Collegeaantekeningen week 1 t/m 3 (SEO, UL, PSY, B2/3)

Bevat collegeaantekeningen week 1 t/m 3.


Collegeaantekeningen

College 1: Wat zijn emoties?

 

Het tentamen zal bestaan uit essayvragen; het is de bedoeling dat je de vragen op een begrijpelijke manier beantwoordt, zodat een eerstejaarsstudent je antwoord zou begrijpen.

Emoties
Emoties zijn een communicatiemiddel.

Volgens huis/tuin/keuken (HTK) -psychologie:

  • You should be rational, not act upon your emotions

  • My heart says one thing, but my head says something else

  • Emotions happen to me

  • You need to vent your anger

  • Time heals

 

Deze opvattingen kloppen niet volgens de wetenschap.

Emoties zijn een signaal, bijvoorbeeld pijn. Ze geven je een tunnelvisie; niks anders is nog belangrijk. Emoties vertellen ons dat er iets gebeurd is dat betekenis voor ons heeft.

Soms gaan emoties vooraf aan cognities. Dit worden ‘hot cognitions’ genoemd.

 

Volgens Nico Frijda heeft elke emotie een belang. Zonder een belang is er geen emotie (‘concern is at stake’).

Wanneer er iets gebeurt dat goed of slecht is (dus iets wat een goed gevoel geeft of een slecht gevoel) reageer je automatisch. De primary appraisal geeft de onplezierigheid of plezierigheid van een gebeurtenis aan. Je focust je op deze gebeurtenis.

Hierdoor treedt fysiologische arousal op. Het autonome zenuwstelsel wordt bijvoorbeeld geactiveerd, de bloedcirculatie stijgt naar een optimaal niveau en de spieren bereiden zich voor op inspanning. Er moet hierbij altijd rekening worden gehouden met ‘latency time’. Er is geen directe reactie, maar dit heeft even tijd nodig. Wanneer een kat een muis ziet, springt hij er bijvoorbeeld niet direct bovenop, maar wacht hij eerst even. Of wanneer je ruzie met iemand hebt en je wilt diegene slaan, doe je dit niet direct, omdat er een kind in de buurt is. Er treedt dus geen onmiddellijke impuls reactie op, maar je hebt de mogelijkheid om een keuze te maken in je gedrag. Ouders leren kinderen om niet te snel automatisch te reageren. Als kleine kinderen bijvoorbeeld terugslaan, vertellen ouders dat zij beter even hadden kunnen nadenken voordat zij dit deden. Op die manier leren kinderen latency time aan. Het duurt jaren om impulsen te kunnen beheersen en latency time te ontwikkelen. Er zijn aangeboren reactie patronen voor de basisemoties. Deze aangeboren patronen kunnen nuttig zijn wanneer er een direct gevaar is.

Bij secondary appraisal denk je na over je eigen capaciteiten en op basis hiervan kies je een strategie. Na je actie geef je je emotie een ‘label’ (bv. ‘ik was zo bang’). In HTK-psychologie noem je dit label de emotie. Had je in dezelfde situatie een andere strategie gekozen, had je misschien ook een ander label voor je emotie gekozen. Door de latency time krijg je de mogelijkheid om een optimale reactie te kiezen. Het resultaat bepaalt welke emotionele reactie er wordt gegeven. Nadat je iemand hebt geslagen, geef je deze reactie bijvoorbeeld pas een label. Achteraf zeg je dat je boos was. Of je zegt dat je bang was, nadat je bent weggerend. De emotie is niet iets wat je overkomt, maar jij geeft er zelf een label aan. We leren kinderen om labels te geven aan processen. Dit noemen we emoties. Emotie is dus een proces. Het geven van een label, zoals bang of boos, is een deel van dit proces. Wat je wilt bereiken, of wat je denkt dat je kunt bereiken bepaalt welke emotionele reactie iemand geeft.

 

Functie van emoties
Emoties kunnen intra-persoonlijke functies hebben, maar ook inter-persoonlijke functies. Emoties kunnen belangrijk zijn voor jezelf (intra) en voor anderen (inter). Een emotie kan een persoon belangrijke informatie geven. Dit is een intra-persoonlijke functie. De emotie verteld je bijvoorbeeld dat er iets in de omgeving is waar je aandacht aan moet schenken. Emoties kunnen ook sociale interacties reguleren en leiden. Emotie heeft grote invloed op communicatie.

 

Dove kinderen
Dove kinderen moeten als het ware communiceren met mensen in een taal die niet hun moedertaal is. 90% van dove kinderen groeien op in een omgeving van mensen die wel kunnen horen. De consequenties hiervan zijn dat ze minder communicatiemiddelen hebben en minder tijd om te communiceren. Hierdoor missen ze veel sociale informatie. Hierdoor hebben dove kinderen veel problemen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling.

Voorbeeld: Verdriet is gefocust op verlies en de implicaties ervan. Je realiseert je dat je je doel niet meer kan bereiken of dat er iets niet gerepareerd kan worden. Boosheid houdt in dat je probeert om je doel alsnog te bereiken, je focust je op de oorzaak van de verandering. Het doel van boosheid is om ‘sorry’ te horen of om gecompenseerd te worden door de ander. Stel je nu voor dat een vriend je iPad kapot maakt; voel je je nu boos of verdrietig? Wanneer een vriendje jouw iPad kapot maakt, zullen horende kinderen boos worden. Dove kinderen zullen eerder verdrietig zijn. Zij denken dat ze niet in staat zijn om iets aan deze situatie te veranderen of de situatie te beïnvloeden. Zij hebben geen gevoel van controle. Dit wordt ook wel ‘learned helplessness’ genoemd. Horende kinderen weten dat zij kunnen kiezen uit een aantal gedragingen. Zij kunnen hierbij de beste optie kiezen en weten dat zij iets aan de situatie kunnen veranderen. Horende kinderen focussen zich op de andere persoon. Dove kinderen focussen zich op het verlies.
Emoties gebeuren niet zomaar, ze zijn en strategische keuze die gemaakt wordt omdat je iets wil bereiken. Iedere emotie heeft zijn eigen unieke functie.

  • Angst: ontwijken van een situatie/bedreiging

  • Boosheid: de situatie oplossen of veranderen

  • Liefde: beantwoorde liefde ontvangen, reproductie; versterkt relatie met de ander

  • Jaloezie: bang zijn om iets te verliezen; je bezit beschermen. Dit is iets anders dan ‘afgunst’ (envy); dit is het willen hebben wat iemand anders heeft.

  • Schaamte: realiseren dat je iets verkeerd hebt gedaan; je hebt gefaald je te gedragen volgens het ego-ideaal volgens de sociale normen en waarden in jouw omgeving.

  • Trots: erkenning dat jij of iemand iets goeds hebt/heeft gedaan. Tegenovergestelde van schaamte. Het belonen van goed gedrag.

  • Schuld: je hebt een ander geschaad.

 

James-Lange theorie

Volgens de James-Lange theorie ontstaat een emotie wanneer er lichamelijke veranderingen optreden. Een subjectief gevoel is dus eerder een consequentie dan een oorzaak van een emotie. Volgens deze theorie ben je je eerst bewust van lichamelijke veranderingen, voordat je je er bewust van bent dat er iets aan de hand is. Eenzelfde lichamelijke sensatie kan verschillende interpretaties hebben. Dit is afhankelijk van de situatie en omgeving. Dit kan leiden tot misinterpretaties.

 

Wat is een emotie volgens Klaus Scherer:

  • Fysiologische arousal

  • Cognitieve processen (interpretatie van capaciteiten)

  • Action tendency (je wilt iets doen; impulsen, maar je hoeft het niet perse uit te voeren, bv. boos worden of slaan)

  • Subjective feeling state (je begrijpt wat je voelt en wat je wilt doen)

  • Motor expression (wat je daadwerkelijk doet)

Er kan onderscheid worden gemaakt tussen een emotie en een ‘mood state’. Een emotie is gelinkt aan een specifieke gebeurtenis, situatie of aan een herinnering. Een mood state is niet gelinkt aan een bepaalde gebeurtenis. De oorzaak van een mood state is onduidelijk. Een mood state houdt langer aan en heeft een lagere intensiteit dan een emotie. Bij een mood state voel je een emotie, maar weet je niet waar deze emotie vandaan komt. Dit komt doordat je de situatie die deze emotie veroorzaakte negeert.

 

Kinderen leren over emoties door observatie van zichzelf, anderen en doordat anderen hun kennis en opvattingen over emoties verbaal doorgeven. Hierdoor zie je bijvoorbeeld verschillen in emotionele ontwikkeling tussen dove kinderen en horende kinderen.

 

College 2: Emotie communicatie

Om emoties te kunnen begrijpen heb je een sociale context nodig. Emoties zijn een manier om te communiceren.

 

Emotie expressie bij baby’s
Pasgeboren baby’s kunnen al lachen. Zij doen dit vooral tijdens de slaap. Bij baby’s van 1 maand kun je verschillende soorten lach onderscheiden, zoals de ‘Duchenne lach’ en de ‘lach met open mond’. Deze soorten lach komen veel voor tijdens positieve interacties. De open mond lach ziet er minder oprecht uit, omdat de jukbeenderen dan niet meebewegen. Bij de Duchenne lach bewegen de jukbeenderen wel mee, waardoor de ogen een beetje samengeknepen zijn. Deze lach ziet er oprechter uit.
De lach hoeft niet altijd een reactie te zijn op een situatie of een omgeving. Pasgeboren baby’s lachen dus wel, maar het is onduidelijk wat deze lach inhoudt. Het is niet zeker waarom en wanneer zij lachen. Baby’s vanaf twee maanden lachen als reactie op een positieve interactie met een verzorger. Na drie maanden lachen baby’s ook naar mensen die zij nog niet kennen. Vanaf een leeftijd van vier maanden kunnen baby’s de lach van hun moeder (visueel) linken aan haar stem (vocaal). Tussen de 6 en 12 maanden ontwikkelt de lach zich en gaan baby’s steeds meer lachen. Na een tijd lachen baby’s ook nadat zij iets nieuws hebben geleerd (‘mastering’). Bijvoorbeeld wanneer zij hebben geleerd om rechtop te zitten. Dit suggereert dat baby’s kunnen reflecteren.

 

Jonge kinderen leren al dat het goed is om positieve emoties te uiten en dat het minder sociaal geaccepteerd is om negatieve emoties te uiten. Om negatieve emotie expressie te meten wordt de ‘frustration task’ gebruikt. Hierbij zit er een kinderslot op een fles waar een cadeautje in zit, waardoor het kind de fles niet open krijgt maar een volwassene wel. De ouders vullen ook een vragenlijst in over de emotie expressie van het kind. Op dit ‘parent report’ scoren kinderen met een Cochlear Implant hoger op negatieve emotie expressie. Ze uiten evenveel positieve emoties als kinderen die kunnen horen. Hoe is dit gerelateerd aan ‘social competence’? Om sociale competentie te meten wordt er gekeken of het kind aardig is tegen jongere kinderen en kan delen met anderen. Gedragsproblemen worden gemeten door te kijken of het kind ruzie maakt met volwassenen en woede uitbarstingen heeft. Kinderen met een CI zijn minder sociaal competent dan horende kinderen volgens de ouders.
Horende kinderen weten wat het uiten van positieve emoties oplevert; het verbetert de relaties. Kinderen met een CI gebruiken positieve emoties minder om hun relaties te versterken.
Dove kinderen leggen minder uit waarom ze boos zijn dan horende kinderen. Het uitleggen waarom je boos bent heeft als doel het perspectief van de andere persoon te focussen op jouw perspectief. Dit is een constructieve manier van het uiten van boosheid. Dove kinderen verwachten ook minder empatische responsen. De dove kinderen verwachten in dezelfde mate als horende kinderen om vrienden te blijven met de ander, ook al heeft deze persoon ze boos gemaakt. De dove kinderen begrijpen minder goed wat hun uiting van boosheid voor effect heeft op de sociale relatie met de ander.

 

Het tonen van emoties
Het tonen van emoties heeft een functie in het contact met andere mensen. Met behulp van emoties laat je bijvoorbeeld aan anderen zien wat je denkt over een bepaalde situatie, of hoe jij je voelt. Ook geven emoties je informatie over de mentale toestand (‘mental state’) van andere mensen. Met behulp van emoties kun je relaties reguleren. Je toont je woede bijvoorbeeld meer bij een vriend dan bij een onbekende, omdat je zo de relatie wilt verbeteren. Aan de onbekende persoon hecht je minder waarde, en daarom doe je dus ook minder moeite om je woede te uiten en het probleem op te lossen. Woede bij de ene persoon roept vaak ook woede bij de andere persoon op.
Droefheid en angst zijn emoties die worden getoond om de dreiging te verminderen. Deze emoties zorgen voor prosociale reacties van andere mensen. Zij zullen proberen de droevige of angstige persoon te helpen, comfort te bieden en het doel te herstellen (‘goal reinstatement’). Kinderen tussen 6 en 12 jaar kunnen deze functies al begrijpen.

Er zijn grote verschillen per cultuur in het uiten van emoties. De basisemoties, zoals blijheid, bangheid en bedroefdheid, lijken echter universeel te zijn. Om deze emoties te herkennen is de context niet per se nodig. Wanneer je emoties complexere emoties wilt herkennen, is de context wel van belang.

Volgens de ‘contingency hypothese’ worden de emoties van kinderen in een bepaalde mate veroorzaakt door wat zij uit de (culturele) omgeving hebben geleerd. Het maakt bijvoorbeeld uit hoe de ouders hun emoties uiten, dit neemt het kind over en hier kan het van leren. Wanneer er in het huwelijk meer conflicten zijn, zullen kinderen hun boosheid eerder op een ongepaste manier uiten. Dit is ook het geval wanneer er veel verbale en non-verbale woede bij de ouders is, of wanneer de moeder erg gestrest is. Kinderen die fysiek mishandeld worden laten minder boosheid zien. Het uiten van boosheid (‘anger expression’) wordt op verschillende manieren gedaan, afhankelijk van de situatie en de betrokken personen. Een moeder die warmte toont als het kind verdrietig is, en negatief reageert als het kind boos is leert het kind dat boosheid geen functie heeft. Deze reacties van de moeder verschillen per geslacht; meisjes mogen bijvoorbeeld meer verdriet tonen dan jongens.
In een onderzoek werden er twee episodes gecreëerd: een dreiging-episode (waarin een vreemde man de kamer binnenkwam) en een frustratie-episode (waarin een stuk speelgoed werd afgepakt of werd opgesloten in een doos). In de dreiging-episode kijken de kinderen banger naar hun moeder. In de frustratie-episode kijken de kinderen niet bozer naar hun moeder, maar wel verdrietiger.

 

Display rules
Soms is het belangrijk om de uiting van emoties te kunnen reguleren. Dit is met name het geval wanneer de ervaring en expressie van emoties interfereren met het persoonlijke doel. Wanneer, waar en hoe je emoties kunt vertonen wordt ook wel ‘display rules’ genoemd.
Er zijn verschillende manieren om de expressie van een emotie aan te passen. Bij ‘maximizing’ vertoon je meer van een emotie dan je daadwerkelijk voelt. Bij ‘minimizing’ vertoon je juist minder van een emotie dan je daadwerkelijk voelt. Je kunt een emotie ook neutraler over laten komen dan je de emotie daadwerkelijk voelt. Dit wordt ‘neutralizing’ genoemd. Men spreekt van ‘substitution’ wanneer je een andere emotie vertoont dan je daadwerkelijk voelt. Op deze manier kun je je gevoel verbloemen. Kinderen leren eerst ‘substitution’, ze leven hierbij naar sociale normen (je blij gedragen als je een cadeau krijgt waar je eigenlijk niet blij mee bent, of je blij gedragen als je eigenlijk verdrietig bent).
Door het toepassen van ‘display rules’ kun je relaties beschermen of aan culturele normen voldoen. Dit zijn prosociale of beschermende redenen om display rules te gebruiken. Je kunt display rules ook toepassen om jezelf te beschermen. Hierdoor voorkom je bijvoorbeeld negatieve uitkomsten in situaties en negatieve evaluaties, hiermee bescherm je je zelfvertrouwen. Je kunt er bijvoorbeeld voor zorgen om niet gepest te worden, door de uiting van je emoties te reguleren met behulp van display rules. Ook kun je display rules toepassen wanneer je in een lagere status bent dan iemand anders. Kinderen leren de prosociale redenen eerst. Meisjes zijn er beter in dan jongens. Negatieve emoties zijn makkelijker om te laten zien wanneer je ze eigenlijk niet voelt dan positieve emoties.

 

 

College 3

Emotieregulatie
Emoties kunnen een regulerende functie hebben. Processen van emoties kunnen andere processen beïnvloeden en reguleren. Emoties kunnen ook gereguleerd worden. Onder emotieregulatie kan men de mogelijkheid om je subjectieve ervaringen van emoties, wat betreft intensiteit, duur en tijdstip te kunnen sturen verstaan. Ook wordt onder emotieregulatie de mogelijkheid om de expressie van emotie in een communicatieve context op een strategische manier te kunnen besturen verstaan. Je kunt emoties reguleren op verschillende manieren. Allereerst kan je response focused zijn; hierbij reguleer je je emotie expressie (door middel van display rules). Je kunt ook antecedent forcused zijn; hierbij reguleer je de emotie ervaring door je bewust te zijn van je emoties (‘emotion awareness’) en met behulp van ‘coping’. Wanneer je response focused bent, dus wanneer je je emoties wegdrukt, zie je een afname in gedragsresponsen maar een toename van of gelijkwaardige emotie ervaring. Het helpt dus op de korte termijn, maar het doet niks aan je situatie. We hebben emoties om iets aan de situatie waar je je in bevindt te doen, wanneer je echter te boos of te verdrietig bent is het goed om het niveau van je emotie om laag te krijgen. Echter wanneer je alleen doet alsof je niet boos of verdrietig bent verandert er niks aan je emotie ervaring. Response focused emotieregulatie is gerelateerd aan verschillende vormen van psychopathologie. Als je antecedent focused bent neemt de emotie ervaring af en nemen de gedragsresponsen ook af.

 

Antecedent focused emotieregulatie

Er zijn meerdere hypothesen over deze manier van emotieregulatie. Hypothese A zegt dat je je emotie moet begrijpen om je arousal level omlaag te krijgen. Hypothese B zegt dat je cognitieve controle nodig hebt om je arousal level te reguleren.

Het is belangrijk om je eigen emoties te kunnen identificeren. Op die manier weet je dat een gebeurtenis betekenisvol is en je er aandacht aan moet schenken. Ook kun je er door emoties te identificeren achter komen wat je wensen en overtuigingen zijn. Dit hoeft niet altijd een bewust proces te zijn. Wanneer je weet welke elementen in een situatie bij jou emoties oproepen, kun je beter met de situatie omgaan. Dit wordt ook wel ‘coping’ genoemd.

 

Als je het label van een emotie weet, heb je informatie over de gebeurtenis, over de factoren die van invloed zijn (zoals geheugen, ervaringen uit het verleden en doel) en over de actie tendens. Wanneer je een label geeft aan een proces is het makkelijker om de actie tendens te begrijpen. Elke emotie heeft zijn eigen actie tendens, er is altijd een reden waardoor een emotie wordt veroorzaakt. Je kunt emoties het best bekijken vanuit een functionalistisch perspectief. Wanneer een emotie gelabeld is, kun je makkelijker communiceren met de omgeving.

 

Kinderen met autismespectrum stoornissen
Bij een onderzoek naar emoties bij kinderen met autismespectrum stoornissen werd gevraagd of deze kinderen zich wel eens blij, boos, verdrietig of bang voelden. Kinderen met autismespectrum stoornissen bleken deze vraag vaker te beantwoorden met ‘nee’. Daarna werd er gevraagd wanneer de kinderen deze emoties voelden. Kinderen met autismespectrum stoornissen noemden bij deze vraag minder situaties waarin zij deze emoties hadden ervaren. Ook bleek dat kinderen met autismespectrum stoornissen minder vaak refereerden naar sociale gebeurtenissen. Kinderen uit de controlegroep zeiden bijvoorbeeld vaker dat zij zich ‘blij’ voelden tijdens een sociale gebeurtenis, bijvoorbeeld als zij jarig waren. Kinderen met autismespectrum stoornissen zeiden vaker dat zij zich ‘blij’ voelden bij niet-sociale gebeurtenissen, maar bijvoorbeeld als zij een nieuw wiskundeboek hadden gekocht. Kinderen met autismespectrum stoornissen konden minder verschillende perspectieven van emotie noemen in een situatie. Dit konden zij echter wel wanneer een situatie negatief was. Er werden geen verschillen gevonden tussen de groepen wanneer werd gekeken naar de intensiteit van de emoties.

 

Meerdere emoties
Je kunt meerdere emoties (‘multiple emotions’) hebben in een bepaalde situatie, wanneer er verschillende actie tendenties zijn. Je hebt dan verschillende doelen en uitkomsten. Als je bijvoorbeeld ruzie hebt met een vriendin wil je je woede uiten, maar aan de andere kant wil je de vriendschap ook behouden. Je kunt emoties voelen die dezelfde ‘valentie’ hebben, dus allebei positief of allebei negatief zijn, of je kunt emoties voelen die opposite valence hebben, dus die zijn tegenovergesteld aan elkaar. Ook kun je meerdere emoties ervaren wanneer er meerdere belangen (‘concerns’) zijn. Je voelt je bijvoorbeeld verdrietig omdat je gameboy kapot is. Ook wil je dat de ander zijn excuses aanbiedt omdat je boos bent, dit is meer een relationeel belang. Kinderen met autisme vinden het makkelijker om te herkennen dat iemand een positieve en een negatieve emotie ervaart, dan om twee negatieve emoties te herkennen. Dit komt omdat het makkelijker is om de situatie zwart/wit te zien.

 

Coping
Baby’s moeten een emotie actief reguleren. Een baby blijft bijvoorbeeld lachen en moet opzij kijken om te kunnen stoppen. Oudere kinderen hebben meer controle over hun niveau van ‘arousal’. Dit hebben zij geleerd van de omgeving, bijvoorbeeld van de ouders.

Onder ‘coping’ wordt een poging om het niveau van arousal en andere kenmerken van de ervaring van emoties te kunnen veranderen verstaan. Coping zijn gedragsmatige en cognitieve pogingen om om te kunnen gaan met de eisen die aan een individu worden gesteld. Deze pogingen kunnen continu veranderen. Baby’s proberen al om te gaan met negatieve emoties. Zij bedekken bijvoorbeeld hun oren wanneer er veel lawaai is. Peuters kunnen zichzelf kalmeren wanneer hun moeder weg is. Coping strategieën ontwikkelen en veranderen gedurende het hele leven, ze zijn niet vaststaand. Hoe je omgaat met negatieve emotie ervaringen hangt af van situationele factoren, persoonlijke karakteristieken en de perceptie van de situatie (je hebt de situatie bijvoorbeeld al een keer meegemaakt, of je weet welke strategieën voor jou werken).
Eerst wordt geschat of een situatie emotioneel is of niet. Dit wordt ook wel ‘primary appraisal’ genoemd. Daarna vindt coping plaats. Er wordt dan een manier gezocht om om te kunnen gaan met de arousal. Dit wordt ook wel ‘secondary appraisal’ genoemd. Coping hangt af van de situationele factoren, persoonlijke kenmerken en de perceptie van de situatie. Er kunnen twee soorten copingsstrategieën worden onderscheiden. Er zijn copingstrategieën die zich richten op het probleem of de stressor. Dit wordt ook wel de gedragsmatige benadering (‘behavioural approach’) genoemd. Deze manier van coping komt veel voor bij jonge kinderen. Wanneer je beste vriendin bijvoorbeeld met een ander speelt, is een manier van gedragsmatige coping om zelf ook met iemand anders te gaan spelen. Er zijn ook copingstrategieën die zich richten op de ervaring van de emotie. Dit wordt ook wel de mentalistische benadering (‘mentalistic approach’) genoemd. Bij deze vorm van coping probeer je op een andere manier te denken. Dit komt meer voor bij oudere kinderen. Je bedenkt bijvoorbeeld dat het fijn is dat je nu met een andere vriendin aan het spelen bent, omdat je beste vriendin eigenlijk helemaal niet zo aardig tegen je was. Het is niet zo dat wanneer je een mentalistische copingsstrategie gebruikt, je niet ook een gedragsmatige copingsstrategie kunt gebruiken. Vaak gebruiken mensen eerst de gedragsmatige copingsstrategie, en vervolgens de mentalistische copingsstrategie. Wanneer je geen grip op de situatie kunt krijgen, helpt het niet om gedragsmatige copingsstrategieën toe te passen. Dit zijn bijvoorbeeld situaties waarbij verlies of dood komt kijken.
Bij sociale interactie help je elkaar bij het reguleren van je arousal niveau en het omgaan met emoties. Moeders doen dat automatisch bij hun baby’s. Ook volwassenen doen dit. Wanneer iemand bijvoorbeeld zijn fietssleutel kwijt is, zullen anderen hem helpen zoeken. Ook zeggen anderen bijvoorbeeld dat het niet zo erg is en dat het wel weer goed komt.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
287