Staatsrecht HC2A: democratie en vertegenwoordiging

Week 2, hoorcollege 1: democratie en vertegenwoordiging

Het tweekamerstelsel 

Artikel 51 GW is de constitutionele grondslag van het tweekamerstel. Uit de tekst van artikel 51 GW kan woren opgemaakt dat het primaat bij de tweede kamer ligt. 

De 1e en 2e kamer

Er zijn wel een aantal verschillen tussen beide kamers;

De eerste is de omvang. Op grond van art. 51 lid 2, 3 heeft de 2e kamer 150 en de 1e 75 leden.

De tweede is de wetgeving. De 2e kamer mag wijzigingen aanbrengen, het recht van amendement, en wetsvoorstellen tot stand brengen, het recht van initiatief. De 1e kamer kan enkel verwerpen of aannemen. Dat kan de 2e kamer ook.

Het derde verschil is het aantal uren werk. In de 2e kamer heb je er een fulltime baan aan. In de 1ekamer een dag per week.

Het vierde verschil is dat de 1e kamer door de Provinciale Staten word gekozen en de 2e kamer door ons.

Beide kamers werken samen met commissies; commissies van de kamers met daarin tweede kamer-leden. Tegenover elke minister en elk ministerie staat een commissie, die daar specifiek op let.

Om zelfstandigheid van Kamerleden te garanderen zijn er op een aantal gebieden regels getroffen.

De zelfstandigheid wordt geregeld op verschillende gebieden, het eerste gebied is het eigen Reglement van Orde. Zo hebben beide kamers een Reglement van Orde gemaakt waarin staat hoe de kamers alles regelen. (Art. 72 Gw.). Het tweede gebied is het onderzoek van de geloofsbrieven. Kamers kunnen onderzoeken of iemand wel juist gekozen is. (art. 58 Gw.). Het derde gebied is de Parlementaire immuniteit. Dit maakt dat ze on-vervolgbaar zijn. Leden van de kamers kunnen niet worden vervolgd voor wat ze zeggen tijdens de vergadering en in de kamer. Dat beschermt tegen de kiezers en tegen de niet-kiezers. Art. 71 Gw. Het vierde gebied is het verbod van last, Kamerleden zijn alleen gebonden aan het eigen geweten. Afspraken met de partij zijn niet in rechte afdwingbaar. (art. 67 lid 3 Gw.)

Het vijfde gebied is de Eed of Belofte uit art. 60 Gw. Er moet worden beloofd dat men trouw is en goed zal vertegenwoordigen. Als laatste het gebied van de geleidelijke vergoedingen. Art. 63 Gw. Dit zijn onkostenvergoedingen.

Kiesstelsel 

  • Er zijn verschillende kiesstelsel (m eerderheids/districtenstelsel of everendige vertegenwoordiging) 
  • Het algemeen kiesrecht is geregeld in artikel 4 GW. 
  • Het actief kiesrecht in artikel 54 GW  (het recht om te stemmen) 
  • Het passief kiesrecht in artikel 56 GW (het recht om gekozen te worden) 
  • Evenredige vertegenwoordiging artikel 53 GW en de kieswet (het percentage behaalde zetels is evenredig met het percentage behaalde stemmen
  • Kamerverkiezingen (coalititevorming, kabinetsformatie artikel139a RvOTK) 
  • Eerste kamer (art. 51, 52, 55 GW)  

Lidmaatschapsvereisten

  • Artikel 56 GW; passief kiesrecht (het recht om gekozen te worden) 
  • Artikel 57 GW; incompatibilliteiten; (evenredigheid voor bepaalde openbare functies) 

De Staten-Generaal

De Staten-Generaal is pas tweehonderd jaar de volksvertegenwoordiging. Hij bestaat al langer, namelijk vijfhonderd jaar. De Staten-Generaal bestaat uit twee kamers. De vraag is, waarom? Er zijn drie argumenten te bedenken vóór het tweekamerstelsel. De eerste is, het is een Federale organisatie. Federaties hebben bijna altijd een twee-kamer-stelsel. Eén kamer vertegenwoordigd hierin het volk en één de deelstaten.

Het tweede argument is, het is de Vertegenwoordiging van de aanzienlijksten in de samenleving. Er is dus sprake van klassenjustitie. De klassen vonden dit vroeger wel belangrijk, wat uiteindelijk de aanleiding was voor oprichting in Nederland.

Het derde argument is, dat de kamers een verschillende taak kunnen hebben. De één meer beperkt dan de andere.

Vroeger was de extra kamer alleen nog voor de aanzienlijksten. Daarnaast maakt de Grondwet in Nederland nauwelijks verschil tussen de taken en de bevoegdheden van de 1e en de 2e kamer. Daarom zijn deze drie argumenten dus eigenlijk niet van toepassing.

De Staten-Generaal, ook wel het parlement, bestaat uit de eerste en de tweede kamer; dit is het tweekamerstelsel. De constitutionele grondslag:is gelegen in Artikel 51 Gw. 

Er is in de Staten-Generaal sprake van Fracties. Fracties zijn groepen mensen in de kamer met dezelfde politieke kleur. Oftewel. Fracties zijn politieke partijen.

In de Staten-Generaal bestaan ook commissies. Deze zijn juist niet gelijkgezind. Commissies zijn verdeeld om het werk te verdelen en overzicht te geven. Commissies doen voorbereidend werk maar hebben geen macht. In Nederland hebben zij geen bevoegdheid om belangrijke beslissingen te maken. Commissies zijn altijd gericht op een bepaald onderwerp. Vanuit elke fractie gaan een bepaald aantal mensen met een zetel in commissies. De hoofdregel is dat in elke commissie elke fractie vertegenwoordigd wordt.

De Staten-generaal heeft twee hoofdtaken:

1. Medewetgeving (amandement/initiatief, dit kan alleen door de tweede kamer)

2. Beleidscontrole; interpellatie (133 RvOTK), vragenrecht (134/136 RvOTK), budgetrecht (105 GW), enqueterecht (70 GW, WPE, 140 RvOTK/128 RvOEK) , motie (66 RvOTK) hier beschikken beide kamers over.

Het Koningschap 

Het Koningschap kenmerkt zich grofweg in twee kenmerken, namelijk: Erfelijkheid (art. 24 Gw.) en het Ambtskarakter; Hierover is niets geregeld in de Grondwet. Het karakter is het zijn van Staatshoofd,hij symboliseert de eenheid van ons land, zowel bij buitenlandse staatsbezoeken als bij binnenlandse venementen. Dit wordt eveneens niet benoemd in de Grondwet, dit werd als vanzelfsprekend gezien. De rol van het koningschap is erg belangrijk maar toch heb je als staatshoofd weinig te zeggen.

Na de Franse tijd, via allerlei politieke veranderingen en onder andere Willem van Oranje, kwam het uiteindelijk uit op een constitutionele monarchie. De Koning was het middelpunt van de monarchie. Het was de start van een politiek format, met de koning als middelpunt.

De ministers moesten in 1848 de rol van de koning overnemen. De koning werd onschendbaar en wanneer je onschendbaar bent is het beter niet al te veel met de politiek te bemoeien. Op het moment van overname van de rol, kwam er een politieke evidentie waardoor de ministers één politieke eenheid moesten vormen. Dat was de enige manier om als ministers iets te kunnen regelen.

Vanaf 1848 gold de term koning dus ook voor de ministers. Eerder werd met koning echt alleen de koning aangeduid.

De term regering, koning en ministers, werd pas in 1983 grondwettelijk in gebruik genomen.

De betekenis van het koningschap valt wederom uiteen in twee vormen. De eerste is een magistraatsfunctie; de koning vervult als staatshoofd een ambt, heeft dus een functie in het landsbestuur, een magistraatsfunctie. Het is geen politieke rol, het kan bestuurlijk zijn e.v. Staatsrechtelijk is er op de rol nauwelijks grip te krijgen. De koning heeft uit naam van zijn functie wel een aantal rechten verworven. Bijvoorbeeld het recht op advies, recht om aan te moedigen etc.

De tweede vorm is de symboolfunctie; Hierbij gaat het meer om de vraag wat de koning is. De rol van het koningschap is het zorgen voor eenheid, een voorbeeldfunctie.

Over de Koning is in de Grondwet niet erg veel vermeld, de eerste paragraaf van hoofdstuk 2 van de GW heeft betrekking op de Koning. De troonopvolging; het continuïteitsbeginsel wordt beschreven in art. 25 Grondwet. In art. 27 Grondwet wordt vermeld dat de koning afstand kan doen van het koningschap. In art. 28 Gw wordt gesproken over eventuele huwelijken, in art. 29 Gw de uitzonderingsgevallen hierop. In art. 30 Gw wordt gesproken over het geval wanneer er geen opvolger is en in art. 33 Gw wordt gesproken over wanneer de koning niet langer bekwaam is.

Persoonlijke rechten, met betrekking tot geld staan beschreven in art. 40 Gw en Wet Financïeel statuut van het Koningschap.

Minister/Ministerraad 

1. Benoeming en ontslag (artikel 43/47 GW) 

2. Ministeries (artikel 44 GW) 

  • Hoofd ministerie (lid 1) 
  • Minister zonder Portefeuille (lid 2) 
  • Staatssecretaris (46 GW)

3. Ministerraad (artikel 45 GW) 

  • homogeniteit
  • samenstelling 
  • taken en bevoegdheden 
  • algemeen regeringsbeleid 
  • onderraden 

4. Minister-president (artikel 45, 48 GW) 

  • staatsrechtelijke positie
  • politieke betekenis 

De regering

De regering bestaat uit de Koning en de ministers. (art. 42 Gw.) Er zijn ministers (43), staatssecretarissen (46) en ministeries (44). In het kabinet zitten de ministers en de staatssecretarissen.

Een ministerie is een ambtelijke organisatie met aan het hoofd een minister. Bij het ministerie werken ook staatssecretarissen. Zij kunnen als een soort onder- ministers worden beschouwd.

Directe Democratie

In Nederland is er over het algemeen geen sprake van directe democratie. Er zijn echter wel mogelijkheden toe. De eerste is het burgerinitiatief; Het proces wordt beschreven in 132a RvOII, de mogelijkheid voor burgers om iets op de agenda te krijgen. Dat maakt dat erover gesproken moet worden. Een voorbeeld hiervan is Arjen Lubach die Farao der Nederlanden wilde worden. Voor een burgerinitiatief moeten er een bepaald aantal handtekeningen worden verzameld.

Er zijn een aantal eisen waar een burgerinitiatief aan moet voldoen, deze staan opgenoemd in 132a RvOII, een van de belangrijkste eisen is, ‘Het burgerinitiatief kan niet betreffen; (…) zaken die in strijd zijn met de Grondwet”

Tot nu toe heeft het burgerinitiatief nog nooit wat opgeleverd.

De tweede mogelijkheid is het Referendum; Het Referendum is een volksstemming. Kiezers mogen dan een vraag beantwoorden. Referenda zijn echter niet bindend, volgens de Grondwet. Er hangt een derde oproep tot de Grondwetswijziging maar de vorige twee zijn al verworpen. De nieuwe wet zou mogelijk moeten maken dat referenda wel bindend worden.

Voor het raadgevende Referendum zijn twee stappen te onderscheiden, de eerste is de stemming. 10.000 mensen moeten voor een referendum stemmen. Daarna moeten er binnen 300.000 stemmen extra worden verzameld.

Er zijn andere participatie-instrumenten; De AwB bijvoorbeeld geeft een aparte titel voor de openbare voorbereidingsprocedure waarmee de belanghebbende zo goed mogelijk kan worden betrokken. Andere mogelijkheden zijn bijvoorbeeld inspraak op een gemeente vergadering.

Representatieve Democratie

In Nederland hebben we meer een Representatieve democratie. Representeren. opnieuw present zijn… Het Collectief, (iedereen) wordt geacht aanwezig te zijn in een groepje van ons. In Filosofische zin is in de Staten-Generaal (art. 50 Gw) iedereen aanwezig. Het gehele Nederlandse volk wordt dus vertegenwoordigd door 225 volksvertegenwoordigers. De schijn wordt gewekt alsof de meningen van de 225 volksvertegenwoordigers voldoende omvattend zijn.

Zelfs wanneer iedereen naar de stembus zou gaan dan nog zou niet iedereen kunnen worden meegenomen. Mensen van 17 jaar en jonger en mensen die niet stemgerechtigd zijn zouden nooit meetellen.

Om sturing van de partij te voorkomen stemmen de Kamerleden op grond van art. 67 lid 3, ze stemmen zonder last. Juridisch gezien zijn ze op die manier dus niet gebonden aan een partijprogramma. Al doen ze dat natuurlijk wel.

Wie mogen er mee doen in de Representatieve Democratie?

Op grond van art. 4 Gw is iedereen kiesgerechtigd. Iedereen mag kiezen en gekozen worden. In 1917 werd bepaald dat mannen kiesrecht hadden, vrouwen konden het volgens de grondwet krijgen. In 1919 kregen ze dat dan ook. Pas in 1921 werd het daadwerkelijk opgenomen.

Voor het actieve kiesrecht gelden de vereisten uit art. 54 Grondwet. Nationaliteit, leeftijd, uitsluiting en ingezetenschap.

Iedereen mag stemmen voor de 2e Kamerverkiezingen. Mits je voldoet aan de vereisten van de nationaliteit. (art. 50 Gw, SG vertegenwoordigd Nederlanders), leeftijd (pas in 1972 18 jaar, eerder 23) je mag niet uitgesloten zijn, (Dat laatste kan op grond van art.28 lid 1, 3 Sr.) Het is een bijkomende straf bij zeer ernstige delicten.) en ingezetenschap. Nederlanders die in het buitenland wonen en voldoen aan de vereisten, mogen meedoen tenzij je in Curaçao, Aruba of Sint-Maarten woont. (Omdat je daar dan al kiesgerechtigd bent.)

Op grond van art. 56 GW, geldt voor het passieve kiesrecht alles hetzelfde. Met uitzondering van het ingezetenschap.

De wet heeft ruimte om mensen in andere landen uit te zonderen van het actieve kiesrecht. In het passieve kiesrecht kan dat niet.

Hoe verdeel je de zetels?

Er zijn verschillende verdelingsstelsels. Het eerste stelsel is het meerderheidsstelsel; Dit deelt zetels toe op basis van verkregen meerderheden. Je verdeelt het land in evenveel vakjes dat er zetels zijn. Per vakje wordt er dan gestemd wie dat stukje mag vertegenwoordigen.

Het systeem van evenredige vertegenwoordiging werkt anders. Een aantal belangrijke begrippen zijn stemcijfer, kiesdeler en voorkeursstemmen. Het stemcijfer is het aantal stemmen in cijfers. De kiesdeler is het stemcijfer gedeeld door het aantal te verdelen zetels. Zo weet je hoeveel stemmen je nodig hebt voor een zetel. Het aantal stemmen gedeeld door de kiesdeler wordt dan het aantal zetels.

Voorkeursstemmen is als een bepaald persoon op de lijst van een bepaalde fractie een aantal stemmen dat gelijk aan of meer is dan de kiesdeler. De personen met voorkeursstemmen zijn het eerste bij de te verdelen zetels.

Voor- en nadelen;

Meerderheidsstelsel; (in bijv. Engeland)

Voor: Het stelsel is erg eenvoudig. Er is geen sprake van ingewikkelde formules. Per definitie heb je te maken met bekende mensen, je kiest namelijk zelf voor de mensen van jouw district. In de praktijk leidt dit systeem dan ook tot stabiele en goede regeringen.

Tegen: Het leidt eigenlijk altijd tot een twee-partijen stelsel. Je kiest immers alleen voor een partij als je denkt dat deze ook kan winnen. Als je voor een partij kiest welke laag in de peilingen staat heeft daarop stemmen geen zin. Je stem wordt dan niet meegenomen in de berekeningen.

Evenredige vertegenwoordiging.

Nadeel: Er is een grote kloof tussen de kiezer en de vertegenwoordiger. Het parlement raakt versplinterd omdat er geen prikkel in het kiesstelsel is om grote partijen te steunen. Je stem uitbrengen op kleinere partijen telt namelijk in dit systeem gewoon mee in de berekeningen.

De partijen hebben in de kamer in dit stelsel veel meer te zeggen dan bij het andere stelsel. De Kamerleden zitten er nu namelijk vaker voor zichzelf. Een lokale crisis maakt ze niet zoveel uit. Je moet gewoon goed op de lijst komen te staan en daar kan een politieke partij bij helpen.

 

Access: 
Public
Follow the author: lisacelineh
More contributions of WorldSupporter author: lisacelineh:
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Countries and regions:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1326