Tentamenvragen Rechtseconomie

3 Tentamens uit 2012 en 2013


Tentamen januari 2013

 

Opgave 1

In een land maken 3 miljoen fietsers dagelijks gebruik van de weg. Die fietsers staan voortdurend bloot aan de verleiding om door rood te rijden of een illegale ‘shortcut’ te nemen, over de autoweg bijvoorbeeld. Binnen de totale groep fietsers zijn drie deelgroepen van gelijke omvang te onderscheiden. Deze deelgroepen verschillen van elkaar in maatschappelijke positie. Binnen de drie deelgroepen is het persoonlijke gewin van illegaal fietsgedrag respectievelijk € 30, 20 en 10 per dag. Het vermogen van de fietsers in deze groepen is respectievelijk € 30.000, 20.000 en 10.000.

Illegaal fietsgedrag veroorzaakt maatschappelijke schade vanwege de grote toename van verkeersonveiligheid. Deze schade bedraagt bij alle overtredingen € 25 per dag.

De overheid neemt zich voor de naleving van de verkeersregels te gaan handhaven en stelt op illegaal fietsgedrag een geldboete van € 150. Verder organiseert de overheid een pakkans van 10%. Dat brengt opsporingskosten met zich mee van € 10 miljoen per dag.

 

a. Wat is het effect van illegaal fietsgedrag op de maatschappelijke welvaart als de overheid niet handhaaft?

b. Wat zal het effect zijn van de voorgenomen handhavingsinspanningen van de overheid op

- het aantal overtredingen,

- de overheidsbegroting en

- de maatschappelijke welvaart?

 

De overheid vraagt zich af of het voorgenomen handhavingsbeleid vanuit efficiëntieoogpunt optimaal is. Ze zou de hoogte van de geldboete en/of de hoogte van de pakkans kunnen veranderen. Daarbij kan worden aangenomen dat een verhoging of verlaging van de pakkans de opsporingskosten evenredig doet toe- of afnemen. Dat wil zeggen dat, bijvoorbeeld, een verdubbeling of halvering van de pakkans ook de opsporingskosten doet verdubbelen of halveren.

 

c. Hoe hoog is het optimale strafrisico in dit geval? Moet dat worden bereikt via een aanpassing van het boetebedrag en/of via een aanpassing van de pakkans?

 

De opsporingskosten zijn mede zo hoog, omdat de overheid veel aandacht besteedt aan rechtsbescherming. Fietsers die menen dat ze ten onrechte een boete hebben gekregen, kunnen bezwaar aantekenen en in beroep gaan.

 

d. Waarom is rechtsbescherming niet alleen vanuit het oogpunt van de betrokken individu, maar ook vanuit efficiëntieoogpunt van belang?

 

Opgave 2

Neem aan dat de markt voor snackbarkroketten wordt gekenmerkt door volledige mededinging. Figuur 1a geeft de marktvraagcurve V en de marktaanbodcurve A. Op deze markt zijn 100 identieke snackverkopers actief. Figuur 1b geeft de kostenstructuur weer van één snackbar. GTK staat voor gemiddelde totale kosten, GVK voor gemiddelde variabele kosten en MK voor marginale kosten. Alle producenten streven naar winstmaximalisatie.

 

Figuur 1a

 

 

Figuur 1b

a. Leg uit dat het marktevenwicht een langetermijnevenwicht is. Waarom is het voor de 100 snackverkopers de moeite waard om op deze markt actief te zijn?

 

De snackverkopers hebben vergevorderde plannen om te fuseren tot één nieuwe onderneming.

 

b. Als er verder niets verandert, welke consequentie zou de fusie hebben voor de prijs en hoeveelheid op de markt voor kroketten?

c. Als er verder niets verandert, welke consequentie zou de fusie hebben voor het consumenten- en het producentensurplus? Zou er een Hicks-Kaldor-verbetering optreden?

 

Voor de fusie is nog wel de toestemming nodig van de mededingingsautoriteit.

 

d. Leg uit dat de mededingingsautoriteit vanuit efficiëntieoogpunt diverse goede redenen heeft om geen toestemming voor de fusie te geven. Maar wanneer mede rekening wordt gehouden met de te verwachten ontwikkelingen op langere termijn, zijn er ook argumenten die in een andere richting wijzen. Welke?

 

Opgave 3

Stel dat u na uw afstuderen gaat werken als wetgevingsjurist. Rond die tijd vinden er nogal wat aanrijdingen plaats. Dat komt doordat automobilisten onvoorzichtig zijn en bromfietsers aanrijden. De gedachte dringt zich op dat het aansprakelijkheidsrecht gebruikt kan worden om het gedrag van automobilisten en bromfietsers aan te passen. Aan u wordt gevraagd vanuit rechtseconomisch perspectief te adviseren over de vormgeving van aansprakelijkheid. Daarbij kunt u uitgaan van de volgende gestileerde casus.

De baten van een automobilist zijn afhankelijk van zijn gedrag. Hetzelfde geldt voor een bromfietser. Deze baten staan in onderstaande tabel. De kans dat een bromfietser schade lijdt, is afhankelijk van het gedrag van beide partijen. Ook deze kansen staan in onderstaande tabel. Als de bromfietser schade lijdt, heeft die een omvang van 3.000. Beide partijen zijn risiconeutraal.

 

 

Bromfietser is voorzichtig

(baten 300)

Bromfietser is onvoorzichtig

(baten 600)

Automobilist is voorzichtig

(baten 300)

5%

25%

Automobilist is onvoorzichtig

(baten 600)

25%

50%

 

a. Bepaal de efficiënte combinatie van gedragingen.

 

Stel dat sprake is van risicoaansprakelijkheid met beroep op eigen schuld, waarbij de automobilist aansprakelijk is tenzij de bromfietser onvoorzichtig was.

 

b. Laat met behulp van een uitkomstenmatrix zien welk gedrag de automobilist en de bromfietser zullen kiezen.

Stel dat sprake is van schuldaansprakelijkheid van de automobilist, waarbij het recht als norm voor zorgvuldig gedrag aanhoudt dat de automobilist voorzichtig is.

c. Laat met behulp van een uitkomstenmatrix zien welk gedrag de automobilist en de bromfietser zullen kiezen.

In de praktijk kunnen er redenen zijn om te verwachten dat beide systemen tekortschieten in het genereren van prikkels voor efficiënt gedrag.

d. Bespreek twee redenen waarom bij beide systemen in de praktijk inefficiënt gedrag kan ontstaan.

 

Antwoordindicatie tentamen januari 2013

 

Opgave 1

a. Als de overheid niet handhaaft zijn er 3 miljoen overtredingen per dag. Het gevolg voor de maatschappelijke welvaart is:

- fietsers persoonlijk gewin: (30 + 20 + 10) x 1 mln = 60 miljoen per dag

- derden schade: 25 x 3 miljoen = 75 miljoen per dag,

in totaal een negatief saldo van 15 miljoen per dag. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.161 e.v.)

b. De handhaving zorgt voor een strafrisico van 0,10 x 150 = 15. Deelgroep 3 wordt daardoor afgeschrikt, de deelgroepen 1 en 2 blijven illegaal fietsgedrag vertonen. De maatschappelijke welvaart wordt:

- fietsers persoonlijk gewin (30 + 20) x 1 miljoen = 50 miljoen

minus te betalen boetes: 0,10 x 2 miljoen x 150 = 30 miljoen

netto: 20 miljoen

- derden schade: 25 x 2 miljoen = 50 miljoen

- overheid opbrengst boetes: 30 miljoen

minus opsporingskosten: 10 miljoen

netto: 20 miljoen,

in totaal een negatief saldo van 10 miljoen per dag.

Kortom, het aantal overtredingen zal door de handhaving afnemen met 1 miljoen, de overheidsbegroting incasseert een winst van 20 miljoen, de maatschappelijke welvaart neemt af met 10 miljoen. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.353 e.v.)

c. Het beste is om het strafrisico af te stemmen op de schade van € 25, zodat de inefficiënte overtredingen van deelgroepen 2 en 3 wél en de efficiënte overtredingen van deelgroep 1 níet worden afgeschrikt.

De pakkans kan het beste worden verlaagd, dat spaart op opsporingskosten, mits het boetebedrag gelijktijdig wordt verhoogd. Bij een pakkans van 1% zou het boetebedrag dan uitkomen op € 2.500. De hoogte van dat boetebedrag is, gegeven de vermogens van de fietsers geen probleem.

 

De maatschappelijke welvaart wordt dan:

- fietsers persoonlijk gewin 30 x 1 mln = 30 mln, minus te betalen boetes 0,01 x 1 mln x 2500 = 25 mln, geeft netto-resultaat van 5 mln

- derden schade: 25 x 1 mln = 25 mln

- overheid opbrengst boetes 25 mln, minus opsporingskosten van 1 mln (1/10e van 10 mln), geeft netto-resultaat van 24 mln,

in totaal een positief saldo van 4 miljoen per dag.

[Om groepen 2 en 3 wèl en groep 1 níet af te schrikken kan de overheid, als ze de persoonlijke gewinnen zou kennen, ook volstaan ook een strafrisico van € 20, ofwel een boete van € 2.000 bij een pakkans van 1%. Ook dan komt de totale welvaart uit op 4 miljoen.] (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.365 e.v.)

d. In verband met het belang van faire procesvoering, zie hoofdstuk 10, paragraaf 8. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.383 e.v.).

 

Opgave 2

a. Volgens figuur 1a is er een marktevenwicht bij p = 30 (eurocent), q = 15.000. Die p is voor de individuele snackbars een gegeven. Onder winstmaximalisatie (MO = MK) kiezen ze elk voor een productie van 150 stuks. Bij p = 30 en q = 150 is de winst van een producent precies nul. Er is dan op langere termijn geen toe- of uittreding te verwachten, zodat inderdaad sprake is van een langetermijnevenwicht.

Bij een winst van nul is deze bedrijfstak voor de bestaande snackbars toch interessant, omdat alle kosten (inclusief een fatsoenlijke beloning voor de arbeid van de ondernemer/ eigenaar en een marktconform rendement op het eigen vermogen) worden gedekt. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.41, 237 e.v.)

b. Door de fusie ontstaat een monopolie. De MO-curve loopt dan 2x zo steil als de vraagcurve. Winstmaximalisatie (MO = MK) leidt tot q = 10.000 en p = 40. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.51, 231 e.v.)

c. CS was: ½ x (60 – 30) x 15.000 = 225.000, en wordt ½ x (60 – 40) x 10.000 = 100.000. Het CS neemt dus af met 125.000.

PS was: ½ x (30 – 0) x 15.000 = 225.000, en wordt: (40 – 20) x 10.000 + ½ x (20 – 0) x 10.000 = 300.000. Het PS neemt dus toe met 75.000.

Per saldo neemt de welvaart af met 50.000 (het deadweight loss). Er is dus geen sprake van een Hicks-Kaldor-verbetering, integendeel. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.238 e.v.)

d. Een monopolie leidt niet alleen tot inefficiëntie vanwege het deadweight loss, maar kan ook leiden tot productieve en dynamische inefficiëntie en rent seeking.

Die problemen zijn hier echter minder erg, als de markt openblijft voor nieuwe toetreders. Bij een prijs van 40 is er voor nieuwe aanbieders immers winst te halen. Verder is het denkbaar dat de gefuseerde onderneming op termijn schaalvoordelen kan behalen, in de vorm van lagere productiekosten. En kroketten vormen natuurlijk een vette hap. Met het oog op de volksgezondheid is een hogere prijs mogelijk zo gek nog niet. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.240 e.v.)

 

Opgave 3

a. Efficiënt als beiden voorzichtig zijn, want dan is het saldo van de baten en kosten van alle partijen gezamenlijk maximaal. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.170 e.v.)

 

 

Bromfietser is voorzichtig

Bromfietser is onvoorzichtig

Automobilist is voorzichtig

300 + 300 – 150 = 450

300 + 600 – 750 = 150

Automobilist is onvoorzichtig

600 + 300 – 750 = 150

600 + 600 – 1500 = –300

 

b. Uitkomstenmatrix bij risicoaansprakelijkheid met beroep op eigen schuld:

 

Bromfietser is voorzichtig

Bromfietser is onvoorzichtig

Automobilist is voorzichtig

300 – 150 = 150,

300

300,

600 – 750 = – 150

Automobilist is onvoorzichtig

600 – 750 = –150,

300

600,

600 – 1500 = –900

De bromfietser is altijd het beste af met voorzichtig gedrag (dominante strategie), dan is ook de scooterrijder het beste af met voorzichtig gedrag. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.178 e.v.)

 

c. Uitkomstenmatrix bij schuldaansprakelijkheid:

 

Bromfietser is voorzichtig

Bromfietser is onvoorzichtig

Automobilist is voorzichtig

300,

300 – 150 = 150

300,

600 – 750 = –150

Automobilist is onvoorzichtig

600 – 750 = –150,

300

600 – 1500 = –900,

600

De automobilist is altijd het beste af met voorzichtig gedrag (dominante strategie), dan is ook de bromfietser het beste af met voorzichtig gedrag. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.179 e.v.)

 

d. 1. Bewijsproblemen bij een rechtszaak. Bij risicoaansprakelijkheid met verweer van eigenschuld is het voor de automobilist niet altijd eenvoudig om te bewijzen dat de bromfietser onvoorzichtig was. Bij schuldaansprakelijkheid ontstaat een probleem indien de bromfietser niet goed in staat is de schuld van de automobilist te bewijzen. Dat leidt tot een afname van de prikkel tot voorzichtig gedrag aan de kant van de bromfietser resp. de automobilist. En daardoor dreigt inefficiëntie.

 

2. Het aantal verkeersdeelnames is te groot. Zelfs als beide partijen een prikkel krijgen om efficiënte zorg te betrachten, hoeft uiteindelijk slechts één van beide de schade te dragen. Voor de ander is het deelnemen aan het verkeer dan te ‘goedkoop’. Zijn verkeersdeelname draagt immers ook bij aan de verwachte schade; zou hij zijn thuisgebleven, dan was de verwachte schade nihil zijn geweest.

[Daarnaast kan nog worden gewezen op de verplichte WA-verzekering voor automobilisten, die bij hen de prikkel tot voorzichtig gedrag zou kunnen verminderen.] (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.182 e.v.)

 

Tentamen juni 2012

 

Opgave 1

 

Een natie kent 2 miljoen landeigenaren. Onder de landeigenaren kunnen twee even grote groepen worden onderscheiden. Groep 1 wordt gevormd door personen met een laag inkomen, die een klein stuk land, net genoeg voor een huis, hebben. Groep 2 bestaat uit personen met een relatief hoog inkomen, die een groot stuk land bezitten, waar een huis en een grote tuin op past. De landeigenaren in groep 1 verdienen € 15.000 per jaar, die in groep 2 € 30.000.

 

Het land wordt met een zekere regelmaat geteisterd door natuurrampen, zoals overstromingen en aardbevingen. De kans dat een stuk land daarvan schade ondervindt, is 20% per jaar. Als er schade is, bedraagt die € 15.000 voor de kleine stukken land en € 30.000 voor de grote stukken land.

 

De nutsfunctie, die aangeeft welk nut een landeigenaar ontleent aan het beschikbare inkomen, is voor iedereen in een groep gelijk. De nutsfunctie voor groep 1 is weergegeven in figuur 1a, die voor groep 2 in figuur 1b.

 

 

Figuur 1a Nutsfunctie groep 1

 

 

Figuur 1b Nutsfunctie groep 2

 

a. Bepaal voor elke groep hoe hoog de premie is die een landeigenaar maximaal voor een verzekering tegen de schade van natuurrampen zou willen betalen.

 

Stel dat het aanbieden van verzekeringen tegen de schade van natuurrampen volledig aan de markt wordt overgelaten. Aangenomen mag worden dat de markt dan wordt gekenmerkt door volledige mededinging op lange termijn. De uitvoeringskosten bedragen € 1.200 per polis per jaar.

 

b. Welke premies brengen de verzekeringsmaatschappijen in rekening? Hoe is de bijdrage aan de welvaart van de afgesloten verzekeringscontracten?

 

c. Leg uit wat wordt verstaan onder de problemen van adverse selectie en moreel risico. Waarom zullen die problemen zich niet voordoen bij verzekeringen tegen de schade van natuurrampen in deze natie?

 

d. Kan de overheid, gezien uw antwoorden onder b. en c., de verzekering tegen de schade van natuurrampen aan de markt overlaten? Of zijn er vanuit efficiëntieoogpunt redenen voor overheidsingrijpen?

 

 

Opgave 2

 

In een land zijn 10 energiecentrales actief. Ze zijn allemaal rationeel en risico-neutraal. Elke centrale heeft een vermogen van € 500.000. Als een centrale zijn zwavelgassen en co2 niet volgens de regels verwerkt maar illegaal uitstoot, kan het een aanzienlijke (extra) winst maken. Die (extra) winst van illegaal uitstoten bedraagt € 25.000 per centrale per dag.

Het illegaal uitstoten zorgt echter voor ernstige milieuvervuiling. De maatschappelijke schade van het illegaal uitstoten bedraagt € 50.000 per centrale per dag.

De overheid overweegt om deze vorm van milieucriminaliteit aan te pakken. Door het inzetten van extra middelen kan de pakkans in stapjes van 1% worden opgevoerd van 0 tot 100%. Elke verhoging van de pakkans met 1% brengt (extra) kosten met zich mee van € 6.000 per dag.

Bestraffing kan de vorm krijgen van een geldboete, maar het is ook denkbaar de directeur een vrijheidsstraf op te leggen. De inningskosten van geldboetes zijn verwaarloosbaar klein. De tenuitvoerlegging van gevangenisstraf kost de samenleving € 500 per gevangene per dag. Gevangenisstraf vertegenwoordigt voor een directeur een kostenpost van € 2.500 per dag.

 

a. Hoe groot is het maatschappelijke welvaartsverlies als gevolg van milieucriminaliteit, als de overheid het illegaal uitstoten niet aanpakt?

 

Stel dat de overheid voor de bestraffing volstaat met een geldboete die gelijk aan is de aangerichte schade.

 

b. Hoe groot moet de pakkans dan ten minste zijn opdat de aanpak van de milieu­criminaliteit succes heeft? Hoe groot is in dat geval het totale maatschappelijke welvaartsverlies als gevolg van criminaliteit en criminaliteitsbestrijding?

 

Stel dat de overheid, gezien het resultaat onder b., overweegt om de geldboete (flink) te verhogen.

 

c. Tot welke hoogte kan de geldboete effectief worden opgetrokken? Hoe groot moet de pakkans dan ten minste zijn opdat de aanpak van de milieucriminaliteit succes heeft? Hoe groot is in dat geval het totale maatschappelijke welvaartsverlies als gevolg van criminaliteit en criminaliteitsbestrijding?

 

De overheid wil ook graag weten wat de mogelijkheden zijn als er, naast geldboetes, gebruik gemaakt zou worden van vrijheidsstraffen.

 

d. Hoe ziet de efficiënte aanpak van de milieucriminaliteit er in dat geval uit?

 

 

Opgave 3

 

De activiteiten van een fabriek kunnen gepaard gaan met schade voor omliggende woongebieden. Door (per activiteit) meer zorg te betrachten, kan de fabriek de kans op schade en de omvang van de eventuele schade beperken. In figuur 2 staat voor alle mogelijke zorgniveaus aangeduid wat de zorgkosten en de verwachte schade zijn.

 

Figuur 2

 

a. Bepaal het efficiënte zorgniveau.

 

Stel dat er sprake is van schuldaansprakelijkheid, waarbij het rechtens vereiste zorgniveau gelijk is aan het efficiënte zorgniveau.

 

b. Welk zorgniveau kiest de onderneming in deze situatie?

 

Stel dat het rechtens vereiste zorgniveau gelijk is aan 100%.

 

c. Welk zorgniveau kiest de onderneming in deze situatie?

 

d. Vergelijk de onder b. en c. bedoelde aansprakelijkheidsregimes in termen van efficiëntie. Zijn beide gelijkwaardig of verdient een van beide de voorkeur?

 

 

Antwoordindicatie tentamen juni 2012

 

Opgave 1

 

a. Groep 1: 20% kans op 15.000 schade, beschikbaar inkomen nihil, nut 0 en 80% kans op geen schade, beschikbaar inkomen 15.000, nut 10. Dus: Yg = 12.000, Sg = 3.000, Ug = 8. Hetzelfde nut van 8 wordt verkregen bij een zeker inkomen Y* van 10.000. De premie die een landeigenaar in deze groep maximaal wil betalen is dan Y - Y* = 15.000 - 10.000 = 5.000. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.301 e.v.)

Groep 2: 20% kans op 30.000 schade, beschikbaar inkomen nihil, nut 0 en 80% kans op geen schade, beschikbaar inkomen 30.000, nut 10. Dus: Yg = 24.000, Sg = 6.000, Ug = 8. Hetzelfde nut van 8 wordt verkregen bij een zeker inkomen Y* van 23.000. De maximale premie is dan Y - Y* = 30.000 - 23.000 = 7.000.

b. De verzekeringsmaatschappij rekent bij een langetermijnevenwicht een kostendekkende premie, dus V = Sg + T. Ofwel, voor groep 1 3.000 + 1.200 = 4.200, en voor groep 2 6.000 + 1.200 = 7.200.

Alleen groep 1 wil voor die premie een verzekering afsluiten. De bijdrage aan de welvaart is 1 mln x (5.000 - 4.200) = 800 miljoen. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.299 e.v.)

c. Zie boek p. 335/338. Het probleem van moreel risico doet zich niet voor omdat het om natuurkrachten gaat, het al dan niet verzekerd zijn heeft geen invloed op het risico. Het probleem van adverse selectie doet zich niet voor, omdat de verzekeraar gemakkelijk aan elk stuk land kan zien of het klein of groot is, zodat premiedifferentiatie eenvoudig uitvoerbaar is. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.308 e.v.)

d. Er zijn ten minste twee problemen die om aandacht vragen:

1. Er is een sterke onderlinge afhankelijkheid van de individuele risico’s. Als er een natuurramp plaats vindt, worden vele stukken land tegelijk getroffen. De vraag is of een particuliere verzekeraar voldoende vermogen kan opbouwen om dat te dragen.

2. Groep 2 verzekert zich niet, hoewel de landeigenaren wel degelijk waarde hechten aan zekerheid (W = 1.000). De uitvoeringskosten T zijn echter te hoog.

Overheidsingrijpen biedt in potentie een oplossing voor deze problemen. Immers, door de lasten om te slaan over de hele samenleving ontstaat een maximaal draagvlak voor het vergoeden van de schade. Verder zouden de uitvoeringskosten (een stuk) lager kunnen zijn, als de overheid de verzekering voor haar rekening zou nemen. Denk aan: schaalvoordelen, geen noodzaak tot reclame.

Maar ook de overheid kan falen. In dit geval ligt het probleem niet zozeer bij het onvoldoende bestrijden van moreel risico. Immers, bij natuurrampen is er weinig ruimte voor moreel risico. Maar bij uitvoering door de overheid kan wel productieve inefficiëntie optreden. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.313 e.v.)

 

Opgave 2

 

a. Met illegaal uitstoten verdienen de 10 centrales elk 25.000 per dag. Daar staat schade voor anderen tegenover van 50.000 per centrale per dag. Het maatschappelijk welvaartsverlies is 10 x (50.000 - 25.000) = 250.000 per dag. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.266 e.v.)

b. Om de centrales af te schrikken, moet het strafrisico ten minste gelijk zijn aan het persoonlijke gewin van 25.000. Bij een geldboete van 50.000 moet de pakkans dan 50% zijn. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.360 e.v.)

Er wordt dan niet illegaal gedumpt, dus ook geen schade. Maar de kosten van de criminaliteitsbestrijding zijn 50 x 6.000 = 300.000.

c. Een geldboete hoger dan het vermogen is niet effectief, dus wordt de geldboete 500.000. Dan is een pakkans voldoende van 5%, om het strafrisico op 25.000 te houden.

Er wordt dan niet illegaal gedumpt. De kosten van de criminaliteits­bestrijding zijn beperkt tot 5 x 6.000 = 30.000. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.361 e.v.)

d. De pakkans kan dan verder omlaag, tot de minimale waarde van 1%. Mits de strafmaat voldoende omhoog gaat om het strafrisico op 25.000 te houden. De strafmaat moet dan een geldwaarde hebben van 2.500.000. Dit kan worden bereikt door te dreigen met 1000 dagen gevangenisstraf. Immers, 1000 x 2.500 (de geldwaarde per dag vrijheidsstraf) = 2.500.000.

[Het kan ook door een combinatie van de maximale geldboete van 500.000 aangevuld met 800 dagen gevangenisstraf. Immers, 500.000 (geldboete) + 800 x 2.500 (de geldwaarde van de vrijheidsstraf) = 2.500.000.]

Dit is efficiënt. Immers, illegaal uitstoten wordt effectief afgeschrikt. Dus hoeven er ook geen straffen ten uitvoer gelegd te worden. Er moet alleen worden gezorgd voor een pakkans van 1%. Kosten 6.000 per dag. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.365 e.v.)

 

Opgave 3

a. Het efficiënte zorgniveau is het zorgniveau waarbij de som van de zorgkosten en verwachte schade minimaal is. Om te bepalen bij welk zorgniveau dat is, moet eerst de totale kostencurve in figuur 1 worden getekend. Het minimum van die curve ligt bij 60%. Dat is dus het efficiënte zorgniveau. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.164 e.v.)

 

b. Indien de fabriek minder zorg betracht dan rechtens wordt vereist, komt eventuele schade voor zijn rekening. Bij zorgniveaus onder de 60% vallen zijn verwachte kosten daarom samen met de totale kostencurve. Voor zorgniveaus vanaf 60% is hij niet meer aansprakelijk voor schade, zodat alleen de zorgkosten voor zijn rekening komen. Hij is dan het goedkoopst af door een zorgniveau van 60% te kiezen. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.166 e.v.)

c. Als de fabriek zich aan de rechtens vereiste norm houdt, is hij niet aansprakelijk. Bij een zorgniveau van 100% heeft hij dus alleen de zorgkosten van 100. De verwachte kosten voor de fabriek zijn echter lager, wanneer hij voor een zorgniveau van 60% kiest. Hij is dan weliswaar aansprakelijk, maar zijn totale verwachte kosten zijn dan slechts 90. Hij kiest voor een zorgniveau van 60%. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.167 e.v.)

 

d. Zowel onder b. als onder c. betracht de fabriek het efficiënte zorgniveau van 60%. Daarin zit geen verschil.

Onder b. houdt de fabriek zich aan de rechtens vereiste norm, zodat hij niet aansprakelijk is voor schade. Zijn activiteiten gaan daardoor gepaard met een negatief extern effect. Het aantal activiteiten kan groter worden dan het efficiënte aantal. Onder c. daarentegen betracht de fabriek minder zorg dan de rechtens vereiste norm, zodat hij aansprakelijk is voor de schade. Daardoor is hij gedwongen rekening te houden met alle verwachte kosten die zijn activiteiten met zich meebrengen. Dat leidt ertoe dat zal hij kiezen voor het efficiënte aantal activiteiten. Daarom is c. uit oogpunt van efficiëntie beter dan b. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.172 e.v.)

 

Tentamen januari 2012

 

Opgave 1

 

Een fabriek overweegt een machine aan te schaffen en in gebruik te nemen. Die machine is voor de fabriek aantrekkelijk. Gerekend over de levensduur van de machine resulteren voor de fabriek netto baten ter grootte van 53.000 euro. Het gebruik van de machine gaat echter gepaard met immense rookwolken, waardoor de naburige school schade lijdt. Die schade kan worden begroot op 60.000 euro.

Stel dat de partijen er niet zeker van zijn wie een eventuele rechtszaak zal winnen. De school denkt een kans van 90% te hebben en de fabriek meent een kans van 20% te hebben. De proceskosten bedragen 5.000 euro.

a. Zal de fabriek de machine aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak?

De overheid wil bezuinigen en verhoogt de griffierechten. Effectief komen de proceskosten daardoor uit op 12.000 euro.

b. Zal de fabriek de machine aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak?

c. Welke consequenties heeft de verhoging van de griffierechten in het onderhavige geval voor de maatschappelijke welvaart?

Stel, in tegenstelling tot het voorgaande, dat zowel de fabriek als de school er zeker van zijn dat de school een eventuele rechtszaak over schadevergoeding zal winnen. De proceskosten bedragen 5.000 euro.

d. Zal de fabriek de machine dan aanschaffen en in gebruik nemen? Zo ja, komt er dan een schikking of een rechtszaak? Is deze uitkomst efficiënt?

 

 

Opgave 2

 

Op een markt van volledige mededinging wordt een bepaald product verhandeld. Ter wille van de eenvoud kan worden aangenomen dat alle producenten identiek zijn; hetzelfde geldt voor de afnemers. Na aankoop kan er door een gebrek in het product schade ontstaan bij een afnemer. De kans op een gebrekkig product is afhankelijk van de zorg die de producent bij de productie betracht. Maar de kans op schade wordt ook beïnvloed door de zorg die de afnemer bij het gebruik betracht. Onderstaande tabel geeft aan hoe de kans op schade varieert met de zorg van producent en afnemer. Als er schade ontstaat, is die schade gelijk aan 1.000. Verder geeft de tabel de zorgkosten van de producent enerzijds en de afnemer anderzijds; zie daarvoor de getallen tussen haakjes.

 

 

 

Zorg afnemer

Weinig (0)

Veel (10)

Zorg producent

Weinig (0)

8%

6%

Veel (50)

5%

3%

 

a. Bepaal de efficiënte combinatie van gedragingen.

 

b. In het algemeen is het niet efficiënt als een producent altijd verplicht zou zijn om alle maatregelen te treffen die binnen zijn macht liggen om schade te voorkomen. Leg uit waarom dat zo is.

 

Stel dat er een systeem van risicoaansprakelijkheid met beroep op eigen schuld bestaat, waarbij de producent aansprakelijk is tenzij de afnemer weinig zorg heeft betracht.

c. Bepaal aan de hand van de uitkomstenmatrix welke mate van zorg producent en afnemer zullen betrachten. Is dit de efficiënte combinatie?

 

Stel dat er een systeem van schuldaansprakelijkheid bestaat, waarbij het rechtens vereiste zorgniveau inhoudt dat de producent veel zorg heeft betracht.

d. Bepaal aan de hand van de uitkomstenmatrix welke mate van zorg producent en afnemer zullen betrachten. Is dit de efficiënte combinatie?

 

Opgave 3

 

Op een eiland is de productie van elektriciteit in handen van een privaat monopolie,

“Eilektra” genaamd. De vraag naar elektriciteit en de marginale kosten van Eilektra staan afgebeeld in figuur 1. Eilektra streeft naar maximale winst.

 

 

Figuur 1

a. Welke prijs zal Eilektra vragen?

De overheid is tot het inzicht gekomen dat een privaat monopolie uit welvaartsoogpunt minder gelukkig is. Daarom overweegt de overheid om in de markt in te grijpen. Daarbij

wordt de mogelijkheid onderzocht om aan de monopolist een vaste prijs op te leggen. Bij het bepalen van de vaste prijs neemt de overheid ook mee dat de productie van elektriciteit met milieuvervuiling gepaard gaat. De marginale externe kosten bedragen 3 cent per kWh (kilowattuur).

b. Welke prijs zal de overheid opleggen, indien ze streeft naar maximale welvaart?

c. In welke mate verandert de welvaart door deze ingreep?

Een privaat monopolie kan ook gepaard gaan met andere vormen van inefficiëntie.

d. Noem er drie. Geef een korte toelichting.

 

Antwoordindicatie tentamen januari 2012

 

Opgave 1

a. Om de uitkomst te bepalen, moet naar drie vragen worden gekeken. 1. Kan de school geloofwaardig dreigen. 2. Zo ja, komt het dan tot een schikking of een rechtszaak. 3. Zal de fabriek, alles overziend, de machine aanschaffen en in gebruik nemen? Ad. 1: de verwachte netto opbrengst van het aanspannen van een rechtszaak is 0,9×60.000  0,1×5.000 = 54.000  500 = 53.500. Dus: geloofwaardige dreiging. Ad. 2: schikking kost 53.500. Rechtszaak kost naar verwachting: 0,8×(60.000+5.000)=52.000. Dat is minder dan 53.500. Dus: rechtszaak. Ad 3. De netto baten van 53.000 zijn hoger dan de verwachte kosten van een rechtszaak (52.000). Kortom: fabriek schaft machine aan en er komt een rechtszaak n.a.v. de schade. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.205 e.v.)

b. De antwoorden op de drie vragen worden nu: Ad. 1: de verwachte netto opbrengst van het aanspannen van een rechtszaak is 0,9×60.000  0,1×12.000 = 54.000  1.200 = 52.800. Dus: geloofwaardige dreiging. Ad. 2: schikking kost 52.800. Rechtszaak kost naar verwachting: 0,8×(60.000+12.000)=57.600. Dat is meer dan 52.800. Dus: Schikking. Ad 3. De netto baten van 53.000 zijn hoger dan de kosten van een schikking (52.800). Dus: doen. En dat leidt tot een schikking. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.205 e.v.)

c. Schikking is maatschappelijk gezien goedkoper dan rechtszaak, want spaart proceskosten uit. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.212 e.v.)

d. Indien het zeker is dat de school een eventueel geschil zal winnen, dan zal de fabriek zich genoodzaakt zien om de schade geheel door middel van een schikking te vergoeden. Die schikking (60.000) is groter dan het persoonlijk gewin (53.000). Het zal daarom van de activiteit afzien. Efficiënt, want de schade zou de netto baten overtreffen. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.217 e.v.)

 

Opgave 2

a. Onderstaande tabel geeft voor de verschillende combinaties van gedragingen het totaal van de zorgkosten en de schade. De totale kosten zijn het laagst bij weinig zorg van de producent en veel zorg van de afnemer. Dat is dus de efficiënte combinatie. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.176 e.v.)

 

Zorg afnemer

Weinig

Veel

Zorg producent

Weinig

0 + 0 + 80 = 80

0 + 10 + 60 = 70

Veel

50 + 0 + 50 = 100

50 + 10 + 30 = 90

 

b. Door meer zorgmaatregelen kan een producent in het algemeen de verwachte schade terugdringen. Dat draagt echter alleen bij aan de maatschappelijke welvaart als de baten (d.w.z. de reductie van de schade) groter zijn dan de kosten (de extra zorgkosten). Dat hoeft echter niet altijd het geval te zijn. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.174 e.v.)

 

 

Zorg afnemer

Weinig

Veel

Zorg producent

Weinig

0, 80

60, 10

Veel

50, 50

80, 10

De afnemer heeft een dominante strategie en kiest voor veel zorg (omdat 10

 

 

Zorg afnemer

Weinig

Veel

Zorg producent

Weinig

80, 0

60, 10

Veel

50, 50

50, 40

De producent heeft een dominante strategie en kiest voor veel zorg (omdat 50

 

Opgave 3

a. De winstmaximaliserende hoeveelheid is die hoeveelheid waarbij MO=MK.

Intekenen MO curve laat zien dat snijpunt MO en MK ligt bij q=6 (mln kWh). De bijbehorende prijs is 14 eurocent per kWh. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.236 e.v.)

b. De maatschappelijke marginale kosten liggen 3 cent hoger dan de private marginale kosten. In de figuur ligt MKm daarom 3 boven MKp. De maatschappelijk optimale hoeveelheid ligt bij snijpunt Vraag- en MKm-curve, dus bij 8 mln kWh. Daarbij hoort een prijs van 12 cent per kWh. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.278 e.v.)

 

c. De hoeveelheid neemt toe van 6 naar 8 mln kWh. Voor al deze eenheden geldt dat ze meer waard zijn dan ze maatschappelijke gezien kosten. De welvaartswinst bedraagt 3 mln.

Direct te berekenen als het driehoekje tussen Vraag en MKm-curve dat alsnog als welvaart gerealiseerd wordt: ½×(14-11)×(8-6 mln) = 3 mln eurocent (ofwel 30.000 euro).

Of indirect te berekenen als het verschil tussen CS + PS - Externe kosten voor en na de ingreep. Voor: p = 14 en q = 6 mln. CS = ½×(2014)×6 mln = 18 mln. PS = (148)×6 mln + ½×(85)×6 mln = 45 mln. Externe kosten = 3×6mln = 18 mln. Saldo = 45 mln. Na: p = 12, q = 8mln. CS = ½×(2012)×8 mln = 32 mln. PS = (129)×8 mln + ½×(95)×8 mln = 40 mln. Externe kosten = 3×8 mln= 24 mln. Saldo = 48 mln. Toename: 3 mln. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.282 e.v.)

d. Productieve inefficiëntie: door ontbreken concurrentie is er weinig prikkel om de productiekosten zo laag mogelijk te houden: Dynamische inefficiëntie: weinig prikkel tot innovatie, bijvoorbeeld om het productieproces te vernieuwen en daarmee tegen lagere kosten te produceren. Rent seeking: kosten om monopoliepositie te behouden. (Vindplaats: Recht en Efficiëntie p.240 e.v.)

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
350