Oefententamen 2010 - Staatsrecht - UL

Vragen

Opgave 1

Eén van de beginselen van de rechtsstaat betreft het legaliteitsbeginsel. Dit beginsel wordt naar geldend recht doorgaans gedefinieerd als het vereiste dat ingrijpend optreden door de overheid moet berusten op en in overeenstemming moet zijn met wettelijke regels.

Waarom is het mede vanuit rechtsstatelijk perspectief onwenselijk om voor ál het overheidsoptreden het vereiste van een wettelijke grondslag te stellen? Noem twee argumenten en licht beide kort toe.

Opgave 2

De vaststelling van wetten in formele zin geschiedt ingevolge artikel 81 Grondwet: ‘door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk’. Vaak worden wetsvoorstellen ingediend door de regering. Ook de Tweede Kamer heeft echter het recht om wetsvoorstellen in te dienen.

Leg uit hoe ook bij zogenoemde initiatief-wetsvoorstellen de regering en het parlement op elkaar zijn aangewezen om de desbetreffende wet tot stand te brengen en in werking te laten treden.

Opgave 3

De verhouding tussen wetgever en rechter is een thema dat in de staatsrechtelijke literatuur in Nederland doorgaans veel aandacht krijgt.

a) In hoeverre wordt in de jurisprudentie van de Hoge Raad ruimte gelaten om de toepassing van een wet in formele zin te toetsen aan ongeschreven rechtsbeginselen?

b) In de rechtspraak komen situaties voor waarin de rechter strijdigheid constateert tussen een verdragsbepaling en een nationaal wettelijk voorschrift, maar desondanks het nationale wettelijk voorschrift niet buiten toepassing laat en ook niet verdragsconform interpreteert, omdat de strijdigheid volgens de rechter moet worden opgelost door de wetgever. In welke gevallen doet de rechter dit en wat is hiervoor dan de achterliggende reden?

Opgave 4

In zijn boek Constitutioneel recht onderscheidt Kortmann een drietal functies van het constitutioneel recht: de constituerende, de attribuerende en de regulerende functie. Daarnaast spreekt Kortmann over de legitimerende functie. Ook geeft hij aan dat bepaalde mensenrechtenverdragen, zoals het IVBPR en het EVRM, gerekend kunnen worden tot het Nederlandse constitutionele recht.

Welke van de vier bovengenoemde functies vervullen deze mensenrechtenverdragen? Noem er twee en licht deze kort toe.

Opgave 5

Op het weblog “Publiekrecht en politiek” schrijft een schrijver het volgende:

“De vertrouwensregel is een kernregel van ons parlementaire stelsel. Deze regel vergt onder meer dat de Tweede Kamer het vertrouwen opzegt in een minister indien ambtenaren van zijn departement ernstige fouten hebben begaan of onrechtmatig hebben gehandeld.”

Heeft deze schrijver gelijk?

Opgave 6

In het kader van de bestrijding van het zogenoemde ‘wildplakken’ (illegaal teksten en affiches plakken op gebouwen en objecten) is het volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Utrecht overal in de gemeente verboden om affiches te plakken tenzij de burgemeester hiervoor ontheffing verleent. Om voor ontheffing in aanmerking te kunnen komen, moeten de affiches met de bijbehorende tekst worden voorgelegd aan de burgemeester. De burgemeester heeft daarbij als vast beleid dat áls ontheffing wordt verleend, dit enkel gebeurt voor het plakken op de speciaal daarvoor bedoelde ‘plakzuilen’ die op slechts vier plaatsen in de gemeente zijn opgesteld. De plakgrage VVD-fractie in de Utrechtse gemeenteraad vraagt zich af of deze regeling in de APV in het licht van de Grondwet verbindend is. Geef hier uw juridische visie op.

Antwoordindicatie

Opgave 1

Het is onmogelijk om alle taken die de overheid verricht en al het overheidsoptreden vooraf in te schatten en in regels te vatten. Soms moet de overheid optreden in situaties die niet zijn voorzien, bijvoorbeeld in geval van een krediet- of andere crisis. [ook goed: Dit zou bestuurlijke verlamming veroorzaken.] Als de consequentie dan zou zijn dat de overheid niets mag omdat de wet geen basis biedt voor handelen, zou dat de bescherming en de belangen van de burgers niet ten goede komen en op de bescherming daarvan is het hele rechtsstaat-concept nu juist gericht.

Bovendien, als voor al het overheidsoptreden toch een wettelijke basis zou worden geëist, dan kan het niet anders of er komen in de wet een soort blanco-volmachten voor de overheid om in noodgevallen alles te doen wat nodig is. De rechtsstatelijke waarde van het legaliteitsbeginsel is er juist ook in gelegen dat de wet de grenzen aangeeft waarbinnen de overheid bij zijn optreden moeten blijven. Bij blanco-volmachten blijft er van dat grenzen stellen niets over.

Opgave 2

Als initiatief-wetsvoorstellen door beide Kamers van de Staten-Generaal zijn goedgekeurd is conform artikel 87 Gw bekrachtiging door de Koning noodzakelijk om het voorstel kracht van wet te laten krijgen. (Deze bekrachtiging geschiedt onder ministeriële verantwoordelijkheid, zodat een of meer ministers de bekrachtiging moeten contraseigneren). Alvorens de wet vervolgens in werking kan treden, dient deze te worden gepubliceerd in het Staatsblad. De Koning geeft hiertoe een afkondigingsbevel, dat ook weer moet worden gecontrasigneerd door een of meer ministers, en de Minister van Justitie draagt dan (o.g.v. art. 2 Bekendmakingswet) zorg voor de publicatie in het Staatsblad. Dus ook bij deze laatste stap van het proces van inwerkingtreding van een wet kan het parlement (als initiatiefnemer) niet zonder de regering.

(De betrokken minister is o.g.v. art. 116 lid 3 RvOII bij de kamerbehandeling aanwezig en kan daar het woord verlangen.)

Zie samenvatting 74 en art. 87 Grondwet.

Opgave 3

a) Uit HR 12 april 1978, Doorbraakarrest en HR 14 april 1989, Harmonisatiewetarrest blijkt dat er een mogelijkheid is dat de rechter de wet in formele zin in een concreet geval buiten toepassing laat vanwege strijd met een ongeschreven fundamenteel rechtsbeginsel. Dit kan de rechter echter alleen doen als bij de totstandkoming van de wet door de wetgever niet expliciet is stilgestaan bij de mogelijkheid dat zich een dusdanige situatie zou kunnen voordoen (in de woorden van de HR: er moet sprake zijn van een niet-verdisconteerde omstandigheid). Als de wetgever bewust de keuze heeft gemaakt een wet vast te stellen die in bepaalde gevallen in strijd zal komen met een rechtsbeginsel, dan kan de rechter daar niet meer in treden.

Zie samenvatting 126, 129.

Zie HR Doorbraak en HR Harmonisatiewet.

b) Zie HR 12 mei 1999, Arbeidskostenforfait. De rechter zal dit doen als in een geval ‘verschillende oplossingen mogelijk zijn en de keuze daaruit mede afhankelijk is van algemene overwegingen van overheidsbeleid of belangrijke keuzes van rechtspolitieke aard moeten worden gemaakt’. Voor het maken van dergelijke keuzes is de wetgever meer aangewezen dan de rechter aangezien de wetgever democratisch gelegitimeerd is en de rechter niet.

Zie annotatie T. Barkhuysen bij EHRM 29 januari 2002, Auerbach.

Zie HR Arbeidskostenforfait.

Zie samenvatting 128.

Zie artikel Boogaard: ‘Politiek water bij juridische wijn’.

Opgave 4

Er zijn diverse antwoorden die goed gerekend zijn:

* Aangezien de mensenrechtenverdragen in de eerste plaats erop gericht zijn om te verhinderen dat overheidsoptreden de vrijheidssfeer van de burgers al te zeer aantast, zijn zij duidelijk gericht op de regulerende functie van het staatsrecht. Aan de overheid worden grenzen gesteld jegens het optreden tegen burgers.

* De legitimerende functie van het staatsrecht heeft te maken met de vraag waarom de burgers de gezagsuitoefening door de staat aanvaarden en het feit dat recht grenzen stelt aan het overheidsoptreden ter bescherming van de vrijheidssfeer van de burgers, draagt over het algemeen bij aan de aanvaarding van het overheidsgezag door de burgers.

*Voor zover in een mensenrechtenverdrag een internationale toezichthoudende instantie wordt gecreëerd met de bevoegdheid om klachten van individuen of staten te behandelen vervult dit verdrag de constituerende functie en de attribuerende functie.

Opgave 5

Nee, weliswaar is de minister in zo’n geval wel politiek verantwoordelijk voor dit optreden van zijn ambtenaren (in de zin van art. 68 Gw), maar de vertrouwensregel houdt slechts in dat een bewindpersoon moet opstappen indien hij/zij niet meer de steun van een meerderheid in een van beide kamers van de Staten-Generaal. Deze regel zegt niets over de gevallen waarin een parlementaire meerderheid vertrouwen moet opzeggen; of dat gebeurt of niet kan afhangen van allerhande politieke overtuigingen.

Zie samenvatting 4, 10, 60, 62 en 65. Zie art. 68 Grondwet.

Opgave 6

De APV komt op twee punten in strijd met de grondwettelijk beschermde vrijheid van drukpers. Ter eerste stelt artikel 7 GW dat een ieder ‘’zonder voorafgaand verlof’’ zijn mening mag opbaren via de drukpers. Dat betekent dat een systeem waarin voor bepaalde drukpers-uitingsvormen voorafgaande ontheffing moet worden aangevraagd en zij ter controle moeten worden voorgelegd aan de bevoegde autoriteiten in strijd is met de Grondwet.

Ten tweede blijkt uit de jurisprudentie dat van elk zelfstandig middel van verspreiden van een uiting gebruik van enige betekenis moet worden overgelaten. Het plakken van posters wordt in Utrecht beperkt tot vier plakzuilen en dat is voor zo’n grote gemeente natuurlijk een zeer gering aantal, zodat in feite sprake is van een algeheel verbod, wat niet is toegestaan. Zie HR 17 maart 1953, APV Nuth.

Zie samenvatting 141, art. 7 Grondwet en HR APV Nuth.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:
This content is also used in .....

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2085