Oefententamens Burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht - UU
- 2795 keer gelezen
Geef aan of de volgende stellingen juist zijn.
a. Een verslechtering van de positie van de bezwaarmaker als gevolg van het door hemgemaakte bezwaar is altijd in strijd met het verbod van reformatio in peius. [10 punten]
b. Een bezwaar tegen een niet in werking getreden besluit is niet-ontvankelijk. [10 punten]
Bij besluit heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) aan Van Schaik op grond van artikel 2.1, eerste lid en onder a Wabo een omgevingsvergunning verleend voor een bouwplan dat voorziet in het oprichten van een schuur met een oppervlakte van 55 m2 op het erf van zijn perceel. De buurman van Van Schaik is het hiermee oneens en maakt tijdig bezwaar. Dat bezwaar wordt door het college ongegrond verklaard. De buurman stelt hiertegen tijdig beroep in bij de rechtbank en dat wordt gegrond verklaard. Het college gaat daarop in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het ten tijde van de vergunningverlening geldende bestemmingsplan. Hierin is bepaald dat de maximaal toegestane oppervlakte van de bij een woning behorende bijgebouwen (zoals een schuur) 40 m2 bedraagt. Het college heeft in verband met voornoemde strijdigheid gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om van het bestemmingsplan af te wijken, teneinde het bouwplan mogelijk te maken. Het college betoogt dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de buurman eerst in beroep, aangaande de omgevingsvergunning voor bouwen ex artikel 2.1, eerste lid en onder a Wabo, de grond naar voren heeft gebracht dat in strijd met het door het college
gevoerde beleid meer bijgebouwen op het perceel aanwezig zijn dan waar bij de vergunningverlening van uit is gegaan. Volgens dat beleid mag de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen waarvoor van het bestemmingsplan kan worden afgeweken niet meer bedragen dan 65 m2. Naar het oordeel van het college had de rechtbank op dat punt het beroep, gelet op artikel 6:13 Awb, niet-ontvankelijk moeten verklaren.
a. Tot welk oordeel zal de Afdeling bestuursrechtspraak ten aanzien van deze grond vanhet college komen? [10 punten]
Het college betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het bij de beoordeling van de aanvraag om de omgevingsvergunning voor bouwen ex artikel 2.1, eerste lid en onder a Wabo uit kon gaan van de bij die aanvraag door de aanvrager (Van Schaik) verstrekte gegevens en niet van de feitelijke situatie op het perceel. Uit artikel 4:2, tweede lid, Awb volgt dat op het college in het geheel geen onderzoeksplicht rustte, aldus het college.
b. Tot welk oordeel zal de Afdeling bestuursrechtspraak ten aanzien van deze grond van het college komen? [10 punten]
Carnaval komt eraan, maar horecaondernemer Sjeng ziet het somber in. Waar hij de voorgaande jaren voor het oprichten en gebruiken van een feesttent op het marktplein van zijn dorp een evenementenvergunning kreeg, is zijn vergunningsaanvraag voor deze activiteit dit jaar afgewezen. De procedure die hij in dat kader voert blijft hierna buiten beschouwing. Sjeng ziet zijn eigen kansen praktisch verdampen als aan een andere horecaondernemer wel
een evenementenvergunning voor diezelfde activiteit wordt verleend. Hij maakt daartegen tijdig bezwaar en voert in zijn bezwaarschrift aan dat de veiligheid van de carnavalgangers in de feesttent van zijn concurrent gevaar loopt vanwege de zwakke dakconstructie van die tent. Dit is in strijd met artikel 5.21 van de APV op grond waarvan de veiligheid van de bezoekers van een evenement gegarandeerd dient te worden. Op het gemeentehuis wordt door de juristen die werken aan de beslissing op bezwaar stevig gediscussieerd: het voorschrift waar Sjeng naar verwijst strekt niet tot bescherming van zijn belangen. Heeft dit tot gevolg dat het besluit niet overeind kan blijven, zo vragen zij zich af.
a. Wat is, in het licht van de op te stellen beslissing op bezwaar, uw advies ten aanzien van het bezwaar van Sjeng op dit punt? [10 punten]
Beoordeel de juistheid van de volgende stelling:
a. Door de wijziging van artikel 6:22 Awb met de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (2013) komt handhaving van het objectieve recht als functie van het bestuursprocesrecht meer voorop te staan. [10 punten]
Stel dat de bestuursrechter tot de conclusie komt dat een bestuursorgaan door onvoldoende onderzoek niet alle in het geding zijnde belangen heeft afgewogen bij het nemen van zijn beslissing op bezwaar en om deze reden het beroep tegen dit besluit gegrond moet verklaren.
b. Op welke wijze kan de bestuursrechter, gelet op de hem ter beschikking staande instrumenten, het geschil definitief trachten te beslechten? [10 punten]
Vastgoedmagnaat Mees Booij heeft al een tijdje knallende ruzie met buurman Taco Vos. Vos woont al jaren prachtig in een riant huis aan de rand van het Gelderse plaatsje Brummen. Booij kocht in 2015 het aangrenzende perceel en is voo rnemens hier een (in de woorden van Vos: “wanstaltig, lelijke”) chalet te laten bouwen. De mannen liggen al maanden over de bouwplannen in de clinch als er bij Vos een brief op de deurmat ploft waarin het college van burgemeester en wethouders het voornemen kenbaar maakt om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor het (“wanstaltig, lelijke”) chalet te verlenen aan Mooij. Vos is des duivels en bovendien bang dat het college de vergunning verleent. Hij dreigt zijn buurman met een “kort geding” en vraagt in allerijl nichtje Michelle, studente rechten aan de Universiteit Utrecht, om advies. Michelle verstuurt nog diezelfde dag, namens haar oom, een bezwaarschrift aan het college en richt, direct aansluitend, een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen aan de voorzieningenrechter.
a. Hoe zal deze, gelet op artikel 8:81 jo 8:84 Awb, op het verzoek beslissen? [10 punten]
Boer Bertels wil zijn melkveehouderij aan de rand van het beschermde natuurgebied de Groote Peel (NB) uitbreiden. De vergunning die hij daarvoor nodig heeft op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt door Gedeputeerde Staten bij besluit van 23 maart geweigerd, omdat hij niet voldoet aan de ammoniakeisen uit de Verordening Stikstof en Natura 2000 Noord Brabant (de Stikstofverordening). Boer Bertels ziet op tegen de duur en de kosten van een beroepsprocedure en legt zich neer bij de weigering van zijn vergunning. Vervolgens wordt de Stikstofverordening door de Afdeling bestuursrechtspraak in een andere procedure (naar aanleiding van een exceptief verweer) onverbindend verklaard. Boer Bertels is van mening dat hem ten onrechte een vergunning is geweigerd en wil dat Gedeputeerde Staten hem de schade die hij heeft geleden door het besluit van 23 maart vergoedt. Hij begroot die schade op zo’n € 40.000.
a. Tot welke rechter moet hij zich wenden met een verzoek om schadevergoeding? [5 punten]
b. Hoe beoordeelt u de kans van slagen van het verzoek? [15 punten]
a. Als de verslechtering van de positie van de bezwaarmaker door het bestuursorgaan ook buiten de be zwaarprocedure om mogelijk was geweest, is die verslechtering niet in strijd met het ve rbod van reformatio in peius. De stelling is daarom onjuist.
b. Gelet op artikel 6:6 van de Awb is geen vereiste voor ontvankelijkheid van een bezwaar dat het besluit in we rking is getreden. Bezwaar is dus gewoon mogelijk tegen zo’n besluit (artikel 8:1 jo. 7:1 Awb). Wat betreft de start van de bezwaartermijn is het moment van de bekendmaking van het besluit relevant (artikel 6:8 lid 1 Awb), hetgeen niet samen hoeft te vallen met de inwe rkingtreding (artikel 3:40 Awb). Bovendien kan in bepaalde gevallen (zie artikel 6:10 lid 1 sub a en b Awb) reeds voor de start van die termijn zelfs al een bezwaarschrift worden ingediend (waarbij niet-ontvankelijkverklaring dus achterwege zal blijven, artikel 6:10 lid 1 Awb). De stelling is gelet op het voorgaande dus onjuist.
a. Het standpunt van het college dat het beroep niet-ontvankelijk is, voor zover het de grond betreft die niet reeds in bezwaar is aangevoerd, vindt geen steun in het recht, in het bijzonde r niet in artikel 6:13 Awb. Het gaat hier om een grond tegen een eerde r aangevoerd onderdeel, te weten de omgevingsvergunning voor bouwen ex artikel 2.1, eerste lid en onder a Wabo, ve rgelijk de Boxmeer-uitspraak. Ook vloeit niet uit de wet of uit enig rechtsbeginsel voort dat gronden die niet expliciet in be zwaar zijn aangevoerd, vanwege die enkele omstandigheid buiten de inhoudelijke beoordeling van het beroep zouden moeten blijven.
b. Voor zover het college zich op het standpunt stelt dat op hem, in het kader van de aanvraag om de omgevingsvergunning, in het geheel geen onderzoeksplicht rustte met betrekking tot de juistheid van de bij de bouwaanvraag verstrekte gegevens, zal dit niet slagen. Weliswaar is het ingevolge artikel 4:2, tweede lid, Awb, aan de aanvrager om de voor een beslissing op aanvraag benodigde gegevens en bescheiden te verstrekken. Dit ontslaat het bestuursorgaan evenwel niet van de plicht te verifiëren of de verstrekte gegevens juist zijn (artikel 3:2 Awb). Dat het zich bij de beoordeling van een bouwaanvraag moet beperken tot het bouwplan zoals dit is ingediend, maakt dit niet anders.
a. Deze discussie gaat over de toepassing van het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a Awb. Aan de plaatsing ervan in hoofdstuk 8 van de Awb valt af te leiden dat het niet geldt voor de bezwaarfase. Met andere woorden: of het
veiligheidsvoorschrift wel of niet strekt tot bescherming van Sjeng zijn belangen is irrelevant nu het bestuursorgaan in zijn beslissing op bezwaar niet vooruit mag lopen op de werking van het relativiteitsvereiste in beroep.
a. Onjuist. Met de toepassing van artikel 6:22 Awb kan juist in meer gevallen een rechtmatigheidsgebrek in een besluit worden gepasseerd. Bij objectieve rechtmatigheidscontrole past een streven naar zo min mogelijk barrières om vermeende onrechtmatigheden in besluiten door een rechter te laten toetsen.
b. Gezien het uitgangspunt dat de instrumenten van artikel 8:72 lid 3 Awb niet aan de orde zijn ingeval van beleidsvrijheid waarbij het bestuursorgaan nog geen keuze heeft gemaakt en omdat het bestuursorgaan in dit geval nog onderzoek moet verrichten, kan de bestuursrechter hier kiezen voor de figuur van de bestuurlijke lus (artikel 8:51a Awb). In dit geval zou de rechter door middel van een tussenuitspraak het bestuursorgaan kunnen opdragen onderzoek naar de belangen te doen (en een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen) (8:80a lid 1 en 2 Awb).
a. De voorzieningenrechter zal niet aan beoordeling van het verzoek toekomen en zich onbevoegd verklaren. De reden is gelegen in de omstandigheid dat het verzoek niet is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb.
a. Omdat het gaat om schade die wordt veroorzaakt door een besluit waarover de Afdeling bestuurs rechtspraak in enige aanleg oordeelt en de gevraagde vergoeding meer dan € 25.000 bedraagt, is op grond van artikel 8:89 leden 1 en 2 Awb de burgerlijke rechter bij uitsluiting bevoegd.
b. In dit geval dient de vraag te worden beantwoord of het besluit tot weigering van de vergunning is te beschouwe n als een onrechtmatig besluit, nu achteraf is gebleken dat de ammoniakeisen vanwege het onverbindend verklaren van de Stikstofverordening niet golden en de vergunning ten onrechte is afgewezen. De kans dat daarvan sprake is, is klein. Bertels heeft tegen de weigering van zijn vergunning geen rechts middel aangewend. Daardoor heeft dit besluit formele rechtskracht gekregen en dient de burgerlijke rechter ervan uit te gaan dat het besluit in overeenstemming is met de wettelijke voorschriften. Dit geldt ook wanneer als vaststaand mag worden aangenomen dat het besluit zou zijn vernietigd, als daartegen tijdig beroep bij de bestuurs rechter zou zijn ingesteld (HR 16 mei 1996, Heesch/van de Akker). Slechts in bijzonde re gevallen bestaat ruimte voor een uitzondering op deze hoofdregel. Uit de casus volgt niet dat daarvan sprake is.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat oefententamens voor Burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht aan de Universiteit Utrecht
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1966 |
Add new contribution