College aantekeningen filosofie 11 tm 20

College 11                                                                                                             kennisfilosofie H8

 

Getuigenis

Tweedehands kennis? Indirecte kennis?

De meeste dingen die we weten, hebben we van / via anderen.

Niet alles van wat er overgenomen wordt, is kennis. Want niet alles wat we horen is waar.

  • Kennis is denken, dat overeenkomt met de werkelijkheid.
  • Niet toevallig, maar je denkt het met een reden.
  • Je kan het alleen maar kennis noemen, als je je best gedaan hebt om dit te denken.

Een groot deel van deze kennis is tweedehands verkregen. Wil je het echt kennis noemen moet het dus ook overeenkomen met de werkelijkheid. Ook moet je een reden hebben, wat is je reden bij tweedehands kennis? Dan moet je de persoon/boek/website autoriteit geven.

BV. Waarom denk ik dat het ene hotel beter is dan het andere hotel? Je hebt het in een boekje gelezen; je kan dit kennis noemen als het ene hotel inderdaad beter is, en als het boekje een betrouwbare bron is (anders heb je geen goede reden en is het geluk-gelijk), je moet ook een reden hebben waarom je het boekje als betrouwbaar ziet, en een reden waarom jij die reden hebt dat je denkt dat dat boekje betrouwbaar is.. (epistemisch rationeel).

Waar moet een rechtvaardiging voor indirecte kennis aan voldoen?

Stel je wilt naar de garage om je auto te laten checken voordat je een lange reis maakt. Iemand die je kent zegt: waarom zou je naar de garage gaan? Dat is duur. Ik ken wel iemand die er even naar kan kijken en het kan fixen voor een prikkie. Die iemand zegt dat de auto oke is. Je hebt nu indirecte kennis: je auto is oke. Dit is alleen maar kennis als je na bent gegeaan of die iemand wel betrouwbaar is, en je daar goed je best voor hebt gedaan. Anders is het geluk-gelijk. Je moet redenen te hebben om die persoon als waarheidskenner en waarheidsverteller te vertrouwen.

Drie mogelijke redenen om dit te doen (vertrouwen van waarheidskenner)

  • Al het denken wat je overneemt zelf controleren; dit is geen indirecte kennis meer
  • Deel van het denken overnemen, als dat klopt aannemen dat de rest ook klopt
  • Van te voren bedenken dat iemand te vertrouwen is, alleen controleren als er tegenstrijdige informatie beschikbaar komt

Bij Pricherd wordt de eerste en tweede manier reductionisme genoemd, en de derde credulisme. Waar hij geen oog voor lijkt te hebben, is dat bronnen je met opzet op het verkeerde been kunnen zetten.

Is niet alle kennis indirect? Hebben we überhaupt kennis?

Last van ogen en prikkel gevoel in de neus? Gedachte: ik heb hooikoorts. Redenen: het is lente, ik heb de symptomen, ik heb door de huisarts vast gesteld, ik heb met een homeopaat gesproken, ik heb medicijnen getest en het werkte.

Er is sprake van directe waarneming: je voelt immers dat je dit hebt. Eigenlijk is het tweedehands kennis, want alles wat je weet van hooikoorts heb je van anderen gehoord. Je hebt de samenhang en de term van iemand over genomen.

Stel dat al jouw kennis over hooikoorts allemaal klopt, kan je het dan kennis noemen? Dit hangt af van jouw inzet bij het na gaan hoe betrouwbaar de bronnen zijn. Als je de betrouwbaarheid niet hebt onderzocht, kan je het dan wel kennis nomen? Er blijft op deze manier erg weinig over wat je kennis kan noemen..

Je staat op het perron, je weet dat de trein naar Groningen gaat. Het staat op de trein, op de ns-app, je hebt het aan de conducteur gevraagd, trein gaat altijd op dat perron naar Groningen, het staat op de bordjes. Stel de trein gaat inderdaad naar Groningen, dan heb je kennis toch? Meeste redenen die je hebt zijn indirect.. Heb je de bronnen wel serieus gecontroleerd op betrouwbaarheid?

Ik ben .. en ik ben .. jaar oud. Dat is directe kennis toch? Maar hoe kom je er bij wie je bent en hoe oud je bent? Zelfs dit is voor een deel indirecte kennis.. heb je dit wel gecontroleerd?

 

College 12                                                                                                             kennisfilosofie H9/H10

Afleiden

A priori kennis = afgeleid uit theorie (bijvoorbeeld door betekenis uit woorden). Semantisch analytisch.

A posteriori = afgeleid uit waarneming/ervaring (bijvoorbeeld door na te zoeken). Theoretisch.

Bv. Ik kan woorden typen, en jij kan ze lezen. Als ik niet kon typen, dan had ik nu niet getypt. En je leest de woorden, want anders had je het niet begrepen (transcendentale waarheid). Het is wel noodzakelijk waar, maar geen a priori kennis, omdat er omstandigheden mogelijk zijn dat je niet kan typen of niet kan lezen.

‘Knaag is een cavia’ Het is noodzakelijk waar, want je weet dat jouw huisdier een cavia is. Maar hij had door aliens vervangen kunnen worden in de nacht door iets wat op een cavia lijkt.. Het is essentiële waarheid.

Wat a priorische kennis is, hangt af van de betekenis van de woorden. Hoe weet je wat een woord betekent? Dat moet je leren, en dat moet je ervaren.

“An important variety of a priori knowledge is gained by introspection. This is where we try to discover something by examining our own psychological states.”

Introspection is dat a priorische kennis? Piet denkt van niet. Als je je eigen psychologische toestand onderzoekt, dan ga je na hoe het zit..

 

  • Deductie
  • Inductie
  • Abductie

Deductie

Afleiding uit vooronderstelling, waarbij de conclusie noodzakelijk is. Het is a priori-achtig.

Vb. Wie in de regen loopt zonder regen loopt wordt nat. Jan loopt in de regen zonder paraplu. Een noodzakelijke conclusie is: Jan wordt nat. Als de vooronderstellingen waar zijn, is de conclusie ook noodzakelijk waar.

Het moet een geldige redenering zijn (gegeven de vooronderstelling moet de conclusie waar zijn). De vooronderstellingen moeten ook waar zijn, anders heeft een geldige redenering geen nut.

Inductie

De vooronderonderstelling is waarschijnlijk (niet noodzakelijk). Het is a posteriori-achtig.  

Vb. de schoonmaker komt om 9:15, volgende dag weer zelfde tijd, elke dag zelfde tijd.. Als je dat een paar keer hebt mee gemaakt ga je er vanuit dat het wel altijd zo zal zijn, je komt op kennis door waarschijnlijkheid.

Zulke afleidingen gebeuren dagelijks.  Inducerend tot kennis komen is nooit zeker. Veel filosofen zeggen dat het inductie-probleem niet erg is. In de praktijk wordt duidelijk dat het meestal prima werkt. Dit is zelf een inductieve reden. Het is geen probleem want meestal is het niet erg.

Abductie

Van een geval naar een verklaring gaan. Het is een weinig veronderstellende verklaring. Als de conclusie zuinig en passend genoeg is werkt het alleen.

Vb. je bent op zee en je ziet iets ronds en zwarts boven water komen. Je denkt dat het een zeehond is. Het is een zuinige verklaring. Als je had gedacht een onderzeeboot is het geen abductie, omdat dit te onwaarschijnlijk en omslachtig is.

Inductie is conclusie trekken op een reeks van aanwijzingen, en abductie is op basis van 1 aanwijzingen. Als je een patroon ziet d.m.v. meerdere waarnemingen, zijn dit dan een reeks van aanwijzingen of is dat 1 aanwijzing? Zwart en rond, 1 of meerdere?

 

Casus:

Piet lust geen zuurkool. Zuurkool is vies. Als kind moest die zuurkool eten en vond die elke keer niet lekker, dat is inductie. Inductie leidt tot waarschijnlijke kennis, niet zekere kennis. Maar Piet heeft het al zo vaak gegeten en vond het altijd vies, dus hij heeft wel kennis. Op vakantie had hij toch weer een keer zuurkool geproefd en hij vond het heerlijk. Piet zijn conclusie: het is heerlijk dus het is geen zuurkool. Dit is gebaseerd op deductie. Zuurkool is vies. Dit gerecht is niet vies. Dus dit gerecht is geen zuurkool.

 

 

College 13                                                                                                             kennisfilosofie

Fallibilisme = theorie dat we ons gemakkelijk kunnen vergissen. Misschien vergissen we ons altijd wel. Kennis is voorlopig en kennis is daarom verbetelijk.

Probabilisme = theorie dat zegt dat niks zeker is. Kennis is hooguit vermoedelijk. Kennis kan niet anders dan waarschijnlijk zijn.

Ze zeggen allebei dat wij mensen cognitief beperkt zijn; bijvoorbeeld onze zintuigelijke waarnemingen; we ruiken en zien niet alles. We kunnen niet alles denken, niet alle mogelijke voorstellingen maken. Vanwege deze beperkingen is niks zeker, het is altijd mogelijk dat je je vergist. Altijd je best blijven doen om beter te weten (epistemische rationaliteit). Als we steeds ons best blijven doen, hebben we steeds minder misverstand en het wordt steeds minder onwaarschijnlijk wat we weten.

Scepticisme = eigenlijk hebben wij helemaal geen kennis. Als kennis JTB is, hebben we geen kennis. Je weet nooit of het waar is wat je denkt; het kan altijd beter. Als er geen beter weten bestaat, is deskundigheid ook niks waard. Waarom zijn we dan nog nieuwsgierig en studeren we nog?

Kunnen we iets inbrengen tegen het fallibilismee/probabilisme/scepticisme?

Als we gedachten hebben over wat waar is, is dat kennis als we redenen hebben als we ons best hebben gedaan deze reden te vinden. Maar redenen hebben en ons best doen biedt geen zekerheid. Meer dan je best doen kan niet, je blijft gebonden aan de cognitieve vermogens en energie en tijd. Dus toch als je erg je best doet blijft vergissen mogelijk. Fallibilisme en probabilisme blijken dus gelijk te zijn. Maar bij sommige kennis kan je toch wel van zekerheid spreken? Ik weet dat ik nu deze woorden typ en dat ik zit achter mijn bureau.. Waarom neemt het scepticisme hier geen genoegen mee?

 

Descartes probeerde te bewijzen dat het scepticisme niet waar is. Wat is er onzeker aan basale gewaarwordingen..?

Je bewustzijn, je ‘mental states’ heb je bewuste/directe kennis. Je kent je gewaarwording. Je weet niet de werkelijkheid waar is, waar jij je gewaarwording op baseert. Je weet niet of er een relatie is tussen werkelijkheid en gewaarwording. Als kenner ben je afhankelijk van je geest. Zelf vond Descartes dat hij hiermee het scepticisme heeft onderschept. Je moet wel twijfelen aan alles wat we weten, als er niks anders dan twijfelen overblijft dan weet je tenminste 1 ding > je twijfelt. Het denken bevestigd zichzelf. Er is dus kennis mogelijk, zij het beperkt tot je eigen bewustzijn. Enige kennis wat we hebben is ons eigen mentale toestand. We kunnen niet uitsluiten dat de duivel ons bewustzijn beïnvloed, we zijn namelijk van ons bewustzijn afhankelijk.

Volgens Piet heeft Descartes het scepticisme juist geholpen.

Stel je bent een brein, zonder lichaam en zintuigen. Je bent aangesloten op een snelle computer, dit zorgt voor input in mijn brein. Hardheid, geur, licht, kleur, lengte komen in het brein. Je kan niet weten dat je een los brein bent zonder lichaam en zintuigen. De computer kan jouw een virtual reality voorhouden en laten zien dat je een lichaam hebt. Dan moet je controleren of het bewustzijn gemanipuleerd wordt, maar daarvan ben je afhankelijk van je waarnemingen. Hieruit volgt dat je niks kan weten.  

Vijf redeneringen maken bezwaar tegen het closure principle.

Moore

Hij draait de argumentatie om. Ik kan niet weten of ik een brein in een kom ben, dus ik kan niet weten of ik dit wel typ. Jij weet niet of je een brein in een kom bent, dus jij kan niet weten of je dit nu wel leest. Moore vindt dit niet logisch, hij draait het om. Ik weet dat ik dit typ, dus ik weet dat ik geen brein in een kom ben. Is dit een overtuigende argumentatie? Hoe controleer je dat je weet dat je typt in de werkelijkheid? Enige manier om dat te doen is  om het waarnemend waar te gaan, om het te toetsen.. dan krijg je het hele scepticisme weer opnieuw.

Sensitivity principle

Bij kennis zijn twee criteria. Er is een belief, en die moet waar zijn.

  1. Zij denkt x waar is.
  2. X is waar.

Het derde criterium is dat het niet toevallig mag zijn (geluk-gelijk is geen kennis).

Sensitivity beweert dat het derde criterium is: als het niet waar zou zijn, dan zou zij ook niet denken dat het waar is. Helpt dit criterium tegen geluk-gelijk?  Bijvoorbeeld een demente oma die elke dag denkt dat het zondag is. Op zondag had oma dus gelijk, maar je kan niet zeggen dat ze dan ook kennis heeft. Het is dus geen kennis wat oma had volgens het sensitivity principle, want oma dacht ook op alle andere dagen dat het zondag was (dat x waar is), terwijl het doen niet waar was.

 

 

Savety principle

We gaan weer verder op de twee criteriums van kennis. Hierbij wordt een ander 3e criterium toegevoegd: x zou niet gemakkelijk niet waar kunnen zijn. Helpt dit tegen niet geluk-gelijk. Stel je hoort de brievenbus en je denkt dat het de krant is. Maar het had voor hetzelfde geld ook iets anders kunnen zijn. Dus je weet niet dat het de krant is, het had net zo gemakkelijk niet waar kunnen zijn.

Alle twee deze principles zijn beide aanvaard als extra criteria.

Contextualisme

Scepticisme is alleen relevant is bepaalde kenmerken. Bijvoorbeeld abstracte kennis, dat is onmogelijk. Bijvoorbeeld weten of we weten. Maar over veel dagelijkse zaken kunnen we wel dingen weten. We merken dat het werkt, kennis is nuttig. Op het concrete niveau is kennis nuttig en doet scepticisme er dus niet toe.

Metafysica (Chalmers)

Sluit aan bij contextualisme. Buiten het empirisch kenbare kan je principieel niet weten. Maar of je zit en of je pijn voelt kan je wel weten. Kennis over weten (ben ik een brein in een kom) is meer geloof ipv kennis.

 

 

College 14                                                                                                             Ethiek H13 & H1 (T)

Geweten = wat je mag doen/ wat rechtvaardig is om te beslissen (morele kwestie).

Weten = proberen te weten hoe iets in elkaar zit, kennis vergaren.

Relatie tussen kennis en moraal, tussen geweten en weten.

Filosofen hebben de neiging om het verschil te benoemen. Weten is beschrijvend, geweten is normatief/evaluerend.

Bv. Ik weet dat de buurvrouw ziek is, of ik er iets mee moet, bijvoorbeeld haar helpen is een kwestie van geweten.

Geweten maakt wel gebruik van weten, maar het is niet gericht op weten. Allemaal kennis verteld je niet wat je moet doen, dat is uiteindelijk een gewetensbeslissing. Een keuze o.b.v. principes.

 

Moreel oordelen

Argumentatie volgen.

Je hebt feiten, de aspecten van de situatie. En een moreel principe. De feitelijke en morele principes leiden tot een oordeel.

Bv. Je bent bijna aan de beurt bij de kassa, maar je bent nog sinaasappelsap vergeten. Je hebt geen zin om terug te gaan en gaat gewoon afrekenen. Thuis vraagt je dochter waar de sinaasappelsap is. Dit zijn de feiten. De morele vraag is; wat doe ik nu? Mag je zeggen dat je het bent vergeten, mag je zeggen dat het op was? Mag je zeggen dat het apparaat stuk was? Of moet je eerlijk zijn? De uitkomst is dat je eerlijk moet zijn. De feiten samen geven niet wat je moet doen, dit doen de principes. Vaak is het niet zo makkelijk..

 

Moreel oordelen is een combinatie tussen empirisch oordelen en principieel oordelen.

Moreel oordelen vergelijken met smaak oordelen, tegen elkaar afzetten; wat is het verschil?

Smaak = persoonlijk, het is wat jij vindt. Niemand kan nagaan wie gelijk heeft bij onenigheid van smaak (esthetisch oordelen).

Pricherd suggereert dat esthetisch (subjectief), radicaal anders is dan empirisch oordelen (objectief). Maar volgens piet staat smaak niet geheel los van kennis. Hoe meer je over een bepaald gerecht weet, hoe verfijnder je smaak wordt. Stel je eet een insect en je vindt het lekker, op het moment dat je weet dat je een insect eet heb je geen trek meer en hoef je er niet meer van. Piet heeft de indruk dat ze oordelen wel met elkaar samenhangen.

 

Normatief/evaluatief oordelen tegenover empirisch oordelen

Beschrijft niet, maar probeert te verklaren

Functioneel oordelen

Doelmatigheid en effectiviteit. Neem de trap, want de lift is sloom. Het vuur moet lager, anders kookt het over.

Juridisch oordelen

Volgens rechtsregels/codes. Neem de trap, want leerlingen mogen niet in de lift. Houdt meer afstand, want dit is geen 1,5 meter.

Conventioneel oordelen

Je eigen gedrag beoordelen, volgens wat hoort en wat niet hoort. Is iets wel gepast in een bepaalde situatie? Bijvoorbeeld in je joggingbroek naar je werk gaan?

 

Er bestaat ook overlap tussen de soort normatieve oordelen.

Je gaat naar een sollicitatie, wat zou ik aan doen (conventioneel), roep ik verzet op als ik dit aan doe? (functioneel) maar eigenlijk draag ik nooit zulke nette kleding, is het dan wel goed om dit aan te doen? (moreel)?

Vb. ‘varkenssnuitpathe’ je denkt dan misschien ‘iel’, dat is een esthetisch oordeel. Functioneel voordeel is dat je minder van het varken weg gooit. Mensen die moslim zijn, zouden zeggen dat ze überhaupt geen varken mogen eten, dat is een Juridisch oordeel.  Verschillende soorten oordeel kunnen op gespannen voet staan met elkaar. Moreel gezien is het eten van dieren in het algemeen eigenlijk niet goed.

Vroeger thuis regelmatig hard aangepakt. Ouders hadden de gewoonte om de kinderen streng en met veel structuur en straf op te voeden. Dat ging soms zo hard handig om je af te vragen of dit moreel gezien wel mocht. Tegenwoordig mag het juridisch gezien niet. Maar er zijn nog steeds bepaalde culturen waarin hard handig om gaan met je kinderen nog wel normaal is (conventioneel). Voor sommige kinderen werkt deze manier van opvoeding (functioneel oordeel).

Hoe zit het met de relatie tussen normatief/evaluatief en empirisch oordelen?

Dit hangt af van de verschillende oordelen.

Functioneel oordelen is het waarderen met oog op doelmatigheid, het vloeit voort op empirisch oordelen. Of iets efficiënt is, is een empirische aangelegenheid, het is er volledig op gebaseerd.

Juridisch oordelen is ook afhankelijk van empirisch oordelen. Je kunt de oordelen opzoeken om te controleren of ze waar zijn.

Conventioneel oordelen hangt ook samen met empirisch oordelen. De feiten geven de doorslag. Wat de gewoontes zijn is empirisch te toetsen.

 

College 15                                                                                                                           ethiek H13/H1

Pricherd vraagt zich af hoe je weet of een moreel oordeel waar is.

Ik loop met de hond in het park en ik zie een kind dichtbij het water. Het kind valt in het water, dan weet je dat je er heen moet om te helpen. Hoe weet je dat je het kind moet helpen?

  1. Intuïtie: directe kennis, je weet onmiddellijk wat je gaat doen.
  2. Fundamentisme: afweging, beoordeling, redenering. Goede redenering is gebaseerd op een vast punt (een ankerpunt). Je moet het kind helpen omdat dat je plicht is, dit is een regel die voor iedereen geldt. In sommige gevallen kan je twijfelen over wat je moet doen. Bijvoorbeeld als je daardoor iemand anders in gevaar brengt. Basale redenen (iemands leven redden) behoeft geen afweging.
  3. Coherentisme: netwerk van elkaar bevestigende redenen. Om het kind te redden heb je meerdere redenen. Je hoopt ook dat iemand anders jou zou redden als je dat nodig hebt, als het jouw kind was wil je ook dat ze gered wordt. Er zijn meerdere redenen, maar er is niet één reden die doorslag gevend is.

 

Tänssjo behandelt een andere vraag: heeft het zin om over morele waarheid na te denken? Moreel relativisme. Er zijn zulke grote verschillen, is er wel morele waarheid?

Moreel lijkt op smaak, op esthetisch oordelen.

Verschillende mensen kunnen zo verschillend antwoorden op morele vraagstukken dat het voor de hand ligt dat morele waarheid niet bestaat is en het een kwestie is van smaak.

Moreel relativisme is er in verschillende soorten.

  1. Zelf een moreel oordeel: iedereen mag doen wat diegene het beste vindt.
  2. Semantisch: verschil in traditie en overtuiging maakt het verschil in moreel oordelen.
  3. Epistemisch: onenigheid over moraliteit valt niet op te heffen.
  4. Ontologisch: iedereen heeft gelijk, er bestaan meerdere morele waarheden naast elkaar.
  5. Nihilistisch: gegeven de verscheidene waarheidsaanspraken kan je concluderen dat morele waarheid niet bestaat. Maar zelfs dan kunnen we nadenken over morele oordelen.

 

Relatie tussen moraal en ethiek.

Ethiek gaat over moreel oordelen.

Bv. Contact met directeur van asielzoekende kinderen. Directeur kon het niet meer verdragen om te zwijgen over de stress van de werkdruk. Wat ze professioneel moest doen (dmv de eisen van de overheid), kwam niet overeen met wat zij moreel vond. Haar geweten was het er dus niet mee eens. Dit afwegen, is moreel oordelen.

Ethiek is verzameling van theorieën over hoe het geweten werkt. Vertelt de directeur niet wat er gedaan moet worden. Niet wat de uitkomst van de afwegingen zou moeten zijn.

Ethische theorieën vertellen vaak ook hoe geweten zouden moeten weten (ze zijn dus ook normatief van aard, niet alleen beschrijvend). Doordat ze normatief zijn kunnen ze overlopen met moraliteit.

 

 

College 16                                                                                                                           ethiek H2

 

Ethische theorieën; vertellen hoe je moreel moet oordelen

  1. Utilisme
  2. Egoisme
  3. Plichttheorie
  4. Rechtentheorie

Geweten = afwegen wat je moet doen, en wat goed is om te doen.

Utilisme (utiliterisme): vertelt per moment wat je het beste kan doen. Niet over hoe je moet leven, het is afhankelijk van de situatie. Moreel oordelen geldt alleen voor een bepaald moment. Het moreel oordeel vertelt je wat wel of niet mag.

Wat mag = alles waarvoor geen alternatief is dat meer geluk/welzijn te weeg brengt.

Het is in eerste opzicht een aannemelijke theorie. Het klinkt heel logisch, maar toch zijn er problemen

3 praktische problemen

  1. Hoe bepaal ik wie zijn welzijn meeweegt?
  2. Hoe bepaal ik wat bevordelijk is voor dat welzijn?
  3. Hoe bereken en vergelijk ik verschillend welzijn van verschillende mensen?

4 principiële problemen

  1. Wat is welzijn? Welk soort welzijn wordt er bedoeld?
  2. Waarom weegt het welzijn van iedereen gelijk?
  3. Meer welzijn voor iedereen, dan weegt ‘meer’ niks.
  4. Houdt geen rekening met plichten en rechten.

 

 

Bv. Één van je kinderen is niet zo goed in rekenen, mag je haar op bijles doen?

Utilisme = ja dat mag, als er geen ander alternatief is die meer welzijn oplevert.

Praktische problemen:

Minder zorgen om schoolwerk van je kind

Minder stress voor het kind zelf

Beter voor de leraar, vereist minder aandacht

Beter voor vrouw van de leraar, hij komt gezelliger thuis (of telt deze welzijn niet)

Beter voor mede leerlingen, die krijgen meer aandacht

Beter voor bijles instelling, ze krijgen een klant erbij

Beter voor kinderen van bijles instelling, hun vader heeft meer geld (of telt deze welzijn niet)

Het is niet goed voor toekomstige kinderen, dit bevordert schaduwonderwijs. Scholen doen minder hun best voor kinderen die moeite hebben met een vak

Niet goed voor de eigenaar van je lievelingsrestaurant, want door de bijles heb je minder geld om uit eten te gaan (of telt deze welzijn niet)

Is bijles wel zo goed voor het welzijn van het kind? Zo krijgt ze de indruk dat rekenen belangrijker is dan de vakken die ze leuk vindt, en daardoor gaat ze minder doen voor de vakken die ze leuk vindt (wat is bevorderlijk voor het welzijn?)

Hoe weeg je het voordeel van dochter en ouders af tegen de nadelen van toekomstige leerlingen en het minder verdienen van de eigenaar van het restaurant?..

 

College 17                                                                                                                           ethiek  H2

Welzijn

Bv. Je opa fietst elke dag een stuk en valt regelmatig. Maar hij wilt geen helm op: dat ziet er niet uit en het is niet prettig. Twee van zijn kinderen vinden dat hij verplicht een helm op moest, en twee anderen vonden dat hij het zelf moest weten.

Welzijn = beperken van risico, van pijn

Welzijn = het geluk/ plezier beleving van de opa

Welzijn = autonomie van de opa

Er zijn vier theorieën over om welk soort welzijn het gaat

  1. Gewoon hedonisme
  2. Perfectionisme
  3. Preferentialisme
  4. Gelaagd hedonisme

 

Gewoon hedonisme: pijn vermijden en plezier verhogen. Wat goed of slecht voelt.

Perfectionisme: wat objectief gezien goed is. Dit hoeft niet te maken wat plezierig is.

Vb. je dochter vraagt op te passen, omdat ze de stad in wilt. Je vindt het leuk om op te passen, maar je hebt een vriend belooft om met hem naar de huisarts te gaan omdat hij zichzelf niet kan vervoeren.

Mag je oppassen? Gewoon hedonisme: beide keuzes kennen plezier en pijn. Niet oppassen is beter voor het welzijn. Vriend heeft het echt nodig om naar de huisarts te gaan, naar de stad gaan is niet zo nodig.

Bv. Coronacrisis dwingt dat tentamens online gebeuren. Mag je studenten thuis tentamen laten doen zonder dat er online gesurveilleerd wordt? Welke optie brengt meer welzijn, met of zonder surveillance? Surveilleren is onvriendelijk (wanttrouwen) en veel gedoe. Maar met surveilleren is het wel rechtvaardiger en betrouwbaarder. Volgens gewoon hedonisme is dit een goede afweging. Maar volgens het perfectionisme is het beter dat er wel gesurveilleerd wordt.

 

Welzijn = subjectief welbevinden VS wat echt goed is.

Het verschil is minder groot dan het lijkt. Naar de kroeg gaan, voelt fijn maar is niet echt goed want het is ongezond om te roken en te drinken. Op de korte termijn is het fijn, maar op de lange termijn niet. Perfectionisme  is een soort doordacht gewoon hedonisme.

Hoe bepalen we welke verklarende theorie het beste is? Dat moet je empirisch toetsen, aan de hand van verschillende casussen.

Je dochter wilt de stad in om te roken, drinken en te kletsen met een vriendin. Maar je hebt een vriend beloofd om naar de huisarts te gaan. Vind je dit een moreel dilemma? Nee, vriend helpen is belangrijker dan roken en drinken in de stad. Dit past beter bij het perfectionisme, je kijkt naar wat goed is voor iemand. Stel je twijfelt toch wat je moet doen. Maar je denkt daarna dat het eigenlijk niet goed is als je dochter de stad in gaat, want roken en drinken is niet goed op de lange termijn. Als je nagaat wat je moet doen is het meer gewoon hedonisme.

 

Preferentialisme: geweten werkt per handelen, wat mag je hier en nu doen. Reactie op perfectionisme. Welzijn is wat iemand zelf wilt. Niet te streng zijn. Het geweten denkt aan de welzijn van de betrokkene zelf.

Opa op de fiets de vaak valt, moet je hem verbieden om met helm te fietsen?

Utiliraisme = je mag het verbieden als een ander alternatief niet meer plezier oplevert

Gewoon hedonisme = plezier van opa is belangrijk

Perfectionisme = wat echt goed is voor opa, met helm is beter. Maar als die dan niet meer buiten komt omdat die een hekel heeft aan de helm, is dat ook niet goed..

Preferentialisme =  doen wat opa zelf wilt.

 

Gelaagd hedonisme: welzijn een kwestie van welbevinden, waar aan de betrokkenen zelf plezier heeft. Verschil tussen hoog en laag welbevinden.

Op een moment krijgen kinderen de neiging om dieren te kwellen. Het is een laag niveau van plezier. Kinderen hebben een hoger plezier aan het verzorgen van dieren. Leedvermaak (gemeen plezier) is van een ander soort plezier, dan plezier beleven aan socialiteit.

Bv. Stel iemand vraagt je iets illegaal te downloaden. Je doet het met liefde, maar vindt eigenlijk dat het niet kan. Je voelt je schuldig om morele oordelen. Het is een soort geweten. Weegt het plezier van het downloaden zwaarder dan de negatieve aspecten, zoals dat de auteur niks verdient. Het hangt af van wat je moet downloaden, iets onnozels wil je minder graag downloaden dan een beter iets. Verklaring van gelaagd hedonisme is dat je beschaafder welzijn hoger waardeert dan grof welzijn.

Stel je dochter vraagt of je kan oppassen maar het komt eigenlijk niet uit.. In zon geval maakt de reden van de oppasvraag wel uit. Als ze naar de stad wilt met vriendinnen zeg je makkelijker nee, als ze naar een beschaafde voorstelling wilt, zeg je moeilijker nee.

 

College 18                                                                                                                           Ethiek

Wat we zouden moeten doen met het afwegen van geweten is afwegen wat het meeste welzijn brengt, je moet onpartijdig zijn.

Je bent in levensgevaar samen met je buurvrouw en je kind. De onpartijdigheid klinkt nu niet logisch.. Je red intuïtief natuurlijk eerst je eigen dochter.

 

Als je het wel zijn van iedereen mee weegt, dan is het resultaat dat niemand er merkbaar beter van wordt. Verzoek om te doneren aan een goed doel. Moreel gezien mag je niet afwijzen om te doneren… delen is bevorderlijker voor het welzijn. Als iedereen zijn welzijn even zwaar weegt, moet je je salaris delen, grotendeels doneren aan goede doelen. Maar als je aan heel veel doelen geld gaat geven, dan merken de mensen amper iets omdat je je geld zo erg verdeelt

Is veel extra welzijn voor een paar mensen (merkbaar) niet meer waard dan een klein beetje extra welzijn (onmerkbaar) voor heel veel mensen?

 

Het ernstigste probleem:

Te weinig oog voor plichten en rechten.

Stel dochter vraagt om kinderen om te halen van school omdat ze een spoedoverleg heeft op het werk, maar je hebt een vriend beloofd om naar de huisarts te brengen. De belofte verplicht toch om hem te helpen? Maar als vader zijnde heb je toch de plicht om je kinderen te helpen wanneer ze dat nodig hebben? Het utilisme erkend geen rechten en plichten.

 

 

Stel je verdenkt dat je puberdochter ernstige problemen van je achter houdt. Je weet dat ze een dagboek bij houdt, mag je als moeder zijnde dit dagboek lezen?

Het utilitarisme ziet niet in dat dit een moreel probleem is, er wordt alleen gekeken naar welzijn. Het recht op privacy wordt niet gezien. Dit recht kan ten koste gaan van haar welzijn.

 

College 19                                                                                                                           Ethiek

Egoïsme : theorie over hoe het geweten werkt/zou moeten werken

Kijken naar de gevolgen van het handelen.

Nu kijk je niet naar het welzijn van iedereen, maar je kijkt alleen naar je eigen belang. Het is een aannemelijke theorie, het zit in onze natuur om eerst aan ons zelf te denken. Niet alleen het beste voor jezelf op korte termijn, maar ook op lange termijn.

Stel je bent op je werk en je moet nog wat afmaken, maar je had belooft om op tijd thuis te zijn. Dan weeg je af wat je gaat doen. Op het eerste gezicht lijkt het in het eigen belang om te blijven. Maar het gaat ook om het eigen belang op lange termijn. Als je later naar huis gaat, worden de mensen die op jou wachten niet blij. En daarna geloven de mensen je niet meer en dat is slecht voor je reputatie. Op de lange termijn is het misschien toch meer in het eigen belang om naar huis te gaan.

Buurvrouw is ziek en heeft hulp nodig, maar je hebt eigenlijk wel wat beters te doen en de buurvrouw is niet echt aardig. Egoïsme zegt dat het ook in je eigen belang is als je haar helpt, als je haar nu helpt, dan helpt ze jou een andere keer.

Drie voordelen van het egoïsme

  • Het is aannemelijk, je kiest vaak voor jezelf.
  • Geen last van het gelijkheids-probleem
  • Geen andere praktische en principieel probleem

Problemen bij het egoïsme

  • Continuïteit
  • Wederkerigheid

Continuïteit is een vooronderstelling van het egoïsme

Waarom is het moreel om de buurvrouw te helpen? Als je zelf ziek wordt, dan heb je er ook belang bij dat iemand jou helpt. Maar in dit geval moeten die mensen om je heen wel hetzelfde te blijven (continuïteit).  Als de buurvrouw al heel oud is of bijna gaat verhuizen, kan ze jou niet meer helpen als jij dat nodigt hebt.

Wederkerigheid is een voorondersteling van het egoïsme

Als je trouw bent, mag je trouw terug verwachten. Kan je daar wel op rekenen? Heb je dat altijd nodig?

Stel er staat een blinde bij de stoep en durft niet over te steken. Deze man heeft hulp nodig, maar deze hulp heb jij zelf nooit nodig. Wie goed gezond is, heeft minder behoefte aan wederkerige hulp, dan iemand die meer kans heeft om hulp nodig te hebben. Maar het idee om solidair te zijn blijft. Dat kan het egoïsme niet verklaren. Het idee dat de rijken de armen moeten helpen blijft, maar de rijken hebben er zelf geen belang bij, ook niet op de lange termijn.

Contracttheorie (upgrade van het egoïsme)

In het moreel oordelen ga je uit van wat jou het beste uit komt. Ook al komt het je nu minder goed uit, als het je later beter uit komt dan is het ook slim om het wel te doen. Moraliteit is gericht op het eigen belang, en na tijd ook goed voor het algemeen belang.

In moreel oordelen doen we alsof we voor eigen best wil met iedereen afspraken hebben gemaakt over hoe we met elkaar om gaan. Laten we afspreken dat we op zon manier om gaan met mensen. Elke keer als jij dan een ander helpt, bevestig je de gezamenlijke gewoonte om zo met elkaar om te gaan. Zon algemeen ’sociaal contract’ is goed voor iedereen; iedereen is dan trouw en behulpzaam. Het geweten wijst je erop dat je je hier aan moet houden. Samen leven wordt zo beter voor iedereen.

Contracttheorie is een prima oplossing voor het continuïteits-probleem. Want je oordeelt alsof je afspraken hebt met alle mensen. Hoe de wereld ook verandert, mensen zullen je goed behandelen door het contract dat iedereen met elkaar heeft.

Contracttheorie lijkt geen oplossing te bieden voor het wederkerigheid-probleem. Als je weinig risico’s loopt om hulp nodig te hebben. Als je veilig bent en voor jezelf kan zorgen. Waarom zou je dan zon soort contract afsluiten? Waarom heb je dan baat bij afspraken met mensen die wel veel risico lopen en niet veilig zijn? Het verschil tussen die mensen is groot. De kans is klein dat de anderen jou kunnen helpen en jij moet hen wel helpen. Een contract bij zon ongelijkheid is onvoordelig als je aan de goede kant zit.  

Nog een upgrade:

Contracttheorie 2.0

Contract hebben is alleen voordelig als je inzet/investering genoeg oplevert.

Niet contract dat je afsluit als je weet in welke positie je bent (dus of je weet of je veel of weinig risico loopt). Je sluit het contract af in de omstandigheid dat je niet weet hoe sterk we zijn. Je sluit het af achter een gordijn achter onwetendheid.

 

College 20                                                                                                                           Ethiek

Deontologie = plichtethiek

Volgens utilisme en egoïsme hangt het oordelen af van de consequenties: wat is het meeste nuttig?

Bij plichtethiek wordt er niet gekeken naar de gevolgen, maar alleen wat je moet doen omdat welke plicht het zwaarst weegt.

Volgens het utilisme en egoïsme lijkt moreel oordelen op functioneel oordelen; doelmatigheid staat voorop, het meeste welzijn brengen.

Volgens de plichtethiek lijkt moreel oordelen meer op juridisch oordelen; er zijn regels waar je je aan moet houden. Welke regels/principes het zwaarst wegen zeggen je wat je moet doen.

 

Plichttheorie is een gangbare theorie: veel gebruikt en gevolgd.

Voorbeeld: Leerling van 16 “heeft” anorexia. Ze weigert genoeg te eten ondanks de noodzaak (haar anorexia begint levensbedreigend te worden). Ouders, medici en hulpverleners willen gedwongen opname en voeding. En hiervoor willen ze het wettelijk recht van de 16-jarige om behandeling te weigeren verzwijgen. Zij vragen de school om loyaal te zijn hierin: dus mee te gaan in het verzwijgen van haar recht om behandeling te weigeren. Wat moeten in deze situatie de leraren doen? Toegeven aan de ouders, medici en hulpverleners of niet?

Unitarisme = welzijn zo hoog mogelijk.

Voor het meisje en voor haar omgeving is het beter voor welzijn om opgenomen te worden

Voor de autonomie van het meisje is het niet goed om het te verzwijgen, de wil van de betrokkene staat voorop.

Plichtethiek = leraren hebben plicht op de leerlingen te informeren en ze inzicht te geven. Ook plicht om de autonomie van de leerlingen te vergroten. Maar als leraar heb je ook de plicht om te zorgen voor de leerlingen; bekommeren om hun gezondheid.

 

De ethiek van Kant is erg breed. Één daarvan gaat over de plichtethiek.  

Ik hoor de handelingsmogelijkheid te kiezen die moet. Wat een handeling brengt (de gevolgen) doen er niet toe. Moreel is een kwestie van plicht. Vroeger (in de tijd van kant) was het normaal om de plichten te relateren aan deugden van de kerk. Kant zegt dat we zelf wel kunnen bedenken wat onze plicht is, dat hoeven we niet ergens te lezen. Door denken kan je erachter komen wat je plicht is, je verstand gebruiken. Dit is een kwestie van absolute zelfstandigheid.

Wat is verplicht? Als je erover nadenkt wat je plicht is.

Wat voor iedereen altijd geldt, ongeacht de omstandigheden. Wat dus verplicht is voor iedereen.

Categorisch imperatief: je mag alleen doen waarvan je kunt willen waarvan je wilt dat het een algemeen geldende wet wordt; waarvan je dus wilt dat iedereen het altijd mag doen.

Vb. je wilt later thuis komen, terwijl je een belofte hebt gemaakt. Wil je dat iedereen altijd een verlofte verbreekt? Nee dat wil je niet, dus je moet niet te laat thuiskomen.

Verschil Kant en regel-utilisme

Act utilisme: nagaan wat je moet doen d.m.v. na gaan wat het meeste welzijn oplevert.

Regel-utilisme: afwegen wat je mag doen naar wat het meeste welzijn oplevert, maar niet alleen wat nu het meeste welzijn oplevert. Maar als het een regel zou zijn, dat iedereen altijd zo mag doen, of het dan ook genoeg welzijn oplevert. Dit lijkt op het categorisch imperatief van Kant.

Het verschil van regel-utilisme en Kant is het volgende

Bij het categorisch imperatief ligt de nadruk op: ik mag wat ik kan willen dat iedereen mag doen. Wat denkbaar is geeft de doorslag.

Bij regel-utilisme ligt de nadruk op: wat het meeste welzijn oplevert. Gevolgen geven de doorslag.

 

Vb.

Mag ik een belofte breken? Categorisch imperatief: wil je dat iedereen altijd een belofte mag breken? Nee, dat wil ik niet. Dat is ondenkbaar. In dat geval betekent belofte niks meer.

Mag ik iemand zijn eigendom toe-eigenen? Nee, want als iedereen dat doet betekent eigendom niks meer.  

Bij het categorisch imperatief kan je bedenke of iets mag of niet mag, en bij het regel-utilisme kan je het uitrekenen.

Probleem van regel-utilisme (& categorisch imperatief)

Stel dat iedereen altijd X mag doen.. Het probleem is dat in concrete situaties de vraag niet zo ruim gesteld hoeft te worden.

Bv. Een vriend belt of die je naar de huisarts wilt brengen, hij is weer eens voor de zoveelste keer gevallen bij het parachute springen terwijl jij hem al wel 20x hebt gezegd dat hij voorzichtiger moet doen. Onlangs, toen jij in nood was, kon hij jou niet helpen. Maar ach, jij kan hem nu wel helpen dus je zou het graag doen. Maar je hebt je dochter beloofd om op te passen. Mag je nu de belofte breken om je vriend te helpen?

Het categorisch imperatief doet alsof je in je geweten je afvraagt; mag ik een belofte breken? Dan hoor je je dus af te vragen of je het wilt dat iedereen altijd zijn belofte mag breken. Ongeacht de omstandigheden, wat mag je doen? Nee dat mag je niet, omdat je niet wilt dat iedereen altijd zijn beloftes verbreekt.

Maar je kan de vraag ook formuleren; mag ik mijn belofte breken als iemand mijn hulp nodig heeft? Dan hoor je je dus af te vragen of je het wilt dat iedereen altijd zijn belofte mag breken wanneer iemand zijn hulp nodig is. Dat zou je wel kunnen willen.

Maar je kan de vraag nog anders formuleren; mag ik mijn belofte breken als mijn hulp nodig is, maar de hulp eigenlijk niet verdiend is? Dan hoor je je dus af te vragen of je het wilt dat iedereen altijd zijn belofte mag breken wanneer iemand zijn hulp nodig is, terwijl de hulp niet verdient is. Dat zou je dan weer niet willen.

Als situaties complex zijn, worden de vragen gedetailleerd.  

Het categorische karakter: mag iets ongeacht de omstandigheden? Maar eigenlijk wil je juist wel alle omstandigheden mee rekenen, omdat dat er juist toe doet.

 

 

Access: 
Public
Check more of this topic?
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Follow the author: LavaVanDrooge
More contributions of WorldSupporter author: LavaVanDrooge:
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
938