Werkgroepaantekeningen

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Werkgroep 2

Literatuurvragen H1

  1. Vanaf de 17e eeuw ontstaan naast traditionele vormen van kennis over het sociale leven twee nieuwe tradities. Welke zijn dat en wat houden ze kort gezegd in?

Bij de Baçoniaanse traditie wordt kennis vergaart door het vaststellen van feiten. Dit wordt gedaan door naar regelmatigheden te zoeken in de werkelijkheid. Deze regelmatigheden kunnen vervolgens geïnterpreteerd worden als kenmerken van een ‘sociale realiteit’. Deze sociale realiteit heeft een bestaan buiten de individuele gedragingen en bedoelingen van mensen om. Bij deze traditie wordt gebruik gemaakt van getallen en het is een inductieve manier om tot wetenschap te komen. De traditie is data-driven: er wordt gekeken of vanuit de data die verzameld is een theorie ontwikkeld kan worden.

De mathematische traditie wordt ook wel de theoretische traditie genoemd. Hobbes is hiervan de grondlegger. De theorie is deductief en theorie-driven: er wordt een theorie verzonnen (een hypothetische werkelijkheid) en vanuit die theorie wordt geredeneerd. Volgens deze traditie is de samenleving gebouwd op een contract, een systeem van juridische regels. Bij dit contract gaat het erom dat als ieder persoon een deel van zijn macht afstaat aan een soeverein, men onderling een maatschappelijk contract kan sluiten waarin het onderlinge verkeer geregeld wordt. Die soeverein kan er dan voor zorgen dat het contract uitgevoerd wordt zoals het hoort. De mathematische traditie maakt geen onderscheid tussen de heersende wetten in een gegeven samenleving en de ethiek, wat goed is en wat slecht.

  1. In de 19e eeuw komt er een traditie bij die wordt gekenmerkt door zogenoemd 'verstehen'. Wat houdt deze traditie in? Noem een voorbeeld van sociaal wetenschappelijk onderzoek waarin 'verstehen' een rol speelt.

De onderzoekstraditie ‘verstehen’ richt zich op de subjectieve betekenis die verbonden is aan het handelen waarbij mensen zich door hun rede laten leiden, overeenkomstig maximum handelen, of een regel volgen. Deze subjectieve betekenis is onderwerp van onderzoek. Het gaat om de gevoelswereld van de personen die onderzocht worden. De onderzoekers moeten zich in deze personen inleven en hen proberen van binnenuit te begrijpen. Bij bijvoorbeeld een onderzoek naar de motieven van mensen om drugs te gebruiken, gaat het erom de motieven van de personen te begrijpen. Hierbij wordt kwalitatief onderzoek gebruikt.

  1. In het boek van Van den Bersselaar wordt een onderscheid gemaakt tussen zes onderzoeksdomeinen. Er wordt gesteld op pagina 15 dat de operationalisatie van een onderzoek past bij het ‘domein van de feiten’, maar dat dit kan botsten met het ‘domein van de beleving’. Leg dit uit aan de hand van een zelfgekozen communicatie-wetenschappelijk voorbeeld (dus niet het voorbeeld uit het boek of uit het college).

Als de onderzoekers een concept op begrip op een bepaalde manier operationaliseren en definiëren, kan het voorkomen dat deze operationalisatie niet aansluit bij de manier waarop betrokkenen het begrip beleven. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer onderzoekers in hun onderzoek drugsverslaafden willen onderzoeken. Om personen te selecteren om te onderzoeken, stellen zij een operationalisatie op van het concept ‘drugsverslaafd’ en zoeken personen die volgens de operationalisatie drugsverslaafd zijn. De personen die zij voor het onderzoek selecteren, zien zichzelf misschien echter helemaal niet als drugsverslaafd. Zij denken zelf dat ze het drugsgebruik in de hand hebben en er niet van afhankelijk zijn. De beleving van de betrokkenen komt dat niet overeen met de operationalisatie van de onderzoekers.

 

Werkgroep 3

 

Literatuurvragen H2, 3 en 6

1.      Waarin verschillen Kant en Hegel in hun opvatting over dialectiek? Beargumenteer je antwoord en leg daarbij ook uit wat dialectiek voor Kant en Hegel betekent.

Kant vindt dat de dialectiek alleen maar schijnwaarheden naar voren kan brengen. De tegenspraak berust volgens hem om dialectische schijn. Volgens hem is de dialectiek vooral transcendentale dialectiek. Transcendentale dialectiek betekent onderzoek naar de mogelijkheid van dialectische redeneringen. Dialectische redeneringen komen volgens Kant voor wanneer mensen hun verstand gebruiken voor doeleinden waarvoor het niet bestemd is. Hierdoor worden oppervlakkige illusies opgeroepen. De dialectiek dient als methode om deze schijnwaarheden te ontmaskeren. Kant is met deze visie de voorloper van de negatieve dialectiek.

Hegel zag de dialectiek positiever. Volgens hem staat dialectiek voor de bewegingswetten van het denken. Hegel gaat ervan uit dat de tegenspraak werkelijk bestaat. Hij vindt dat de dialectiek een methode moet zijn om de tegenspraak te begrijpen, waar Kant vond dat het een methode was om die tegenspraak te ontmaskeren. De tegenspraak is het middel om het wereldgebeuren te begrijpen en zo tot kennis te komen. De illusies die Kant noemt, zijn voor Hegel niet alleen maar illusies, maar dragen ook bij aan de ontwikkeling van de kennis.

2.      Leg uit wat het belangrijkste epistemologische verschil is tussen de empirische methode en de fenomenologie.

Volgens het empirisme is de zintuigelijke waarneming de bron van onze kennis. De fenomenologie gaat hier uit ook van uit, maar stelt verder dat er geen andere werkelijkheid is dan die aan ons verschijnt. Deze zichtbare werkelijkheid bestaat alleen als wij deze waarnemen. Het empirisme is alleen gebaseerd op observaties en de omstandigheden van het onderzoek moeten onder controle worden gehouden, zodat ze de waarneming niet kunnen verstoren. Dit in tegenstelling tot de fenomenologie, dat zich met zowel alle zintuigen als met emoties, stemmingen en lichamelijkheid oriënteert op de werkelijkheid. De fenomenoloog neemt deel aan de levenswereld die hij onderzoekt. Dit om recht te doen aan de volheid van de manier waarop de dingen en de gebeurtenissen zich in alledaagse levenswereld aan ons voordoen.

Bij de fenomenologie mag men kennis uit andere onderzoeken niet zomaar als uitgangspunt nemen voor verder onderzoek. Hierdoor heb je namelijk geen onvooringenomen beschrijving van de wereld meer zoals die aan ons verschijnt. Bij het empirisme mag men kennis uit andere onderzoeken wel gebruiken als uitgangspunt.

3.      Leg uit waarom het stellen van een vraag geen goed begin is van fenomenologisch onderzoek.

Als je bij het begin van een onderzoek een vraagt stelt, brengt deze vraag de verwachting van een bepaald soort antwoord met zich mee. Deze verwachting staat een onbevangen waarneming in de weg. Ook ben je sneller geneigd op opties die niet in vraag vervat liggen, buiten beschouwing te laten.

4.      Leg uit wat het verschil is tussen een ‘naïeve realist’ en een ‘representatieve realist’.

Het realisme wordt opgedeeld in twee types: het naïeve realisme en het representatieve realisme. Het naïeve realisme gaat er van uit dat alles er blijft staan, ook als wij het niet zien. Volgens het representatieve realisme is er een werkelijkheid die onafhankelijk is van de waarneming als het gaat om primaire kwaliteiten. We kunnen de werkelijkheid echter wel anders waarnemen dan die werkelijk is. Hierbij gaat het om de secundaire kwaliteiten.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
316