Oefententamens Bestuursrecht: rechtsbescherming - RUG
- 3874 keer gelezen
Stelling: De invoering van artikel 8:69a Awb en de huidige formulering van artikel 6:22 Awb passen goed binnen een bestuursprocesrecht dat is gericht op individuele rechtsbescherming? Leg uit of, en zo ja, in hoeverre deze stelling juist, dan wel onjuist is.
Energieproducent EWR wil een grote energiecentrale oprichten aan de rand van een beschermd natuurgebied. Hiervoor is een vergunning als bedoeld in art. 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vereist. Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland die deze vergunning moeten verstrekken, publiceren een ontwerp-besluit waarin de vergunning wordt verleend. Aan de hand van zienswijzen ingediend door milieuorganisaties en omwonenden, waarin wordt gewezen op de negatieve effecten van de centrale op de beschermde natuur, komen GS hier echter op terug en bij het definitieve besluit wordt de aanvraag van de vergunning afgewezen. EWR legt zich niet neer bij deze afwijzing en wil gaan procederen.
Kan EWR rechtsmiddelen instellen tegen het definitieve besluit nu hij geen zienswijze tegen het ontwerp-besluit heeft ingediend?
Moet EWR eerst bezwaar maken tegen de afwijzing van de vergunning alvorens hij in beroep kan gaan?
Om de bereikbaarheid van de regio Groningen te verbeteren en de verkeersveiligheid te bevorderen, wordt gewerkt aan het aanpassen van de Zuidelijke Ringweg. Een deel van de Zuidelijke Ringweg wordt verdiept aangelegd. Over het verdiepte deel komen 'deksels', waarop een nieuw groen gebied wordt aangelegd: het Zuiderplantsoen. Bij besluit van 29 september 2015 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu op grond van de Tracéwet het tracé-besluit “Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” vastgesteld. Het besluit is gepubliceerd in de Staatscourant op vrijdag 2 oktober 2015. Maandag 5 oktober volgt publicatie in het huis-aan-huisblad ‘Groninger Gezinsbode’. Een aantal belanghebbenden stelt beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen waarom de Afdeling bestuursrechtspraak bevoegd is om in beroep van deze zaak kennis te nemen.
Leg uit aan de hand van de relevante Awb-bepalingen wat de laatste dag is waarop tegen het tracé-besluit ”Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2” in beroep kan worden gekomen.
De heer Spikkeveen vraagt bij het college van B&W een bijstandsuitkering aan vanaf 1 februari 2016. Omdat de aanvraag te laat is ingediend, wordt de uitkering toegekend per 1 maart 2016. Spikkeveen gaat in bezwaar omdat hij het niet eens is met de ingangsdatum van de bijstandsuitkering. Tijdens de bezwaarfase overlijdt zijn oudtante en ontvangt Spikkeveen een erfenis van 15.000 euro. Spikkeveen biecht dit eerlijk op tijdens de hoorzitting in bezwaar. Het college van B&W beslist op bezwaar dat, gelet op dit spaargeld, de aanvraag om bijstandsuitkering moet worden afgewezen. Spikkeveen stelt in beroep dat het college van B&W buiten de grondslag van het bezwaar is getreden. Hoe beoordeelt u de beslissing op bezwaar in licht van artikel 7:11 lid 1 Awb?
De heer Maas is werkzaam als leraar Nederlands op een middelbare school. Hij meldt zich in 2013 ziek vanwege psychische klachten. Naar aanleiding van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen krijgt hij bij besluit van 1 oktober 2015 een WIAuitkering toegekend (arbeidsongeschikt 55% met redelijke kans op herstel). De heer Maas is het niet eens met de hoogte van de toegekende uitkering omdat hij vindt dat hij nauwelijks kan werken en er ook weinig vooruitzicht is op herstel (arbeidsongeschikt 85% met geen kans op herstel). Zijn bezwaar wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard.
De heer Maas stelt beroep in bij de rechtbank. Tijdens de behandeling van het beroep constateert de rechtbank dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd: de verzekeringsarts heeft geen aandacht geschonken aan de opmerking van de behandelend psychiater dat van deelname van de heer Maas aan het arbeidsproces wellicht helemaal geen sprake meer kan zijn. De bestuursrechter besluit tot het inzetten van een bestuurlijke lus. Naar aanleiding van de bestuurlijke lus stuurt de verzekeringsarts een nadere motivering naar de rechtbank.
Is het bestuursorgaan verplicht om in dit geval mee te werken aan deze bestuurlijke lus?
Leg uit waarom het afhankelijk is van de uitkomst van deze bestuurlijke lus of de rechter in het dictum zal beslissen tot een I) een kale vernietiging, II) het in stand laten van de rechtsgevolgen of III) zelf in de zaak zal voorzien.
De Rotterdamse verffabriek ‘Nestor Verven’ wil een nieuwe fabriek neerzetten in het noorden van het land. Er wordt een geschikte bouwlocatie gevonden in Heerenveen en het college van B&W van Heerenveen verleent een omgevingsvergunning voor zowel het bouwen van de nieuwe fabriekshal als voor het oprichten en het in werking hebben van de inrichting (de milieutoestemming). Buurman Tjepkema ziet de nieuwe fabriek op het braakliggende terrein naast zijn woning niet zitten en schrijft een bezwaarschrift naar het college van B&W, waarin hij één argument aanvoert, namelijk dat de op te richten inrichting zal zorgen voor overmatige geurhinder. Het college verklaart Tjepkema’s bezwaarschrift ongegrond. Tjepkema wendt zich tot een advocaat. Deze weet nog wat meer argumenten te verzinnen die Tjepkema kan aanvoeren in beroep bij de bestuursrechter, namelijk dat de inrichting niet alleen leidt tot geurhinder maar ook tot geluidsoverlast en dat het bestemmingsplan het bouwen van een fabriek ter plaatse niet toestaat. De advocaat stelt namens Tjepkema een beroepschrift op, waarin hij uitgebreid onderbouwt waarom de geluidsbelasting door de inrichting onacceptabel is en waarom het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan.
Zal de rechtbank de twee nieuwe argumenten toelaten in de procedure?
Is tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep mogelijk en zo ja, bij welke instantie?
Mw. Schutten is eigenaar van een exclusieve dameskledingwinkel. De klanten kunnen voor de deur van de winkel parkeren. Het college van B&W neemt een verkeersbesluit om de straat waar de winkel van mw. Schutten staat, geheel af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer. Mevrouw Schutten vecht het besluit (waartegen bezwaar en beroep openstaat) niet aan, maar dient wel een verzoek om nadeelcompensatie in bij het college van B&W. Het college van B&W wijst het verzoek om nadeelcompensatie af. Ook de beslissing op haar tegen deze afwijzing gerichte bezwaar, is voor mw. Schutten negatief.
Mevrouw Schutten besluit juridisch advies in te schakelen met de vraag of zij voor de inhoudelijke behandeling van haar geschil kan kiezen tussen de burgerlijke rechter of de bestuursrechter. Beantwoord deze vraag zowel naar huidig als toekomstig recht.
De heer Visser is eigenaar van de onderneming De Karper gespecialiseerd in het kweken en verkopen van Koi Karpers. Door een ziekte zijn al zijn vissen doodgegaan en heeft hij het bedrijf moeten beëindigen. Hij vraagt daarom een bijstandsuitkering aan op grond van de Participatiewet. Op 31 mei 2016 krijgt hij van het college van B&W bericht dat de aanvraag niet binnen acht weken kan worden afgehandeld omdat Visser niet alle noodzakelijke bescheiden heeft overgelegd die op grond van de wet nodig zijn om op de aanvraag te beslissen, te weten afschriften girorekening van de laatste 3 maanden, de winst- en verliesrekening van het boekjaar 2014 en een uitschrijfbewijs van de Kamer van Koophandel. Hij krijgt de gelegenheid tot 13 juni 2016 de ontbrekende gegevens aan te leveren. Omdat Visser niet binnen deze termijn alle gevraagde gegevens aanlevert, besluit het college op 20 juni 2016 om de aanvraag buiten behandeling te laten (art. 4:5 Awb). Het college verklaart het bezwaar van Visser ongegrond. Visser dient beroep in bij de rechtbank en verzoekt tevens om een voorlopige voorziening.
Formuleer het verzoek van het verzoekschrift voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Als de voorzieningenrechter in dit geval het geschil tussen Visser en het college van B&W zo snel mogelijk wil afdoen, welke beslissing(en) zal hij dan in zijn uitspraak nemen?
Juist. Er is een verschuiving geweest in de hoofdfunctie van de voorzieningen voor rechtsbescherming tegen bestuurshandelen: van handhaving van het objectieve publiekrecht naar individuele rechtsbescherming. Een bestuursprocesrecht dat primair is gericht op individuele rechtsbescherming is bedoeld voor rechthebbenden die door een bepaalde handeling van de overheid rechtstreeks in hun belang of recht zijn getroffen. Toepassing van het relativiteitsvereiste heeft tot gevolg dat een besluit niet wordt vernietigt wegens schending van een rechtsnorm die niet strekt tot de bescherming van de belanghebbende. Gelet op de functie van individuele rechtsbescherming is het niet nodig om een besluit te vernietigen vanwege schending van een norm die niet strekt tot bescherming van de belanghebbende [1]. Een gebrek in een besluit kan alleen gepasseerd worden als belanghebbenden daardoor niet worden benadeeld. Gelet op de functie van individuele rechtsbescherming is het niet nodig een besluit te vernietigen vanwege een gebrek waardoor belanghebbende niet wordt benadeeld [1].(Damen2, Hoofdstuk 6)
Art. 6:13 Awb [1 pt] beperkt de bevoegdheid van belanghebbenden om beroep in te stellen. Indien niet de vereiste voorprocedure is gevolgd en dat kan belanghebbende redelijkerwijs worden verweten, is zijn beroep niet-ontvankelijk. Nu EWR zich kon vinden in het ontwerpbesluit kan hem redelijkerwijze niet worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend [1 pt], zoals bedoeld in art. 6:13 Awb. EWR kan procederen tegen de wijzigingen in het definitieve besluit ten opzichte van het ontwerpbesluit. (Damen2, Hoofdstuk 2)
Nee, zie art. 7.1 lid 1, aanhef en onder d Awb. Omdat het besluit is genomen met gebruikmaking van de uov dus met toepassing van Afd. 3.4 Awb, behoeft niet eerst een bezwaarschrift te worden ingediend.(Damen2, Hoofdstuk 2)
8:1 Awb jo 8:6 Awb: hoofdregel is dat beroep wordt ingesteld bij de rechtbank [1 pt]. In Bijlage 2, hoofdstuk 2, artikel 2, wordt de Tracewet genoemd. Uit deze bepalingen volgt dat tegen een besluit op grond van de Tracewet beroep kan worden ingesteld bij de Raad van State. (Damen2, Hoofdstuk 2)
In art. 6:7 Awb is bepaalt dat binnen zes weken beroep dient te zijn ingesteld. Art. 6:8 lid 1 bepaalt dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt [1 pt]. 3:42 Awb lid 1: bekendmaking geschiedt in dit geval (besluit afkomstig van bestuursorgaan behorende tot de centrale overheid, besluit niet gericht tot een of meer belanghebbenden) door publicatie in de Staatscourant op vrijdag 2 oktober [1 pt]. Termijn begint 3 oktober te lopen en eindigt 6 weken later op vrijdag 13 november. (Damen2, Hoofdstuk 4)
Uit de Standaarduitspraak Recracenter volgt dat artikel 7:11 Awb een volledige heroverweging in bezwaar verlangt. Het bestuursorgaan beoordeelt daarbij zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid van het bestreden besluit. Het bestuursorgaan is daarbij niet gebonden aan de gronden of argumenten die in het bezwaarschrift naar voren zijn gebracht. Het toetsingsmoment in bezwaar is ex nunc: dit betekent dat de nieuwe informatie over de erfenis moet worden meegenomen (beoordeling naar moment heroverweging). De beslissing op bezwaar – afwijzing aanvraag bijstandsuitkering – leidt tot echter een verslechtering van de rechtspositie van de heer Spikkeveen (ten opzichte van zijn rechtspositie in het primaire besluit). Dit is in strijd met het verbod van reformatio in peius: een bezwaarmaker mag niet slechter worden van zijn eigen bezwaar. Indien het bestuursorgaan ook los van bezwaar over de bevoegdheid beschikt om de uitkering aan te passen naar aanleiding naar nieuw verkregen vermogen, dan is geen sprake van ontoelaatbare reformatio in peius. Kortom, alleen als het bestuursorgaan over een intrekkings- of wijzigingsbevoegdheid beschikt, kan de beslissing op bezwaar in stand blijven. (NB. voor een goed antwoord is niet noodzakelijk dat studenten daadwerkelijk zoeken naar deze bevoegdheid in de Participatiewet) (Damen2, Hoofdstuk 5)
Onderscheid maken tussen beroep in eerste aanleg (8:51A) en beroep hoogste instantie (8:51d). Gevolgtrekking: dus geen verplichting om mee te werken. Dit ondersteunen door te verwijzen naar een formulering in een relevant wetsartikel of meerdere (blijkt bijvoorbeeld uit: laat weten/mededeling/gelegenheid bieden etc.). (Damen2, Hoofdstuk 6)
Als met de nadere motivering van de verzekeringsarts het gebrek niet is hersteld (ook goed gerekend: als geen gebruik wordt gemaakt van de lus hoewel de casus heel sterk hint naar het gebruik van de lus door het BO) kan de rechter volstaan met kale vernietiging: 8:72 lid 1 Awb. Het BO moet dan opnieuw op het bezwaar beslissen (0,5 punt). Als met de nadere motivering van de verzekeringsarts het gebrek wel wordt hersteld, hangt het af van de uitkomst van de nadere motivering: Wijzigt het meenemen van de opmerking van de behandelend psychiater niet het oordeel van de verzekeringsarts, dan kan de rechter de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten. Dus, (bijvoorbeeld) de hoogte van de uitkering blijft dan hetzelfde als in het BOB geregeld is: 55% arbeidsongeschikt. Wijzigt het oordeel van de verzekeringsarts door het oordeel van de psychiater wel, dan kan de rechter zelf voorzien, 8:72 lid 3 onder b Awb. Zijn uitspraak treedt dan in de plaats van het besluit op bezwaar. (Damen2, Hoofdstuk 6)
Het gaat om een omgevingsvergunning als bedoeld in art. 2 lid 1 Wabo die uit verschillende onderdelen bestaat. Uit de standaarduitspraak ‘Onderdelenfuik’ volgt dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen bezwaar heeft gemaakt, tenzij het niet naar voren brengen van bezwaar hem redelijkerwijs niet kan worden verweten (art. 6:13 Awb). Omdat Tjepkema het onderdeel bouwen in bezwaar niet heeft aangevochten, kan hij gezien art. 6:13 Awb niet in beroep alsnog dit onderdeel aanvechten. De grond dat het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan stuit hierop af. Het argument van de geluidsbelasting kan daarentegen wel in beroep worden aangevoerd. Dit betreft immers een in bezwaar aangevochten onderdeel van het besluit (de milieutoestemming) waartegen nieuwe gronden kunnen worden aangevoerd, omdat er geen grondenfuik geldt tussen bezwaar en beroep (behoudens strijd met een goede procesorde, maar die strijd lijkt zich niet voor te doen nu de grond direct en met onderbouwing in het beroepschrift wordt opgevoerd). (Damen2, Hoofdstuk 4)
8:104 lid 1 sub a Awb: hoger beroep is mogelijk tegen een uitspraak van de rechtbank. 8:105 Awb: hoger beroep wordt ingediend bij de Afdeling tenzij…Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (grondslag omgevingsvergunning) wordt niet genoemd in hoofdstuk 4 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. (Damen2, Hoofdstuk 2)
Huidig recht: De afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie is appellabel zelfstandig nadeelcompensatiebesluit. Mw. Schutten moet naar de bestuursrechter. Er bestaat geen keuzevrijheid als het gaat om een zelfstandig appellabel nadeelcompensatiebesluit (Standaarduitspraak Asha/Amersfoort: geen taak voor de burgerlijke rechter weggelegd). Toekomstig recht: Grondslag voor zelfstandig nadeelcompensatiebesluit 4:126 Awb. Reactie bestuursorgaan is altijd een appellabel besluit: geen keuzevrijheid. Kortom, ook in de toekomst moet mw. Schutten naar de bestuursrechter.(Damen2, Hoofdstuk 8)
“Visser verzoekt bij wege van voorlopige voorziening de voorlopige maatregel te treffen, inhoudende de last aan B&W om Visser te behandelen als ware aan hem met ingang van ... de gevraagde uitkering ingevolge de Participatiewet toegekend, en B&W te veroordelen in de kosten van de procedure”. Voor het petitum 1 a 2 punten, afhankelijk van de formulering. Als een student de voorzieningenrechter vraagt de uitkering te betalen of toe te kennen, levert dat niet de volledige punten op; de voorzieningenrechter zal immers niet zelf tot betaling overgaan. (Damen2, Hoofdstuk 8)
De voorzieningenrechter kan in dat geval besluiten meteen uitspraak te doen in de hoofdzaak (kortsluiting ex artikel 8:86 Awb). In dit concrete geval lijkt het waarschijnlijk dat hij het verzoek om een voorlopige voorziening afwijst (8:84 Awb) en het beroep ongegrond verklaart (8:70 Awb) omdat Visser niet tijdig zijn aanvraag om een uitkering heeft aangevuld. Theoretisch is denkbaar dat B&W Visser ten onrechte om aanvullende gegevens hebben gevraagd en dat het beroep dus gegrond moet worden verklaard; een voorlopige voorziening (in de vorm van een voorlopige maatregel als beschreven) is dan eventueel uiteraard ook mogelijk (8:72 lid 5 Awb). Wie in deze trant heeft geantwoord, krijgt ook de twee betreffende punten.(Damen2, Hoofdstuk 8)
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Bevat oefententamens bij het vak Bestuursrecht: rechtsbescherming, Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2214 |
Add new contribution