Belastingrecht - UL - Oefententamen 2017 (2)

Vragen

Vraag 1

Kasper heeft veel geld verdiend als ondernemer in de speelautomatenbranche. De winst heeft hij deels belegd in een aantal grachtenpanden. Hij verhuurt de kamers aan studenten. De jaarlijkse huurinkomsten bedragen € 225.000. Onderhoud laat hij in eigen beheer verrichten; als hij daarvoor aannemers zou inschakelen zou hij er per jaar zo’n €30.000 aan kwijt zijn. De waarde van de panden is vastgesteld op € 2,2 mln. De panden behoren tot Jan’s box 3 vermogen.

I. Voor de belastingheffing in box 3 met betrekking tot de panden zijn de werkelijke huuropbrengsten niet van belang.
II.De onderhoudskosten zijn voor Kasper niet aftrekbaar in box 3 omdat hij het onderhoud in eigen beheer heeft laten uitvoeren en dus de omvang van die kosten niet aannemelijk kan maken.

Welke stelling is juist?

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
  3. Beide stellingen zijn juist.
  4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 2

    Vervreemdingsvoordelen behaald door een natuurlijke persoon zijn:

    1. Niet belast wanneer deze voordelen onder de deelnemingsvrijstelling vallen.
    2. Niet belast wanneer het betreft de vervreemding van opties op aandelen die niet behoren tot een ondernemingsvermogen of een aanmerkelijk belang.
    3. Niet belast wanneer deze voordelen worden genoten binnen de ondernemingssfeer.
    4. Niet belast wanneer het betreft vervreemding van aandelen in een vennootschap waarin de vader van die persoon een aanmerkelijk belang heeft.

    Vraag 3

    Carl is een echte wereldreiziger. Elk jaar komt hij wel even in Nederland langs, om te zien hoe het gaat met zijn vroegere vriendin Evelien en de twee meerderjarige kinderen die hij met haar heeft. Maar even later is hij al weer naar Azië of Australië vertrokken. Tot het moment dat hij zijn been breekt en langdurig moet revalideren. Evelien biedt aan om voor hem te zorgen, en Carl schrijft zich bij de gemeentelijke basisadministratie in op het adres van Evelien. Beiden zien dit als een tijdelijke oplossing: zodra hij kan, zal Carl weer op reis gaan. Zijn Carl en Evelien nu fiscale partners voor de inkomstenbelasting?

    1. Nee, want Carl en Evelien hebben niet de bedoeling om samen te wonen.
    2. Nee, want Carl en Evelien zijn niet getrouwd noch hebben zij een notarieel samenlevingscontract.
    3. Ja, en dat waren ze al sinds het moment dat ze samen hun eerste kind kregen.
    4. Ja, vanaf het moment dat Carl zich op het adres van Evelien inschrijft.

    Vraag 4

    Aris is zojuist afgestudeerd in de rechten en vestigt zich als zelfstandig advocaat. Hij ontwikkelt meteen een drukke praktijk. Van vrienden heeft hij gehoord dat je pas recht hebt op de ondernemersaftrek (art. 3.74 e.v. Wet IB 2001) als je een onderneming drijft. Als beginnend advocaat beschikt hij echter niet over kapitaal. Zijn kantoor (met inventaris) huurt hij namelijk. Wel heeft hij (in een andere stad) een appartement gekocht, waarin hij niet werkt maar alleen woont. Aangezien hij graag gebruik wil gaan maken van de ondernemersaftrek, overweegt hij om dan toch maar een bedrijfspand te kopen. Wat kunt u hem adviseren?

    1. Ja, hij dient een bedrijfspand te kopen omdat hij anders, fiscaal gezien, geen onderneming drijft en dus geen toegang heeft tot de ondernemersaftrek.
    2. Ja, hij dient een bedrijfspand te kopen omdat hij anders, fiscaal gezien, geen onderneming drijft, en als hij daarvoor een lening bij de bank moet afsluiten, dient hij over die lening een zakelijke rente te betalen.
    3. Nee, hij hoeft geen bedrijfspand te kopen want hij kan het appartement waarin hij woont aanmerken als ondernemingskapitaal (keuzevermogen).
    4. Nee, hij hoeft geen bedrijfspand te kopen want op grond van de wet drijft hij reeds een onderneming.

    Vraag 5

    Er is in het algemeen sprake van een bron van inkomen als een belastingplichtige: voordeel (...); dit voordeel redelijkerwijs (...); en deelneemt aan (...). Vul in (3x):

    1. geniet, mag ontvangen, het economisch verkeer.
    2. beoogt, kan genieten, het economisch verkeer.
    3. kan verwachten, heeft verwacht, het economisch verkeer.
    4. beoogt, kan verwachten, het economisch verkeer.

    Vraag 6

    Mevrouw Julia drijft een onderneming in de zin van de Wet IB 2001. Aan het begin van het jaar is haar fiscale ondernemingsvermogen € 80.000. Aan het einde van het jaar bedraagt haar fiscale ondernemingsvermogen € 70.000. Gedurende het jaar heeft mevrouw Julia in totaal € 20.000 uit de kas van de onderneming gebruikt voor haar eigen levensonderhoud. Welke van de volgende stellingen is juist?

    1. In het onderhavige jaar heeft mevrouw Jansen een verlies geleden van €10.000.
    2. In het onderhavige jaar heeft mevrouw Jansen een verlies geleden van €30.000.
    3. In het onderhavige jaar heeft mevrouw Jansen een winst gemaakt van €10.000.
    4. In het onderhavige jaar heeft mevrouw Jansen een winst gemaakt van €30.000.

    Vraag 7

    Welke stelling is juist met betrekking tot de verhouding tussen de loonbelasting en de inkomstenbelasting:

    I. De reeds op het loon ingehouden loonbelasting wordt verrekend met de aanslag inkomstenbelasting.
    II.De Wet Loonbelasting 1964 kent geen eigen loonbegrip, maar verwijst naar het loonbegrip van de Wet Inkomstenbelasting 2001.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 8

    Welke stelling is juist met betrekking tot de rangorderegeling van de Wet Inkomstenbelasting 2001?

    I. Het daarin gebezigde begrip ‘voordeel’ omvat mede een nadeel (een kosten- of verliespost).
    II.Het daarin gebezigde begrip ‘voordeel’ wordt gedefinieerd in de Wet Inkomstenbelasting 2001.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 9

    Jan geeft zijn vriend Maarten een oudejaars-staatslot cadeau. Op dit lot valt een prijs van € 7.500.000. Maarten besluit de prijs te delen met Jan, en maakt op 12 februari 2017 € 3.750.000 aan Jan over. Jan besteedt al het geld per 1 mei 2017 aan de aankoop van zijn droomhuis, waarin hij meteen gaat wonen. Wordt het bedrag van € 3.750.000 dat Jan van Maarten heeft gekregen, bij Jan in de inkomstenbelasting over 2017 betrokken?

    1. Ja, het is aan Jan’s arbeid toerekenbaar dat hij het winnende staatslot aanschafte, dus het gaat om belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.
    2. Ja, het bedrag valt voor Jan in box 3 omdat het voor hem een bezitting vormt.
    3. Nee, het bedrag blijft voor Jan onbelast.
    4. Nee, het pand is voor hem een bezitting in de zin van box 3, maar daar staat tegenover dat hij het bedrag van € 3.750.000 nu kwijt is zodat hij per saldo geen rendementsgrondslag heeft.

    Vraag 10

    Eén stofje en oude muis is als herboren, Wim Köhler, NRC 23 maart 2017

    Oude muizen verjongen verrassend goed als hun ‘senescente’ cellen worden uitgeschakeld. Of het ook bij mensen werkt, is de vraag. Oude muizen verjongen door een stofje dat is ontwikkeld aan het Rotterdamse Erasmus MC. De oude plukkerig-kale vacht van snelverouderende muizen werd weer egaal glanzend. Ze reageerden alerter op wat er om hen heen gebeurde en ze renden vaker in hun loopmolentje. Ook hun nieren werkten beter en veel van hun biochemie leek meer op die van een jongere muis. En dat na een behandeling van 30 dagen met het anti-verouderingsstofje FOXO4-DRI. Neem aan dat het patent (het alleenrecht op de produktie) van FOXO4-DRI inmiddels in handen is van X BV. Vervolgens verkoopt X BV dit patent aan Y Ltd, een vennootschap gevestigd op Bermuda waarvan X BV alle aandelen houdt. De bedoeling is dat Y Ltd op Bermuda de verdere ontwikkeling van een anti-verouderingsmiddel gebaseerd op FOXO4-DRI ter hand neemt. Voorts zal Y Ltd het recht om dit middel te produceren en te verkopen, tegen betaling ter beschikking gaan stellen van (niet-verbonden) farmaceutische bedrijven in de VS en/of in Europa. Bermuda heeft geen vennootschapsbelasting, zodat de winsten van Y Ltd op Bermuda onbelast zullen blijven. De Nederlandse belastinginspecteur meent hier een poging tot belastingontwijking te zien. Wat kan hij daartegen doen?

    1. Hij kan fraus legis stellen omdat de verkoop van het patent op FOXO4-DRI duidelijk bedoeld is om Nederlandse belasting te ontgaan.
    2. Hij kan onderzoeken of X BV en Y Ltd een te lage prijs zijn overeengekomen voor het patent op FOXO4-DRI, en zonodig die prijs corrigeren naar een zakelijk niveau.
    3. Hij kan het verzoek van X BV om toepassing van de deelnemingsvrijstelling weigeren, zodat de winst van Y Ltd bij X Bv zal worden belast.
    4. Hij kan de verkoop van het patent op FOXO4-DRI aanmerken als een verkapte dividenduitdeling, en deze uitdeling bij X BV tot de belastbare winst rekenen.

    Vraag 11

    Welke stelling is juist?

    I. Het resultaat uit overige werkzaamheden wordt in beginsel bepaald alsof de werkzaamheid een onderneming vormt.
    II.De ondernemersaftrek van de Wet IB 2001 is niet van toepassing op resultaat uit overige werkzaamheden.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 12

    Welke stelling is juist?
    I. Omdat stichtingen niet naar winst streven, zijn zij niet subjectief belastingplichtig voor de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969.
    II.Als een lichaam is opgericht naar Nederlands recht, wordt het geacht in Nederland te zijn gevestigd.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 13

    Welke stelling is juist?

    I. Degenen die partners zijn voor de Wet Inkomstenbelasting 2001, kunnen op gezamenlijk verzoek een fiscale eenheid vormen mits zij beiden in Nederland zijn gevestigd.
    II. Een persoon kan op enig moment slechts één partner hebben voor de Wet Inkomstenbelasting 2001.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 14

    In welke situatie kan een renteaftrekbeperking van toepassing zijn? Ga er bij de beantwoording vanuit dat een zakelijke rente in alle gevallen 5% bedraagt.

    1. X BV leent voor het doen van investeringen geld bij de bank tegen een rente van 10%. X BV heeft geen enkele aandeelhoudersrelatie met de bank.
    2. Y BV leent voor de bouw van een nieuwe fabriekshal geld bij een verbonden vennootschap A Ltd (gevestigd in een belastingparadijs) tegen een rente van 2%. De rente is bij de ontvangende vennootschap niet belast.
    3. Z BV leent ter financiering van een winstuitdeling aan haar aandeelhouder B Ltd geld bij een verbonden vennootschap A Ltd (gevestigd in een belastingparadijs) tegen een rente van 5%. De rente is bij de ontvangende vennootschap niet belast.
    4. In alle genoemde gevallen kan een renteaftrekbeperking van toepassing zijn.

    Vraag 15

    Om welke reden kent de Wet inkomstenbelasting 2001 een box 2?

    1. Het lage, vaste tarief van 25% is bedoeld om winstuitdeling te bevorderen.
    2. In de visie van de wetgever kan de dga niet worden behandeld als een gewone belegger in aandelen.
    3. Om tegemoet te komen aan ondernemers die niet kunnen voldoen aan het urencriterium van art. 3.6 Wet inkomstenbelasting 2001.
    4. Om te zorgen dat directeuren-grootaandeelhouders belasting betalen over een gebruikelijke arbeidsbeloning.

    Vraag 16

    Welke omstandigheid moet in elk geval aan de orde zijn wanneer de rechter het leerstuk van fraus legis toepast?

    1. Belastingplichtige heeft een constructie opgezet waarvan één of meer brievenbusmaatschappijen onderdeel uitmaken.
    2. Het handelen van belastingplichtige is in strijd met de tekst van de wet.
    3. Het handelen van belastingplichtige dient het doel om belasting te besparen, maar dient daarnaast ook duidelijke andere, zakelijke, doelen.
    4. De door belastingplichtige beoogde uitkomst is in strijd met doel en strekking van de wet.

    Vraag 17

    Jan bezit 6% van de aandelen in X BV. X BV houdt op haar beurt 50% aandelen in Y BV, en daarnaast 100% van de aandelen in Z BV. Daarnaast heeft Jan rechtstreeks 1% van de aandelen in Y BV. In welke BV’s heeft Jan een aanmerkelijk belang?

    1. Alleen in X BV.
    2. In X BV en in Y BV.
    3. In X BV, in Y BV, en in Z BV.
    4. In X BV en in Z BV.

    Vraag 18

    Jan heeft 4% van de aandelen in X BV. Zijn vrouw Annie heeft 2% van de aandelen in X BV en daarnaast 20% van de aandelen in Y BV. Annie’s vader Joop heeft 4% van de aandelen in Y BV. Wie zijn hier aanmerkelijkbelanghouders, en in welke BV(‘s)?

    1. Jan en Annie hebben een aanmerkelijk belang in X BV én in Y BV, Joop heeft alleen een aanmerkelijk belang in Y BV.
    2. Jan en Annie hebben een aanmerkelijk belang in X BV én in Y BV, Joop heeft geen aanmerkelijk belang in X BV noch in Y BV.
    3. Jan heeft een aanmerkelijk belang in X BV, Annie heeft een aanmerkelijk belang in X BV én in Y BV, Joop heeft alleen een aanmerkelijk belang in Y BV.
    4. Jan heeft een aanmerkelijk belang in X BV, Annie en Joop hebben een aanmerkelijk belang in X BV én in Y BV.

    Vraag 19

    De rendementsgrondslag die in box 3 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 wordt gehanteerd bestaat uit:

    1. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.
    2. De waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden, verminderd met het heffingvrije vermogen.
    3. Het fictief rendement over de waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden, verminderd met het heffingvrije vermogen.
    4. Het fictief rendement over de waarde van de in aanmerking te nemen bezittingen, verminderd met de waarde van de in aanmerking te nemen schulden.

    Vraag 20

    Roberto is rijk geworden door de handel in vastgoed. Roberto bezit de navolgende vermogensbestanddelen op 1 januari 2017:

    1. Aandelen genoteerd aan de Londense beurs.
    2. Drie motorjachten gelegen in de haven van Monaco die hij verhuurt.
    3. Een appartement in Italië waarin Roberto altijd de kerstdagen doorbrengt.
    4. Een bankrekening in Italië.
    5. Een grachtenpand in Amsterdam; Roberto bewoont dit pand gedurende tien maanden per jaar.
    6. Een natuurterrein in de buurt van de Veluwe.
    7. Een schilderij van Mondriaan. Dit schilderij heeft Roberto in zijn woonkamer hangen, vanwege zijn passie voor abstracte kunst.

    Welke van de hier genoemde vermogensbestanddelen behoren niet tot Roberto’srendementsgrondslag in box 3?

    1. 1, 2, 3.
    2. 1, 4, 5, 7.
    3. 2, 6, 7.
    4. 5, 6, 7.

    Vraag 21

    In welke zin leidt het “klassieke stelsel” tot dubbele belastingheffing?

    1. Eerst worden de lonen van werknemers (inclusief de directeur-grootaandeelhouder) belast, vervolgens ook de winst van de vennootschap.
    2. Eerst wordt de winst van de vennootschap belast, vervolgens ook de vergoeding aan de verstrekkers van vreemd vermogen.
    3. Eerst wordt de winst van de vennootschap belast, vervolgens ook het dividend ontvangen door de aandeelhouders.
    4. Eerst wordt de winst van de vennootschap belast, vervolgens ook de winst van de directeur-grootaandeelhouder.

    Vraag 22

    Jan heeft een aannemersbedrijf. Om klantcontacten te onderhouden heeft hij een mooie sloep met ingebouwde bar, zodat hij geregeld met een groep potentiële of bestaande klanten het water op kan. Privé gebruikt hij deze boot niet; de sloep is wel een flinke kostenpost voor zijn onderneming (€ 25.000 per jaar, inclusief onderhoud en stalling gedurende het winterseizoen). Tijdens één van de watertripjes adviseert een vaste klant hem om eens na te denken over het oprichten van een eigen BV, waarvan Jan dan de directeur-grootaandeelhouder wordt (met een aandelenbelang van 100%). Dat heeft, zegt de klant, allerlei fiscale voordelen, zoals toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Jan twijfelt en vraagt u om deskundig fiscaal advies. Wat kunt u hem vertellen?

    1. Jan zal inderdaad recht hebben op de deelnemingsvrijstelling. Hij kan dividenduitdelingen van zijn BV dus belastingvrij gaan genieten. Daar komt bij dat hij de kosten van zijn boot op dit moment niet in aftrek kan brengen; zijn BV zal dat wél kunnen doen.
    2. Jan zal inderdaad recht hebben op de deelnemingsvrijstelling. Hij kan dividenduitdelingen van zijn BV dus belastingvrij gaan genieten. De kosten van zijn boot kan hij op dit moment niet in aftrek brengen; zijn BV zal dat straks evenmin kunnen doen.
    3. De deelnemingsvrijstelling zal Jan niet kunnen gebruiken. De kosten van zijn boot zijn nu al aftrekbaar als ondernemingskosten; heeft hij straks een BV dan zal die evengoed de kosten van de boot kunnen aftrekken.
    4. De deelnemingsvrijstelling zal Jan niet kunnen gebruiken. De kosten van zijn boot zijn niet aftrekbaar als ondernemingskosten; heeft hij straks een BV dan zal die evenmin de kosten van de boot kunnen aftrekken.

    Vraag 23

    De heer Jansen drijft een onderneming in de bouwsector en heeft uitsluitend belangrijke zakenmensen als cliënt. Hij gaat regelmatig – ongeveer 25 maal per jaar – dineren met klanten in goede restaurants. De kosten van een dergelijk diner lopen op tot € 200 per persoon. De inspecteur is van mening dat deze kosten wel erg hoog zijn en stelt dat de heer Jansen vooral voor zijn eigen plezier naar zulke dure restaurants gaat. De inspecteur neemt het standpunt in dat een diner in alle redelijkheid niet meer dan € 50 per persoon behoeft te kosten. In 2017 weigert de inspecteur dan ook een bedrag van € 8.750 in aftrek toe te laten. Welk alternatief is juist?

    1. De inspecteur mag de omvang van zakelijke kosten in beginsel niet toetsen, tenzij deze in een zodanige wanverhouding staan tot het nut daarvan voor de onderneming dat geen redelijk denkend ondernemer deze kosten zou hebben gemaakt. Dat lijkt hier niet aan de orde. Wel is een wettelijke aftrekbeperking van toepassing.
    2. De inspecteur kan inderdaad de kosten van in aftrek gebrachte maaltijden corrigeren naar een zakelijke prijs; dat is een prijs die tussen niet-verbonden partijen gebruikelijk is. Voorts is een wettelijke aftrekbeperking van toepassing.
    3. Kosten voor voedsel, drank en genotmiddelen kunnen zakelijke uitgaven zijn, maar zijn in aftrek beperkt en kunnen maximaal voor € 4.500 in aftrek worden gebracht door de heer Jansen.
    4. Kosten voor voedsel, drank en genotmiddelen zijn integraal van aftrek uitgesloten. Deze kosten zijn voor de heer Jansen dan ook niet aftrekbaar.

    Vraag 24

    Welke stelling is juist met betrekking tot verkapt dividend?

    I. Op verkapt dividend kan de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing zijn.
    II.Verkapt dividend kan een vervreemdingsvoordeel zijn in de zin van art. 4.12 Wet IB 2001.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 25

    Volgens de vermogensvergelijkingstheorie is inkomen:

    1. Al hetgeen de belastingplichtige in een bepaalde periode realiseert aan vermogenstoename uit economische activiteiten.
    2. Al hetgeen in een bepaalde periode voortkomt uit het vermogen van de belastingplichtige.
    3. Al hetgeen de belastingplichtige in een bepaalde periode ten laste van zijn vermogen heeft geconsumeerd.
    4. Al hetgeen de belastingplichtige in een bepaalde periode heeft geconsumeerd plus al hetgeen hij in die periode aan zijn vermogen heeft toegevoegd.

    Vraag 26

    Welk regeling moet bij de uitspraken op de stippellijntjes komen?

    Uitspraak 1: In de regeling van de .... wordt de winst die dochtervennootschappen behalen fiscaal toegerekend aan de moedermaatschappij.
    Uitspraak 2: In de regeling van de .... zijn verliezen van dochtervennootschappen niet verrekenbaar met winsten van de moedervennootschap.

    1. Uitspraak 1: deelnemingsvrijstelling, uitspraak 2: fiscale eenheid.
    2. Uitspraak 1: fiscale eenheid, uitspraak 2: deelnemingsvrijstelling.
    3. Beide uitspraken: fiscale eenheid.
    4. Beide uitspraken: deelnemingsvrijstelling.

    Vraag 27

    X BV oefent een bouwonderneming uit. X BV houdt tevens 100% van de aandelen in Y GmbH, een naar Duits recht opgerichte en in Duitsland gevestigde dochtermaatschappij. Y GmbH drijft eveneens een bouwonderneming. In 2015 draagt Y GmbH een cementwagen over aan X BV. Y GmbH vraagt hiervoor geen vergoeding, omdat X BV haar aandeelhouder is. De waarde in het economische verkeer van de cementwagen is € 90.000. Welk van de onderstaande beweringen over de gevolgen van de overdracht van de cementwagen voor de fiscale winstberekening van X BV is juist?

    1. Er is sprake van een informele kapitaalstorting door X BV in Y GmbH. Omdat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op het belang van X BV in Y GmbH, heeft de kapitaalstorting geen gevolgen voor de fiscale winstberekening van X BV.
    2. Er is sprake van een informele kapitaalstorting door Y GmbH in X BV. Omdat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op het belang van X BV in Y GmbH, heeft de kapitaalstorting geen gevolgen voor de fiscale winstberekening van X BV.
    3. Er is sprake van een verkapt dividend van Y GmbH aan X BV. Het voordeel dat X BV door de overdracht krijgt, is vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling.
    4. Er is sprake van een verkapt dividend van X BV aan Y GmbH. Deze dividenduitdeling is voor X BV niet aftrekbaar van haar winst.

    Vraag 28

    Moedermaatschappij BV bezit alle aandelen in Dochtermaatschappij BV. Moedermaatschappij BV stort een bedrag van € 100.000 in Dochtermaatschappij BV. Met dit geld ontplooit Dochtermaatschappij BV nieuwe activiteiten. De zaken gaan goed, Dochtermaatschappij BV behaalt een behoorlijke winst. Aan het eind van het jaar vindt een dividenduitkering plaats ter grootte van € 10.000 aan Moedermaatschappij BV. Welke stelling is juist ten aanzien van de belastingheffing bij Dochtermaatschappij BV?

    1. De ontvangen kapitaalstorting is bij Dochtermaatschappij BV belast; het betaalde dividend is aftrekbaar.
    2. De ontvangen kapitaalstorting is bij Dochtermaatschappij BV belast; het betaalde dividend is niet aftrekbaar.
    3. De ontvangen kapitaalstorting is bij Dochtermaatschappij BV niet belast; het betaalde dividend is aftrekbaar.
    4. De ontvangen kapitaalstorting is bij Dochtermaatschappij BV niet belast; het betaalde dividend is niet aftrekbaar.

    Vraag 29

    X BV bezit 95% van de aandelen in Y Ltd. X BV verstrekt een lening aan Y Ltd, met als gevolg dat Y Ltd rente is verschuldigd aan X BV. Welke stelling is juist ter zake van de belastingheffing bij X BV?

    1. Aangezien de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, wordt de ontvangen rente niet belast bij X BV.
    2. De ontvangen rente wordt gezien als winst van X BV en om die reden belast in de vennootschapsbelasting.
    3. Op grond van de winstdrainageregeling is de ontvangen rente onbelast bij X BV.
    4. De rente wordt niet belast bij X BV, omdat X BV een aanmerkelijk belang heeft in Y Ltd.

    Vraag 30

    Welke stelling ten aanzien van de fiscale eenheid is juist?

    I. Een voordeel van de fiscale eenheid is de mogelijkheid om vermogensbestanddelen binnen de fiscale eenheid over te dragen, zonder directe heffing van vennootschapsbelasting.
    II.Een voordeel van de fiscale eenheid is dat winsten bij goederentransacties vanuit de fiscale eenheid aan een derde fiscaal niet zichtbaar zijn.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 31

    Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot aangiftebelastingen is juist?

    I. Degene die is uitgenodigd om een aangifte in te dienen, is niet verplicht dit te doen indien hij geen belasting is verschuldigd.
    II.Naheffing is slechts mogelijk onder de in art. 16 AWR genoemde voorwaarden.

    1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
    2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.
    3. Beide stellingen zijn juist.
    4. Beide stellingen zijn onjuist.

    Vraag 32

    Meneer Jansen heeft over een bepaald jaar aangifte inkomstenbelasting gedaan en daarbij bewust een bankrekening in het buitenland verzwegen. Na een paar maanden ontvangt hij een aanslag conform de door hem ingediende aangifte. Pas twee jaar later ontdekt de inspecteur deze bankrekening, en legt een navorderingsaanslag op plus een boete. Welk van de onderstaande antwoorden is juist?

    1. De inspecteur kan een verzuimboete van maximaal 100% van de over de bankrekening verschuldigde belasting opleggen.
    2. De inspecteur kan een vergrijpboete van maximaal 100% van de over de bankrekening verschuldigde belasting opleggen.
    3. De inspecteur kan een verzuimboete van maximaal 300% van de over de bankrekening verschuldigde belasting opleggen.
    4. De inspecteur kan een vergrijpboete van maximaal 300% van de over de bankrekening verschuldigde belasting opleggen.

    Vraag 33

    Koos heeft geen financieel inzicht; hij leeft dan ook op grote voet zodra de kans zich voordoet. Wanneer hij van de fiscus € 50.000 aan te veel betaalde inkomstenbelasting terugkrijgt, is hij helemaal niet verbaasd. Hij koopt een sportwagentje en gaat een aantal malen met zijn vriendin uit eten in driesterrenrestaurants. Maar al binnen enkele maanden moet de inspecteur aan Koos melden dat er een vergissing is gemaakt. Hij had slechts € 50 terug moeten krijgen; de aanslag is dus vastgesteld tot een veel te laag bedrag. De inspecteur vordert daarom € 49.950 na. Koos hoort van een kennis die wat van belastingrecht weet dat de inspecteur voor navordering een nieuw feit nodig heeft, behalve als de belastingplichtige te kwader trouw is. Koos gaat daarom bezwaar maken tegen de navorderingsaanslag, met als argumenten: er is geen nieuw feit, en ik ben niet te kwader trouw. Ten bewijze van het laatste zendt hij deskundigenverklaringen mee over zijn dyscalculie (‘getallenblindheid’), alsmede alle rekeningen van de driesterrenrestaurants waar hij heeft gegeten, plus foto’s van de sportwagen die hij inmiddels total loss heeft gereden. Wat heeft Koos verkeerd begrepen?

    1. Koos is wel te kwader trouw. Hij heeft het bedrag van € 50.000 immers zo snel mogelijk uitgegeven.
    2. De inspecteur mag helemaal niet navorderen: de teruggave van € 50.000 is zijn eigen fout, waarvoor hij Koos niet verantwoordelijk kan stellen.
    3. Er is wel een nieuw feit, nu de inspecteur heeft ontdekt dat de belastingdienst een administratieve vergissing heeft gemaakt waardoor Koos te veel geld terugkreeg.
    4. De inspecteur mag in dit geval navorderen zonder dat sprake is van kwade trouw of een nieuw feit.

    Vraag 34

    Welke uitspraak met betrekking tot het opleggen van een fiscale boete is juist?

    1. Een fiscale boete kan slechts worden opgelegd aan binnenlands belastingplichtigen.
    2. In geval van ernstige belastingfraude kan de belastingdienst de belastingplichtige een fiscale boete opleggen en tegelijkertijd strafrechtelijk doen vervolgen door het Openbaar Ministerie.
    3. Een fiscale boete kan alleen worden opgelegd wanneer sprake is van opzet of grove schuld.
    4. Indien belastingplichtige een ‘pleitbaar standpunt’ heeft, kan hem geen boete worden opgelegd.

    Vraag 35

    Jan woont in Leiden. Hij heeft belegd in aandelen, en heeft onder meer een belang van 6% in Sauerkraut GmbH, een vennootschap gevestigd in Duitsland die qua rechtsvorm vergelijkbaar is met een Nederlandse BV. Sauerkraut GmbH keert jaarlijks een dividend uit aan Jan. Welke stelling is juist?

    1. Jan heeft een aanmerkelijk belang in Sauerkraut GmbH waarop hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001 van toepassing is.
    2. De aandelen in Sauerkraut GmbH kwalificeren niet als een aanmerkelijk belang, omdat het een buitenlandse vennootschap betreft.
    3. Het betreft inkomsten uit een buitenlandse vennootschap, waarop hoofdstuk 7 van de Wet IB 2001 van toepassing is.
    4. Jan heeft geen aanmerkelijk belang in Sauerkraut GmbH; nu hij de aandelen ter belegging houdt worden ze belast in box 3.

    Vraag 36

    De buitenlandse belastingplicht in de Wet inkomstenbelasting 2001 houdt in:

    1. Dat ingezetenen belastingplichtig zijn voor hun buitenlandse inkomen.
    2. Dat ingezetenen voor hun buitenlandse inkomen in het buitenland belastingplichtig zijn.
    3. Dat niet-ingezetenen in Nederland belastingplichtig zijn voor in Nederland genoten inkomen.
    4. Dat naast ingezetenen ook niet-ingezetenen in Nederland belastingplichtig zijn.

    Vraag 37

    Of een natuurlijk persoon voor de toepassing van de belastingwet in Nederland woont:

    1. Wordt beoordeeld naar de omstandigheden.
    2. Wordt bepaald aan de hand van de Gemeentelijke Basis Administratie.
    3. Wordt bepaald aan de hand van iemands nationaliteit.
    4. Wordt bepaald aan de hand van de vestigingsplaatsfictie als bedoeld in de Wet IB 2001.

    Vraag 38

    Wat is de belangrijkste taak van bilaterale belastingverdragen?

    1. Om heffingsbevoegdheid te creëren.
    2. Om discriminaties op te heffen.
    3. Om heffingsrechten te verdelen.
    4. Om nationale wetgevingen te harmoniseren.

    Vraag 39

    M BV heeft 50% van de aandelen in D GmbH. D GmbH keert dividend uit aan M BV. Uit het verdrag tussen Duitsland en Nederland blijkt dat Nederland over de dividenden mag heffen. Welke van de volgende alternatieven is juist.

    1. Nederland heft, het verdrag creëert een heffingsrecht voor Nederland.
    2. Nederland heft, aangezien belastingverdragen boven de formele wet gaan.
    3. Nederland heft niet, aangezien de deelnemingsvrijstelling ook van toepassing is op het verdrag.
    4. Nederland heft niet, aangezien er op grond van de nationale wet geen heffingsbevoegdheid is.

    Vraag 40

    Welke omstandigheid is niet relevant bij het vaststellen van de totaalwinst uit onderneming?

    1. De ondernemer maakt kosten voor een bedrijfsauto maar gebruikt deze auto ook privé.
    2. De ondernemer verkoopt zijn onderneming aan een derde.
    3. De ondernemer betaalt de facturen over de maand december pas in januari.
    4. De ondernemer geeft in de onderneming gebruikte pc’s aan zijn kinderen.

      Antwoordindicatie

      1. A11. C21. C31. D
      2. B12. B22. D32. D
      3. D13. B23. A33. D
      4. D14. C24. D34. D
      5. D15. B25. D35. A
      6. C16. D26. B36. C
      7. A17. D27. C37. A
      8. A18. C28. D38. A
      9. C19. A29. B39. D
      10. B20. D30. A40. C

      Image

      Access: 
      Public

      Image

      Image

       

       

      Contributions: posts

      Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

      Add new contribution

      CAPTCHA
      This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
      Image CAPTCHA
      Enter the characters shown in the image.

      Image

      Spotlight: topics

      Check the related and most recent topics and summaries:
      Institutions, jobs and organizations:
      Activity abroad, study field of working area:

      Image

      Check how to use summaries on WorldSupporter.org

      Online access to all summaries, study notes en practice exams

      How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

      • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
      • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
      • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
      • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
      • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

      Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

      There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

      1. Use the summaries home pages for your study or field of study
      2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
      3. Use and follow your (study) organization
        • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
        • this option is only available through partner organizations
      4. Check or follow authors or other WorldSupporters
      5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
        • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

      Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

      Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

      Main summaries home pages:

      Main study fields:

      Main study fields NL:

      Follow the author: Law Supporter
      Work for WorldSupporter

      Image

      JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

      Working for JoHo as a student in Leyden

      Parttime werken voor JoHo

      Statistics
      2271