Oefententamens Burgerlijk Recht 2 - RUG
- 3970 keer gelezen
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Lotte koopt een cartridge bij een winkel, maar meteen nadat ze hem in gebruik neemt vertoont het allerlei mankementen. De cartridge lekt, de inkt vlekt op het papier en het is niet eens de juiste kleur. Lotte weet niet zoveel van het verbintenissenrecht en vraagt daarom haar vriendin, die het vak burgerlijk recht 2 volgt, om juridisch advies. Ze heeft vijf vragen:
Op welke manier kan ze de overeenkomst met de winkel het eenvoudigst ontbinden?
Wat moet ze voor een rechtsgeldige ontbinding aantonen?
Dient ze voor de ontbinding eerst een ingebrekestelling te sturen?
Wat zijn de gevolgen van de ontbinding voor de overdracht van de cartridge?
Op grond waarvan krijgt ze haar geld terug bij een ontbinding?
Amy heeft een stamboek KWPN’er paard, genaamd Lightning. Helaas heeft ze een drukke baan en kan ze niet de aandacht schenken die Lightning verdient. Boris, een KWPN’er fanaat, is jaren geleden al verliefd geworden op Lightning en gaf aan dat als Amy haar paard ooit zou verkopen hij zeker interesse zou hebben. Omdat Amy het te druk heeft om de verkoop allemaal te regelen vraagt ze aan haar vriendin Noa, tevens paardenhandelaar, of zij Boris wil benaderen om te peilen of hij nog interesse heeft. De vriendin neemt contact op met Boris en vraagt of hij interesse heeft in Lightning voor €15.000. Boris reageert dat hij zeker nog interesse heeft en dat hij verwacht dat de overdracht volgend weekend wel plaats kan vinden. Noa laat dit weten aan Amy, die vervolgens volledig in de stress raakt. Eigenlijk wil ze Lightning echt niet kwijt. Boris is zeer teleurgesteld en vordert nakoming. Amy betuigt echter dat het niet de bedoeling was dat Amy een daadwerkelijk aanbod zou doen, maar alleen zou polsen of hij Lightning nog zou willen hebben.
Beschrijf het juridische kader aan de hand waarvan bepaald moet worden of Amy gebonden is aan het aanbod dat is gedaan door Noa. Hierbij hoeft niet beantwoord te worden of Amy ook daadwerkelijk gebonden is.
Ga er nu van uit dat tussen Amy en Boris geen overeenkomst tot stand is gekomen door een onbevoegd gedaan aanbod. Direct nadat Amy hoort dat Boris graag Lightning van haar koopt gaat Amy daar toch graag op in. Ze vraagt zich af wat ze moet doen.
Hoe kan Amy ervoor zorgen dat de koopovereenkomst alsnog tot stand komt tussen Amy en Boris?
Lars is een professionele programmeur. Omdat hij ook buitenshuis aan zijn werk wil kunnen zitten en hij speciale eisen heeft, koopt hij een zogenaamde “built to order” (BTO) laptop. Hij gaat naar de winkel van een speciale BTO laptop aanbieder. Hier krijgt hij een offerte van de door hem gewenste laptop. Op deze offerte staat onder andere een verwijzing naar de algemene voorwaarden van de winkel. Daarnaast krijgt Lars de volgende dag een mail met wat specificaties over bepaalde onderdelen, waar ook door middel van een link verwezen wordt naar de algemene voorwaarden. Via deze link kan Lars ze bekijken en opslaan. Lars is allemaal heel tevreden en gaat de week erna terug om zijn ideale laptop te bestellen. Hij kan zijn nieuwe speeltje een paar dagen later al ophalen. Helaas blijkt echter al snel dat de laptop niet goed functioneert, waardoor Lars schade lijdt. Hij probeert de winkel hiervoor aansprakelijk te stellen, maar deze verwijst naar de exoneratieclausule in hun algemene voorwaarden. Lars wil graag van deze voorwaarden af en vraagt u daarom om advies. Wat moet Lars doen om van de hele set algemene voorwaarden af te komen?
Tim is een arme student in Groningen. Na een avondje stappen heeft hij zijn laatste geld aan een plankje bier besteed. De volgende dag heeft hij daar nogal spijt van. Niet alleen vanwege de enorme kater, maar ook omdat hij nu de komende anderhalve week zonder eten zit. Julia, een vriendin van hem, vindt het allemaal een beetje zielig en leent hem daarom €50 om tot de stufi rond te kunnen komen. Dit is op 14 mei 2006 en Tim belooft het geld tien dagen later, 24 mei 2006, weer terug te betalen. In de tussentijd heeft Julia het druk met haar scriptie. Ze leeft praktisch in de UB en het geld wordt compleet vergeten. Tim, die het allemaal wel prima vindt dat Julia het is vergeten, komt niet met het geld over de brug. Julia studeert een paar weken later af en verhuist naar de Randstad, waar er wel banen zijn. Wanneer ze elkaar op 15 oktober 2009 weer tegenkomen op een alumniborrel van de super leuke studievereniging van staats- en bestuursrecht – Frederik van der Marck – herinnert Julia zich opeens de €50 weer. Ze vindt het best wel een naaistreek en vraagt Tim geïrriteerd haar geld weer terug. Tim heeft geen €50 op zak, maar belooft het de volgende dag over te maken. Wederom blijkt Tim niet goed voor het geld. Als Julia Tim op 20 november 2012 weer tegenkomt is ze er helemaal klaar mee. Kan Sanne op die dag nog met succes haar rechtsvordering instellen? Geef hierbij precies aan tot op welke dag ze dit kan/kon doen.
Smeets BV, een meubelverkoper, heeft een vordering van €20.000 op Willemsen BV. Deze vordering is wegens de verkoop van een bestelwagen die Willemsen BV nog moet betalen. Smeets BV besluit echter om al de vorderingen die het heeft te cederen aan de bank INB. In de geregistreerde cessieakte is opgenomen dat overgedragen wordt: “alle ten tijde van de akte bestaande vorderingsrechten op afnemers van meubelen”. Hieronder valt daarmee niet de vordering op Willemsen BV, terwijl dit wel besproken was en ook de bedoeling is geweest van Smeets BV en INB. INB heeft de fout echter niet doorgehad en vordert bij Willemsen BV betaling van de €20.000. Willemsen BV heeft niets gehoord over een overdracht en vraagt zich af of het verplicht is aan INB te betalen.
Welke twee juridische mogelijkheden heeft Willemsen BV nu het niet zeker weet wie rechthebbende is van de vordering?
Smeets BV en INB ruziën over wie de rechthebbende is van de vordering op Willemsen BV. Smeets BV stelt dat de cessieakte leidend is en nu daaruit blijkt dat de vordering niet is overgedragen – Willemsen BV is immers een afnemer van de bestelauto en niet van meubelen – en Smeets BV daarom de rechthebbende is.
Geef uw commentaar op het betoog van Smeets BV.
Axel koopt en mooie woonboerderij van Ted. Ted vermeld daarbij dat bij de boerderij ook het halve weiland ernaast hoort. Dit weiland is echter in gebruik van de buurman: boer Klaas. Dit wordt door de notaris geverifieerd aan de hand van de openbare registers en opgenomen in de notariële akte, die keurig wordt ingeschreven. Wanneer Axel aan het verhuizen is komt boer Klaas even buurten. Hij vertelt Axel dat hij Ted 24 jaar geleden van het weiland verjaagd heeft en dat hij het gehele weiland al zo lang in gebruik heeft. De ondertoon in het hele gesprek en de bedreigende lichaamstaal van Klaas spreekt daarbij boekdelen: Axel moet het niet in zijn hoofd halen om ook maar één stap in het weiland te doen. Axel vraagt zich af of dit allemaal zo maar kan. Hij wilde eigenlijk graag geiten houden op zijn deel van het weiland. Hij oppert daarom tegen Klaas dat in het kadaster en openbare registers staat dat het halve weiland bij zijn perceel hoort, maar Klaas kijkt hem raar aan en zegt dat hij nog nooit heeft gehoord van het “kadaster” en dat hij niet weet wat openbare registers zijn. Wie is eigenaar van het weiland? Betrek hierbij de rol van de openbare registers.
Taco en Fleur hebben een samenlevingscontract opgesteld toen ze gingen samenwonen. Hierbij hebben ze bepaald dat de inboedel gemeenschappelijk was en dat het overige van de personen apart is. Na een paar gelukkige jaren wordt de relatie minder gelukkig en uiteindelijk besluiten de twee uit elkaar te gaan. Ze overleggen en besluiten dat ze ieder meenemen wat ze hebben ingebracht, aangezien ze beiden ongeveer €20.000 hebben ingebracht. Achteraf blijkt echter dat een vaas die Fleur bij de kringloop had gekocht een originele Delfts blauwe vaas is uit de 18e eeuw en dat deze in plaats van €500 eigenlijk €6.000 waard is. Taco voelt zich achtergesteld en vraagt zich af of hij aanspraak kan maken op een deel van de warde. Kan hij dat?
Jasmijn heeft een eenmanszaak in de verkoop van vintage bruidsjurken. Ze struint regelmatig tweedehands kledingwinkels af in de hoop een pareltje te vinden. Op 19 oktober 2012 vindt ze zo’n pareltje. Helaas laten de kraaltjes op het kant wat los, maar Jasmijn weet te bedingen dat de tweedehandswinkel deze laat repareren bij een kledingreparateur alvorens de jurk aan Jasmijn over te dragen. Een paar dagen daarvoor was Nina in de winkel van Jasmijn geweest op zoek naar een jurk zoals deze. Ze had haar nummer bij Jasmijn achter gelaten en dus belt Jasmijn haar meteen op. Nina gaat de volgende dag de jurk bezichtigen bij de kledingreparateur en weet gelijk dat dit de jurk is waar ze al van kinds af aan van droomt. Op 20 oktober 2012 verkoopt Jasmijn de jurk voor €3.000 aan Nina en wordt er bij voorbaat geleverd door middel van een tweezijdige verklaring. Echter, Zoë komt de volgende dag bij de kledingreparateur binnen lopen. Ze ziet daar de jurk hangen en weet dat ze deze moet en zal hebben voor haar bruiloft over een maand. Ze vraagt aan wie de jurk toebehoort en via de tweedehandswinkel komt Zoë in contact met Jasmijn. Jasmijn vertelt keurig dat de jurk al verkocht is aan een ander, maar als Zoë €5.000 biedt kan ze de verleiding niet weerstaan. Op 23 oktober 2012 verkoopt Jasmijn de jurk tevens aan Zoë en levert deze ook bij voorbaat door middel van een tweezijdige verklaring. Op 13 november 2012 haalt Jasmijn de jurk op bij de tweedehandswinkel, waar de jurk door de reparateur is afgeleverd. Ze rijdt gelijk door naar het huis van Zoë om de jurk daar af te leveren. Nina komt op 15 november 2012 weer de winkel binnen bij Jasmijn om te vragen wanneer ze de jurk in ontvangst kan nemen. Jasmijn, die zich schuldig voelt, biecht het hele verhaal op. Nina wil de jurk bij Zoë revindiceren. Kan zij dit in rechte doen?
Daniël werkt veel vanuit huis. Omdat hij zich slecht kan concentreren in zijn woonkamer wil hij graag een kantoortje. Na wat tijd op Google weet hij precies wat hij wil: Hij wil een simpele unit die zo ergens neer gezet kan worden. Als het ware vier muren, een vloer en een plafond dat met een kraan geplaatst kan worden. Hierin zit geen riolering of toevoer van water. Dat is allemaal geen probleem, want Daniël heeft met zijn buurman, Koen, afgesproken dat de unit op zijn bedrijfsterrein mag komen te staan, vlak naast het huis van Daniël. Koen heeft toch zoveel ruimte dat een paar vierkante meter aan unit op zijn land hem allemaal niets uitmaakt. Op 20 mei 2013 wordt de unit geleverd en geplaatst op het land van Koen. Daniël is op dat moment op een businesstrip. Nog voordat hij terug komt gaat het bedrijf van Koen failliet. De curator betoogt dat de unit bij de boedel van het bedrijf van Koen hoort, aangezien het op zijn land staat, en dat Daniël de unit niet als eigenaar kan opeisen. Heeft de curator gelijk?
Gevallen van ontbinding | Verb. A. | H3 | §3.10.1 | nmr. 224-228 |
Verzuim of blijvende onmogelijkheid | Verb. A. | H3 | §3.10.2 | nmr. 229-233 |
Schriftelijke of elektronische ontbinding | Verb. A. | H3 | §3.10.3 | nmr. 234 |
Gevolgen van ontbinding | Verb. A. | H3 | §3.10.4 | nmr. 238-240 |
Rechtvaardiging ontbinding & Twickler | Verb. A. | H3 | §3.10.6 | nmr. 255 |
Op welke manier kan ze de overeenkomst met de winkel het eenvoudigst ontbinden?
Lotte kan de overeenkomst ontbinden door de winkel een schriftelijke ontbindingsverklaring te sturen in de zin van art. 6:267 lid 1 BW.
NB: Zou het een elektronische aankoop zijn geweest, dan zou een elektronische ontbindingsverklaring hebben volstaan.
Wat moet ze voor een rechtsgeldige ontbinding aantonen?
Lotte moet op grond van art. 6:265 lid 1 BW bewijzen dat de winkel is tekortgeschoten in de nakoming van de gesloten koopovereenkomst. Dit wordt ook wel non-conformiteit genoemd (art. 7:17 BW). Iedere tekortkoming rechtvaardigt ontbinding. Lotte hoeft niet te bewijzen of de tekortkoming ernstig genoeg is om ontbinding te rechtvaardigen, dit dient de winkel te weerleggen (Twickler).
Dient ze voor de ontbinding eerst een ingebrekestelling te sturen?
Vervanging voor een juiste cartridge is niet tijdelijk of blijvend onmogelijk. Daardoor is volgens art. 6:265 lid 2 BW verzuim vereist. Art. 6:82 lid 1 BW schrijft daarom een schriftelijke ingebrekestelling voor, met een redelijke termijn voor nakoming. De situaties van art. 6:83 BW zijn in casu niet van toepassing.
Wat zijn de gevolgen van de ontbinding voor de overdracht van de cartridge?
Ontbinding heeft geen terugwerkende kracht (art. 6:269 BW). Hierdoor is de overdracht geheel rechtsgeldig geschiedt. De titel vervalt dus niet of iets dergelijks. Er ontstaan wel ongedaanmakingsverbintenissen (art. 6:271 BW). Op basis hiervan zal Lotte de cartridge moeten teruggeven. Dit moet op de in art. 3:90 BW voorgeschreven manier.
Op grond waarvan krijgt ze haar geld terug bij een ontbinding?
De winkel heeft ook een ongedaanmakingsverbintenis (art. 6:271 BW). De winkel dient daardoor het geld terug te betalen.
NB. Er is geen sprake van onverschuldigde betaling.
Omvang van de volmacht | R&O | H3 | §3.2.2 | nmr. 98 |
Vertrouwen & toedoen bij volmacht | R&O | H3 | §3.2.3 | nmr. 102 & 103 |
Risico en volmacht & ING/Bera Holding | R&O | H3 | §3.2.3 | nmr. 104 |
Noa doet een aanbod namens Amy, wat een volmacht vereist (art. 3:60 lid 1 jo. 3:61 lid 1 BW). Deze volmacht ontbreekt echter, aangezien Amy alleen de opdracht aan Noa had gegeven om te peilen of Boris nog interesse had. De volgende vraag is daarom of Boris onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht aannemen dat Noa toch een volmacht had voor het doen van het aanbod (art. 3:61 lid 2 BW). Dit vereist “toedoen” van Amy. Aangezien Noa een paardenhandelaar is mocht Boris er mogelijk naar verkeersopvatting vanuit gaan dat Noa een aanbod mocht doen. Aangezien Amy een paardenhandelaar heeft ingeschakeld, zou hier eventueel sprake van toedoen kunnen zijn. Mocht dit echter niet zo zijn, dan kan worden gekeken of de toerekening voor het risico van Amy dient te komen. Dit komt erop neer of in de gegeven omstandigheden het optreden van Noa voor het risico Amy dient te komen (ING/Bera-Holding).
Bekrachtiging bij volmacht | R&O | H3 | §3.2.4 | nmr. 108 & 109 |
Amy kan de koop bekrachtigen in de zin van art. 3:69 lid 1 BW. De casus geeft dat er in eerste instantie geen verbintenis tot stand komt, dit komt door een onbevoegd gedaan aanbod, maar door de bekrachtiging wordt dit rechtgezet.
Elektronische terhandstelling | R&O | H6 | §6.4.3 | nmr. 251 |
Vernietiging algemene voorwaarden | R&O | H6 | §6.4.4 | nmr. 253 |
Art. 6:234 lid 2 en 3 BW betreft de elektronische terhandstelling van algemene voorwaarden. Dit levert geen problemen op bij een elektronische overeenkomst, maar wanneer de overeenkomst op een andere manier tot stand komt dan langs elektronische weg ligt dit anders. In dat geval dient de wederpartij uitdrukkelijk in te stemmen met elektronisch terhandstellen. In casu heeft Lars de laptop in een winkel gekocht, maar hij heeft geen toestemming gegeven om de algemene voorwaarden elektronisch ter hand te stellen. Hierdoor zijn de algemene voorwaarden op grond van art. 6:233 onder b BW vernietigbaar.
Verjaring: art. 3:307 BW | Verb. A. | H5 | §5.5 | nmr. 307 |
Stuiting | Verb. A. | H5 | §5.5 | nmr. 322 & 323 |
Het betreft in casu een vordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of doen. De verjaring hiervan is geregeld in art. 3:307 BW. Deze termijn bedraagt vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. De vordering is op 14 mei 2007 opeisbaar geworden. De termijn start dus op 15 mei 2007 en zou dus verjaren op 15 mei 2012 om 00.00. Echter, de verjaring is gestuit op 15 oktober 2009 doordat Tim zijn schuld erkende (art. 3:318 BW). Hierdoor is opnieuw een termijn van vijf jaar begonnen die aanvangt op 17 oktober 2009 (art. 3:119 BW). De vordering is daardoor nog niet verjaard op 20 november 2012. De verjaringstermijn loopt pas af op 17 oktober 2014 om 00.00.
Smeets BV, een meubelverkoper, heeft een vordering van €20.000 op Willemsen BV. Deze vordering is wegens de verkoop van een bestelwagen die Willemsen BV nog moet betalen. Smeets BV besluit echter om al de vorderingen die het heeft te cederen aan de bank INB. In de geregistreerde cessieakte is opgenomen dat overgedragen wordt: “alle ten tijde van de akte bestaande vorderingsrechten op afnemers van meubelen”. Hieronder valt daarmee niet de vordering op Willemsen BV, terwijl dit wel besproken was en ook de bedoeling is geweest van Smeets BV en INB. INB heeft de fout echter niet doorgehad en vordert bij Willemsen BV betaling van de €20.000. Willemsen BV heeft niets gehoord over een overdracht en vraagt zich af of het verplicht is aan INB te betalen.
Welke twee juridische mogelijkheden heeft Willemsen BV nu het niet zeker weet wie rechthebbende is van de vordering?
Smeets BV en INB ruziën over wie de rechthebbende is van de vordering op Willemsen BV. Smeets BV stelt dat de cessieakte leidend is en nu daaruit blijkt dat de vordering niet is overgedragen – Willemsen BV is immers een afnemer van de bestelauto en niet van meubelen – en Smeets BV daarom de rechthebbende is.
Geef uw commentaar op het betoog van Smeets BV.
Recht op uittreksel: art. 3:94 lid 4 BW | Pitlo | H6 | §6.4 | nmr. 270 |
Opschorting: art. 6:37 BW | Pitlo | H6 | §6.4 | nmr. 272 |
Willemsen BV kan óf Smeets BV om een gewaarmerkt uittreksel van de cessieakte en de titel vragen (art. 3:94 lid 4 BW) óf betaling opschorten tot het voldoende duidelijk is wie de rechthebbende van de vordering is (art. 6:37 BW).
Voldoende bepaaldheid cessieakte | Pitlo | H6 | §6.4 | nmr. 259-259c |
Hoewel het een leveringsakte betreft, volgt uit HR 16 mei 2003, NJ 2004, 183 (De Liser de Morsain/Rabobank) dat voor de bepaling van de inhoud en de uitleg van de leveringsakte aangesloten kan worden bij het Haviltex-criterium. De partijbedoeling is beslissend en niet wat naar objectieve maatstaven uit de akte valt op te maken.
Hoewel de akte in principe leidend is volgt uit Liser de Morsain/Rabobank dat voor de bepaling van de inhoud en uitleg van de leveringsakte het Haviltex-criterium moet worden toegepast. Hierbij is de partij bedoeling beslissend en niet wat naar objectieve maatstaven uit de akte valt op te maken. In casu is aangegeven dat het ook de bedoeling was om de vordering op Willemsen BV over te dragen. Dit is uitdrukkelijk besproken. Hierdoor is waarschijnlijk INB rechthebbende van de vordering.
NB: In Pitlo nmr. 259c staat dat naarmate de overdracht derden zwaarder raakt er sterkere argumenten zijn voor de uitleg naar objectieve maatstaven.
NB: Hoewel de vraag niet in deze richting gaat kan men ook betuigen dat de cessieakte onvoldoende bepaalbaar is. Hiervoor is niet beslissend wat in de akte staat, maar wat door middel van de administratie achteraf kan worden vastgesteld (De Liser de Morsain/Rabobank).
Verkrijgende verjaring | Pitlo | H7 |
| nmr. 333-342 |
Bescherming onvolledige registers | Pitlo | H6 | §6.1 | nmr. 211-214 |
Boer Klaas is eigenaar van het weiland. Hij heeft het weiland in bezit genomen in de zin van art. 3:113 BW en is daardoor bezitter van het deel geworden. Hierdoor is hij door verkrijgende verjaring eigenaar geworden. De revindicatie van Ted is namelijk verjaard (art. 3:306 BW). Verkrijgende verjaring kan ingeschreven worden op grond van art. 3:17 lid 1 sub i BW. In beginsel wordt een verkrijger beschermd tegen feiten die niet zijn ingeschreven (art. 3:24 BW), maar bescherming tegen verjaring is uitgesloten (art. 3:24 lid 2 sub e BW). Bescherming op grond van art. 3:26 BW biedt ook geen soelaas, aangezien hiervoor vereist is dat Tinus redelijkerwijs kon zorgdragen voor een juiste registratie, maar hij weet niet eens wat openbare registers zijn. Hierdoor zal een beroep op art. 3:26 BW niet slagen.
NB: Art. 3:88 BW is niet van toepassing, want de beschikkingsonbevoegdheid van Ted komt niet voort uit een eerder mislukte overdracht. Art. 3:36 BW evenmin, aangezien Axel niet af is gegaan op een verklaring of gedraging van boer Klaas.
Gemeenschap: dwaling | Pitlo | H9 |
| nmr. 459 & 460 |
Taco kan geen aanspraak maken op de waarde van de vaas. Bij de verdeling is inderdaad gedwaald, maar niet voor meer dan een kwart van zijn aandeel (art. 3:196 BW). Hij heeft immers €20.000 gekregen van de boedel die achteraf €45.500 waard bleek. Hij had €22.750 dienen te krijgen. Deze €2.750 is (2.750:20.000x100=) 13,75%. Het is duidelijk geen kwart. Hiermee is niet aan de eisen van art. 3:196 BW voldaan. Toepassing van de algemene dwalingsregeling is uitgesloten (art. 3:199 BW) en biedt dus geen uitkomst voor Taco.
Geanticipeerde c.p. levering | Pitlo | H6 | §6.2 | nmr. 314 |
Art. 3:97 lid 2 BW | Pitlo | H6 | §6.2 | nmr. 231 |
De revindicatie van Nina zal slagen. Art. 3:84 lid 1 BW vereist voor eigendomsoverdracht een geldige titel, levering en beschikkingsbevoegdheid. De levering van Jasmijn aan Nina geschiedt door middel van een geanticipeerd c.p. levering op 20 oktober 2012 (art. 3:97 lid 1 j.o. 3:115a j.o. 3:90 BW). Jasmijn is dan nog niet beschikkingsbevoegd, omdat de tweedehandswinkel op dat moment nog eigenaar is van de jurk. Toch werkt de tweede geanticipeerde c.p. levering aan Zoë op 23 oktober 2012 niet tegenover Nina. Dit op basis van art. 3:97 lid 2 eerste zin BW en het arrest Hollanders Kuikenbroederij. Deze levering kan pas worden tegengeworpen op het moment Zoë de jurk ook in handen krijgt als Jasmijn deze aan huis brengt (art. 3:97 lid 2 tweede zin BW). Echter, op dat moment is Jasmijn niet beschikkingsbevoegd meer en vindt er dus geen overdracht plaats. De jurk was immers eerst verkocht en bij voorbaat geleverd aan Nina, waardoor Jasmijn onbevoegd was deze nogmaals over te dragen. Zoë wordt niet beschermd door art. 3:86 BW aangezien ze niet te goeder trouw was. Hierdoor is Nina alsnog eigenaar van de jurk en kan ze deze succesvol revindiceren onder Zoë.
Portacabin | Pitlo | H10 | §10.3 | nmr. 538 |
De curator heeft geen gelijk. Een dergelijke unit is in beginsel een roerende zaak. Uit het Portacabin arrest blijkt dat het pas bij de grond hoort als naar buiten kenbaar is dat het bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Uit het feit dat er geen riolering of wateraansluiting of ook maar iets anders is blijkt dat dit in casu niet zo is. De technische mogelijkheid om het bouwwerk te verplaatsen speelt daarbij echter geen rol. Noch is de verkeersopvatting een zelfstandige maatstaf, zo blijkt uit het Portacabin arrest. Geconcludeerd is de unit een roerende zaak die Daniël gewoon kan revindiceren (art. 5:2 BW).
In deze bundel staan oude tentamens van het vak Burgerlijk recht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2455 |
Add new contribution