Bulletpoint samenvatting van Abnormal Psychology van Nolen-Hoeksema - 6e druk

Bulletpoint samenvatting bij de 6e druk van Abnormal Psychology van Nolen-Hoeksema

Hoofdstuk 1: Kijken naar abnormaliteit

  • De studie van abnormal psychology is de studie van mensen die lijden aan mentale, emotionele en vaak fysieke pijn. Dit wordt vaak psychopathologie genoemd.

  • Cultureel relativisme stelt dat gedrag alleen abnormaal kan zijn volgens de heersende culturele normen en dus niet volgens universele standaarden.

  • Het distress-criterium stelt dat gedrag als abnormaal gezien kan worden wanneer een persoon distress (ongemak) ervaart als gevolg van het gedrag.

  • Moderne beoordelingen van abnormaliteit zijn niet gebaseerd op een enkel criterium, maar worden beïnvloed door een samenspel van vier dimensies, de vier D’s: Dysfunction, Distress, Deviance en Dangerousness.

  • Er bestaan drie typen theorieën die de oorzaken van abnormaal gedrag proberen te beschrijven: de biologische, bovennatuurlijke en psychosociale theorieën.

  • Een psychische epidemie is een verschijnsel waarbij groete hoeveelheden mensen ongewoon gedrag vertonen, dat een psychologische oorzaak lijkt te hebben.

  • Franz Anton Mesmer ontwikkelde mesmerism, een methode gebaseerd op animal magnetism. Zijn behandelingen brachten de patiënt in een vorm van trance, die later hypnose genoemd werd.

  • Klassieke conditionering heeft te maken met het verbinden van een geconditioneerde respons aan een stimulus die eerst een andere respons opriep. Operante conditionering stelt dat gedrag dat gevolgd wordt door positieve consequenties vaker herhaald zal worden dan gedrag dat gevolgd wordt door negatieve consequenties.

Hoofdstuk 2: Theorieën en behandeling van abnormaliteit

  • Een theorie is een set ideeën die een framework bieden op basis waarvan vragen gesteld kunnen worden over een bepaald fenomeen en op basis waarvan informatie verzameld en geïnterpreteerd kunnen worden over dat fenomeen.

  • Een therapie is een behandeling, vaak gebaseerd op een theorie over een stoornis, die ingaat op de factoren die volgens de theorie de stoornis veroorzaken.

  • Er zijn verschillende benaderingen voor het verklaren van psychologische klachten: de biologische, psychologische en socioculturele benadering. Daarnaast is er de biopsychosociale benadering, die erkent dat een stoornis vaak niet verklaard kan worden vanuit één enkele benadering en dus de eerste drie samenneemt.

  • Drie mogelijke biologische oorzaken van abnormaliteit zijn hersendisfunctie (schade aan een deel van de hersenen), biochemische onbalans (onbalans in de neurotransmitters) en genetische abnormaliteiten (afwijkingen veroorzaakt door genen, zoals syndroom van down). Behandeling van biologische abnormaliteit kan met medicatie of psychochirurgie.

  • Behandeling vanuit psychosociale benaderingen gaat uit van conditionering, gedragstherapieën en cognitieve therapieën, soms van psychotherapie.

  • Psychoanalyse (van Freud) is zowel een theorie van persoonlijkheid en psychopathologie, als een methode om de geest te onderzoeken, als een vorm van behandeling van psychopathologie.

  • Volgens Freud is er een aantal psychoseksuele fasen waar ieder kind doorheen moet. Dit zijn: orale fase, anale fase, fallische fase, latente fase en genitale fase.

  • Primaire preventie probeert stoornissen tegen te gaan voordat ze beginnen, secondaire preventie probeert de stoornis in een hele vroege fase te remmen en tertiaire preventie probeert terugval te voorkomen bij mensen die al een stoornis hebben.

Hoofdstuk 3: Beoordelen en diagnosticeren van abnormaliteit

  • Een assessment (beoordeling) is het proces van symptomen verzamelen en kijken wat de oorzaken ervan kunnen zijn. Een diagnose is een label voor een aantal symptomen die vaak samen voorkomen.

  • De juistheid van een test is de validiteit: de test moet daadwerkelijk datgene meten waarvoor hij ontworpen is. Er zijn verschillende soorten validiteit: face validity, content validity, concurrent validity, predictive validity en construct validity.

  • De betrouwbaarheid is de zekerheid dat de uitkomst van de meting gelijk blijft. Ook hier zijn meerdere vormen: test-hertest betrouwbaarheid, alternate form betrouwbaarheid, interne betrouwbaarheid en interrater/interjudge betrouwbaarheid.

  • Diagnose kan plaatsvinden met behulp van verschillende technieken: symptoomvragenlijsten, persoonlijkheidsinventarisaties, gedragsobservatie, intelligentietesten, neurologische testen, brain imaging technieken en projectieve testen.

  • Taalproblemen tussen culturen kunnen zorgen dat iemand onder- of overgediagnosticeerd wordt. Ook kan er sprake zijn van culturele bias, waardoor symptomen kunnen verschillen per cultuur.

  • Een diagnose is een label dat we geven aan symptomen die vaker samen voorkomen. Een set van symptomen noemen we een syndroom, dat is een observeerbare manifestatie van een onderliggende biologische stoornis.

  • De DSM bestaat uit vijf assen: 1.) Klinische stoornissen, 2.) Persoonlijkheidsstoornissen en mentale retardatie, 3.) Algemene medische condities, 4.) Psychologische problemen en problemen in de omgeving en 5.) Globale beoordeling van functioneren.

Hoofdstuk 4: Angststoornissen

  • Tijdens de vecht- of vluchtreactie worden het autonome zenuwstelsel en het adrenal-corticale systeem geactiveerd, dit zorgt voor de psychologische veranderingen die ontstaan als reactie op gevaar. Hierbij komt ook cortisol vrij, een indicator voor stress.

  • Er wordt gesproken van een angststoornis, wanneer men continu met angst leeft en het normale functioneren daardoor wordt belemmerd. Angst bestaat uit somatische, emotionele, cognitieve en gedragssymptomen.

  • Posttraumatische stressstoornis en acute stressstoornis komen beide voor als gevolg van een ervaring van extreme stress. Trauma’s die tot PTSD leiden zijn vaak: natuurrampen, oorlog, terroristische aanslagen, marteling en misbruik.

  • Een belangrijk element van Cognitieve gedragstherapie is systematic desensitization (systematische desensitisatie). Hierbij identificeert de cliënt gedachten en situaties die angst veroorzaken en leert deze te confronteren en ermee om te gaan.

  • Als medicijnen worden voor angst vaak selective serotonin reuptake inhibitors (SSRI's) en benzodiazepines gebruikt. Deze zijn vooral effectief bij slaapproblemen, nachtmerries, etc. Mensen die SSRI's nemen, hebben vaak binnen vijf maanden geen symptomen meer.

  • Paniekaanvallen zijn korte, intense aanvallen van angst, waarbij de persoon veel verschillende symptomen van angst ervaart. Men spreekt van een paniekstoornis wanneer de aanvallen vaker voorkomen in een zelfde soort situatie en de persoon zich als gevolg hiervan zorgen gaat maken en zijn gedrag gaat veranderen.

  • Specifieke fobieën zijn angsten die betrekking hebben op specifieke objecten of situaties. Er zijn vier typen: animal type, natural environment type, situational type en blood-injection-injury type phobias. Een sociale fobie valt niet onder de specifieke fobieën.

  • Verschillende behandelwijzen voor fobieën zijn systematische desensitisatie, modeling en flooding. Cognitieve gedragstherapieën gebruiken vaak deze methoden in combinatie met technieken om verkeerde denkwijzen te identificeren en veranderen.

  • Mensen met GAD (Gegeneraliseerde Angststoornis) maken zich zorgen over veel dingen in hun leven, zoals hun gezondheid, hun kinderen of te laat komen voor een afspraak. Het zorgen maken wordt vergezeld door een aantal lichamelijke symptomen zoals moeheid en spanning in de spieren.

  • De separatie angst stoornis vangt vaak al aan in de kindertijd. Het is normaal dat kinderen overstuur raken wanneer zij door de primaire verzorgers worden verlaten, maar wanneer kinderen extreem angstig en gespannen blijven is dit een teken van de separatie angst stoornis. Vaak wordt de stoornis met cognitieve gedragstherapie behandeld.

  • OCD: Obsessies zijn hardnekkige, terugkerende gedachten of beelden waar iemand niet vanaf kan komen. Deze gedachten of beelden geven de persoon angst en stress Compulsieve handelingen (compulsies) zijn dwanghandelingen die iemand van zichzelf uit moet voeren omdat hij het idee heeft dat er anders iets ergs gebeurt.

Hoofdstuk 5: Somatoforme en dissociatieve stoornissen

  • Bij somatoforme stoornissen hebben mensen lichamelijke klachten, zonder dat daar een organische oorzaak voor is. Bij dissociatieve stoornissen ontwikkelen mensen meerdere onafhankelijke persoonlijkheden, waardoor zij lijden aan geheugenverlies. Mensen met psychosomatische stoornissen hebben een lichamelijke ziekte, die wordt verergerd door hun psychische toestand.

  • Bij factitious disorder by proxy (of Münchhausen by proxy) doen ouders alsof hun kind ziek is, of ze creëren een ziekte bij hun kind, om daardoor zelf aandacht te krijgen.

  • Er zijn 5 soorten somatoforme stoornissen: conversiestoornis (verlies van lichaamsfuncties), somatisatiestoornis (klachten zonder lichamelijke oorzaak), pijnstoornis (chronische pijn zonder lichamelijke oorzaak), hypochondrie (angst voor het hebben van een ziekte) en body dysmorphic disorder (het idee dat een lichaamsdeel volledig misvormd is).

  • Bij dissociatieve stoornis kunnen verschillende soorten persoonlijkheden (alters) voorkomen: child alter, persecutor personality en/of helper personality. Doordat de alters vaak niet met elkaar communiceren, is er sprake van geheugenverlies.

  • Iemand met een dissociatieve fugue kan ineens verhuizen naar een andere stad en kan een nieuw leven gaan beginnen, zonder dat hij zich herinnert dat hij ooit een ander leven heeft gehad.

  • Organische amnesie is amnesie die wordt veroorzaakt door hersenbeschadiging als gevolg van bijvoorbeeld een ziekte, het gebruik van drugs of een ongeluk. Meestal is dit anterograde amnesie. Psychogene amnesie heeft een psychologische oorzaak. Anterograde amnesie komt bijna nooit voor bij psychologische oorzaken.

  • Depersonalisatiestoornis is een toestand waarbij mensen vaak het idee hebben dat ze losgekoppeld zijn van hun gedachten en van hun lichaam.

Hoofdstuk 6: Stemmingsstoornissen en zelfmoord

  • Bipolaire stoornis is een stoornis met perioden van manie en perioden van depressie. Iemand met een unipolaire stoornis heeft alleen maar last van depressie (dus niet van manie). Symptomen van depressie kunnen zijn: anhedonia, veranderingen in manier van bewegen, eetpatroon, slaap en activiteit, cognitieve symptomen zoals gedachten over hopeloosheid, schaamte en zelfmoord. Dysthyme stoornis is een vorm van depressie die minder intens is, maar langer aanhoudt.

  • Er zijn verschillende subtypes van depressie: melancholische depressie, depressie met psychotische kenmerken, depressie met catatonische kenmerken, atypische depressie, postnatale depressie, winterdepressie en premenstruele ontstemmingsstoornis.

  • Symptomen van manie zijn: gevoel van grandiositeit, vermindering van slaap, meer praten, het gevoel dat ideeën vliegen of gedachten racen, snel afgeleid, meer doelgerichte activiteit, roekeloos gedrag. Mensen met een cyclothyme stoornis hebben gedurende minstens twee jaar afwisselend hypomane en gematigde depressieve episodes.

  • Er zijn aanwijzingen dat genetische factoren een rol spelen bij de ontwikkeling van depressie en manie. Neurotransmitters die mogelijk een rol spelen bij stemmingstoornissen zijn vooral de monoaminen: norepineprhine, serotonine en dopamine. Hersendelen die van belang zijn: prefrontale cortex, anterior cingulate, hippocampus en amygdala.

  • De theorie van learned helplessness (aangeleerde hulpeloosheid), stelt dat depressie meestal voortkomt uit gebeurtenissen die de mens niet kan beïnvloeden. Hierdoor gaan mensen geloven dat zij de belangrijke dingen ook niet kunnen beïnvloeden.

  • SSRI’s (Selective Serotonin Reuptake Inhibitors) worden vaak gebruikt om depressieve symptomen te behandelen. Ze zijn niet meer effectief dan andere beschikbare antidepressiva, maar hebben wel veel minder ernstige bijwerkingen en zijn veiliger wanneer er een overdosis genomen wordt. Verder zijn er ook nog bupropion, tricyclische antidepressiva, monoamine oxidase inhibitors (MAOIs) en lithium.

  • Bij cognitieve gedragstherapie worden behavioristische technieken om nieuwe vaardigheden aan te leren gecombineerd met cognitieve technieken. De twee doelen zijn: negatieve denkpatronen doorbreken, en helpen bij het oplossen van problemen in het leven van de patiënt, zodat de patiënt minder reden heeft om depressief te zijn. Verder bestaat er: psychodynamische therapie en interpersoonlijke therapie.

  • Suïcide (zelfdoding) is het zich doelbewust van het eigen leven beroven door schade aan het lichaam aan te richten, of door vergiftiging of verstikking. Er kan ook sprake zijn van niet-suïcidale zelfbeschadiging, waarbij iemand niet als doel heeft om te sterven.

Hoofdstuk 7: Schizofrenie en gerelateerde psychotische stoornissen

  • Iemand lijdt aan een psychose als hij hallucinaties en waanideeën heeft en niet met zekerheid kan zeggen of zijn waarnemingen echt zijn of niet.

  • Bij schizofrenie wordt onderscheid gemaakt tussen twee categorieën symptomen, de positieve en de negatieve symptomen. Positieve symptomen zijn waanbeelden, hallucinaties, ongeorganiseerde spraak en gedachten, ongeorganiseerd of catatonisch gedrag. Negatieve symptomen houden het verlies van bepaald normaal gedrag in, bijvoorbeeld het niet meer tonen van emoties of interesse.

  • Andere psychotische stoornissen zijn: schizoaffective disorder, schizophreniform disorder, brief psychotic disorder, delusional disorder en shared psychotic disorder.

  • Het blijkt dat genen een invloed hebben op het krijgen van schizofrenie. Er zijn afwijkingen in de hersenen gevonden bij mensen met schizofrenie. Heel vaak blijken zij vergrote ventrikels hebben. Bij de prefrontale cortex is vaak gebleken dat deze kleiner is en minder activiteit vertoont. Ook zijn er vaak afwijkingen in de hippocampus.

  • Er wordt ook gedacht dat er te veel dopamine in de hersenen is, vooral in de frontale kwab en in het limbisch systeem.

  • Tegenwoordig worden vaak atypische antipsychotica gebruikt. Een voorbeeld is clozapine. Deze drug werkt op de dopaminereceptor D3.

  • Psychologische interventies worden vooral gebruikt in combinatie met medicijntherapieën. Ze zijn er vooral op gericht om mensen sociale vaardigheden aan te leren en om ze uit hun isolement te krijgen.

Hoofdstuk 8: Persoonlijkheidsstoornissen

  • Persoonlijkheid is de verzameling van kenmerken die de persoon heeft of vertoont en die hem of haar van anderen onderscheidt. Het is de manier waarop we ons gedragen, denken, geloven en voelen.

  • De ‘big five’-theorie stelt dat er vijf verschillende factoren van persoonlijkheidstrekken zijn, waar iedereen in meer of mindere mate aan voldoet. Dit zijn: negatieve emotionaliteit, extraversie, openheid voor nieuwe ervaringen, meegaandheid en nauwgezetheid.

  • Een persoonlijkheidsstoornis is een langdurig patroon van onaangepast gedrag, gedachten en gevoelens. Er zijn drie clusters persoonlijkheidsstoornissen: 1) odd or eccentric behaviors and thinking (paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis), 2) dramatic, erratic and emotional behavior and interpersonal relationships (antisociale, borderline, histrionische en narcistische persoonlijkheidsstoornis) en 3) anxious and fearful emotions and chronic self-doubt (afhankelijke, vermijdende en obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis).

  • Het verschil tussen obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis en obsessief-compulsieve stoornis, is dat de persoonlijkheidsstoornis meer algemeen is, terwijl OCD meer specifiek is.

  • Er is heel veel overlap in persoonlijkheidsstoornissen. Waarschijnlijk zijn er minder stoornissen dan in de DSM staan.

  • In de DSM-5 is een continuüm-model ingevoegd. Dit is gedaan omdat veel persoonlijkheidsstoornissen extreme vormen van karaktereigenschappen zijn.

Hoofdstuk 9: Eetstoornissen

  • Mensen met een eetstoornis ontwikkelen heel vaak ook een andere stoornis, bijvoorbeeld een major depressie of angststoornis.

  • Mensen met anorexia nervosa hongeren zichzelf uit, terwijl ze al ver onder een gezond gewicht zitten. Ze doen dit door gedurende een lange tijd niet of weinig te eten. Door de gewichtsafname stopt de menstruatiecyclus bij meisjes en vrouwen met anorexia, dit wordt amenorrhea genoemd. 5 tot 8 procent van de mensen met anorexia zal er ook aan overlijden.

  • Er zijn twee typen anorexia nervosa. Mensen met het restricting type van anorexia nervosa weigeren te eten, of eten maar hele kleine beetjes, om te voorkomen dat ze in gewicht aankomen. Mensen met het binge/purge type van anorexia nervosa hebben eetbuien (binges) die worden afgewisseld met handelingen om gewichtstoename te voorkomen (purge). Dit laatste type lijkt op boulimia, met als verschil dat het lichaamsgewicht bij anorexia 15% onder het gezond gewicht zit.

  • Belangrijke kenmerken van boulimia nervosa zijn de ongecontroleerde eetbuien, gevolgd door handelingen die gewichtstoename moeten voorkomen. Mensen die hun gewicht proberen kwijt te raken door middel van braken of ongepast laxeermiddelen slikken, vallen onder het purging type van boulimia nervosa. Mensen die hun gewicht proberen kwijt te raken door extreem veel te trainen of te vasten, vallen onder het nonpurging type van boulimia nervosa.

  • Mensen met Binge-eating disorder lijken in gedrag op mensen met boulimia nervosa maar vertonen niet de handelingen om de eetbuien te compenseren en te voorkomen dat ze aankomen.

  • Partial-syndrome eating disorder is een eetprobleem waarbij het gedragspatroon sterk op anorexia of boulimia lijkt, maar toch niet geheel voldoet aan de criteria. Een andere stoornis is eating disorder not otherwise specified (EDNOS), waarbij mensen ernstige symptomen hebben van anorexia of boulimia, maar niet aan alle criteria voldoen om de diagnose te ontvangen.

  • Obesitas wordt gedefinieerd als een BMI van 30 of meer (gewicht/lengte2). Het is geen eetstoornis die in de DSM staat, maar het is wel een risico voor je gezondheid.

  • Er zijn bewijzen dat de aanleg voor zowel anorexia als boulimia nervosa erfelijk is, 33-84% zit in de genen. Het probleem zit vooral in de hypothalamus, die eetgedrag reguleert.

  • Cognitieve gedragstherapie blijkt het meest effectief voor de behandeling van boulimia nervosa. Verkeerde cognities worden in kaart gebracht en de patiënt wordt daarmee geconfronteerd. Daarnaast wordt met behulp van gedragstherapeutische methodes gezonde eetpatronen aangeleerd.

Hoofdstuk 10: Gezondheidspsychologie

  • Dit is waar gezondheidspsychologie zich mee bezighoudt: ontdekken hoe biologische, psychologische en sociale/omgevingsfactoren interacteren met fysieke gezondheid.

  • Factoren die bepalen of iemand veerkrachtig is (snel herstelt van stress) of gevoelig, zijn: appraisal, pessimisme en coping. Ook gender, cultuur, psychologische stoornissen en fysieke gezondheid spelen een rol.

  • Chronische stress vermindert het functioneren, doordat het immuunsysteem als onderdeel van de vecht- of vluchtrespons wordt onderdrukt. In tijden van stress worden mensen dan ook vaak verkouden.

  • Stress is onder andere van invloed op het ontstaan en verloop van verschillende soorten kanker, HIV/AIDS en hartziekten en hoge bloeddruk.

  • De persoonlijkheidsfactor die het meest gerelateerd lijkt te zijn aan hartziekten is type A gedragspatroon. Deze mensen voelen vaak een sterke tijdsdruk, worden snel vijandig en zijn vaak competitief en streberig. Ze stellen onnodige deadlines voor zichzelf en proberen meerdere dingen tegelijk te doen.

  • Guided mastery technieken geven mensen expliciete informatie over hoe ze positieve gezondheidsgerelateerde gedragingen moeten uitvoeren.

  • Het sterftecijfer onder mensen die minder dan zes uur per nacht slapen is 70% hoger dan onder mensen die minimaal zeven of acht uur slaap per nacht krijgen. Slaap is dus essentieel voor gezondheid.

  • Dyssomnia’s zijn primaire slaapstoornissen waarbij mensen niet voldoende slaap krijgen, of waarbij de slaap niet van goede kwaliteit is, of niet op het juiste moment gebeurt. Insomnia is de meestvoorkomende. Er bestaat ook hypersomnia, narcolepsie, slaapapneu en slaapstoornis in het circadiaan ritme.

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
This content is related to:
Stamplijst Abnormal Psychology
TentamenTests bij Fundamentals of Abnormal Psychology van Comer - 7e druk
Check more of topic:
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1505 1