Werkgroepaantekeningen 1-2

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


Werkgroep 1

 

Algemeen

 

Er zijn geen toetsen in de werkgroepen van cognitieve psychologie. Er moet na het tentamen wel een aantal essayvragen worden beantwoord. Deze essayvragen gaan over het practicum en tellen voor 30% mee. Als je dus elke werkgroep goed meedoet en aantekeningen maakt dit geen probleem moeten zijn. Het tentamen telt dus voor 70% mee en de essayvragen voor 30%.

 

Tevens moet na werkgroep drie een verslag worden ingeleverd, hiervoor krijg je geen cijfer. Het verslag moet van voldoende kwaliteit zijn.

 

In de werkgroepen worden de experimenten in een computerlokaal uitgevoerd. Het belang van deze werkgroepen is dat je leert hoe een theoretische kwestie wordt vertaald in een experiment. Je bent in de experimenten zowel onderzoeker als proefpersoon. De groepsdata wordt later in de werkgroepen ook gebruikt. Er worden een aantal klassieke experimenten behandeld zoals de Strooptaak, de Mentale Rotatietaak en de Primingtaak. Er wordt in de werkgroepen tevens gebruik gemaakt van SPSS.

 

Het is belangrijk om te melden dat er aan het einde van de werkgroep door de werkgroepdocent wordt gecontroleerd of je de opdracht naar behoren hebt gemaakt, dus je kunt niet weg zonder je opdrachten te hebben laten nagekeken.

Experiment 1

Het eerste experiment heet Signaal detectie 1. Dit experiment gaat over in hoeverre mensen een signaal kunnen onderscheiden van ruis (afleidende informatie). In de werkgroep doe je mee aan een experiment, waarbij het verhaal is dat er een overval in een winkel is gepleegd. Er wordt verteld dat jij de dader hebt gezien en deze persoon later bij de politie deze moet herkennen. Je krijgt in het experiment eerst een paar seconden een man te zien, die zogenaamd de overvaller was. Daarna krijg je een paar line-ups te zien waarbij je steeds moet aangeven (door te klikken) of je de dader hebt gezien of niet. Als je klaar bent met deze taak krijg je een tabel te zien die de gegevens bevat over jouw accuratesse. Deze noteer je vervolgens in je werkboek.

 

Hierna maak je opdrachten die de verhouding laten zien tussen het zien van een stimulus en de aan of afwezigheid van de stimulus. Hierbij zijn de volgende situaties mogelijk: hits, misses, false alarm en correct rejection. Hits is het aantal keer dat je een stimulus terecht hebt gedetecteert. Correct rejections is het aantal keer dat je een stimulus terecht niet hebt gedetecteert. Misses is het aantal keer dat je een stimulus niet gedetecteerd hebt, terwijl het wel aanwezig was. False alarm is het aantal keer dat je een stimulus detecteerde terwijl het er niet was.

 

Er zijn een aantal normaalverdelingen voor verschillende situaties. Bij veel hits en false alarms is het criterium laag, omdat je (praktisch) overal ja op zegt. Bij veel misses en correct rejections ligt het criterium dus heel hoog. Wanneer de twee curves elkaar precies overlappen en het criterium in het midden ligt, heb je 50% goed en 50% fout. Wanneer er juist geen overlap is tussen de curven maar het criterium ligt wel precies in het midden, dan heb je het altijd goed.

 

Experiment 2
 

In dit experiment voer je de mentale rotatietaak met drie dimensies uit. Je geeft hier steeds aan of twee figuren dezelfde vorm hebben, waarbij er eentje gedraaid is. De verwachting is dat, hoe groter de hoek van de draai is, hoe langer men erover doet. Dit omdat men verwacht dat mensen in hun gedachten het eerste object omdraaien: roteren tot een match dus. Nadat dit experiment is afgerond noteer je jouw reactietijden voor elke hoek apart in de tabel in je werkboek. Jouw reactietijden vergelijk je vervolgens met de referentie data, deze staan al vermeld in je werkboek. Hierna tel je de rotatietaken die een gelijke referentietijd hebben bij elkaar op en deel je deze door twee. Bijvoorbeeld: bij de rotatietaak met de tijden 1,300 seconden hoort een reactietijd van 1,26 seconden en 1,21 seconden. Deze tel je vervolgens bij elkaar op en daarna deel je ze door twee: 1,26+2,21=3,47  3, 47/2= 1,71. 1,71 vul je vervolgens in de tabel eronder in.

Daarna vul je je waarden in in SPSS en je doet een regressieanalyse. Bij de output krijg je de waarden van bo en b1. Die vul je zo in:

RT’ = b0 x HOEK + b1. Als je die waarden hebt, kun je de voorspelde waarden van elke hoek berekenen door het aantal graden van de hoek in te vullen bij HOEK.

 

Werkgroep 2

 

Week 2 gaat over het concept ‘aandacht’: capaciteitsbeperkingen en selectie in het verwerken van informatie. De early-selection theorie van Broadbent halverwege de 20e eeuw houdt in dat informatie al direct wordt geselecteerd zodra het binnenkomt. Er zijn ook late-selection theorieën, die zeggen dat de informatie eerst nog geanalyseerd wordt en daarna pas verwerkt.

 

 

Experiment 1: Attentional Blink

Sinds kort hebben wetenschappers gevonden dat stimuli niet alleen moeten worden waargenomen om onthouden te worden, ze moeten ook geconsolideerd zijn (een geheugenspoor aanmaken). Voor consolidatie is tijd nodig: het attentional blink experiment bewijst dat. Hoe zal later worden uitgelegd.

In dit experiment krijg je letters en cijfers te zien, die snel achter elkaar worden gepresenteerd. Aan jou de taak om de letters die je ziet te onthouden. De cijfers werken als afleiders. Hoe sneller (snel = lag 3) achter elkaar de twee targets (letters) werken, hoe groter de attentional blink: we krijgen dan vaak de tweede letter niet mee. We krijgen vaak beide mee als er wat langere tijd tussen zit (lag 7).

Als er echter een extreem korte tijd (lag 1) tussen de twee targets zit, worden beide wel goed verwerkt. Waarschijnlijk komt dit omdat beide targets dan samen worden geconsolideerd. Dit is te merken aan het feit dat proefpersonen zich geen volgorde meer kunnen herinneren.

In dit experiment krijg je 80 trials van cijfers en minstens 1 letter. Na elk trial moet je de letters die je hebt gezien, intypen.

Om het attentional blink effect te vinden, moet je bij lag 1 en lag 7 meer letters hebben gedetecteerd dan in lag 3. Als het goed is wordt het grafiekje een V vorm, zoals op pagina 28 in de syllabus.

 

Experiment 2: Simon Effect

Simon had eind jaren ’60 ontdekt dat irrelevante locatie-informatie je reactie vertraagt en accuratesse verlaagt: het Simon-effect (onderdeel van de conflict paradigma’s).

 

Je krijgt straks telkens een vierkantje te zien, blauw of oranje. Als het blauw is, druk je op de c op je toetsenbord: deze zit links. Als het oranje is, druk je op de m op het toetsenbord: deze zit rechts. Het vierkantje kan links of rechts gepresenteerd worden, maar dit is willekeurig en heeft niets te maken met welk knopje je moet indrukken. De locatie is irrelevant, de kleur relevant.

Informatie is congruent wanneer de relevante informatie (oranje vierkant) overeenkomt met de irrelevante informatie (vierkant zit links).

De informatie is incongruent wanneer de relevante informatie (oranje vierkant) niet overeenkomt met de irrelevante informatie (vierkant zit rechts).

 

Het effect

In alle conflictparadigma’s wordt gevonden dat er vertraging (interferentie) is in de reactie bij incongruente stimuli: men moet dan langer nadenken.

De directe neurale koppeling-hypothese stelt echter dat, wanneer men dit met gekruiste armen uitvoert, het effect omdraait: congruente stimuli hebben dan langere reactietijden. Om dit te toetsen voer je het experiment twee keer uit: met gekruiste armen en met rechte armen. Als het congruentie-effect niet omslaat bij gekruiste armen, moet de directe neurale koppeling-hypothese verworpen worden.

 

Het Simon effect van jouw reactietijden moet worden getekend. Als de lijnen niet-parallel zijn, is er interactie.

 

Experiment 5: Stroop Effect

Een ander conflictparadigma is dat van Stroop (halverwege jaren ’30). Hier staan namen van kleuren geschreven op het scherm, maar de letters van deze woorden zijn ook in verschillende kleuren. De participanten moeten dan de kleur van de letters benoemen. Ook hier is er sprake van congruentie en incongruentie:

Informatie is congruent wanneer de relevante informatie (kleur van de letters: rood) overeenkomt met de irrelevante informatie (er staat ROOD geschreven).

De informatie is incongruent wanneer de relevante informatie (kleur van de letters: rood) niet overeenkomt met de irrelevante informatie (wat er staat geschreven: GROEN).

In dit experiment moet je aangeven in welke kleur het woord is geschreven door op knoppen te drukken voor Rood, Groen of Blauw.

 

Andere versies van dit experiment vragen van participanten ook om eerst op de knop te drukken, en daarna hardop te zeggen welke kleur dit is. Dan hebben zij meer last van incongruentie. Dit komt omdat er bij het hardop lezen minder capaciteit over is om de beslissing te maken. Er wordt bij spreken namelijk gebruik gemaakt van dezelfde loop in het brein. Het is een extra taak op hetzelfde hersendeel.

 

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
687