Oefententamens - Ondernemingsrecht - RUG - Masters
- 1289 keer gelezen
Probz GmbH is opgericht naar het recht van Oostenrijk. Zowel haar statutaire als haar werkelijke zetel bevindt zich in Innsbruck. Op 5 mei 2015 neemt Probz GmbH het besluit haar statutaire zetel naar Antwerpen te verplaatsen. In België stuit zij op weerstand. Het Belgische recht kent weliswaar een interne omzettingsregeling, maar belet buitenlandse vennootschappen – ook die afkomstig uit EU-lidstaten – zich om te zetten in een Belgische vennootschap. De Belgische regering rechtvaardigt het feit dat het voor Probz GmbH onmogelijk is zich om te zetten in Probz SARL door erop te wijzen dat de belangen van crediteuren bij een dergelijke omzetting in het gedrang zouden komen.
Kan Probz GmbH met succes een beroep doen op het vestigingsrecht van art. 49 VWEU, opdat zij in de gelegenheid wordt gesteld zich om te zetten in Probz SARL? Welk gewicht moet hierbij worden toegekend aan het door de Belgische regering aangedragen argument?
Stel dat het Belgische recht een buitenlandse vennootschap afkomstig uit een EU-lidstaat de mogelijkheid biedt zich om te zetten in een vergelijkbare Belgische rechtsvorm. De voorwaarden voor een interne omzetting zijn echter minder streng dan die voor een grensoverschrijdende omzetting.
Mag België strengere voorschriften voor een grensoverschrijdende omzetting
vaststellen dan voor een interne omzetting?
Sluis ICT BV i.o. heeft via A en B in de periode van 15 juni tot 4 september 2014 bij ICT Kompas BV producten besteld en geleverd gekregen. De eerste factuur van eind juni 2014 werd betaald; Sluis ICT BV i.o. heeft de daaropvolgende drie facturen met een totaalbedrag van €6.950 ondanks aanmaningen van ICT Kompas BV niet betaald. Enkele weken na de levering van 4 september 2014 deelde Sluis ICT BV i.o. aan ICT Kompas BV mee te kampen met betalingsproblemen. Daarop is ICT Kompas BV met de leveringen gestopt. Zij heeft daarna nog meermalen Sluis ICT BV i.o. aangemaand de drie facturen te betalen.
Sluis ICT BV is opgericht bij notariële akte van 30 december 2014 en nog op dezelfde dag ingeschreven in het handelsregister. A en B zijn beide oprichter en bestuurder van Sluis ICT BV. Zij hebben in die laatste hoedanigheid alle rechtshandelingen die in de oprichtingsfase zijn aangegaan direct na oprichting bekrachtigd. Tot op de dag van vandaag heeft ICT Kompas BV echter geen betaling ontvangen voor de door haar aan Sluis ICT BV i.o. geleverde producten.
ICT Kompas BV vordert van de rechtbank dat de beide oprichters/bestuurders van Sluis ICT BV: A en B, worden veroordeeld tot betaling van de drie openstaande facturen plus rente en kosten voor een totaalbedrag van € 9.340. Noem de twee grondslagen waarop ICT Kompas BV haar vordering dient te baseren. Wat is de kans van slagen?
In februari 2013 koopt NV Apollo alle aandelen in NV Zuiderwoud voor een bedrag van € 1,5 miljoen. De koopsom is voor een groot deel gefinancierd door NV Zuiderwoud door middel van een lening van € 1 miljoen aan NV Apollo. NV Zuiderwoud heeft het voor de lening benodigde bedrag op haar beurt geleend van de ING Bank en daarvoor als zekerheid roerende goederen en vorderingen aan de ING Bank verpand. Op het tijdstip van het aangaan van beide leningen beschikte NV Zuiderwoud over een vrij uitkeerbaar vermogen van € 0,5 miljoen. Op 21 juni 2015 wordt NV Zuiderwoud failliet verklaard. De ING Bank wint de door NV Zuiderwoud verstrekte zekerheden uit waarmee haar vordering op NV Zuiderwoud is geïnd.
De in het faillissement van NV Zuiderwoud benoemde curator zint op manieren de boedel van NV Zuiderwoud te spekken. Geef aan of hij erin slaagt via een gerechtelijke procedure de ING Bank te dwingen tot terugbetaling van € 1 miljoen, omdat de in februari 2013 gesloten financierings- en zekerheidsovereenkomsten op basis van Boek 2 BW niet rechtsgeldig zouden zijn.
Ga bij beantwoording van deze vraag in op:
de rechtsgeldigheid van de zekerheidsverschaffing van NV Zuiderwoud aan de ING Bank;
de rechtsgeldigheid van de lening van NV Zuiderwoud aan NV Apollo.
BV A heeft vijf aandeelhouders U, W, V, X en Y, die ieder 20 aandelen in het kapitaal van de vennootschap houden. Voor het stemrecht geldt de hoofdregel van één aandeel één stem. Het bestuur van BV A wordt gevormd door B en C. De RvC bestaat uit D en E. Nadat het bestuur heeft besloten een AV bijeen te roepen, worden alle vergadergerechtigden op 10 april 2015 per brief opgeroepen om op 17 april 2015 om 09.00 uur ’s ochtends de AV bij te wonen in het Schimmelpenninckhuys te Groningen. Onderwerpen op de agenda zijn: 1) verhoging bezoldiging van bestuurders, en 2) benoeming van mevrouw Q tot commissaris. De statuten van BV A bepalen dat de AV besluiten kan nemen met een gewone meerderheid van stemmen, tenzij de wet een grotere meerderheid van stemmen voorschrijft of het besluiten tot benoeming van commissarissen betreft in welk geval een meerderheid van ten minste 75% van de uitgebrachte stemmen is vereist. Voorts is in de statuten opgenomen dat de bezoldiging van bestuurders wordt vastgesteld door de RvC.
Op de vergadering van 17 april 2015 zijn alle vergadergerechtigden aanwezig. Nadat bestuurders en commissarissen in de gelegenheid zijn gesteld hun raadgevende stem uit te oefenen, worden de voorstellen in stemming gebracht. De uitslag van de stemming is als volgt:
verhoging bezoldiging van bestuurders: alle aandeelhouders hebben voor gestemd;
benoeming van mevrouw Q tot commissaris: 3 aandeelhouders hebben voor en 2 aandeelhouders hebben tegen gestemd.
Is de bezoldiging van de bestuurders rechtsgeldig verhoogd?
Is mevrouw Q rechtsgeldig tot commissaris benoemd?
Gesteld dat het benoemingsbesluit nietig is of in rechte wordt vernietigd, wat is dan de positie van mevrouw Q?
In de bij het handelsregister gedeponeerde statuten van BV Paperback is bepaald dat elke bestuurder bevoegd is de BV te vertegenwoordigen op voorwaarde dat hij gezamenlijk optreedt met een commissaris. Verder is statutair bepaald dat voor bestuursbesluiten tot verkoop van deelnemingen voorafgaande goedkeuring van de RvC nodig is. Het driehoofdig bestuur van BV Paperback besluit op 10 juni 2015 tot verkoop van deelneming Z. Eén van de bestuurders treedt vervolgens in onderhandeling met NV X. Op 13 juni 2015 wordt overeenstemming bereikt en gaat BV Paperback, hierbij vertegenwoordigd door haar voltallige bestuur, een overeenkomst aan met NV X tot verkoop van deelneming Z voor € 500.000 aan NV X. Een en ander is gebeurd buiten medeweten van de AV en de RvC van BV Paperback. Zowel de AV als de RvC zijn zeer ontstemd over deze gang van zaken: zij menen dat het bestuur deelneming A heeft verkwanseld, omdat deze veel meer waard is – te weten € 700.000 – dan de overeengekomen koopsom. De AV gaat vervolgens over tot ontslag van de bestuurders en tot benoeming van drie nieuwe bestuurders.
Is het bestuursbesluit van 10 juni 2015 tot verkoop van deelneming Z rechtsgeldig?
Is BV Paperback gebonden aan de overeenkomst met NV X?
Stel dat BV Paperback gebonden is aan de overeenkomst met NV X. Ziet u mogelijkheden voor BV Paperback haar voormalige bestuurders aansprakelijk te stellen voor de schade en hoe beoordeelt u de kans van slagen?
ZZ BV is een 100%-dochtervennootschap van IMA BV. In de statuten van ZZ BV is een instructiebevoegdheid voor IMA BV neergelegd ten aanzien van het bestuur van ZZ BV.
ZZ BV verkoopt busreizen naar Griekenland en Italië. Door concurrentie van aanbieders van goedkope vliegreizen naar Zuid-Europa is ZZ BV in ernstige financiële moeilijkheden geraakt. IMA BV heeft het afgelopen jaar de bedrijfsvoering bij ZZ BV zo goed als overgenomen, maar is er niet in geslaagd het tij te keren. Zij wil van de aandelen in ZZ BV af en vindt Beachmasters BV bereid deze over te nemen. Beachmasters BV kan echter de koopsom van € 3,5 miljoen niet betalen. Daar weet IMA BV wel een oplossing voor. Zij geeft aan Jan Jonker, de enig bestuurder van ZZ BV, de instructie €3,5 miljoen aan Beachmasters BV te lenen. Jonker voelt er weinig voor de instructie van IMA BV op te volgen. ZZ BV staat er zo slecht voor dat zij de €3,5 miljoen eigenlijk niet kan missen. Hier komt bij dat Beachmasters BV geen overtuigend reddingsplan voor ZZ BV heeft opgesteld. Ten slotte is er alle reden om aan de kredietwaardigheid van Beachmasters BV te twijfelen.
Is Jonker gehouden de instructie van IMA BV op te volgen?
Jonker weigert de instructie op te volgen en wordt ontslagen door IMA BV en vervangen door een nieuwe bestuurder: Tom Kroes. Deze geeft ondanks de ernstige liquiditeitskrapte bij ZZ BV wel gevolg aan de instructie van IMA BV en maakt €3,5 miljoen aan Beachmasters BV over met de afspraak dat het bedrag na uiterlijk zes maanden moet worden terugbetaald. Beachmasters BV gebruikt de lening voor de betaling van de koopprijs van de aandelen in ZZ BV. Als Beachmasters BV een half jaar later de lening niet kan terugbetalen gaat ZZ BV failliet. De curator, mr. Van Zanten, begroot het tekort van ZZ BV op €4,5 miljoen en overweegt om de betrokkenen bij de deal met Beachmasters BV aansprakelijk te stellen. Beachmasters BV zelf valt af, want daar is niks te halen. Tom Kroes en IMA BV bieden wel enig verhaal, maar meer is te halen bij de zeer gefortuneerde bestuurder van IMA BV, Dagobert van Gulden. De jaarrekeningen van ZZ BV zijn steeds op tijd gepubliceerd en de boekhouding is op orde.
Welke grondslag kan curator Van Zanten het beste aanvoeren indien hij zowel Kroes, IMA BV als van Gulden aansprakelijk wil stellen voor het tekort? Wat moet Van Zanten stellen en zo nodig bewijzen? Hoe groot acht u de kans op succes?
BV Seasaw wenst de zeggenschap over BV Bakerbar te verkrijgen via een aandelenfusie. BV Bakerbar heeft alleen gewone aandelen uitgegeven waarvoor de hoofdregel van één aandeel één stem geldt. Maar liefst 75% van de aandeelhouders van BV Bakerbar draagt na een aanbod daartoe van BV Seasaw hun aandelen over aan BV Seasaw. Onder hen bevindt zich niet aandeelhouder Bryan; hij vindt de voor de aandelen in BV Bakerbar geboden prijs te laag. Nadat de aandelenfusie heeft plaatsgevonden merkt Bryan dat grootaandeelhouder BV Seasaw zich weinig gelegen laat liggen aan de belangen van de minderheidsaandeelhouders van BV Bakerbar, nu zij deze BV beschouwt als een onderdeel van het Seasaw-concern. Dit wordt nog eens versterkt door het feit dat twee maanden na de aandelenfusie BV Kermit, die eveneens deel uitmaakt van het Seasaw -concern, 20% van de aandelen in BV Bakerbar heeft verkregen die in handen waren van aandeelhouders die niet op het aanbod van BV Seasaw waren ingegaan.
Kan aandeelhouder Bryan BV Seasaw dwingen zijn aandelen in BV Bakerbar over te nemen tegen ten minste de bij de aandelenfusie betaalde prijs?
Stel dat aandeelhouder Bryan onwillig is zijn aandelen in BV Bakerbar over te dragen aan BV Seasaw. Voor BV Seasaw is dit lastig en kostbaar, mede gelet op het feit dat vorming van een fiscale eenheid met BV Bakerbar daardoor onmogelijk is.
Noem twee manieren waarop BV Seasaw tegen de zin van Bryan diens aandelen in BV Bakerbar in handen kan krijgen.
Brand van Rijn en Patrick Rog houden ieder de helft van de aandelen in Allianz Ltd, een vennootschap opgericht naar het recht van de Kaaimaneilanden. Patrick Rog is enig bestuurder van Allianz Ltd, dat alle aandelen houdt in en enig bestuurder is van Globetrav BV, statutair gevestigd in Rotterdam. Allianz Ltd is louter om fiscale redenen opgericht en houdt zich slechts bezig met het beheer van de aandelen in Globetrav BV. Globetrav BV bemiddelt in taxidiensten via een door Brand van Rijn ontwikkelde app. De app wordt in heel Europa gebruikt. Globetrav BV heeft zustervennootschappen in alle Europese landen waarin via de app taxidiensten worden aangeboden. Allianz Ltd is ook van deze vennootschappen de enige aandeelhouder en bestuurder. Aanvankelijk ging het Globetrav BV voor de wind, maar daar is verandering in gekomen sinds Brand en Patrick onenigheid met elkaar hebben gekregen. Dit heeft geleid tot een patstelling in de besluitvorming in Allianz Ltd en dientengevolge ook tot een patstelling in de besluitvorming in Globetrav BV. Brand heeft het vermoeden dat Patrick via Allianz Ltd te eigen bate vermogen heeft onttrokken aan Globetrav BV. Hij wil dit op de bodem uitgezocht hebben en dient een enquêteverzoek in bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam ten aanzien van Allianz Ltd en Globetrav BV.
Is Brand bevoegd tot indiening van een enquêteverzoek ten aanzien van Allianz Ltd respectievelijk Globetrav BV?
Sprake van een inbound-omzetting. Het HvJ EU heeft in het Vale-arrest (punten 39 en 40) geoordeeld dat het in strijd met het vestigingsrecht van art. 49 VWEU is dat een lidstaat van vestiging die een interne omzettingsregeling kent in het algemeen belet dat een buitenlandse EU-vennootschap zich omzet in een vergelijkbare rechtsvorm van deze lidstaat (punt 40). Deze beperking van het vestigingsrecht kan niet worden gerechtvaardigd met een beroep op de bescherming van de belangen van crediteuren. Immers, het Belgische recht weigert in het algemeen grensoverschrijdende omzettingen toe te staan ook wanneer de belangen van crediteuren niet spelen.
N.B. Bovendien gaat het verbod verder dan noodzakelijk is om de doelstelling van bescherming van crediteuren te bereiken; sprake van een disproportionele regeling.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 16, paragraaf 151, bladzijde 460, alinea 2 en bladzijde 461, alinea 1
Bij de vormgeving van de regeling voor grensoverschrijdende omzetting dient de Belgische wetgever de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid in acht te nemen (Vale-arrest, punt 48). Deze beginselen brengen mee dat de bepalingen voor een grensoverschrijdende omzetting niet ongunstiger mogen zijn dan voor een interne omzetting en dat zij een grensoverschrijdende omzetting niet onmogelijk of uiterst moeilijk mogen maken.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 16, paragraaf 151, bladzijde 460, alinea 2 en bladzijde 461, alinea 1
Sluis ICT BV komt haar verplichtingen uit de bekrachtigde rechtshandelingen niet na. ICT Kompas BV kan dan de namens de BV i.o. handelende personen, te weten A en B, aanspreken ex art. 2:203 lid 3 BW, indien zij er in slaagt te bewijzen dat A en B dat ten tijde van het verrichten van de rechtshandelingen wisten of redelijkerwijs konden weten. Dit bewijs heeft kans van slagen gelet op de mededeling van Sluis ICT BV i.o. van eind oktober 2014 dat zij met betalingsproblemen kampt. Dit is echter niet doorslaggevend, omdat het moet gaan om wetenschap op het moment van het bestellen van de producten. Hiervoor is aanvullend bewijs nodig. Slaagt ICT Kompas BV in het bewijs dan zijn A en B hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die ICT Kompas BV heeft geleden, te weten elk voor een bedrag van €9.340.
Verder kan ICT Kompas BV een beroep doen op het feit dat er sprake is van een onrechtmatige daad van A en B vanwege de bekrachtiging; art. 2:203 lid 3 slot, eerste volzin BW. Ten tijde van de bekrachtiging wisten bestuurders A en B of konden zij redelijkerwijs weten gelet op de herhaaldelijke aanmaningen van ICT Kompas BV, dat de BV haar verplichtingen uit de rechtshandeling niet zou kunnen nakomen. Op grond daarvan zijn A en B hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die ICT Kompas BV heeft geleden, te weten elk voor een bedrag van €9.340.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 2, paragraaf 17, bladzijde 64, alinea 7 en bladzijde 65, alinea 2
Art. 2:98c lid 1 BW verbiedt een NV zekerheid te verstrekken met het oog op het verkrijgen door anderen van aandelen in haar kapitaal. Op basis van HR Muller q.q./Rabobank – dit arrest zag op de uitleg van art. 2:207c BW (oud) – is de gebruikte doorleenconstructie rechtsgeldig (gele boek, p. 104). NV Zuiderwoud heeft in ruil voor de lening aan de ING Bank zekerheid verschaft, d.w.z. voor haar eigen leenschuld, en geen zekerheid verschaft met het oog op het verkrijgen van haar aandelen door NV Apollo. Het verbod van art. 2:98c lid 1 BW is niet van toepassing op deze zekerheidsverschaffing.
De (door)lening van € 1 miljoen door NV Zuiderwoud aan NV Apollo is niet rechtsgeldig, omdat niet wordt voldaan aan de gebonden vermogen-voorwaarde van art. 2:98c lid 2, sub b BW.
N.B. Dit doet echter aan de rechtsgeldigheid van de zekerheidsverschaffing van NV Zuiderwoud aan de ING Bank niet af.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 3, paragraaf 28, bladzijde 105 alinea 1 en 5.
Het AV-besluit tot verhoging van de bezoldiging van de bestuurders is nietig, art. 2:14 lid 1 BW. Het besluit is in strijd met de statuten genomen; immers de RvC is het bevoegde orgaan; zie art. 2:245 BW.
N.B. Omdat het besluit nietig is kom je aan vernietigbaarheid van het besluit wegens te korte oproepingstermijn niet toe.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 10, paragraaf 95.2, bladzijde 307, alinea 1
Ten aanzien van het voorstel tot benoeming van mevrouw Q tot commissaris is de statutair vereiste stemmenmeerderheid van 75% niet gehaald. Het besluit tot benoeming van mevrouw Q tot commissaris is niet tot stand gekomen. Alternatief: benoemingsbesluit is nietig. Zie art. 2:14 lid 1 BW.
N.B. Omdat het besluit nietig is kom je aan vernietigbaarheid van het besluit wegens te korte oproepingstermijn niet toe.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 10, paragraaf 95.4, bladzijde 308, alinea 3 en 4
Art. 2:16 lid 2 BW; nietigheid of vernietiging kan aan mevrouw Q worden tegengeworpen. Zij is geen commissaris geworden. Mevrouw Q kan wel schadevergoeding van de vennootschap vorderen indien zij het gebrek in het besluit niet kende en ook niet behoefde te kennen.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 10, paragraaf 98, bladzijde 315, alinea 4
De statutair vereiste goedkeuring van de RvC ontbreekt. Dit leidt tot nietigheid van het bestuursbesluit; art. 2:14 lid 1 BW.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 10, paragraaf 95.3, bladzijde 307, alinea 5
Het bestuur is vertegenwoordigingsbevoegd. Het ontbreken van de statutair vereiste goedkeuring van de RvC is een interne beperking die niet aan wederpartij NV X tegengeworpen kan worden; art. 2:240 lid 3 BW. BV Paperback is gebonden.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 6, paragraaf 52, bladzijde 200, alinea 2 en 3
Voormalige bestuurders aansprakelijk stellen ex art. 2:9 BW. Vereist is wel dat hen een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Ernstige verwijtbaarheid wordt vermoed, want er is sprake van schending van een statutaire bepaling die de rechtspersoon beoogt te beschermen. Vgl. HR Berghuizer Papierfabriek. De kans van slagen is groot, omdat het zeer lastig zal zijn voor de voormalige bestuurders dit vermoeden te weerleggen.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 5, paragraaf 47, bladzijde 179 en 180, alinea 5
Jonker is niet gehouden de instructie van IMA BV op te volgen. Nu ZZ BV de €3,5 miljoen niet kan missen, Beachmasters BV geen goed reddingsplan heeft voor ZZ BV en zelf niet kredietwaardig is, is het in strijd met het belang van ZZ BV de koopprijs van de aandelen aan Beachmasters BV te lenen. Zie art. 2:239 lid 4 BW.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 1, pararaaf 3, bladzijde 24, alinea 6 en hoofdstuk 5, paragraaf 43, bladzijde 164, alinea 1
Curator Van Zanten kan het beste kiezen voor een vordering op grond van art. 2:248 BW. Hij moet dan stellen en bewijzen dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur en aannemelijk maken dat dit in belangrijke mate het faillissement van ZZ BV heeft veroorzaakt. Lukt dit, dan kan hij in beginsel het hele tekort vorderen van degenen die formeel of feitelijk bestuurder waren ten tijde van het kennelijk onbehoorlijk bestuur. Dat zijn Kroes (formeel bestuurder) en IMA BV (feitelijk bestuurder). IMA BV lijkt te kwalificeren als feitelijk bestuurder op grond van art. 2:248 lid 7 BW, omdat zij de bedrijfsvoering bij ZZ BV zo goed als over heeft genomen. Op grond van art. 2:11 BW kan ook van Gulden aansprakelijk worden gesteld, zie HR Lammers/Aerts. De kans op succes lijkt groot, omdat het verstrekken van de lening onder de gegeven omstandigheden kwalificeert als kennelijk onbehoorlijk bestuur en omdat voor de hand ligt dat het verstrekken van de lening een belangrijke oorzaak is van het faillissement van ZZ BV.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 5, paragraaf 48, bladzijde 184, alinea 3 en bladzijde 186, alinea 4 en paragraaf 49, bladzijde 193, alinea 4 en 5
Nee, minderheidsaandeelhouder Bryan geniet geen bescherming in die zin dat hij de overnemer BV Seasaw kan dwingen zijn aandelen over te nemen. Een minderheidsaandeelhouder kan geen beroep doen op een uittreedrecht; het initiatief over te gaan tot uitkoop ligt bij de overnemer (BV Seasaw en BV Kermit).
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 14, paragraaf 130, bladzijde 403, alinea 1
- De uitkoopregeling van art. 2:201a BW is van toepassing nu BV Seasaw samen met BV Kermit 95% van het geplaatste kapitaal van BV Bakerbar verschaft en eveneens 95% van de stemrechten in de AV van BV Bakerbar kan uitoefenen. Aan dit laatste vereiste wordt voldaan nu BV Bakerbar slechts gewone aandelen heeft uitgegeven, waarbij niet is afgeweken van de hoofdregel van art. 2:228 lid 2 BW. BV Seasaw kan bij de OK een vordering tegen de gezamenlijke aandeelhouders van BV Bakerbar instellen tot overdracht van hun aandelen. De OK zal deze vordering toewijzen nu aan de vereisten voor uitkoop wordt voldaan.
- BV Seasaw kan een juridische fusie aangaan met BV Bakerbak om de resterende minderheidsaandeelhouders, waaronder Bryan, kwijt te raken. De AV van BV Bakerbak kan in beginsel met een gewone meerderheid van stemmen besluiten tot fusie; art. 2:317 jo. 330 BW. Bryan wordt overstemd in de AV van BV Bakerbar. Door de juridische fusie houdt BV Bakerbar van rechtswege op te bestaan; art. 2:311 lid 1 BW. Bryan wordt door de juridische fusie aandeelhouder van BV Seasaw; art. 2:311 lid 2 BW.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 14, paragraaf 130, bladzijde 403, alinea 1 en paragraaf 131, bladzijde 408, alinea 1
Brand is niet bevoegd tot het indienen van een enquêteverzoek ten aanzien van Allianz Ltd. Het enquêterecht strekt zich immers niet uit tot buitenlandse rechtspersonen.
Op grond van de limitatieve opsomming in art. 2:346 BW is Brand evenmin bevoegd tot indiening van een enquêteverzoek ten aanzien van Globetrav BV. Het is echter de vraag of hij als verschaffer van risicodragend vermogen een eigen belang heeft in Globetrav BV dat op een lijn kan worden gesteld met het belang van een aandeelhouder als bedoeld in art. 2:346, aanhef en onder b BW. Voor toekenning van enquêtebevoegdheid (en het door Allianz Ltd heenkijken) pleit dat Allianz Ltd – net als in HR Chinese Workers – een zuivere holdingvennootschap is. Hiertegen pleit echter dat – anders dan in HR Chinese Workers – de ondernemingsactiviteiten niet uitsluitend in Globetrav BV plaatsvinden, maar ook in de zustervennootschappen in andere Europese landen.
N.B. Brand kan - omdat hij geen enquêteverzoek kan indienen ten aanzien van Allianz Ltd - geen beroep doen op de Landis-beschikking om zo een concernenquête uit te lokken.
Van de NV en de BV, Mr. P. van Schilfgaarde, hoofdstuk 12, paragraaf 117, bladzijde 363, alinea 2 en paragraaf 120, bladzijde 372, alinea 4 en bladzijde 373, alinea 1
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat 4 oefententamens bij het Mastervak Ondernemingsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1559 |
Add new contribution