Hoorcollege- en werkgroepaantekeningen deeltoets 2 (t/m college 10)

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


College 7: Psychologie en het dagelijks leven (H8)

 

De psychologie heeft allerlei veranderingen in het dagelijks leven teweeg gebracht.

In dit college wordt het volgende behandeld: toegepaste psychologie, de connectie tussen wetenschap en praktijk, psychologie en gezondheidszorg, psychologische tests, psychologie en arbeid, en de psychologie en ons mensbeeld.

 

De toegepaste wetenschap.

Modellen worden gebruikt door ingenieurs en artsen. De wetenschap biedt een theoretische blauwdruk voor de praktijk. Een voorbeeld is het bouwen van een brug, je kunt met behulp van de natuurkunde onderzoeken of een brug blijft staan zonder deze te bouwen. Je kunt dus bekijken wat er zal gebeuren, zonder de situatie te realiseren. Een typisch voorbeeld van toegepaste wetenschap is de atoombom. Wetenschap levert allerlei instrumentaria, maar dit is niet automatisch een goede zaak. Dit is afhankelijk van wat er mee gedaan wordt. Een ander voorbeeld van toegepaste wetenschap is de laptop, dit is een toepassing van de Turing machine. Hiervan kun je een bouwplan maken voordat je hem bouwt.

In de psychologie is dit niet mogelijk. Je kunt niet uitrekenen hoeveel efficiënter een organisatie wordt als je bepaalde dingen verandert. Toch wordt deze vraag gesteld. William James zei dat psychologie een verschil moet kunnen maken in de maatschappij. Hier is aardig wat van terecht gekomen, maar niet op de ‘standaard’ manier. Op drie punten is ons leven niet goed vergelijkbaar met het leven van mensen 100 jaar geleden: wat betreft de geestelijke gezondheidszorg, psychologische test en psychologie op de werkvloer. Een voorbeeld is Joanne d’Arc, zij zag visioenen als goddelijke inspiratie. De vraag kan gesteld worden hoe daar nu tegenaan zal worden gekeken. Die invloed werkt twee kanten op. Veel wetenschappelijke theorie komt bijvoorbeeld weer direct voort uit toepassing: IQ-tests komen voort uit modellen van intelligentie. Hier kwam de positive manifold uit: twee problemen (puzzels/vragen etc), mensen die de ene puzzel beter doen, doen de andere puzzel ook beter. De directe insteek van Spearman om de theorie van algemene intelligentie te ontwikkelen.

Uit psychotherapie ontstond theoretisch werk over interactie en over biologische correlaten. Uit compressietechnieken en tv-toestellen ontstond de waarnemingspsychologie.
Het standaardidee van de toegepaste wetenschap volgens Joel Michell is: “als er geen wetenschap is, kan er geen toegepaste wetenschap zijn.”

 

Toegepaste psychologie
Willen we psychologie waarbij je de mens in detail kan controleren? Voorbeeld: A Clockwork Orange; waarin de hoofdpersoon geconditioneerd wordt om geweld af te leren. Dit kan niet, mensen kunnen niet geconditioneerd worden zoals dieren.

Wat wel mogelijk is binnen de psychologie, is dat psychologie vaak geleid heeft tot veranderingen in de benadering van problemen. Een voorbeeld; in toegepaste wetenschap willen ingenieurs een model maken hoe mensen overgaan op groene energie, waarbij gekeken wordt hoe de mensen hier op zullen reageren. De invloed van de psychologie op de samenleving gaat vaak via een “softe” route, niet met een harde theorie, meer dat het nadenken over psychologische begrippen wordt veranderd. Wetenschap en samenleving beïnvloeden elkaar wederzijds.

 

Geestelijke gezondheidszorg

Lang zijn gedrags- en psychische problemen onzichtbaar of onbegrepen. Bijvoorbeeld een theorie over hysterie bij vrouwen, wat verklaard werd door een losgeraakte baarmoeder die het hart raakte.

Charcot, Freud en anderen beginnen eind 19e eeuw bepaalde problemen te zien als ziekteverschijnselen. Hiervoor werden problemen geweten aan externe invloeden.

Je zou een heel ander beeld hebben als je problemen bij mensen niet wijdt aan psychische oorzaken.

De psychiatrie ontwikkelt zich als tak van medicijnen. Men ontdekt dat sommige drugs bepaalde klachten verminderen, vaak bij toeval. Dit past in een sterk medisch gedreven behandeling van klachten.

 

Cal Rogers introduceert humanistische therapie, waarbij onconditioneel begrip voor de patiënt een grote rol speelt. De therapeut behandelt niet alleen door te praten, maar ook door te luisteren. Carl Rogers zegt dat de therapeut zichzelf moet zijn.

De spanning tussen het medisch en psychologisch model bestaat nog altijd. Psychiaters en psychologen hebben een zeer verschillende insteek, zowel bij onderzoek als bij behandeling. Met multidisciplinaire behandelteams probeert men het evenwicht te vinden.

 

In de jaren ‘70 ontstond de anti-psychiatrie, een beweging die in zijn extreemste vorm zei dat mensen met mentale problemen geen problemen hebben, maar slechts afwijken van de norm in de samenleving. Een oplossing is de ruimte geven om anders te zijn.

Dit speelt ook in de wetenschap. In het onderzoek van Rosenhan melden psychisch gezonde mensen zich aan bij een psychiatrisch ziekenhuis. Ze zeiden stemmen te horen die ‘empty’ en ‘hollow’ zeiden, verder hadden ze geen klachten. 7 van de 8 kregen de diagnose ‘schizofrenie’, de pseudopatiënten verbleken 7 tot 52 dagen in de instelling. Wat mensen gek maakt, is niet hun probleem, maar het feit dat ze opgenomen zijn.

 

Een ander voorbeeld is het boek One flew over the cuckoo’s nest (1975), dit gaat over het onderscheid tussen gek en normaal. De hoofdpersoon is opgenomen in een instelling en komt er achter dat de mensen in de instelling vrijwillig zijn opgenomen. Hij begrijpt hier niets van.

 

Het idee van meervoudige persoonlijkheid komt voort uit behandelen van Charcot met hypnose. Mensen dachten dat ze tweede persoonlijkheden zagen tijdens de hypnose. Dit idee wordt snel populair in literatuur en film. In 1957 publiceren de psychologen Thigpen en Checkley de case study van Chris Costner Sizemore. Zij lijkt inderdaad meerdere zeer helder afgegrensde persoonlijkheden te bezitten. In 1974 is er Sybil. In 1980 zijn er ongeveer 200 gevallen van meervoudige persoonlijkheid bekend. Het idee is dat mensen kunnen wisselen tussen meerdere persoonlijkheden, als verdedigingsmechanisme. Tussen 1980 en 1990 worden er 20.000 gevallen opgetekend. Het aantal gevallen steeg dus heel plotseling en heel sterk. Wat is hier aan de hand? Er is beweerd dat deze mensen er al waren, maar nu pas gediagnosticeerd worden. Of dat therapeuten deze processen zelf op gang hadden gebracht. Of bepaalde psychologen hadden hier baat bij, door praktijken voor deze stoornis te openen.

In het begin is er Charcot, vervolgens wordt dit doorgetrokken in de media, in de wetenschap wordt de case study onderzocht, vervolgens is er een enorme toename in de diagnose.

Vervolgens krijg je wetenschap die daar weer op reageert; zoals het aantal studies die hier naar zijn gegaan.
 

Let op: psychologische categorieën zijn geen statische objecten. Mensen zijn geïnteresseerd in welk hokje zij vallen en zij kunnen hun gedrag hiervan af laten hangen. Op het moment dat je een stoornis definieert, maakt de samenleving dit iets uit. Bijvoorbeeld doordat je voor bepaalde therapieën een vergoeding krijgt. Mensen hechten hier waarde aan. Ook vervult een stoornis een bepaalde rol in het verklaren van het gedrag van iemand.

De filosoof Ian Hacking suggereert een interessant alternatief. Sociale categorieën worden echt zo snel ze in het sociale verkeer een causale rol gaan spelen. Dan zijn stoornissen misschien zowel echt als bedacht.

Er is een scherpe toename in het gebruik van medicatie tegen depressie. Er is zwak bewijs voor de effecten van deze medicatie. De toename van medicijngebruik bij psychische klachten is een vrij algemeen fenomeen. Bijvoorbeeld Ritalin bij ADHD. Maar het lijkt niet zo te zijn dat de prevalentie van klachten naar beneden gaat.

 

De rol van psychologische tests.
Psychologische tests zijn heel oud, deze bestonden al in de Odyssee, waarbij Penelope tests uitvoert om vast te stellen of de man die zich na 12 jaar afwezigheid meldt echt Odysseus is. Ook in de bijbel vinden we verschillende psychologische tests. Koning Salomon gebruikt een psychologische test om te bepalen wie de moeder van een kind is: het Salomonsoordeel.

 

Leugenaars ontmaskeren blijft een doel dat tot de verbeelding spreekt. De leugendetector is een modern voorbeeld, deze wordt nog veel gebruikt in de VS. Het bewijs voor de validiteit van dit type apparaat is mager. Leugendetectie blijkt lastig om een heel bepaalde reden. Het is niet onmogelijk om met een redelijke betrouwbaarheid te zien of iemand liegt, zolang die persoon niets raars doet. Maar als iemand de boel wilt flessen en weet hoe dat moet, dan is het afgelopen. Dit brengt ons bij de psychologie als ontmaskering. Een belangrijke bijdrage van de psychologie aan de samenleving. Een voorbeeld; handschriftontmaskering, hieraan kun je helemaal niets zien.

Tests die het wel redelijk doen, zijn meestal wat saai zoals vragenlijstjes, IQ-tests en vaardigheidstests. De grootste ontdekking van de 20e eeuw is waarschijnlijk dat alles wat goed klinkt argwanend bekeken moet worden. Een belangrijke bijdrage van de psychologie bestaat uit testprogramma’s, psychometrie, betrouwbaarheid en validiteit. Adriaan de Groot is de grondlegger van de Nederlandse methodologie.

 

Psychologie op de werkvloer

 

De Hawthorne fabriek in Chicago is een bekende fabriek. Hierin doet men onderzoek naar de effectiviteit van belichting op de effectiviteit van werknemers. Men vindt dat de mensen die meedoen aan de experimentele conditie het beter doen. Dit komt omdat deze mensen aan het experiment meedoen; het “Hawthorne effect”. Tenminste, dat zegt men. Dit lijkt echter op questionable research practices.

Het idee dat aandacht voor de reactiviteit van de werknemers leidt tot het idee dat werknemers misschien ook mensen zijn. Dit is de geboorte van Human Resource Management.

Ook al is het Hawthorne-effect misschien niet helemaal te vertrouwen; het maakt mensen wat uit in welke conditie ze zitten. Dit is een structurele validiteitsbedreiging.

 

De biertjesregel houdt in: als je een experiment of psychologische theorie hebt, die je op een feestje aan iemand kan vertellen en iemand daarom een biertje voor je gaat halen, is het waarschijnlijk niet waar.

 

De psychologie is vervuild. In de psychologie is er ongelooflijk veel ellende, vooral in de media. Er is geen enkel ander vak waarin dit zo sterk is. Wat er de hele tijd gebeurt, is dat mensen psychologische artikelen publiceren die ‘leuk’ en ‘spannend’ zijn. Een voorbeeld is: genen voor depressie. Deze artikelen zijn niet gerepliceerd, maar wel verspreid in populaire media. Dit is een groot probleem. De psychologie komt op een andere manier in de maatschappij dan andere toegepaste wetenschap. Wat gebeurt er als de informatie die aan mensen gegeven wordt structureel gebiased is?

 

De psychologie en ons mensbeeld

We hebben het gehad over een aantal kantelingen voor het bestaan van de psychologie: de mens is te meten, een dier, een machine en ruizig. Hier kunnen we aan toevoegen: de mens is reactief. Men reageert op informatie. In dit proces is de psychologie betrokken.

 

College 8: Wetenschapsfilosofie (H9)

Het logisch positivisme is de meest invloedrijke stroming uit het begin van de vorige eeuw. In de wetenschap is het de meest invloedrijke filosofie ooit.

In het begin van de 20e eeuw ontstaat het idee dat er onwrikbare fundamenten van onze kennis kunnen worden ontwikkeld. Voornamelijk op het gebied van de wiskunde en empirische zoektochten (fundamenten van de wetenschap die gaan over de wereld) ontstaat dit idee.

Russell heeft geprobeerd de hele wiskunde in één fundament te stoppen, waarmee je alles in de wiskunde kan bewijzen. Gödel liet zien dat dit niet kan: ofwel inconsistent, of alles onwaar.

De empirische zoektocht

In het Wenen van het begin van de 20e eeuw zijn veel belangrijke bevindingen gedaan. Onder andere door Wittgenstein. Wittgenstein heeft twee filosofische periodes gehad: in de eerste periode schreef hij Tractatus Logico-Philosophicus (1921), in de tweede periode schreef hij Philosophical investigations (1953)

 

Wittgenstein vraagt zichzelf af: ‘wat is een betekenisvolle zin?’. Het werk van Wittgenstein (periode I) staat in het teken van deze ogenschijnlijk eenvoudige vraag. Tijdens de WO-I gaat Wittgenstein in het leger. De Tractatus ontstaat in de loopgraven van WO-I.

 

De WO-I gaf aanleiding tot de IQ test in Amerika, de eerste persoonlijkheidstesten (om te bepalen of iemand weg zou rennen aan het front).

De Tractatus Logico-Pilosophicus bestaat uit 7 stellingen. Stelling 1: de wereld is alles wat het geval is. Stelling 2: de wereld die wij hebben, is de som van alle feiten. De stand van deze feiten kun je in een zin beschrijven. Met deze zin schets je een stand van zaken in de wereld die dit aangrijpt.

Betekenisvolle zinnen beelden toestanden in de wereld af, deze hebben betekenis. Als die toestanden zich ook daadwerkelijk voordoen zijn de zinnen waar. Zinnen die geen toestand in de wereld afbeelden, zijn niet betekenisvol. Logische zinnen zijn leeg, deze zeggen niets over de wereld. Wittgenstein heeft dus zowel een theorie over betekenis als over waarheid.

Uitspraken zijn dus ofwel feitelijk, ofwel onzinnig. Alle zinnige dingen die wij zeggen, drukken feiten of composities van feiten uit. Zinnen kunnen dan ook niets “hogers” uitdrukken, ethiek onttrekt zich bijvoorbeeld aan het zegbare. De stellingen zorgen voor een oneindige verzameling van feiten.

Na de WO-I gaf Wittgenstsein al zijn geld weg aan zijn broers en zussen.

De manier waarop de wereld in elkaar zit, wordt door de logisch positivisten opgepakt. Een heleboel wat Wittgenstein dacht, zit nog steeds in de wetenschapsfilosofie.

Wittgenstein is een metafysicus, hij probeert iets te zeggen over de structuur van de wereld, maar hier hoeft niet naar gekeken te worden. Later wordt observatie wel belangrijk. Hij zegt dat wij de essentie van sommige dingen niet kunnen uitdrukken in woorden, terwijl die dingen wel bestaan.

Sommige dingen zijn niet uit te drukken in een betekenisvolle zin, zoals moed, hier hoeft dus niet over gesproken te worden.

Wittgenstein meende dat filosofische problemen niet bestonden. Popper wel.

Wittgenstein meende wel: “Er bestaan inderdaad onuitspreekbare zaken. Zij tonen zich, dit is het mystieke.” De essentie van sommige dingen zijn niet uit te drukken in woorden, maar deze bestaan wel. Hij zorgt voor een tweedeling van de wereld: de ene helft bestaat uit de feitelijke feiten en de andere helft uit alle andere dingen die alleen te tonen zijn.

Wittgenstein was er van overtuigd dat hij alle problemen voorgoed opgelost had. Dit betekent het einde van Wittgenstein I, hij wordt leraar.

Het verschil tussen betekenisvol en betekenisloos komt van pas in de Wiener Kreis: de logisch empiristen. In de jaren 1920 ontstaat in Wenen deze discussiegroep die af wil van onbegrijpelijke filosofie en metafysica. De groep bestond uit wetenschappers, wiskundigen en filosofen.

Een logisch positivist is Alfred Ayer; het is tijd om de metafysica te stoppen en al die eindeloze filosofische onzin weg te zetten. De filosofie moet wetenschappelijk worden. Het wapen werd gevonden in het criteria van betekenis. Er wordt niet gezegd: wat je zegt is onwaar, maar er wordt gevraagd: wat bedoel je met deze statements? Hieruit blijkt dat het leeg van betekenis is.

In 1929 schrijven zij het pamflet van het logisch positivisme; “Wetenschappelijke wereldopvatting. De Weense Kring.” Dit pamflet markeert het begin van de wetenschapsfilosofie als aparte filosofische discipline. Er is niets waar de wetenschap niet bij kan komen, het bereik van de wetenschap is oneindig. Wat niet wetenschappelijk is, is namelijk betekenisloos. Dit pamflet is één van de meest invloedrijke stukken uit de geschiedenis.

De theorie achter deze mind-set bestaat uit de volgende uitgangspunten:

- Zinvolle beweringen zijn ofwel empirisch ofwel logisch van aard

- Logische beweringen zijn verifieerbaar door naar hun vorm te kijken (bijvoorbeeld de modus ponens)

- Empirische beweringen kunnen geverifieerd worden door observatie

- Beweringen die niet verifieerbaar zijn, zijn betekenisloos

 

Er zijn dus dingen die gaan over de logica en de empirische wereld. Hier wordt het idee van Wittgenstein aangevuld met verifieerbaarheid. Kan je de waarheid van een (feitelijke) zin niet achterhalen door naar de werkelijkheid te kijken, dan is de zin dus betekenisloos.

 

Logisch positivisten beweren dat je ervaringen opdoet via zintuiglijke waarneming. Hier speelt de aanname dat ervaringen neutraal zijn, zodat ze kunnen dienen als fundament voor de wetenschap een rol. Dit zijn sense data. Verificatie is het vergelijken van observatiezinnen met sense data.

Wittgenstein komt af en toe bij de Wiener Kreis op bezoek. Als hij het ergens niet mee eens was, draaide hij zich om naar de rest. De Wiener Kreis zitten heel dicht bij de ideeën van Hume. De verwerping van het causaliteitsbegrip van Hume berustte op soortgelijke overwegingen.

De kruistocht tegen onzin is nog altijd aan de gang. Dit zie je ook in de media. “We moeten ons houden aan de harde wetenschap.”

Het verificatiecriterium is bedoeld als scheiding tussen wetenschap en metafysica. Het fungeert dus eigenlijk ook als criterium voor wat wetenschap is. Kunnen we wetenschap afgrenzen van onzin met het verificatie-criterium? Dit is de vraag naar demarcatie. Je kunt beslissen of iets wetenschappelijk is door te kijken of iets verifieerbaar is: demarcatie. De logisch positivisten doen hiernaar de eerste poging. Verificatie en wetenschap gaan hand in hand.

Bijvoorbeeld: een criterium C voor wetenschappelijkheid moet: natuurkunde als wetenschap classificeren (hokje wetenschap) en astrologie uitsluiten van de wetenschap (hokje niet-wetenschap)

Common sense check: als C niet aan deze check voldoet, dan is het geen goed criterium. We hebben dus al een idee van wetenschap en zoeken een criterium dat deze betekenis vat. Demarcatiecriteria kunnen van alles zijn. De kwaliteit van een demarcatie-criterium wordt bepaald door te bekijken hoe goed hij standaardgevallen aankan.

Er zijn echter problemen met verificatie. Een eerste probleem is de scheiding van theorie en empirie. Uitspraken die de werkelijkheid direct beschrijven zijn observatiezinnen.

Naast observatiezinnen heb je theoretische zinnen. Die twee zitten aan elkaar vast: dit zijn correspondentiezinnen. Via die correspondentiezinnen wordt de inhoud van theoretische zinnen gereduceerd tot observatie. Althans dat is de bedoeling. Dit lukt niet. Theoretische termen, zoals kracht en massa, vormen een serieus probleem. De betekenis van deze termen lijkt namelijk niet reduceerbaar tot observaties. Theoretische uitspraken zijn essentieel “rijker” dan observationele uitspraken, én observaties berusten vaak zelf op theorie.

 

Het tweede verificatieprobleem is inductie. Het inductieprobleem houdt in dat algemene uitspraken niet verifieerbaar zijn. Specifiek gaat het hier om uitspraken over oneindige verzamelingen. Bijvoorbeeld continua in de wetenschap. Dus uitspraken zoals F=m*a zijn niet verifieerbaar. Je kunt dit namelijk niet oneindig nagaan.

Het derde probleem met verificatie zijn causale relaties. Causale relaties doen vaak een beroep op counterfactuals. “Als hij geen therapie had gekregen, waren zijn klachten toegenomen.” Omdat het antecedent niet is gebeurd, zijn deze relaties niet verifieerbaar.

De logisch positivisten verwerpen het begrip “causaliteit”. Dit lukt natuurlijk niet.

Het vierde probleem zijn onobserveerbare entiteiten. In de wetenschap zijn enorm veel onobserveerbare entiteiten, zoals elementaire deeltjes, fotonen etc. Uitspraken over onobserveerbare entiteiten zijn niet verifieerbaar.

Kortom: een prachtige mislukking.

Poging 2: confirmeerbaarheid.

Confirmatie (het krijgen van empirische ondersteuning) is voldoende om wetenschappelijk te zijn. Maar ook hier bestaat weer een probleem: soms wordt kletspraat geconfirmeerd: horoscoop, readings van Char. Confirmatie is dus te zwak.

Nog een probleem voor de positivisten is de theoriegeladenheid van de waarneming. Een voorbeeld: de duck/rabbit tekening. Theorie 1 zegt: dit is een eend. Theorie 2 zegt: dit is een konijn. Hoe stel je nu vast welke theorie correct is volgens de empiristen? Door te kijken, maar nu kan je dat niet vaststellen. Dit heet de onderbepaaldheid van de theorieën door de empirische data. Vaak bestaan er meerdere theorieën die consistent zijn met de waarheid.

Karl Popper is voor observatie. Observatie zijn echter niet neutraal, deze dragen in zich al een theorie. Dit betekent dat zij niet kunnen dienen als objectieve scheidslijn tussen theorieën.

De onderbepaaldheid van theorie door data is een belangrijk thema in de statistiek. Er zijn altijd alternatieve modellen te bedenken die de data ook kunnen verklaren. Dit probleem is bij correlationele data structureel. Sommigen zeggen: je komt hier nooit voorbij.

Wittgenstein keer na jaren in zelfgekozen afzondering terug naar Cambridge. Hij begin helemaal opnieuw met zijn betekenistheorie. De betekenis ontstaat in taalspelen. Hij keert zich volledig tegen de “received view” van de positivisten.

Het logisch positivisme brokkelt af.

En dus: er bestaan geen sense data, alles is aan interpretatie onderhevig. Er zijn altijd meerdere interpretaties mogelijk. Er is geen zekerheid in de observatie. Dit is het einde van het logisch positivisme. We moeten in zekere zin altijd een slag om de arm houden. 100 jaar geleden was dit nog niet duidelijk.

 

College 9: Wetenschapfilosofie deel II: De wraak van de rationalisten (H9)

 

Wittgenstein beweert dat een zin feitelijk of zinloos is. Hier zijn echter veel uitzonderingen voor. Zijn ideeën zijn wel overgenomen door de logisch positivisten, zij hebben hierbij feitelijk veranderd in verifieerbaarheid. De nieuwe eis bestond uit verifieerbare observaties. Deze eis was een poging om de metafysica uit te sluiten. Het logisch positivisme mislukte, de theorie klopte niet, aangezien er geen duidelijke scheiding tussen theorie en observatie is en allerlei uitspraken in de wetenschapsfilosofie bevatten observatietermen. Ook gaan veel zinnen over oneindige verzamelingen, die nooit allemaal verifieerbaar zijn, waardoor de logisch positivisten te kampen hadden met het inductieprobleem. Een nieuwe poging na het logisch positivisme was de confirmatie eis. Deze eis is echter te zwak, waardoor alles onder de wetenschap valt.

 

Herkansing van de rationalisten

Karl Popper claimt het overlijden van het logisch positivisme. Popper werkte in een kinderopvanghuis met Alfred Adler. Hij legde Adler een geval voor, Adler verklaarde dit. Popper vraagt hoe hij dit zo goed weet. Adler beantwoorde dit met zijn ervaring. Popper vindt dit een te makkelijk antwoord; op deze manier kan eenzelfde theorie alles verklaren. Volgens Popper is dit een groot probleem, hij uit kritiek op de theorieën van Adler, Freud en Marx. Ze kunnen alle mogelijke feiten verklaren. Popper meent dat dit geen kracht is, maar een zwakte.
In dezelfde periode poneert Einstein de relativiteitstheorie. Popper is hiervan onder de indruk. Deze theorie voorspelt dat licht afbuigt langs een planeet. De theorie van Einstein sluit bepaalde gebeurtenissen uit en kan dus niet alles verklaren. Popper ziet in dat dit de essentie van wetenschap markeert. Dit is een van de belangrijkste gedachte van de 20e eeuwse filosofie.

 

Popper’s falsificationisme

Theorieën zijn bold conjectures, wilde gokken, waaruit voorspellingen worden afgeleid. Popper zegt dat theorieloze waarnemingen niet bestaan, en niet hoeft te bestaan. Inductie is inderdaad onmogelijk, maar dat geeft niet, want het gaat om deductie. Popper ontkent dat het inductieprobleem een probleem is, zo werkt wetenschap namelijk niet volgens Popper.

De structuur die Popper gebruikt is de modus tollens: premisse 1: als p dan q; premisse 2: niet q; conclusie: niet p. Als de eerste premisse een uit de theorie afgeleide voorspelling is, en de tweede een waarneming die niet met die voorspelling klopt, dan kan de theorie wel logisch sluitend worden weerlegd.

Als een theorie onwaar is, kan deze weerlegd worden. Het gaat er niet om dat een ware theorie weerlegd wordt. Uit de waarheid van de theorie volgt een voorspelling, als dit niet kan, ligt dit aan de theorie. Niet iedere theorie staat zo’n falsificatie toe; bijv. alle gedrag kan verklaard worden door minderwaardigheidscomplex. Stel je vindt geen enkel geval die dit tegenspreekt. Volgens Popper heeft deze theorie geen inhoud. Duizend waarnemingen is niet genoeg om een theorie te bewijzen, maar één waarneming is genoeg om een theorie te weerleggen.

Theorieën worden dus niet, zoals bij de positivisten, opgebouwd uit de waarneming. Ze komen voort uit de geest, in een creatieve daad. Het is dus geen proces, het kan zomaar neergelegd wordt. Als er maar een toetsbare voorspelling uit kan worden afgeleid. Weerlegging staat centraal, niet bevestiging. Hiermee denkt Popper het inductieprobleem kwijt te zijn. Hij verklaart deze irrelevant.

 

Het hypothetico-deductieve model
Het model begint met een hypothese, niet met een observatie. Begin met een theorie, vervolgens leid je uit deze theorie voorspellingen af, toets deze voorspellingen. Als ze niet uitkomen: falsificatie van de theorie. Als ze wel uitkomen: corroboratie (theorie is nog niet gefalsificeerd).

 

De empirische cyclus is een cyclus, terwijl Popper begint met een theorie.

 

Popper maakte een scherpe scheiding tussen context of discovery (er is volgens Popper geen logica van theorie-ontwikkeling) en context of justification (toetsing is aan strenge logica verbonden en loopt via modus tollens).

 

De logisch positivisten bouwen voort op de traditie van het empirisime: kennis opgebouwd uit ervaring; essentieel is hierbij dat niets in onze kennis niet terug te voeren is tot ervaring. Popper staat in de traditie van het rationalisme. In tegenstelling tot Plato of Descartes acht Popper de ratio wel feilbaar. Daarom heet zijn versie van het rationalisme kritisch rationalisme. Dit is nog steeds een vrij populaire stroming in de wetenschappelijke gemeenschap, niet binnen de filosofie.

 

Het falsificatiecriterium zegt dat beweringen of stelsels van beweringen alleen wetenschappelijk zijn wanneer zij in conflict kunnen komen met mogelijke, voorstelbare waarnemingen. Een theorie is wetenschappelijk als hij falsifieerbaar is. Geen probleem met inductie, oneindigheden etc. Falsificatie doet het beter dan confirmatie (maakt alles wetenschap) en verificatie (maakt niets wetenschap).

 

Popper onderscheidt verschillende degrees of falsifiability. Een preciezere theorie sluit meer uit. Als een theorie meer uitsluit heeft deze een grotere ´logische inhoud´. Een preciezere theorie is dus ook beter falsifieerbaar.

 

Falisificatie kent echter problemen. Vrijwel meteen na de lancering van het falsificatiecriterium wordt opgemerkt dat harde falsificatie lastig is. Ook kan Popper geen helder onderscheid tussen beter ondersteunde en minder ondersteunde theorieën maken.

De Quine-Duhem these. Als een voorspelling niet uitkomt, kan het aan de theorie liggen, maar er kan ook iets anders mis zijn; verkeerde metingen, toetsen, etc. Dus een theorie wordt nooit geïsoleerd getoetst. Als een theorie niet geïsoleerd getoetst kan worden, wordt hij ook niet geïsoleerd verworpen. Harde falsificatie is daarmee onmogelijk. Je weet immers nooit zeker waar het aan ligt. De Quine-Duhem these is een structureel probleem voor Popper. Vergelijkbaar met wat inductie voor de logisch positivisten is.

 

Poppers theorie wordt vaak prescriptief gelezen, niet alleen normatief. Je moet dan als wetenschapper zelf je best doen je eigen theorie te falsifiëren. Dit is vergelijkbaar met bankiers die hun eigen bonussen laten matigen. Popper zegt een normatieve theorie te hebben, maar die theorie komt natuurlijk wel voort uit observaties van wetenschap.

 

Thomas Kuhn, een geschiedkundige, was een van de eerste die systematisch ging kijken naar de vraag hoe historische veranderingen in elkaar zitten. Hij beweert dat het niet zo gaat als de logisch positivisten en Popper beweren. Hij beweert dat theorieën vaak breken met hun voorgangers; paradigmawisselingen. Er wordt dus niet steeds gebouwd aan een complexer idee. Een voorbeeld is de verandering van de ideeën van Newton naar die van Einstein. In deze transitie verandert de betekenis van een term als “tijd”.

 

Kuhn beweert dat wetenschappelijke vooruitgang ontstaat door revoluties; deze vooruitgang gaat dus niet gradueel of continu, maar plotseling. Hij stelt in plaats van cumulatieve vooruitgang een stadiatheorie voor:
- Preparadigmatische fase: geen wetenschap is er zoals wij die nu kennen, geen duidelijk wetenschappelijk kader
- Normale wetenschap I: algemeen heersend paradigma
- Anomalieën en crisis: botsing met het heersende paradigma
- Revolutie: alles verandert
- Normale wetenschap II: nieuw heersend paradigma

Het is nog niet helemaal duidelijk of Kuhn hier nu nog een kennisvooruitgang ziet.

 

Geassocieerd met Kuhn ontstaat het relativisme. Er is eigenlijk helemaal geen wetenschappelijke vooruitgang. Omdat termen in theorieën van betekenis wisselen, gaan die theorieën niet over hetzelfde. De heersende opvattingen in de wetenschap zijn meer een soort mode.

 

Lakatos is een leerling van Popper die probeert de rationaliteit van de wetenschap te redden van Kuhns relativistische analyse. Hij maakt een combinatie van het normatieve en prescriptieve. Dit is het genuanceerd falsificationisme. Lakatos geeft toe dat directe falsificatie zeer zeldzaam is. Vaak geven onderzoekers hun theorie niet zomaar op, maar als ze een nieuwe, betere theorie hebben, stappen ze over. Er is wel een rol voor falsificatie als demarcatie, maar het is geen descriptief principe. Progressieve onderzoeksprogramma’s zorgen voor groei, nieuwe technieken en meer feiten. Degeneratieve onderzoeksprogramma’s zorgen voor krimp, geen nieuwe technieken en niet meer feiten.

 

Kan Lakatos echter goede van slechte wetenschap onderscheiden?

 

Er is een structurele spanning tussen normatieve en descriptieve wetenschapsfilosofie. Descriptieve benaderingen zijn historisch accuraat, maar er volgen geen normen uit. Normatieve benaderingen definiëren goede en slechte wetenschap, maar zijn vaak historisch niet accuraat. Ook dit is een pendulum. Tegenwoordig is er een normatief sterke periode.

 

College 10: Is psychologie een wetenschap? (H10)

 

In Cargo cult science vertelt Richard Feynman het verhaal van cargo cults. Hij heeft de nobelprijs voor de natuurkunde ontvangen. In plaats van dat er heel veel neuronen bestaan, bestaat er volgens Feynman maar één neuron die steeds heen en weer gaat in de tijd. Hij heeft zich vanuit het perspectief van een wetenschapper afgevraagd of de Psychologie een wetenschap is.

In de WOII moesten de Amerikanen Japan bombarderen, er was echter niet genoeg brandstof om dat hele stuk te vliegen. De Amerikanen bouwden daarom bases op eilanden in de Stille Oceaan. De bewoners van deze eilanden hadden nog nooit eerder een vliegtuig en de ruilmiddelen van de Amerikanen gezien. Na de WOII gingen de Amerikanen weg. De bewoners begrepen hier niets van. Cargo cults ontstonden die er op gericht waren om deze vliegtuigen (‘ijzeren vogels’) terug te krijgen, er ontstonden spontaan religieuze praktijken. De vliegtuigen komen echter niet terug. Feynman suggereert dat wetenschapsgebieden ook zo kunnen werken. Het lijkt wetenschap, maar het is het niet. Kan dat?

 

De hamvraag: wat bedoelen we met wetenschap?

 

Het afscheiden van wetenschap en andere takken is volgens de 20e eeuwse psychologie met demarcatiecriteria te bepalen. We hebben pogingen gezien op basis van verificatie, confirmatie, falsificatie en stadium-theorieën.

Is Psychologie een wetenschap volgens het verificatiecriterium? Nee, maar dat geldt voor bijna alles. Verificatie eist dat alle beweringen vast te stellen zijn door middel van observatie. Verificatie is dus te streng.

Is Psychologie een wetenschap volgens het confirmatiecriterium? Ja, maar bijna alles is op basis hiervan een wetenschap. Confirmatie is mogelijk als het ondersteunt kan worden uit de empirie. Confirmatie is dus te zwak.

Is Psychologie een wetenschap volgens het falsificatiecriterium? Dit hangt ervan af. Een theorie is wetenschap als er voorspellingen uit af zijn te leiden, die voorspelling moet toetsbaar zijn. Strikte falsificatie is te streng, omdat dit vereist dat er een rigoreuze hypothese is, hierbij worden echter andere hypothesen gebruikt (aannames). Genuanceerde falsificatie lijkt beter, maar geeft geen algemene uitspraak.

Is Psychologie een wetenschap volgens de stadiatheorie van Kuhn? Dat hangt ervan af, is de Psychologie al paradigmatisch? Er is namelijk (nog) geen leidende theorie in de Psychologie. Dit is vergelijkbaar met de natuurkunde vóór Newton, en de biologie vóór Darwin. Freud heeft dit binnen de Psychologie geprobeerd. Binnen de Psychologie zijn de paradigma’s voornamelijk methodologisch.

Er bestaat geen eenduidig antwoord op deze demarcatiecriteria. Geen van deze criteria is foutloos, en sommige mensen geloven überhaupt niet in demarcatie.

 

Is de Psychologie als vakgebied een homogene eenheid?

Je hebt ‘psychologie’ en ‘niet psychologie’ en ‘wetenschap’ en ‘niet wetenschap’. Je hebt dus dubbele criteria nodig voor deze afscheiding. Psychologie omvat vele verschillende deelgebieden en deze deelgebieden omvatten weer allemaal kleinere gebieden. De opbrengst van deze deelgebieden verschillen ook sterk van elkaar, zoals het verschil tussen leertheorie en sociale neurowetenschap.

 

Onderzoekers die in de psychologie werken publiceren niet altijd in de psychologie. Onderzoekers die buiten de psychologie werken publiceren wel eens in de psychologie. De positivisten denken niet dat de psychologie af te grenzen is. Er is uiteindelijk maar één wetenschap volgens de Archetype of wholeness (Carl Jung). Maar hoe verhouden de verschillende “lagen” in de wetenschap zich tot elkaar? De logisch positivist Hempel opperde “reductie”. Reductie is zeldzaam. Reductie zegt dat men moet beginnen met een wet uit het ene gebied. Vervolgens brengt men één-op-één correspondentie aan tussen de termen in die wet en termen in het meer basale gebied. Een succesvol voorbeeld van reductie is de afleiding van gaswetten uit de gelijkstelling van temperatuur met gemiddelde kinetische energie van deeltjes en gas. Reductie moet laten zien dat de hogere orde wet logisch volgt.

Dit zou niet kunnen binnen de psychologie: we hebben geen strikte wetten binnen de psychologie en een tweede probleem is meervoudige realisatie.

 

Is de wetenschap als een toren, waarvan de vakgebieden de verschillende verdiepingen zijn? Of zijn de wetenschappen als verschillende termietenheuvels, die elkaar soms raken, maar vaker niets met elkaar van doen hebben?

 

Andere manieren om dit probleem op te lossen is door psychologen i.p.v. psychologie te definiëren. Ook kan de psychologie als wetenschappelijke cultuur worden beschouwd. Mertons zegt dat wetenschap een cultuur is die bij elkaar wordt gehouden door kernwaarden: communalisme (wetenschappelijke producten behoren niemand toe), universalisme (waarheidsclaims worden hetzelfde beoordeeld ongeacht wie ze uit), belangeloosheid (wetenschappers hebben geen belang bij de uitkomst van onderzoek), georganiseerd wantrouwens (ideeën worden hard aangepakt en rigoreus getoetst) In hoeverre bestaat communalisme in de psychologie? Dit valt tegen, bijvoorbeeld de American Psychologist is van de APA. Psychologen beschouwen hun data vaak als hun bezit. Wat betreft universalisme: er is altijd wel een beetje een apenrots, maar er is geen sterke evidentie voor bevoordeling van bepaalde mensen. Belangeloosheid binnen de psychologie: psychologen hebben net als andere onderzoekers belang bij ‘succes’. Voor sommigen is de verleiding om de zaken beter voor te stellen dan ze zijn te groot. De beloning voor onderzoekers is vaak afhankelijk van de uitkomst van hun onderzoek. De wetenschappelijke cultuur scheidt de persoon en het idee, dus wantrouwen is niet persoonlijk. Kritiek op ideeën is de norm. Allerlei methodologieën zorgen voor institutionalisering van wantrouwen. Dit wantrouwen werkt goed. Binnen de psychologie is dit geïntitutionaliseerde wantrouwen er niet genoeg.

 

 

College 11: Criticasters, alternatieven, en ons trofeeënkabinet (H11-13)

In hoeverre is de mens in getallen te vangen? De ‘standaard’ psychologie wordt gekarakteriseerd door gecontroleerd onderzoek, meetprocedures en meetmodellen en het gebruik van statistiek. Er heerst een sterke objectiverende tendens. Dit is een kwantitatieve benadering. De taakopvatting binnen de psychologie is het ontdekken van de werkelijkheid, waarbij men gericht is op het blootleggen van oorzakelijke relaties met behulp van experimenteel en correlationeel onderzoek.

Het logisch positivisme en later het (genuanceerd) falsificationisme behouden de rationaliteit en objectiviteit van de wetenschap. Klopt dit wel? Hoe hard zijn begrippen als ‘waarheid’ en ‘realiteit’? Sommige mensen beweren dat het werk van Kuhn en anderen laat zien dat wetenschap niet rationeel is. Het hoogst haalbare is dat we het ergens over eens zijn, objectiviteit en waarheid zijn niet haalbaar. De mens kan namelijk niet buiten zijn eigen perspectief treden. We kunnen beter accepteren dat we sociale dieren zijn die elkaar verhalen vertellen.

Is de psychologie gebaseerd op achterhaalde filosofie? Is streven naar waarheid een illusie? Is een harde’ psychologie dan toch een fata morgana? De critici moeten we nageven dat het een stuk ingewikkelder is dan we een eeuw geleden dachten. De grote vraag: valt de mens binnen of buiten de wetenschap?

De psychologie hoort in haar eigen zelfbeeld bij de wetenschap (natuurkunde, biologie, scheikunde etc.). De psychologie hoort veel minder bij de menswetenschappen. Snow definieerde de alpha’s en beta’s en klaagden dat er weinig interactie is. Psychologie zit liever bij de beta’s. Volgens Kagan zou de psychologie de verbindende factor kunnen zijn. In de 20e eeuw wordt de psychologie vooral heen en weer geslingerd.

De menswetenschappen, de geesteswetenschappen, zijn een hele wereld die heel anders in elkaar zit dan de natuurwetenschappen. Als je het extreem zegt: in de literatuurwetenschappen heb je vragen zonder objectieve waarheid in de antwoorden. Aan de andere kant heb je in de moleculaire biologie wel een objectieve waarheid. Waar ligt de psychologie? Sommigen zeggen dat de psychologie in de war is. Men meent bij de natuurwetenschappen te horen, maar psychologie is veel meer een menswetenschap en zou meer moeten doen met kwalitatieve, duidende benaderingen. Hier gaat het meer over hoe mensen betekenis aan hun leven geven. Dit is het kwalitatieve alternatief. Hier probeert men op een alternatieve manier onderzoek te doen. Dat zijn benaderingen waarbij de onderzoeker probeert onderdeel van het proces te worden. Hierbij gaat het om inleving, bijvoorbeeld een onderzoeker gaat in de collegezaal zitten om zich in de student te kunnen verplaatsen. De methode is kwalitatief onderzoek, waarbij participerende observatie en min of meer gestructureerde interviews worden gebruikt. Het resultaat zijn ervaringen van de onderzoeker en/of transcripties van interviews.
 

Je kunt op twee manieren nadenken over kwalitatief onderzoek: als methode en als paradigma. Als methode kun je het zien als één van de vele bestaande methodes, met dezelfde criteria. Er zijn een aantal min of meer uitgebreide systematieken, waarin systematische analyse van problemen worden gemaakt. Je probeert subjectiviteit te vermijden door een gestructureerd protocol te gebruiken. De onderzoeker schrijft op basis van ervaring en interviews een probleemanalyse. Dit heet grounded theory. Een lossere vorm is interpretatieve phenomenologische analyse, waarbij het er om gaat dat de onderzoeker aanvoelt hoe het is voor iemand om in een bepaalde situatie te zitten. Dit legt meer de nadruk op de ervaring van de onderzochte mensen. Hier wordt een beroep gedaan op het inlevingsvermogen. Als methode kan kwalitatief onderzoek gezien worden als complementair aan kwantitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek is heel geschikt om complexe situaties snel in kaart te brengen. Als methode is kwalitatief onderzoek gebonden aan dezelfde criteria als ander onderzoek. Het is dan een zwak punt dat de onderzoeker zelf zoveel aan de interpretatie bijdraagt.

Dit punt kan juist als een goed punt worden gezien als kwalitatief onderzoek als een paradigma wordt beschouwd. Kwantitatief en kwalitatief zijn in dit geval niet complementair. Ze leveren iets fundamenteel anders op. In de jaren ‘70 was een sterke stroming binnen de psychologie: fenomenologisch perspectief. Deze stroming probeerde een duidende methode te ontwikkelen, begrijpen was belangrijk in plaats van verklaren. Inleving speelde een grote rol bij deze methode. Afred Schutz bedacht een theorie over het begrijpen van mensen. Het draait niet om cognitieve processen, maar om motieven, thema’s en bedoelingen.

Kwalitatief onderzoek levert meestal iets heel anders op dan kwantitatief onderzoek. Een bijzondere eigenschap van kwalitatief onderzoek is dat je je erin kan herkennen. De onderzochte personen hebben daardoor ook echt een stem in de verwerking van resultaten. Dit heb je bij kwantitatief onderzoek nooit.

 

Er bestaan misvattingen over kwalitatief onderzoek: kwalitatief en kwantitatief leveren hetzelfde soort begrip op, kwalitatief onderzoek is een eerste exploratie, kwalitatief onderzoek is zuiver indructief, kwalitatief onderzoek is hetzelfde als gewone psychologie, maar dan zonder getallen. Kwalitatief onderzoek is niet gebonden aan dezelfde methodologische eisen als ander onderzoek. het is juist een sterk punt dat de onderzoeker bijdraagt aan de interpretatie. Herhaalbaarheid van onderzoek is helemaal niet nodig.

Extremisten in de fenomenologie en het sociaal constructivisme ontkennen dat er uberhaupt zoiets als waarheid bestaat: alle wetenschap is subjectief. Het hier niet om mensen die denken dat de wetenschappelijke psychologie veel onzin bevat, het gaat om bewegingen die zowel de mogelijkheid als de noodzaak van het streven naar objectiviteit en waarheid ontkennen.

Het is dus niet relativisme uit zwakte, maar uit bewuste keuze. Dit geeft aanleiding tot de science wars, uit de vorige eeuw en deze eeuw. De insteek is: wie heeft het laatste woord over wat wetenschap is? Alan Sokal is een hoogleraar natuurkunde, hij houdt zich bezig met quantum mechanica. Hij probeerde met een postmoderne bril naar de wetenschap te kijken. Hij zei: natuurwetenschappers zijn dogmatische types die zeggen dat er objectieve feiten zijn. Hij laat zien dat er geen objectiviteit bestaat Hij gebruikt quantumgravitatie om te laten zien dat alles relatief en contextueel wordt. Hij beweert dat we ons moeten bevrijden, voor een onafhankelijke waarheid. We moeten de inzichten dat alles een verhaal is meenemen en ook in de betawetenschappen verkondigen. Dit bleek een hoax. Zijn echte vraag was: zou het artikel gepubliceerd worden als het goed klinkt en het aansluit bij de verwachtingen van de editor. Dit bleek het geval.

Sokal biecht op dat het artikel bestaat uit onwaarheden en syntactisch correcte zinnen die helemaal niets betekenen. Hij deed dit om te laten zien dat in de relativistische postmoderne literatuur een heleboel onzin werd/wordt beweerd over wetenschap. Dit leidt tot moreel relativisme. Feiten doen er toe.

 

Het rationalisme en het empirisme
Plato, Descartes en Popper beweren dat een deel van onze kennis uit de rede komt. Aristoteles, Hume en logisch positivisten beweren dat onze kennis uit ervaring komt.

Wat weten we na een eeuw psychologie over de vraag waar kennis vandaan komt?
Het idee dat kennis volledig uit de empirie komt, is verdwenen. Binnen de discussie tussen rationalisme en empirisme is men er van overtuigd dat we dichter bij het rationalisme staan. Psychologisch en dierkundig onderzoek wijst op zeer vroege beheersing van causale concepten, dit duidt op aangeboren kennis. Ook het afmaken van bepaalde figuren lijkt aangeboren of “hardwired”.

Een vraag die daar dichtbij staat, is het nature-nurture debat. Watson geloofde dat vrijwel alles aangeleerd is, McDougall geloofde in instincten van mensen. Gedragsgenetica onderzoekt de mate van genetisch bepaalde verschillen en geschatte omgevingsbepaalde verschillen tussen mensen.

Boomsma is een leidend wetenschapper in de genetica van de psychologie, zij heeft het tweelingregister opgezet. Turkheimer heeft drie wetten van de gedragsgenetica geformuleerd: alles is erfelijk, het effect van de gedeelde omgeving is klein, een heel groot deel van de variatie in menselijke trekken is niet gedekt door genen of gedeelde omgeving. Wat betreft individuele verschillen kunnen we Watson geen gelijk geven.

Als er geen variantie is, is er geen erfelijkheid. Erfelijkheid is het percentage verklaarde variantie. De erfelijkheid van bijvoorbeeld jouw lengte is niet gedefinieerd. Op individueel niveau kun je niets zeggen. Overal waar geen variatie bestaat, is geen erfelijkheid. Alle evolutionair uitgeselecteerde trekken hebben dus een erfelijkheid van 0, niet van 1. Want er is geen variantie in. In een homogene samenleving, waar iedereen gelijke kansen heeft, worden genetische effecten sterker, omdat de variantie in omgeving afneemt.

We moeten concluderen dat Watson ongelijk heeft gekregen. Maar deze onderzoekslijn is aan het vastlopen. Alle gedragsgenetica is gebaseerd op tweelingonderzoek. Tegenwoordig kun je DNA uitlezen. DNA is dus een geobserveerde variabele geworden.

Bijvoorbeeld: erfelijkheid van depressie wordt geschat op 40%. Als je de genen bij elkaar pakt die de hoogste kans geven op depressie, verklaart deze somscore minder dan een half procent van de variantie. Dit is veel minder dan gevonden wordt in de tweelingstudies. Dit wordt missing heritability genoemd: effecten van genen lijken niet op te tellen tot tweelingschattingen. Ofwel er zijn geen genen voor depressie, maar alles is terug te voeren op een hele grote optelsom van genen, waarbij het identificeren van een aantal genen niet lukt. Ofwel de tweelingstudies die de afgelopen jaren zijn gedaan, worden erg overschat.

 

Het nurture perspectief wordt vaak gezien als ‘links’. Het nature perspectief wordt vaak gezien als ‘rechts .

Het lichaam en de geest. Hoe zijn mentale processen gerelateerd aan de fysieke wereld? Het ‘hard problem’’ blijkt nog wat hard. Nog steeds is er geen theorie die het lichaam-geest probleem kan uitleggen.

 

Daarnaast is gebleken dat de mens reactief is. Men gaat hier vaak gemakshalve niet op in. De mens reageert echter wel op wat je over de mens zegt en schrijft. Er is feedback op alle niveaus in het menselijk systeem. Het is onwaarschijnlijk dat alle causaliteit van biologie naar psychologie optrekt. Veel feedback van de omgeving gaat naar de hersenen, van de hersenen naar genexpressie en van genexpressie naar de omgeving. Als er geen beginpunt en eindpunt is, is er dus geen basis. Hierdoor is er geen goede reden voor het ordenen van wetenschappen. Dit gaat nog veel verder. Psychologische categorisaties als die in de DSM zijn publiek beschikbaar. Mensen reageren op deze categorieën. Daarmee verandert de categorisatie zelf het gecategoriseerde fenomeen.

Eigenlijk weet je nooit waar de wetenschap zal komen. Vele problemen staan nog steeds open, maar sommige problemen die onoplosbaar leken, zijn wel opgelost.

Het looping effect van Hacking laat zien dat juist in deze interactie sociale categorisaties causaal relevant worden.

Belangrijk is dat de producten van de psychologie terugkomen in de samenleving, en daardoor politieke fenomenen zijn. Foucault zegt dat mentale stoornissen de macht dienen, diagnostiek is namelijk buitensluiten. De psycholoog kan zich niet aan de maatschappij onttrekken.

Valt de mens binnen of buiten het bereik van de wetenschap? Na 150 jaar kunnen we concluderen dat de mens voor een veel groter gedeelte binnen het bereik van de wetenschap valt dan men in de 16e eeuw dacht. Aan de andere kant zijn er ook allerlei stukjes van het menselijk bestaan die op dit moment niet binnen het bereik van de wetenschap vallen.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1061