Psychology and behavorial sciences - Theme
- 16343 keer gelezen
Onderzoekers stelden dat 1/4 tot 1/3 van de volwassen populatie in Nederland te kampen heeft met een chronische ziekte (1989). Het gaat dan om een onomkeerbare ziekte waar iemand, weken, maanden of jaren mee te maken heeft. De belangrijkste chronische ziekten raken veel mensen, duren lang, hebben grote invloed op het gezondheidszorgsysteem en hebben een hoog mortaliteitsniveau. Veel chronische ziekten hebben invloed op de kwaliteit van leven. Hiervoor is een psychologische interventie wenselijk. Helaas betreft dit vaak de minder voorkomende ziekten, waardoor de focus hier minder op ligt.
De relatie tussen stress en ziekte hangt af van verschillende factoren: biologische factoren, omgevingsfactoren en cognitieve processen. Deze factoren hebben invloed op de meeste ziekten.
Het is belangrijk en tegelijkertijd lastig om met een chronische ziekte te leren leven. Om hier meer inzicht in te krijgen hebben Morse en Johnson (1991) het illness constellation model ontwikkeld:
Onzekerheid. Poging tot begrijpen van de symptomen.
Ontwrichting. Hoge stressniveaus en grote afhankelijkheid van professionals en familieleden.
Herstel van het zelf. Proberen controle te krijgen over de ziekte met behulp van anderen en copingmechanismen.
Herstel van welzijn. De patiënt heeft een nieuw evenwicht bereikt. De ziekte en consequenties hiervan worden geaccepteerd.
Patiënten kennen een waarde toe aan een stressor of ziekte. Deze waarde bepaalt de emotionele of gedragsmatige reactie die de patiënt ervaart.
Onderzoek wijst uit dat wanneer mensen onverwachte veranderingen in hun chronische ziekte ervaren, ze sterke emotionele reacties (zoals angst of depressie) ervaren. Deze gevoelens verdwijnen vaak weer snel. Andere stressoren (bijvoorbeeld werkgerelateerd) kunnen vervolgens leiden tot een verhoogde vatbaarheid voor emotionele reacties.
In het model van Lazarus en Folkman wordt onderscheid gemaakt tussen emotiegerichte coping en probleemgerichte coping. Elke reactie van de patiënt kan van invloed zijn op copinggedrag in de toekomst. Copinggedrag varieert daarnaast over de tijd en per persoon. Dit verklaart ook waarom de ene persoon zich sneller aanpast dan de andere persoon.
Het model kan meer gezien worden als referentiekader dan als model. De situatiedimensie wordt onvoldoende in het model weergegeven.
Contextuele interacties worden verwaarloosd.
De effecten van de levensdoelen van het individu en zijn of haar sociale relaties op de ziekte en copingmechanismen worden genegeerd.
Bekijk het model weergegeven in figuur 19.8 op pagina 614 van het artikel. Hierin wordt gesteld dat andere belangrijke levensgebeurtenissen bijdragen aan de inschatting van ziektegerelateerde gebeurtenissen. De reactie op chronische ziekte kan bijvoorbeeld worden beïnvloed door heftige levensgebeurtenissen.
De karakteristieken van een ziekte hebben grote invloed op hoe iemand met een gebeurtenis omgaat. Er bestaat een positief verband tussen de waargenomen heftigheid van de ziekte en vermijdende of passieve vormen van coping. Wanneer iemand minder controle ervaart leidt dit tot vermijdende en emotiegerichte coping (reuma) of tot probleemgeoriënteerde coping (diabetes mellitus). Ambiguïteit leidt tot passieve vormen van emotiegerichte coping bij vrouwen met borstkanker.
Verblijf in het ziekenhuis, medisch onderzoek, operaties en andere behandelvormen (bijvoorbeeld chemotherapie) leiden tot veranderingen in de manier waarop de patiënt de ziekte ziet en ervaart.
Verschillende stabiele persoonskenmerken (zoals geslacht en afkomst) dragen bij aan de manier waarop iemand de chronische ziekte waarneemt. Hier wordt ook de copingstijl door beïnvloed. Het lijkt erop dat vrouwen, lager opgeleiden en oudere mensen met een chronische ziekte vaker vermijdende of emotiegerichte copingstijlen hanteren.
De inschatting die iemand maakt van een gebeurtenis hangt af van veel verschillende factoren. Hoe meer doelen bedreigd worden door een stressor en hoe belangrijker zo'n doel is, hoe stressvoller de gebeurtenis is.
Voorbeelden van externe middelen zijn geld, tijd en afstand tot professionele hulp. Ook sociale steun is een extern middel. Er bestaat een relatie tussen sociale steun en aanpassing aan de chronische ziekte. Daarnaast bestaat er ook een verband tussen sociale steun en ziekteprogressie. Het verschilt per ziekte hoe groot het verband is. De manier waarop sociale steun werkt (als buffer of meer direct) is onduidelijk.
Onderzoek wijst uit dat patiënten met reumatoïde artritis vaker maladaptief copinggedrag lieten zien wanneer de wederhelft weinig steun bood. Wanneer de wederhelft zich juist wel ondersteunend opstelde, was de copingstijl vaker probleemgericht.
Wanneer van interne middelen wordt gesproken gaat het over de fysieke kracht van de patiënt, de energie die de patiënt heeft, persoonlijkheidskarakteristieken enzovoorts. Er zijn verschillende persoonlijkheidskarakteristieken die kunnen worden gerelateerd aan inschatting, coping en aanpassing. Zo lijken optimistische patiënten een meer actieve en probleemoplossende copingstijl te hanteren, terwijl pessimistische patiënten zich meer passief en vermijdend opstellen. Onderzoek toont echter wel aan dat de invloed van persoonlijkheid op coping niet enorm sterk is.
Er zijn veel factoren van invloed op het copinggedrag van de patiënt. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen handelingen gerelateerd aan coping of stressreacties en doping functies die betrekking hebben op de doelen die de handelingen moeten bereiken. Dit kan alleen in een hiërarchisch model goed worden weergegeven:
Gegeneraliseerde copingdoelen, -voorkeuren en -aanleg.
Copingstrategieën.
Specifieke copinghandelingen.
Omdat onderzoek naar copinggedrag deze hiërarchie vaak niet onderkende, zijn veel onderzoeksresultaten wisselend te noemen. Op het eerste niveau is het van belang onderscheid te maken tussen probleemgerichte en emotiegerichte coping.
De benaderingscopingstijl houdt in dat de patiënt de neiging heeft tot benadering en het maximaliseren van het belang van de stressvolle gebeurtenis. De vermijdende copingstijl houdt juist in dat de patiënt het belang van de gebeurtenis juist vermijdt, negeert of minimaliseert.
Het gaat hier om het verband tussen het copinggedrag en de coinguitkomsten. Er kunnen drie soorten uitkomsten worden onderscheiden:
Psychologische uitkomsten.
Sociale uitkomsten.
Lichamelijke uitkomsten.
Emotiegerichte coping is vaak passiever en vermijdend, terwijl probleemgerichte coping meer actief is. Het gebruik van één van deze copingstrategieën wordt gerelateerd aan de psychische en lichamelijke aanpassing van de patiënt. Patiënten die meer emotiegerichte copingstijlen hanteren hebben meer moeite zich aan te passen aan de chronische ziekte dan patiënten met een probleemgerichte copingstijl.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1485 | 1 |
Add new contribution