Oefenpakket Bestuursproces recht I

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.

 

Tentamen Bestuurs(proces)recht I   1 februari 2013  

 

 VERSIE 1

 

Casus Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

 

Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

 

Artikel 2. 

1. Er zijn een Centrale organisatie werk en inkomen, een Uitvoeringsinstituut

werknemersverzekeringen en een Sociale verzekeringsbank.

 

2. De Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank hebben rechtspersoonlijkheid en hebben hun zetels op door Onze Minister te bepalen plaatsen.

 

Artikel 3. 

1. De Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank hebben elk een Raad van bestuur die met de dagelijkse leiding is belast en elk een Raad van advies die de betrokken Raad van bestuur adviseert.

 

Vraag 1. 

Is de Raad van advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, bedoeld in artikel 3 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen een bestuursorgaan?

a.  Nee, want de Raad heeft geen rechtspersoonlijkheid

b.  Nee, want de Raad beschikt niet over een publiekrechtelijke bevoegdheid

c.  Ja, ook al beschikt de Raad niet over een publiekrechtelijke bevoegdheid

 

Vraag 2.

Is de Centrale organisatie werk en inkomen bedoeld in artikel 3 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen een bestuursorgaan?

a.  Nee, want de Centrale organisatie werk en inkomen heeft geen publiekrechtelijke bevoegdheid

b.  Ja, ook al heeft de Centrale organisatie werk en inkomen geen publiekrechtelijke bevoegdheid

c.  Nee, om een andere reden

 

Casus Algemene nabestaandenwet

 

Algemene nabestaandenwet

 

Artikel 33

 

1. De Sociale verzekeringsbank stelt op aanvraag vast of recht op nabestaanden-,

halfwezen- of wezenuitkering bestaat. 

 

2. Het recht op vakantie-uitkering wordt ambtshalve vastgesteld. 

Kees Hanson verzoekt de Sociale verzekeringsbank (SVB) de nabestaandenuitkering

die hij ontvangt hoger vast te stellen. De SVB weigert dat. Tegelijkertijd stelt de SVB

ambtshalve vast dat hij evenmin in aanmerking komt voor een verhoging van de vakantie-uitkering.

 

Vraag 3. 

Is de weigering de nabestaandenuitkering te verhogen een besluit in de zin van

artikel 1:3 Awb?

a.  Ja, want het is een publiekrechtelijke rechtshandeling

b.  Ja, ook al is het geen publiekrechtelijke rechtshandeling

c.  Nee, want het is geen publiekrechtelijke rechtshandeling

 

Vraag 4.

Is de mededeling die inhoudt dat Kees niet in aanmerking komt voor een

verhoging van de vakantie-uitkering een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb?

a.  Ja, want het is een publiekrechtelijke rechtshandeling

b.  Ja, ook al is het geen publiekrechtelijke rechtshandeling

c.  Nee

 

Casus Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

 

In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn de volgende

artikelen opgenomen: 

 

Artikel 1.16. 

De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Koninklijke

Bibliotheek bezitten rechtspersoonlijkheid.

 

Artikel 13.1. 

1.De bevoegdheid tot regeling en bestuur van de Koninklijke Nederlandse Akademie

van Wetenschappen berust bij het algemeen bestuur (…). 

2.De leden van de academie vormen de algemene vergadering. (…) 

3.De leden van het algemeen bestuur worden gekozen door en uit de algemene

vergadering.

 

Artikel 13.3. 

1. De bevoegdheid tot regeling en bestuur van de Koninklijke Bibliotheek berust bij

het algemeen bestuur voorzover die bevoegdheid niet bij of krachtens deze wet aan de

bibliothecaris is opgedragen (…).

2. Het algemeen bestuur bestaat uit een voorzitter, tevens lid, en ten hoogste vier

andere leden. Het aantal leden wordt door Onze minister bepaald.

 

Vraag 5. 

Is een lid als bedoeld in artikel 13.1, tweede lid, bestuursorgaan?

a.  Ja, een lid is orgaan van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen

b.  Nee, een lid is geen bestuursorgaan

c.  Ja, een lid is orgaan van de algemene vergadering

 

Vraag 6.

Is de voorzitter bedoeld in artikel 13.3, tweede lid een bestuursorgaan?

a.  Ja, hij is een orgaan van de staat

b.  Ja, hij is orgaan van de Koninklijke Bibliotheek

c.  Ja, hij is een orgaan van het algemeen bestuur van de Koninklijke Bibliotheek

 

Casus Woningwet

 

In art. 1 van de Woningwet wordt de ‘welstandscommissie’ gedefinieerd als de

‘door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie die aan burgemeester

en wethouders advies uitbrengt ten aanzien van de vraag of het uiterlijk of de

plaatsing van een bouwwerk, waarvoor een aanvraag om een omgevingsvergunning

voor een bouwwerk is aangevraagd, in strijd is met redelijke eisen van welstand’.

 

 

Vraag 7.

Welke van de onderstaande uitspraken is juist? De welstandscommissie als

bedoeld in art. 1 van de Woningwet is

a.  een bestuursorgaan

b.  alleen bestuursorgaan, voor zover ze advies uitbrengt;

c.  geen bestuursorgaan

 

Vraag 8.

Welke van de onderstaande uitspraken is juist? Een door de welstandscommissie

uitgebracht advies over de vraag of een bouwwerk aan ‘redelijke eisen van

welstand’ voldoet, is:

a.  een publiekrechtelijke rechtshandeling;

b.  een feitelijke handeling;

c.  een met een besluit gelijk te stellen bestuurlijk rechtsoordeel.

 

Casus Overtoom

 

Art. 2.8 van de APV van Amsterdam luidt: 

1)  De burgemeester kan een overlastgebied aanwijzen als naar zijn oordeel sprake is van een ernstige verstoring of bedreiging van de openbare orde.

2)  Het is verboden zich in een overlastgebied op te houden in een groep van meer dan vier personen als dit leidt tot verstoring van de openbare orde.

3)  De burgemeester trekt de aanwijzing in zodra de openbare orde in het overlastgebied naar zijn oordeel voldoende is hersteld. 

 

Vraag 9. 

Op grond van art. 2.8, lid 1 van de APV wordt de Overtoom aangewezen als overlastgebied. Jelle Visser die op de Overtoom in een gehuurd pand een zaak heeft, is bang dat klanten als gevolg van de aanwijzing weg zullen blijven. Hij dient daarom tijdig een bezwaarschrift in tegen de aanwijzing.

 

Jelles bezwaar zal:

a.  niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat geen persoonlijk belang heeft;

b.  niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat  hij slechts een afgeleid belang heeft;

c.  ontvankelijk moeten worden verklaard.

 

 

Vraag 10.

Welke van de volgende uitspraken is juist? De intrekking van een aanwijzing als bedoeld in art. 2.8, lid 3 van de APV is:

a.  een besluit als bedoeld in art. 1:3, lid 1 Awb;

b.  een besluit als bedoeld in art. 1:3, lid 2 Awb;

c.  geen besluit, omdat de intrekking niet gericht is op rechtsgevolg.

 

Losse vragen

 

Vraag 11.

Artikel 10 van de Wet op de parlementaire enquête bepaalt dat  de voorzitter van de enquêtecommissie een persoon kan oproepen als getuige bij aangetekende brief. Is de voorzitter een bestuursorgaan?

a.  Ja, hij is orgaan van de commissie

b.  Ja, hij is orgaan van de staat

c.  Nee

 

Vraag 12.

In het Landbouwkwaliteitsbesluit wordt de Stichting bloembollenkeuringsdienst belast met het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom ter handhaving van de in het Landbouwkwaliteitsbesluit gestelde regels. In artikel 4 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt het volgende bepaald:

1.Met openbaar gezag wordt alleen bekleed een orgaan van een rechtspersoon, die

krachtens publiekrecht is ingesteld.

2.In afwijking van het eerste lid kan bij de wet, krachtens de wet bij algemene maatregel van bestuur of krachtens de wet bij ministeriële regeling een orgaan van een rechtspersoon, die krachtens privaatrecht is opgericht, met openbaar gezag worden bekleed, mits dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang (…). Is het eerste of het tweede lid van artikel 4 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing op de Stichting bloembollenkeuringsdienst?

a.  Het eerste lid

b.  Het tweede lid

c.  Geen van beide, want de bloembollenkeuringsdienst is geen bestuursorgaan

 

Vraag 13.

Is de Nederlandse Staat een bestuursorgaan?

a.  Nee, want de Staat is geen orgaan van een rechtspersoon

b.  Ja, ook al is de Staat geen orgaan van een rechtspersoon

c.  Ja, dat vloeit voort uit artikel 2:1 BW

 

Vraag 14.

Manon de Graaf heeft een kroeg in de Nieuwmarktbuurt. In de APV is bepaald dat kroegen om één uur ’s nachts moeten sluiten. Op 3 januari 2013 besluiten B&W tot het verbinden van een aantal voorschriften aan de vergunning. Eén van die voorschriften houdt in dat zij om één uur ’s nachts moet sluiten. 

 

Is het verbinden van dit laatste voorschrift aan de vergunning een besluit?

a.  Nee, het voorschrift is niet gericht op een publiekrechtelijk rechtsgevolg

b.  Ja, het voorschrift is gericht op een publiekrechtelijk rechtsgevolg

c.  Ja, ook al is het voorschrift niet gericht op een publiekrechtelijk rechtsgevolg

 

Vraag 15.

Jan heeft na ruzie met zijn baas, ontstaan door pesterijen van diens kant, ontslag genomen. Omdat Jan zelf ontslag heeft genomen, wordt zijn aanvraag om een WW-uitkering afgewezen. Jan is in gemeenschap van goederen getrouwd met Eliza, die zich grote zorgen maakt om de financiële toekomst van haar gezin. Zij maakt daarom bezwaar tegen de weigering de uitkering te verstrekken. 

 

Is Eliza belanghebbende bij het besluit om de uitkering te weigeren?

a.  Ja, ze is belanghebbende

b.  Nee, want haar belang is niet direct geraakt

c.  Nee, want ze heeft geen persoonlijk belang

 

Vraag 16.

Karel krijgt een brief van B&W waarin staat dat Karel voor de tuinmuur die hij aan het bouwen is een omgevingsvergunning nodig heeft en de bouw dient te staken.

 

De brief bevat:

a.  Een publiekrechtelijke rechtshandeling

b.  Geen publiekrechtelijke rechtshandeling

c.  Een bestuurlijk rechtsoordeel dat met een besluit gelijk moet worden gesteld

 

Vraag 17.

Het Productschap Tuinbouw (ga ervan uit dat dit een bestuursorgaan is) moet bezuinigen en heeft met ingang van 1 januari 2013 de subsidie aan de Stichting Fair Produce Nederland, welke Stichting een keurmerk voor eerlijke champignonteelt beheert, stopgezet. Koolen Champignons B.V., een commerciële onderneming, is onlangs dit keurmerk gaan voeren en vreest dat de Stichting de kwaliteit van het keurmerk niet meer kan waarborgen zonder de subsidie van het Productschap. Koolen Champignons BV gaat in bezwaar tegen het stopzetten van de subsidie.

 

Koolen Champignons BV is:

a.  geen belanghebbende omdat geen sprake is van een persoonlijk belang.

b.  geen belanghebbende omdat geen sprake is van een direct geraakt belang 

c.  wel belanghebbende

 

Vraag 18.

De burgemeester trekt op basis van de APV de terrasvergunning van Richard in.

 

Is dit een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb?

a.  Nee, het is geen publiekrechtelijke rechtshandeling

b.  Ja, het is een publiekrechtelijke rechtshandeling

c.  Ja, het is weliswaar geen publiekrechtelijke rechtshandeling, maar wel een besluit in de zin van artikel 1:3, tweede lid, Awb

 

Vraag 19.

Janssen, een galeriehouder, heeft een cultuursubsidie aangevraagd bij de gemeente op rond van een subsidieverordening. De subsidie wordt echter geweigerd. Hierdoor zal Janssen wegens geldgebrek waarschijnlijk moeten sluiten. Per jaar exposeren tientallen jonge kunstenaars bij Janssen. Ruurda, één van die kunstenaars, wil bezwaar maken tegen de weigering, omdat hij vreest in de toekomst niet meer te zullen kunnen exposeren.

 

Welke uitspraak is juist?

a.  Ruurda heeft geen direct geraakt belang bij het subsidiebesluit

b.  Ruurda heeft geen persoonlijk belang bij het subsidiebesluit

c.  Ruurda heeft geen actueel belang bij het subsidiebesluit

 

Vraag 20.

De burgemeester verleent een exploitatievergunning aan een uitbater van een West-Afrikaans eethuisje, dat – ten behoeve van een authentieke sfeer – traditioneel is ingericht met een aantal totempalen. Willems, die tegenover de locatie van het geplande eethuis woont, is er van overtuigd dat in de meeste West-Afrikaanse totempalen kwade geesten huizen, die hem zullen gaan kwellen. Hij wil daarom bezwaar aantekenen tegen de exploitatievergunning. 

 

Welke uitspraak is juist?

a.  Willems heeft wel persoonlijk belang bij het besluit, maar geen objectief belang

b.  Willems heeft wel persoonlijk belang bij het besluit, maar geen direct geraakt belang

c.  Willems is belanghebbende bij het besluit

 

Vraag 21.

Marie huurt een verdieping in een pand dat eigendom is van Elizabeth. Deze wil het hele pand ombouwen tot hotel, en heeft daarvoor een woonruimteontrekkings-vergunning van B&W gekregen. Dit zou betekenen dat Marie het pand over twee jaar zal moeten verlaten. 

 

Welke uitspraak is juist?

a.  Marie heeft geen persoonlijk belang bij de vergunning

b.  Marie heeft geen actueel belang bij de vergunning

c.  Marie is belanghebbende bij de vergunning

 

Vraag 22.

In verband met de crisis heeft De Slababank Nederland 17 miljard euro van de Nederlandse staat geleend, tegen een hoog rentetarief. Twee jaar na het sluiten van de lening, verzoekt de Slababank, die inmiddels weer liquide is, de Minister van Financiën of de bank de lening versneld kan aflossen. De minister weigert dit echter.

 

Is die weigering een besluit in de zin van de Awb?

a.  Nee, de weigering betreft niet de uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid

b.  Ja, ook al heeft de weigering geen publiekrechtelijk rechtsgevolg

c.  Ja, de weigering heeft publiekrechtelijk rechtsgevolg

 

Vraag 23.

Een café-eigenaar vraagt een vergunning aan om naast zijn café een terras te kunnen exploiteren. De vergunning wordt hem echter per brief geweigerd.

 

De brief bevat:

a.  geen besluit, omdat de beslissing niet gericht is op een publiekrechtelijk rechtsgevolg;

b.  een besluit, omdat de beslissing gericht is op een publiekrechtelijk rechtsgevolg;

c.  een besluit, ook al is de beslissing niet gericht op een publiekrechtelijk rechtsgevolg.

 

Vraag 24.

De Nederlandse Staat, die eigenaar is van de panden op het Binnenhof, vraagt een

omgevingsvergunning aan bij de gemeente Den Haag om de Ridderzaal te verbouwen

en te restaureren. De vergunning wordt geweigerd.

 

De Staat is belanghebbende bij dit besluit op grond van artikel 1:2 Awb, 

a.  eerste lid

b.  tweede lid

c.  derde lid

 

Vraag 25.

Een gemeentelijke ombudsman als bedoeld in art. 81p van de Gemeentewet is:

a.  een bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1, eerste lid onder a van de Awb;

b.  geen bestuursorgaan, omdat een ombudsman niet met enig openbaar gezag is bekleed;

c.  geen bestuursorgaan om een andere reden dan de in b) genoemde.

 

Vraag 26.

In art. 51 van de Wet bescherming persoonsgegevens staat, voor zover hier van belang,

dat er een College bescherming persoonsgegevens is dat bestaat uit een voorzitter en twee leden die bij koninklijk besluit worden benoemd. Dit College heeft onder meer  tot taak advies te geven over voorstellen van wet die betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegeven.

 

Als het College advies uitbrengt over een wetsvoorstel, is het:

a.  een bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1, lid 1 onder a van de Awb;

b.  een bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1, lid 1 onder b van de Awb;

c.  geen bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1 Awb.

 

Vraag 27.

Ingevolge art. 9 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid is de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gemachtigd om namens de Staat tot oprichting over te gaan van privaatrechtelijke rechtspersonen die tot doel hebben subsidies te verstrekken voor cultuuruitingen. Op basis van art. 9 is de Stichting Fonds Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst opgericht.

 

Als dit Fonds subsidie, als bedoeld in art. 4:21 Awb, verstrekt aan een museum, is het:

a.  een bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1, lid 1 onder a van de Awb;

b.  een bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1, lid 1 onder b van de Awb

c.  geen bestuursorgaan als bedoeld in art 1:1 Awb.

 

Vraag 28.

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I          Een bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1, lid 1 onder a is niet met enig openbaar gezag bekleed.

II         Een bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1, lid 1 onder b kan geen orgaan zijn van een rechtspersoon krachtens publiekrecht.

 

a.  Stelling I en II zijn beide onjuist;

b.  Stelling I is juist en stelling II is onjuist;

c.  Stelling I is onjuist en stelling II is juist.

 

Vraag 29.

Op grond van art. 5.11 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn de bij besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen ambtenaren  belast met het toezicht op de uitvoering en handhaving van het in de wet bepaalde.

 

Een op grond van art. 5.11 aangewezen ambtenaar is bij het uitoefenen van toezicht:

a.  een bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1, lid 1 onder a van de Awb;

b.  een bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1, lid 1 onder b van de Awb:

c.  geen bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1 Awb.

 

Vraag 30.

De Vereniging ROVER, die krachtens haar statuten opkomt voor het belang van het openbaar vervoer, verzoekt voor de uitbreiding van het pand waarin ze gevestigd is,

om een omgevingsvergunning.

 

Bij de afwijzing van dit verzoek is ROVER:

a.  belanghebbende op grond van art. 1:2, lid 1 Awb;

b.  belanghebbende op grond van art. 1:2, lid 3 Awb;

c.  geen belanghebbende, omdat de statutaire doelstelling van de vereniging niet in het bijzonder door de afwijzing wordt geraakt.

 

Vraag 31.

Volgens de APV is het de eigenaar van een hond verboden deze uit te laten anders dan kort aangelijnd, indien B&W aan hem hebben bekend gemaakt dat ze de hond gevaarlijk of hinderlijk achten.

 

De kennisgeving door B&W dat ze een hond gevaarlijk achten is:

a.  een informatieve mededeling die niet op rechtsgevolg is gericht;

b.  een publiekrechtelijke rechtshandeling;

c.  een bestuurlijk rechtsoordeel dat met een besluit gelijkgesteld moet worden

 

Vraag 32.

Art. 28 van de Wet agrarisch grondverkeer luidt: “Er is een ‘Bureau beheer andbouwgronden.  Het bureau is rechtspersoon.”  Art. 30 van deze wet bepaalt dat de ‘Commissie beheer landbouwgronden’ belast is met de algemene leiding van het bureau. Verder is de commissie bevoegd  op verzoeken om uitgifte van landbouwgrond in erfpacht te beslissen. Een beslissing van de Commissie op een dergelijk verzoek is:

a.  een besluit in de zin van art. 1:3 Awb

b.  geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb, omdat de Commissie geen bestuursorgaan is;

c.  geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb, omdat de beslissing geen publiekrechtelijke rechtshandeling is.

 

Vraag 33.

Art. 3.51 van de APV luidt: ‘Het is verboden met een bord, doek of met enig ander voorwerp of met een voertuig of vaartuig op of aan de weg of het openbaar vaarwater reclame te maken. Het verbod geldt niet voor het gebruik van categorieën voorwerpen die door B&W zijn aangewezen.’

 

Een aanwijzing als bedoeld in de tweede volzin van het artikel is:

a.  een beschikking;

b.  een besluit van algemene strekking;

c.  geen besluit, omdat het rechtsgevolg van de aanwijzing rechtstreeks uit de APV volgt.

 

Vraag 34.

Op grond van art. 3.12 APV is het verboden een café dat als dagzaak is aangewezen na 3.00 geopend te hebben. Op grond van art. 3.15 APV kan de burgemeester echter gebieden aanwijzen waarin de openingstijden van horecabedrijven met 1 of 2  uur verlengd worden. Een caféhouder op het Rembrandtplein verzoekt de burgemeester dit plein op grond van art. 3.15 APV aan te wijzen. Het verzoek wordt afgewezen. 

 

Aangenomen dat de caféhouder als belanghebbende is aan te merken, welke van

de volgende uitspraken is dan juist?

a.  de beslissing van de burgemeester is een besluit op grond van art. 1:3, lid 1 Awb;

b.  de beslissing van de burgemeester is een besluit  op grond van art. 1:3, lid 2 Awb;

c.  de beslissing van de burgemeester is geen besluit in de zin van art. 1:3 Awb. 

 

Vraag 35.

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I     Een natuurlijke persoon kan nooit belanghebbende zijn ten aanzien van collectieve of algemene belangen.

II   Een bestuursorgaan kan alleen op grond van art. 1:2, lid 2 Awb belanghebbende zijn bij een besluit.

 

a.  Stelling I en II zijn beide juist;

b.  Stelling I en II zijn beide onjuist;

c.  Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

 

Vraag 36.

In de gemeente Rijswijk  zijn – na een reorganisatie – twee nieuwe functies ingesteld, met een hoge salarisschaal. Francisca en Hamid zijn in deze functies benoemd. Collega Hans werkt op een heel andere afdeling, en is verbolgen over de verkwisting van overheidsgeld dat met de instelling van beide nieuwe functies gemoeid is. Hij maakt bezwaar tegen de besluiten over de salarissen.

 

Hans is:

a.  belanghebbende, omdat hij opkomt voor een algemeen belang dat rechtstreeks is betrokken bij de benoemingsbesluiten;

b. belanghebbende, omdat hij als collega een persoonlijk belang heeft bij de benoemingsbesluiten; 

c. geen belanghebbende, omdat zijn belang niet rechtstreeks is betrokken bij de benoemingsbesluiten.

 

Vraag 37.

Jan Teeuwen heeft zonder over de daartoe vereiste vergunning te beschikken een dakkapel op zijn huis laten aanbrengen. Hij krijgt een brief waarin B&W hem – onder verwijzing naar art. 5:32 Awb – opdragen deze dakkapel binnen 5 weken na dagtekening weg te halen. Indien hij dat niet binnen die termijn doet, zal hij een dwangsom verbeuren van 500 euro per week.

 

De in de brief opgenomen last onder dwangsom is:

a.  geen besluit, omdat de last gericht is op feitelijk handelen;

b.  geen besluit, omdat het rechtsgevolg voorwaardelijk is;

c.  een besluit als bedoeld in art. 1:3 Awb.

 

Vraag 38.

De Vereniging Leefbaarheid Purmerend die krachtens haar statuten opkomt voor ‘de leefbaarheid van de Purmerendse bevolking in de meest ruime zin’ verzoekt B&W van Purmerend de vergunning in te trekken van een bedrijf op het industrieterrein dat tal diverse malen de aan de vergunning verbonden geluidsvoorschriften heeft overtreden. B&W  weigeren dit echter te doen.

 

Deze weigering is:

a. een besluit als bedoeld in art. 1:3, lid 1 Awb;

b. een besluit als bedoeld in art. 1:3, lid 2 Awb;

c. geen besluit als bedoeld in art. 1:3 Awb.

 

Vraag 39.

Ina Slachter is in dienst van een reclamebureau, dat gevestigd is in de Jan Steenstraat. Deze straat wordt door de burgemeester aangewezen als straat waar het in de APV opgenomen ‘tippel’- of ‘prostitutieverbod’ niet geldt.

 

Ina is bij het aanwijzingsbesluit:

a.  belanghebbende als bedoeld in art. 1:2 Awb;

b.  geen belanghebbende, omdat ze een ‘afgeleid belang’ heeft;

c.  geen belanghebbende, omdat haar belang onvoldoende onderscheiden is van dat van andere werknemers van het reclamebureau of van andere bedrijven in de Jan Steenstraat.

 

Vraag 40. 

Op grond van art. 47 a van de Wet op het financieel toezicht (Wft) dient de Autoriteit Financiële Markten (AFM) de Nederlandsche Bank NV (DNB) te raadplegen alvorens zij een vergunning verleent aan een beleggingsonderneming die dochtermaatschappij is van een bank, levensverzekeraar of schadeverzekeraar waaraan in een lidstaat vergunning is verleend. Als DNB de AFM op grond van art. 47 a Wft van advies dient, handelt DNB:

a.  als bestuursorgaan, hoewel ze geen openbaar gezag uitoefent;

b.  als bestuursorgaan, omdat ze openbaar gezag uitoefent;

c.  niet als bestuursorgaan.

 

Vraag 41.

In de gemeente Arnveld is een commissie in de zin van artikel 82 gemeentewet ingesteld die tot taak heeft om de raad te adviseren over kwesties inzake jeugdhulpverlening en jeugdcriminaliteit.

 

Indien deze commissie de raad adviseert, doet ze dat:

a.  als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder a Awb

b.  als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder b Awb

c.  noch als a-bestuursorgaan, noch als b-bestuursorgaan

 

Vraag 42.

Bart de Winter woont in een straat die parallel loopt aan de Elandsstraat, op dezelfde hoogte waar een pand voor jongerenopvang gevestigd is. Bart heeft het afgelopen jaar diverse aanvaringen gehad met jongeren die in het pand verbleven. Als hij verneemt dat aan de stichting die het opvanghuis exploiteert een subsidie is toegekend met het oog op de uitbreiding van het aantal opvangplaatsen in het pand, wil hij dit besluit aanvechten. 

 

Bart is bij het subsidiebesluit:

a.  belanghebbende als bedoeld in art. 1:2 Awb;

b.  geen belanghebbende, omdat hij vanuit zijn huis geen zicht op het pand heeft;

c.  geen belanghebbende, omdat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen zijn belang en het subsidiebesluit.

 

Vraag 43.

De eigenaar van café ‘De Belhamel’, Imko Bijvoet, heeft bezwaar gemaakt tegen het verlenen van een vergunning voor de uitbreiding van het 100 meter verder gelegen café ‘Zwart’. In zijn tijdig ingediende bezwaarschrift stelt hij dat de vergunning niet had mogen worden verleend, omdat het bouwplan niet voldoet aan de in de bouwverordening opgenomen brandveiligheidseisen.

 

Imko’s bezwaarschrift dient:

a.  ontvankelijk te worden verklaard;

b.  niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens het ontbreken van een persoonlijk belang;

c.  niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat zijn belang niet direct bij het bestreden besluit betrokken is.

 

Vraag 44.

Natuurbeschermingsorganisatie de Stichting behoud van Gelderse bossen heeft grote problemen met de vaststelling door de minister van een nieuwe dienstregeling voor bussen in Gelderland, die een grote toename van busverkeer in de buurt van die bossen tot gevolg zal hebben. In de statuten is opgenomen dat de vereniging streeft naar behoud en bescherming van de Gelderse bossen. Is de stichting belanghebbende bij dit besluit?

a.  Ja, want zij behartigt het belang van de Gelderse bossen in het bijzonder

b.  Nee, want is er geen voldoende causaal verband tussen de aantasting van het belang dat zij behartigt en het besluit

c.  Nee, want zij behartigt louter haar eigen statutaire belangen.

 

Vraag 45.

Welke uitspraak is juist?

a.  Alle besluiten zijn op rechtsgevolg gericht

b.  Sommige beschikkingen zijn besluiten

c.  Sommige beschikkingen zijn op rechtsgevolg gericht

 

Vraag 46.

Als een commissie in de zin van artikel 84 Gemeentewet wordt ingesteld door de

raad, is het gevolg daarvan:

a.  dat beroep mogelijk is tegen handelingen van de commissie

b.  dat artikel 2:4 Awb op de commissie van toepassing is

c.  dat de commissie met openbaar gezag wordt bekleed

 

Vraag 47.

Welke van de onderstaande stellingen is juist: 

I.  Bij het in artikel 1:1 lid 1 sub a Awb gehanteerde begrip ‘rechtspersoon’ wordt gedoeld op een rechtspersoon die privaatrechtelijke rechtshandelingen kan verrichten.

II.  Met de aanduiding ‘krachtens publiekrecht ingesteld’ wordt in artikel 1:1 lid 1 sub a Awb bedoeld: een rechtspersoon welke door de wetgever rechtspersoonlijkheid is toebedeeld. 

 

a.  Stelling I is juist, stelling II onjuist

b.  Stelling I is onjuist, stelling II juist

c.  Beide stellingen zijn juist

 

Vraag 48.

Artikel 109 van de Vreemdelingenwet luidt:

“Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, ter uitvoering van een voor Nederland bindend verdrag, (…), bepalingen van deze wet geheel of gedeeltelijk buiten werking worden gesteld, indien dat, naar het gevoelen van de Ministerraad, noodzakelijk is om (…) uitvoering te geven aan het verdrag (…).”

 

Handelt de Ministerraad, indien zij dit gevoelen volgt, als bestuursorgaan?

a.  Ja, want de ministerraad handelt altijd bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a Awb

b.  Ja, omdat de ministerraad in dit geval handelt als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub b Awb 

c.  Nee, de ministerraad handelt in dit geval niet als bestuursorgaan, omdat het volgen van dit gevoelen niet de uitoefening van openbaar gezag impliceert

 

Vraag 49.

Caroline Vonk heeft om studiefinanciering gevraagd voor een uitwonend student, maar krijgt deze niet. Haar moeder zit krap bij kas en vreest dat zij niet genoeg geld heeft om Caroline te helpen haar studie te bekostigen. De moeder gaat tijdig in bezwaar tegen de weigering. Dat bezwaar wordt:

a.  ontvankelijk verklaard;

b.  niet-ontvankelijk verklaard omdat de moeder geen persoonlijk belang heeft;

c.  niet-ontvankelijk verklaard omdat de moeder geen direct geraakt belang heeft.

 

Vraag 50.

Op grond van art. 11 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen stelt de belastinginspecteur de belastingaanslag vast.

 

De belastinginspecteur is:

a.  bestuursorgaan, voor zover hij belastingaanslagen vaststelt;

b.  bestuursorgaan, omdat hij orgaan is van een rechtspersoon krachtens publiekrecht;

c.  geen bestuursorgaan, omdat hij bij het vaststellen van een belastingaanslag ondergeschikt is aan de Minister van Financiën, die voor de belastingheffing verantwoordelijk is. 

 

Antwoorden Bestuurs(proces)recht I 1 februari 2013 

Omscholingstabel

 

Vraag  Versie 1  

   

1          C

2          C

3          B

4          C

5          B

6          B

7          A

8          B

9          C

10        A

11        C

12        B

13        A

14        A

15        B

16        B

17        B

18        B

19        A

20        C

21        C

22        A

23        C

24        A

25        C

26        A

27        B

28        C

29        A

30        A

31        B

32        C

33        B          

34        C          

35        A

36        C

37        C

38        C

39        A           

40        C

41        A

42        C

43        A

44        B

45        C

46        B        

47        C

48        A

49        C

50        B

Selectie van vragen uit oudere tentamens.

LET OP: het betreffen verouderde tentamens. Het kan zijn dat de vragen wetgeving bevatten die niet meer actueel is.  

 

Oefententamen 2009-1

Casus I

 

Lees onderstaande artikelen uit de Advocatenwet:

 

Art. 17

1) De gezamenlijke advocaten die in Nederland zijn ingeschreven, vormen de Nederlandse orde van advocaten.

2) (..)

3) De Nederlandse orde van advocaten is rechtspersoon.

 

Art. 18

Aan het hoofd van de Nederlandse orde van advocaten staat een algemene raad, bestaande uit tenminste vijf en ten hoogste negen leden.

 

            Art. 48

De raad van discipline kan, indien hij oordeelt dat een tegen de betrokken advocaat ingediende klacht gegrond is, een van de volgende maatregelen opleggen:

(….)

schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar.

 

Onder advocaten wordt al geruime tijd fel gediscussieerd over het hanteren van een resultaatsafhankelijk beloningssysteem, dat uitgaat van het beginsel ‘no cure, no pay”. Van verschillende kanten is bij de algemene raad aangedrongen op het verbieden van een dergelijk resultaatsafhankelijk beloningssysteem.

 

Vraag 1           Is de algemene raad als bedoeld in art. 18 van de Advocatenwet een bestuursorgaan?

 

Paul Janssen is een succesvolle advocaat die bij zijn declaraties het “no cure, no pay’-uitgangspunt hanteert. In afwachting van een eventueel verbod van dit beloningsysteem dienen enkele verontruste advocaten, die van oordeel zijn dat Janssen het aanzien van de advocatuur schaadt, een klacht tegen hem in bij de raad van discipline. De advocaten verzoeken de raad Janssen te schorsen. Hun verzoek wordt echter afgewezen.

 

Vraag 2           Is de afwijzing van het verzoek van de advocaten een besluit? Ga er bij uw antwoord vanuit dat de raad van discipline een bestuursorgaan is en dat de afwijzing schriftelijk heeft plaatsgevonden.

 

Vraag 3           Zou Janssen, indien hij wel zou zijn geschorst wegens het schaden van het aanzien van de advocatuur, voorafgaand aan de schorsing in de gelegenheid moeten zijn gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen?

 

 

Antwoorden Casus I Advocatenwet; declaraties op basis van ‘no cure, no pay’

 

Vraag 1           Is de ‘algemene raad’ van de NOVA als bedoeld in art. 18 van de

Advocatenwet een bestuursorgaan?

 

  • De NOVA is in art. 17, 3e lid van de Advocatenwet als rechtspersoon aangemerkt;
  • Dat betekent dat de NOVA een rechtspersoon krachtens publiekrecht is als bedoeld in art. 2:1, 2e lid BW;                                                                     
  • De algemene raad staat – gelet op art. 18 Advocatenwet – aan het hoofd

      van de             NOVA;                                                                                  

  • Daarmee is de algemene raad orgaan van de NOVA en bestuursorgaan in

            de zin van art. 1:1, lid 1 sub a Awb.                                                            

 

Vraag 2           Is de afwijzing van het schorsingsverzoek een besluit?

 

  • De afwijzing van de aanvraag beoogt geen rechtsgevolg en is dus geen rechtshandeling, maar artikel 1:3, tweede lid bepaalt dat ook een afwijzing van een aanvraag om een beschikking, een beschikking is en dus een besluit                                                                                                              

 

  • Volgens artikel 1:3, derde lid, is een aanvraag een verzoek van een belanghebbende.

De advocaten zijn belanghebbende: ze hebben als concurrenten een persoonlijk belang (voorkomen dat door het declaratiegedrag de normale concurrentie verstoord wordt).

Zij  hebben ook een direct geraakt belang bij het besluit, omdat de eventuele schorsing er voor zou zorgen dat Janssen voor de duur van de schorsing niet meer het no cure no pay tarief  kan hanteren. Er is dus sprake van een aanvraag  

  • Zij hebben om een rechtshandeling gevraagd, omdat de schorsing met zich mee zou brengen dat het recht van Janssen om als advocaat op te treden voor de duur van de schorsing vervalt                                                                    
  • Deze rechtshandeling is publiekrechtelijk van aard, omdat de bevoegdheid te schorsen blijkens artikel 48 van de Advocatenwet een bevoegdheid is die alleen toekomt aan de Raad van Discipline. Er is dus een besluit aangevraagd               
  • Zij hebben bovendien gevraagd om een besluit dat slechts rechtsgevolgen

      heeft voor een gesloten groep van personen, namelijk alleen voor Janssen.

      Er is derhalve sprake van een aanvraag om een beschikking die afgewezen

            is en dus van een besluit.                                                                                  

 

Vraag 3           Zou Janssen voorafgaand aan een schorsing gehoord moeten worden?

 

  • De schorsing van J. is een beschikking en H. is als geadresseerde hiervan zonder twijfel belanghebbende; dat betekent dat art. 4:8 Awb van toepassing is. J. heeft vanzelfsprekend bedenkingen tegen de schorsing omdat hij daardoor zijn beroep niet kan uitoefenen;
  • De schorsing steunt, indien die wordt uitgesproken, op het declareergedrag van J. en dus op een feit dat hem betreft;                                                  
  • Dit feit is niet door hemzelf, maar door collega-advocaten naar voren gebracht, zodat J. o.g.v. art. 4:8 Awb moet worden gehoord voordat een   schorsing kan worden opgelegd.

Oefententamen 2008-3  Casus I

 

In de gemeente Juinen is een parkeerverordening van kracht.

Dit houdt in dat in de gehele gemeente voor het parkeren betaald moet worden. Volgens artikel 3 Verordening is het verboden een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden zonder vergunning van B&W. Zo’n vergunning kan ingevolge art 7 Verordening worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze bewoner woonachtig is op een adres in één van de zones, zolang het door B&W op grond van art 5 Verordening vastgestelde maximum aantal te verlenen vergunningen in die zone niet is overschreden. Als het vergunningenplafond is bereikt wordt de aanvrager op een wachtlijst geplaatst. De gemeenteraad van Juinen heeft met inachtneming van het bepaalde in de Gemeentewet de kern Terweksel als deelgemeente ingesteld. Daarbij zijn de bevoegdheden van B&W overgedragen aan het Dagelijks Bestuur van de kern Terweksel.

Het Dagelijks Bestuur van Terweksel heeft aan de Directeur van de sectie Vergunningen en openbare ruimte van Terweksel opgedragen namens het DB op aanvragen om een parkeervergunning te beslissen.

 

Kees van den Bommel is onlangs in de kern Terweksel komen wonen. Aangezien hij een auto heeft en een parkeervergunning aanmerkelijk goedkoper is dan steeds van parkeermeterapparaten gebruik te maken heeft hij een parkeervergunning aangevraagd. Kort daarop ontvangt hij een brief van de Directeur van de sectie Vergunningen en openbare ruimte van Terweksel, waarin namens het DB wordt bericht dat aangezien in de zone (Zeeheldenbuurt) waar hij woonachtig is, door het DB van Terweksel een maximum aantal te verlenen vergunningen is vastgesteld en dat maximum reeds geruime tijd is bereikt, de aanvrager op de wachtlijst is geplaatst.

 

Vraag 1           Is de Directeur van de sectie Vergunningen en openbare ruimte van de kern Terweksel bestuursorgaan?                                                            

 

Vraag 2           Is in de brief van de Directeur aan Kees een of meer beschikkingen vervat?

                        Ga er daarbij van uit dat die brief afkomstig is van een bestuursorgaan.                           

 

Aan Kees wordt alsnog een parkeervergunning verleend.

 

Vraag 3           Zijn buurvrouw Jan Oldenburg en de Bewonersvereniging Zeeheldenbuurt belanghebbende bij de beslissing Kees een parkeervergunning te verlenen?         

Antwoorden oefententamen 2008-3   

 

Vraag 1

De deelgemeente is niet zelf rechtspersoon                                                          

  • de directeur van de sectie Vergunningen is ambtenaar en wordt als zodanig

            niet in de Gemeentewet als orgaan van de gemeente aangemerkt;

  • aangezien hij namens B&W optreedt (en ook alleen maar namens hen kan optreden), neemt de directeur evenmin een zelfstandige positie in binnen de gemeente, zodat hij niet kan wrden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van art.1:1, 1e lid sub a Awb;      
  • ook is de directeur niet als b-orgaan aan te merken, omdat hij alleen in mandaat optreedt en ds niet over een eigen publiekrechtelijke bevoegdheid beschikt waarmee hij de rechtspositie vn burgers eenzijdig kan bepalen

                                                                                             

Vraag 2

  • Het plaatsen van Kees op de wachtlijst is geen rechtshandeling. De afwijzing van de parkeervergunning die in de brief vervat is, is evenmin een rechtshandeling; er wordt immers niet beoogd Kees een recht te geven.                                                                      
  • Een afwijzing van een aanvraag om een beschikking is echter ook een    beschikking (art. 1:3, tweede lid). Er is hier in ieder geval sprake van een aanvraag, omdat Kees als blanghebbende een verzoek gedaan heeft (art. 1:3, derde lid Awb). Hij is als bewoner van de betreffende kern belanghebbende bij de aanvraag (zie art 5 Parkeerverordening). Verder heeft hij verzocht om een rechtshandeling: als de aanvraag zou worden toegewezen zou dat het beoogde rechtsgevolg met zich meebrengen dat het verbod om te parkeren niet meer geldt voor Kees.
  • De rechtshandeling waarom hij vroeg zou ook publiekrechtelijk zijn, omdat B&W aan artikel 3 van de Parkeerverordening de exclusieve bevoegdheid ontlenen een parkeervergunning te verlenen. Hij heeft dus een besluit aangevraagd.
  • Hij heeft bovendien om een beschikking gevraagd, omdat als de vergunning verleend zou worden, deze rechtsgevolgen met zich mee zou brengen voor een gesloten groep van personen, namelijk alleen voor Kees.                                                                                   

Vraag 3

  • Jan is weliswaar omwonende, maar een parkeervergunning als waarvan in de casus sprake is, heeft op zichzelf geen ruimtelijke uitstraling (je hoeft             alleen niet van parkeermeter-apparatuur gebruik te maken). De vergunning is ook niet tot een plaats voor de deur beperkt. In die zin heeft Jan geen belang waarin zij zich onderscheidt van ieder ander.         
  • Ook de bewonersvereniging kan geen eigen belang als bedoeld in art 1:2, eerste lid Awb naar voren schuiven (zie Jan)

Het collectieve belang van de vereniging als bedoeld in art 1:2, derde lid kan na de aanvankelijke aanhouding, als zodanig bij één parkeervergunning niet in het geding zijn (het gaat niet om het quotum en ook niet om het beleid,  dan wel het parkeerregime). 

Oefententamen 2002-3 Casus I De herstelde kade

 

In het voorjaar van 2000 is de kademuur van de Nic. Witsenkade in Amsterdam hersteld door aannemingsbedrijf X. De sector Openbare Ruimte van de Dienst Binnenstad begrootte van te voren de kosten op ongeveer f 125.000. In februari 2000 is slechts één aannemer, bedrijf X, gevraagd een offerte uit te brengen. Volgens vast beleid moet echter bij bedragen boven de f 50.000 een openbare aanbeste­ding worden gehouden.

 

Vraag 1   Is op de beslissing om het herstel van de kade niet openbaar aan te besteden artikel 3:2 van de Awb van toepassing?

 

De gepensioneerde heer Ybema woont in Purmerend en wil wel eens weten hoeveel het herstel van de kade heeft gekost. Hij vraagt onder verwijzing naar de WOB inzage in de offer­te(s).

Dit wordt hem bij brief van 17 juli 2000 geweigerd met als argument dat de gemeente rekening moet houden met concurrentie­verhoudingen en dat sowieso nooit inzage in financiële overeen­komsten aan derden wordt verschaft.

 

Vraag 2           Is die weigering een besluit in de zin van de Awb?

 

Casus II Het Weesper terras

 

De heer Aalders exploiteert in de binnenstad van Weesp een café met terras. Het terras bevindt zich op het trottoir en is 1,5 m diep, terwijl de breedte van het trottoir ter plaatse 3,5 m is. De op grond van de Weesper APV vereiste exploitatievergun­ning is in augustus 1998 voor drie jaar namens de burgemeester van Weesp verleend door het Hoofd van de dienst Openbare Ruimte.

Aangezien door de komst van verkeerslich­ten en een oversteekplaats het voetgangersverkeer ter plekke sterk is toegenomen, trekt het Hoofd op advies van de politie de exploitatievergunning voor het terras op 23 februari 2000 in.

 

Vraag 3      Is het Hoofd bevoegd tot het intrekken van de exploi­tatievergunning?

 

Een van de vaste klanten van het terras, mevrouw Van der Brom, is het niet eens met de intrekking en dient een bezwaarschrift in. Ook de Vereniging Leefbaar Weesp maakt bezwaar.

 

Vraag 4           Zijn mevrouw Van der Brom en de Vereniging Leef­baar Weesp

                        belangheb­bende bij het besluit?

 

De exploitant, de heer Aalders, verzoekt de gemeente Weesp bij brief van 23 november 2000 om vergoeding van de schade die hij door zijn verminderde omzet heeft geleden. Dit verzoek wordt bij brief van 15 december 2000 door een ambtenaar van de gemeente gewei­gerd.

 

Vraag 5           Had de heer Aalders moeten worden gehoord voordat de beslissing om

                        zijn omzetschade niet te vergoe­den werd genomen?

 

Antwoorden Oefententamen 2002-3

 

Vraag 1                                                                                                                      

De beslissing om het herstel van de kademuur niet openbaar aan te besteden maar alleen aan het bedrijf X een offerte te vragen, is een beslissing ter voorbereiding van privaatrechtelijk handelen, nl. het sluiten van een overeenkomst.                                                                                                           

Het is dus een handeling van een bestuursorgaan als bedoeld in art. 3:1, tweede lid,

Awb.

Niet valt in te zien waarom art. 3:2 Awb op die handeling niet van toepassing zou zijn.   

Ook gehonoreerd: de beslissing van een bestuursorgaan ter voorbereiding van een

privaatrechtelijke handeling, zoals het sluiten van een overeenkomst, is ook een besluit (volgens vW/K), zij het geen appellabel besluit.

 

Vraag 2

Volgens art. 3 van de WOB kan een ieder om informatie verzoeken.

Het belang wordt daarbij verondersteld.

Dhr Y is dus belanghebbende.

Volgens art. 1a, eerste lid, onder b van de WOB is de WOB van toepassing op gemeenten; er is dus een publiekrechtelijke grondslag. Art. 3, derde lid, WOB geeft een recht op informatie.

In casu wordt dat recht op informatie ontzegd aan dhr Y, dus betreft het een besluit in de zin van art. 1:3 Awb.

 

Vraag 3                                                                                                                      .

Er is aan het hoofd gemandateerd om te verlenen, dus ook tot intrekken.

Of mandaat geoorloofd is hangt af van de wet of de aard van de bevoegdheid,

zie art. 10:3, eerste en tweede lid, Awb Toepassing van art. 10:3 op de casus       

Mandateren van de bevoegdheid om te verlenen/weigeren impliceert niet dat ook de bevoegdheid tot intrekking is gemandateerd.                                                                                                           

 

Vraag 4                                                                                                                      

Mw Van der Brom is geen belanghebbende, want zij heeft geen rechtstreeks belang in de zin van art. 1:2, eerste lid, Awb                                                                                                                            

Plus motivering van het rechtstreeks belang.                                                            

De Vereniging Leefbaar Weesp kan o.g.v. art. 1:2, derde lid, Awb belanghebben­de zijn,

afhankelijk van de doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden van de Vereniging.      

                                                                                                                                   

Vraag 5          

De omzetschade van dhr A is een gevolg van de intrekking van de exploitatiever­gunning.

De beslissing op het verzoek om schadevergoeding is een zelfstandig schadebe­sluit (zie

jurisprudentie Van Vlodrop).                                                                                       

De toekenning van de schadevergoeding zou een beschikking zijn geweest, dus is de

afwijzing van de aanvraag dat ook; art. 1:3, tweede en derde lid, Awb.

Van toepassing is derhalve art. 4:7 Awb.                                                                   

 

Op grond van art. 4:7 had dhr A moeten worden gehoord indien de beslissing zou

steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen, en die

gegevens afwijken van gegevens die de aanvrager zelf ter zake heeft verstrekt, art. 4:7,

eerste lid, onder a en b. Awb.                                                                                    

Op grond van art. 4:12 Awb kan het bestuursorgaan toepassing van art. 4:7 achterwege laten bij  een beschikking die strekt tot het vaststellen van een financiële verplichting of aanspraak indien is voldaan aan de clausules die in art. 4:12, eerste lid, sub a en b, Awb zijn neergelegd. Dat is het geval. Dhr A had derhalve niet moeten worden gehoord.

 

 

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
410