteit 17: de overheid

Journalistiek draagt bij aan het goed functioneren van de democratie. Wetgevers moeten daarom ook juiste informatie verschaffen aan journalisten.

Realiteit 18: de opleiding

De maatschappij heeft behoefte aan ander vakmanschap dan dat er nu wordt geleerd. De journalist moet ondernemend zijn.

Realiteit 19: de samenwerking

Door de inkrimping van nieuwsredacties moeten journalisten samenwerkingsverbanden met andere journalisten aangaan.

Realiteit 20: het ecosysteem

Het systeem waarbinnen de journalisten werken is niet meer eenduidig zoals het was. Het eco-systeem waarbinnen journalisten werken is een los netwerk van deelnemers die wisselen van rol.

 

 

 

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
484