Samenvatting Beleidsinstrumentatie, Sturingsinstrumenten voor het overheidsbeleid
- 3442 keer gelezen
Deze samenvatting van Geld, Financiele markten en instituties is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.
Financiële markten die goed draaien zijn de sleutelfactoren in het produceren van hoge economische groei. Ook heeft het effect op persoonlijke welvaart, het gedrag van bedrijven en consumenten en de cyclische werking van de economie
Obligatiemarkt en rente
Een security is de claim van een gebruikers toekomstig inkomen (of asset). Een obligatie is een debt om periodiek betalingen te doen voor een bepaalde tijd. De obligatiemarkt is speciaal belangrijk voor de economische activiteit omdat het bedrijven en overheden de mogelijkheid biedt om hun activiteiten te financieren. Hier wordt ook de rente bepaald en die is belangrijk op persoonlijk niveau. Op persoonlijk niveau kan een te hoge rente je weerhouden in het aanschaffen van bijvoorbeeld een huis of een auto, omdat de rentekosten te hoog zijn. Aan de andere kant kan een hoge rente het sparen aanmoedigen omdat je dan meer rente over het spaargeld verdient. Maar vooral ook op algemeen niveau waar het bedraagt aan de beslissing voor investeringen van bedrijven. Een te hoge rente kan een bedrijf namelijk weerhouden in het maken van investeringen. Verschillende rentes hebben een tendens om gelijk te bewegen, daarom gaat het over ‘de’ rente.
Aandelenmarkt
Een common stock vertegenwoordigt een deel van een bedrijf. Het is een security wat de claim is op de verdiensten en bezittingen van een bedrijf. Het uitgeven van aandelen is een manier voor bedrijven om fondsen aan te schaffen die bedrijfsactiviteiten kunnen financieren. De “stock market” wordt ook wel “the market”genoemd. Het is een plek waar mensen snel rijk of arm kunnen worden. De aandelenmarkt is ook belangrijk voor bedrijfsbeslissingen, omdat de prijs van aandelen bepaalt dat er meer aandelen uitgegeven kunnen worden door een bedrijf, wat meer productie mogelijk maakt.
Wisselkoers
De wisselkoers is waar er wisseling is in valuta tussen landen. Deze fluctuaties hebben bijvoorbeeld tot gevolg dat bij een goedkope euro de import duur is en bij een dure euro is het voor Europeanen goedkoper in het buitenland (import).
Waarom banken en financiële instituties?
Banken en instituties maken het financiële raamwerk. Zonder deze banken en andere financiele instituties zou het niet mogelijk zijn om het geld dat wordt gespaard uit te lenen zodat er investeringen kunnen worden gedaan.
Structuur van het financiële systeem
Het financiële systeem is complex. Er zijn bijvoorbeeld financiële intermediairs; instituties die fondsen lenen van mensen die gespaard hebben en daarmee verstrekt het leningen aan anderen. Intermediairs zijn cruciaal voor financiële markten.
Banken en andere financiële instituties
Banken zijn financiële instituties die deposits accepteert en leningen verstrekt. Banken zijn bedrijven zoals commerciële banken, spaarders, kredietverstrekkers enzovoorts. Banken zijn de grootste financiële intermediairs in de economie.
Financiële innovatie
Financiele instituties zijn door de tijd heen steeds creatiever geworden in het leveren van financiële diensten ( denk aan pinautomaten enz.).
Waarom geld en monetair beleid?
Geld ook wel het geldaanbod, is gedefinieerd als alles dat algemeen wordt geaccepteerd in het betalen van producten maar ook diensten of in het afbetalen van schulden.
Geld en cyclus
In 1982 daalde de productie en steeg de werkloosheid. En waarom groeide het tussen 1982 en 1990? Mensen suggereren dat geld een belangrijke rol speelt in deze tendensen (business cycle), omdat deze cycles ons allen raakt. Wanneer de output stijgt is het makkelijker om een baan te vinden. We bestuderen monetaire theorie, die de veranderingen van geld in een veranderende economie bestudeert.
Geld en inflatie
De gemiddelde prijs van goederen en diensten heet het prijsniveau en inflatie zorgt ervoor dat die prijs stijgt. De inflatie heeft gevolgen voor individuelen, bedrijven en de overheid. De inflatie hangt samen met de geldhoeveelheid (M2). Een groei van geldaanbod kan mogelijk belangrijk zijn in het groeiende prijsniveau (inflatie).
Geld en rente
Geld speelt ook een belangrijke rol in de fluctuaties van rente, wat belangrijk is voor bedrijven en consumenten. Als de M2 daalt, daalt ook de rente.
Fiscaal beleid en monetair beleid
Monetair beleid is het management van geld en rente door de centrale bank. Fiscaal beleid zijn de beslissingen van de overheid over uitgaven en belasting.
Als Apple wil investeren heeft het fonds nodig om het op de markt te brengen. Goed functionerende markten en financiële intermediaries zijn cruciaal voor een gezonde economie.
Ze zijn essentieel voor een economie omdat het fondsen die huishoudens, bedrijven en overheid gespaard hebben te brengen bij degene die een tekort aan fondsen heeft en meer willen uitgeven dan hun inkomen. De belangrijkste leners zijn bedrijven en overheid. Bij directe financiering, lenen leners fondsen direct van mensen in financiële markten door ze securities te verkopen, wat claims zijn op de leners toekomstig inkomen. Securities zijn de assets (activa) van degene die ze koopt (mensen die lenen aan anderen), en dat zijn liabilities (passiva) voor het individu of bedrijf dat ze verkoopt aan ze. Zonder financiële markten is het lastig om een wisseling van fondsen te zien van een persoon naar een andere persoon. Financiële markten zorgen hier voor en dus voor efficiëntie. Ze maken het mogelijk om fondsen van mensen die surplus hebben te brengen naar mensen die willen investeren. Financiele markten zijn belangrijk voor een efficiente allocatie van kapitaal, wat bijdraagt aan een hogere productie en efficiëntie van de economie. Zo is er meer welvaart voor iedereen.
Debt en equity markten
Een bedrijf of een individu kan op twee manieren aan financiering komen. De meest gebruikelijke methode is een debt instrument, zoals een bond of een hypotheek. De maturity van een debt instrument is het aantal jaar tot de datum afloopt. Een debt instrument is “short-term” als zijn maturity korter is dan een jaar, en “long-term”als zijn maturity langer is dan 10 jaar. Alle debt instrumenten daartussen noemen we “intermediate term.” De tweede methode zijn equities, zoals een gewoon aandeel, wat een calim is op het netto inkomen en activa van een bedrijf. Equisities maken vaak periodieke betalingen (dividenden) aan hun aandeelhouders en zijn long-term omdat ze geen afloopdatum hebben. Het grootste nadeel is dat een bedrijf eerst zijn bond-houders moet betalen en dan pas de aandeelhouder. Het voordeel is dat je direct profiteert van winst.
Primaire en secundaire markten
Een primary market is een financiele markt waarin nieuwe securities, zoals een bond of een aandeel, worden verkocht aan kopers van een bedrijf of overheid. Een secundary market is een markt waarin securities die al eerder in bezit zijn geweest opnieuw verkocht kunnen worden. In primary markets worden securities achter gesloten deuren verhandeld en zijn daarom niet bekend onder het publiek. Een secondary market heeft twee belangrijke functies namelijk: het liquid maken van financiele instrumenten en het vaststellen van de prijs.
Exchange en over-the-counter markten
Een secondary market kan worden ingedeeld op twee manieren: exchanges en over-the-counter. Een plaats voor handel van een secundary market kan op één plaats (exchanges) of kopers en verkopers op verschillende locaties (over the counter).
Geld- en kapitaalmarkten
De geldmarkt is een financiele markt waar alleen korte termijn debts worden verhandeld en de kapitaalmarkt is waar lange termijn debts en equities worden verhandeld.
Geldmarkt instrumenten
In de geldmarkt worden de korte termijn debts verhandeld en dus zijn het de kleinste risico’s voor investeringen. Voorbeelden zijn United States Treasury Bills, Negotiable Bank Certificates of Deposits (CD’s), Commercial Paper, Banker’s Acceptances, Repurchase Agreements en Federal Funds.
Kapitaalmarkt instrumenten
Dit gaat over lengtes van langer dan een jaar en zijn behoorlijk riskant. Voorbeeld zijn stocks, hypotheken, bedrijfsobligaties, consumenten en commerciele bankleningen, US Government Securities, US Government Agency Securities en State en Local Government Bonds.
Internationalisering van financiële markten
Amerikaanse ondernemingen en banken zijn nu meer actief op internationale kapitaalmarkten.
Internationale bondmarkt, eurobonds en euro valuta
De traditionele manier voor de internationale bondmarkt zijn buitenlandse bonds. Die zijn verkocht in een ander land en hebben waarde in de valuta van dat land. Bijvoorbeeld de Duitse automaker Porsche die verkoopt een bond in de VS (naar die valuta). Ook zijn er eurobonds, wat precies hetzelfde is, alleen hebben de bonds de waarde van het andere land. Eurocurrencies zijn buitenlandse valuta die deposits zijn op banken buiten het thuisland. Dus dollars die op banken buiten de VS staan.
Wereld aandelenmarkt
De internationalisatie van financiële markten heeft effecten voor de VS. Buitenlanders, bijvoorbeeld Japan, helpen om de federale overheid maar ook corporaties te financieren. Zonder deze buitenlandse fondsen zou de groei van de Amerikaanse economie veel minder zijn geweest de afgelopen 20 jaar.
Functie van de financiële intermediaries
Het is indirecte financiering omdat er een intermediar zit tussen de leners en de mensen die uitlenen. Een intermediar leent van de mensen die hebben gespaard en gebruiken dit voor het maken van leningen. Financiele intermediaries is de belangrijkste route naar fondsen. Maar waarom is het zo belangrijk?
Transactiekosten
Transactiekosten is een groot probleem voor mensen die willen uitlenen aan anderen. Financiële markten kunnen substantieel de transactiekosten reduceren doordat zij expertise hebben en omdat ze op een grote schaal handelen, wat schaalvoordelen oplevert. Daarnaast maken de lagere transactiekosten het makkelijker om transacties te plegen voor de klanten. Ook hebben ze computertechnologie.
Risico
Lagere transactiekosten kunnen risico’s verminderen, wat wil zeggen dat onzekerheid over de winsten die investeerders verdienen. Financiële intermediaries doen dit door risk sharing. Ze creëren en kopen assets met risicokarakteristieken die mensen comfortabel vinden, en de intermediaries gebruiken de fondsen om zo weinig mogelijk risico te nemen. Ze delen dus de risico’s. Financiele intermediaries reduceren ook het risico door diversificatie.
Asymmetrische informatie: adverse selection en moral hazard
Veel partijen weten niet genoeg over de andere partij om accurate beslissingen te nemen, dit is asymmetrische informatie. Vervolgens is adverse selection het probleem dat wordt gecreëerd vóór de transactie. Dit gebeurt wanneer potentiële leners kiezen voor leningen vaak voor de bad credit risks, die ze een niet gewenste uitkomst oplevert. Als je meer informatie hebt, weet je wat de ‘bad risks’ zijn. Vergelijkbaar met het lemonsproblem: de gemiddelde kwaliteit verschilt erg in de markt en niemand wil een lemon kopen, dus zijn er minder transacties. De kans is dus dat je niet gaat lenen. Moral hazard is na de transactie. De mensen die geleend hebben gaan meer deelnemen aan ‘immorele activiteiten’ omdat ze zekerheid hebben. Financiële intermediaries kunnen deze problemen voorkomen.
Er zijn drie categorien
Depository instituties
Deze intermediaries accepteren deposits van individuen en instituties en verhandelen leningen, zoals commerciële banken (grootste), mutual saving banks, credit unions.
Contractual saving instituties
Dit zijn dingen zoals verzekeringsbedrijven en pensioenfondsen die fondsen behandelen met intervallen, op contractuele basis. Ze hoeven niet bang te zijn, zoals depository instituties, dat in één keer liquiditeit wordt geëist. Daarom is de liquiditeit aan de asset kant ook niet belangrijk. Voorbeelden zijn levensverzekeringen, ontslagverzekeringen en pensioenfondsen.
Investerings intermediaries
Dit houdt financiële bedrijven in, mutual fonds en geldmarkt mutual fonds zoals financieringsbedrijven, mutual fonds en investeringsbanken.
Regulatie van het financiele systeem
Het financiële systeem is heel erg gereguleerd. De overheid (voornamelijk via FED) doet dat om twee redenen. Ten eerste om de informatie te vergroten en om zekerheid van het systeem te handhaven. En ten tweede het verzekeren van financiele intermediaries.
Informatie voor investeerders vergroten
Dit houdt het voorkomen van moral hazard en adverse selection in. Overheidsregulering kan het reduceren en voor meer efficiëntie zorgen door goede informatie.
Verzekeren van financiële intermediaries
De overheid zorgt ervoor dat er geen financiële paniek komt. Dit kan leiden tot schade aan de economie. De regulering gaat voornamelijk over restricties om een financiële intermediar te zijn, deposit verzekering en restricties van rente.
Wanneer mensen het over geld hebben gaat het meestal om currency (munten en briefgeld), maar dit is te beperkt voor economen. Economen definiëren geld als een algemeen geaccepteerd betaalmiddel voor goederen en diensten, en in het afbetalen van schulden. Economen maken veel verschillen, bijvoorbeeld inkomen en welvaart.
Ten eerste is geld een ruilmiddel. De tijd die nodig is bij het ruilen van goederen en diensten worden de transactiekosten genoemd. Geld is essentieel in een economie omdat het de transactiekosten reduceert. Daarnaast is geld een rekenmiddel voor de waarde van de economie en dient het geld ook als store value: de mogelijkheid van het oppotten geld op lange termijn. Je kunt geld sparen vanaf je inkomen tot je het uitgeeft. Deze functie is erg bruikbaar voor mensen die liever willen wachten en niet gelijk hun inkomen willen uitgeven. Dit is het concept van liquiditeit.
Evolutie van het betaalsysteem
Dit ging van metalen in primitieve samenlevingen, via briefgeld naar checks. En met internet en computers kwam daar elektronische betalingen (verdwijnen van checks) en e-money voor.
De smalste meting van geld is M1 (cash, deposits) en daarna komt M2 (M1 + geldmarkt deposits, spaar deposits enz.). Toch lopen ze ongeveer gelijk.
De yield to maturity(ytm) is de meest accurate meeteenheid van rente. Dit is wat economen gebruiken als ze het hebben over rente. De reële rente is de rente gecorrigeerd door inflatie.
Present value
Het concept van present value is gebaseerd op de algemene notie dat een dollar betaalt door jou een jaar geleden minder waardevol is dan een dollar die je vandaag betaalt. Stel dat iemand 100 dollar leent met een rente van 10 dollar, dan is de rente (i):
i = $10 / $100 = 0.10 = 10%
Dit wordt ook wel de “simple interest rate” genoemd.
Voor de toekomst geldt dan:
En terugrekenen kan dan dus ook:
PV = present value
CF = cash flow (toekomstig)
Bijvoorbeeld: wat is de PV van 250 dollar die betaald wordt in 2 jaar met een rente van 15%?
CF = 250
i = 0.15
n = 2
Dan is PV: 189.04
Vier typen van kredietinstrumenten
Een simpele lening (met een bepaalde rente)
Via de PV, zoals hierboven.
Een fixed-payment lening, ook wel fully amortized loan genoemd, waarbij elke periode een vast bedrag moet worden betaald.
Bijvoorbeeld dat je 1000 dollar leent en voor 25 jaar 126 dollar per maand moet betalen.
LV = leningwaarde (=1000)
FP = vaste jaarlijkse betalingen
n = aantal jaren
Een coupon bond, lijkt op een vaste betalingslening. De face value is bijvoorbeeld 1000 dollar, waarbij je een betaling van 100 dollar per maand doet voor 10 jaar, en uiteindelijk betaal je nog een keer de face value.
P = prijs van een coupon bond
F = face value
C = couponrate
n = aantal jaren
i = rente
Bijvoorbeeld: zoek de prijs van een 10%-bond met een FV van 1000, 12.25% ytm (i) en 8 jaar lengte:
Wat belangrijk is:
Hier zie je dat hoe hoger de prijs van een bond, hoe kleiner de ytm (i %)!
Simpel gezegd is dat een coupon zonder datum het principe heeft van:
P = prijs
C = jaarlijkse betalingen
i = ytm, rente
P = C / i
En
i = C / P →als P omhoog gaat, gaat i omlaag!
Een discount bond, is gekocht voor een prijs onder de face value en de face value wordt nog een keer betaald aan het einde van de looptijd.
Bijvoorbeeld, een discount bond met een waarde van 1000 dollar wordt aangeboden voor 900 dollar en aan einde betaal je 1000 dollar.
Dus:
900 = 1000 / 1 + i
Wat ook wil zeggen dat:
Dus:
Het verschil tussen “interest rates” en “returns”.
De “return” hoeft niet gelijk te zijn aan de “yield to maturity”.
R=(C+Pt+1-Pt)/Pt
waarbij R=return from holding the bond from time t to time t+1
Pt=price of the bond at time t
Pt+1=price of the bond at time t+1
C=coupon payment
Current yield(ic)=C/Pt
Rate of capital gain(g)=Pt+1-Pt/Pt
Het verschil tussen reële en nominale rente
Tot nu toe hebben we de rol van inflatie genegeerd in het lenen. Maar met deze verrekend is er een preciezere vorm van de nominale rente; de reële rente. Fisher zegt dat de nominale rente gelijk is aan de reële rente + de verwachte inflatie:
Daarmee kunnen we de reële rente vinden door de nominale rente – de verwachte inflatie:
Dus, voor een simpele lening van 5% (i) en een verwachte inflatie van 3% heb je dus een reële rente van:
i (reëel) = 5% - 3% = 2%
In de jaren ’50 was de nominale rente op 3-maand Treasury bills 1% en in 1981 was het meer dan 15%, waarna het in 2000 weer onder de 2% lag. Hoe kan dit?
Determinanten van vraag naar bezit.
Wat determineert de hoeveelheid vraag van bezit?
Welvaart, de totale bronnen van het individu.
Alles constant houdend zorgt een groei van de welvaart voor een hogere vraag naar assets.
Verwachte winst, de ene asset relatief tegenover een andere asset
Een groei van de verwachte winst van een asset laat, bij alles constant houdend, de vraag naar assets stijgen.
Risico, de hoeveelheid van de ene asset relatief tegenover een andere asset.
Alles constant houdend, als een risico van een asset stijgt, dan daalt de vraag naar assets.
Liquiditeit, het gemak en snelheid waarmee een asset overgezet kan worden in cash
Hoe meer liquide de ene asset is ten opzichte van een andere, hoe groter de vraag naar assets.
“Theory of Asset demand”
De vraag naar een asset is positief gecorreleerd aan welvaart.
De vraag naar een asset is positief gecorreleerd aan verwachte winst.
De vraag naar een asset is negatief gecorreleerd aan risico.
De vraag naar een asset is positief gecorreleerd aan liquiditeit.
Zo kunnen we een vraagcurve opzetten. Als een eigenaar een bond zou hebben met een face value van 1000 dollar per jaar en hem zou verkopen voor 950 dollar:
En bij een prijs van 900 dollar zou de i zijn:
Omdat de verwachte winst op deze bonds hoger is, zal de vraag naar bonds hoger zijn dan verwacht. Hoe hoger de prijs van bonds, hoe lager de rente, hoe lager de vraag.
Aanbodcurve
De Bs curve, die alle punten met elkaar verbindt, is het aanbod van bonds. Deze heeft een opwaartse slope wat aangeeft dat als de prijs hoger wordt, dan stijgt het aanbod.
Marktevenwicht
Er is een marktevenwicht is Bd = Bs. Wanneer er meer bonds worden aangeboden dan gevraagd is er een excess supply en wanneer er meer gevraagd wordt dan aangeboden is er een excess demand. Op dat laatste moment willen meer mensen kopen dan verkopen, wat de prijs van bonds laat stijgen.
Veranderingen in de evenwichtsrente
Veranderingen in de vraag naar bonds
Hier zijn weer dezelfde parameters van toepassing:
Met groeiende welvaart stijgt de vraag naar bonds (curve naar rechts)
Verwachtingen van een hoge rente in de toekomst zorgen voor minder winsten op bonds, wat zorgt voor een daling van de vraag naar bonds (curve naar links).
En, een groei van de inflatie verlaagt de winsten van bonds, wat de vraag laat dalen (curve naar links).
Veranderingen van aanbod van bonds
De aanbodcurve kan verschuiven door:
Verwachte winsten of investeringsmogelijkheden
Hoe meer winstgevend een investering is, hoe meer bedrijven willen financieren. Dus in een expansie is er meer aanbod van bonds.
Verwachte inflatie
Lenen gaat ook over reële rente (mét inflatie). Wanneer de verwachte inflatie stijgt, dalen de kosten van lenen. Dus een groei van verwachte inflatie zorgt voor een groei van het aanbod van bonds.
Overheidsbudget
De overheid kan het gat tussen uitgaven en winsten dichten. Dus een hogere deficit van de overheid zorgt voor een grotere aanbod van bonds.
Veranderingen in de rente en verwachte inflatie: het Fisher-effect.
Stel dat de inflatie 5% is en de vraag en aanbod van bonds (Bv=Bs=punt 1) komen tot een evenwicht. Als dan de verwachte inflatie stijgt naar 10% gaat de vraag naar bonds dalen en zal juist het aanbod toenemen (want lenen is relatief goedkoper geworden). Er is een nieuw evenwicht in punt 2. Hier zien we dat de prijs van een bond dus negatief verbonden is met de rente, want de rente is gestegen in P2. Als de verwachte inflatie stijgt zal ook de rente stijgen, dit wordt het fisher-effect genoemd.
Veranderingen in de rente door economische expansie.
Het figuur hier onder illustreert het effect van een expansie in de economie op rente. Het nationaal inkomen zal stijgen en bedrijven willen meer lenen om te financieren, dus het aanbod van bonds stijgt. Ook de vraag zal stijgen (theory of asset demand), want er wordt meer gespaard bij expansie, wat de vraag naar bonds doet stijgen. Er is een nieuw evenwicht in punt 2:
Zie afbeelding 1
Echter, het hangt maar net van de mate van aanbod of de mate van vraag af of P2 daadwerkelijk lager is dan P1. De nieuwe rente is hier gestegen, maar het had ook kunnen dalen. Duidelijk is wel dat verwachte inflatie en rente aan elkaar gekoppeld zijn:
Zie afbeelding 2
Vraag en aanbod op de geldmarkt: het liquidity preference raamwerk
Keynes ontwierp het liquidity preference. Hij ging er vanuit dat het om twee dingen gaat in de welvaart: geld en bonds. Daarom is de totale welvaart samen te vatten in:
Bs + Ms = Bd + Md
Het aantal bonds en geld aangeboden moet gelijk zijn aan de totale vraag van bonds en geld. De markten zijn ook apart in evenwicht:
Bs – Bd = Md – Ms
De theorie negeert effecten op de rente door veranderingen van verwachte winsten. Keynes dacht dat geld geen winsten heeft. Bonds, het enige alternatief, hebben wel verwachte winsten door de rente. En als de rente stijgt, daalt de verwachte winst op geld (relatief gezien), en zal de vraag naar geld dalen. De centrale bank controleert het geld dat wordt aangeboden door de verticale lijn, waardoor de rente kan worden gecontroleerd. Hoe meer geld er wordt aangeboden door de centrale bank, hoe lager de rente. Gecombineerd met eerder in het hoofdstuk kijkt Keynes dus op een andere manier.
Meer aanbod van geld, laat de vraag naar bonds stijgen. In beide markten is dan te zien dat de rente daalt.
Zie afbeelding 3
Veranderingen in het evenwicht van rente in de liquidity preference
Veranderingen van de vraag naar geld
Er zijn twee factoren in de vraag naar geld: inkomen en prijsniveau.
Als er een expansie is van de economie willen mensen meer geld gebruiken en zal de vraag naar geld toenemen, hierdoor stijgt de rente. (zelfde effect is te zien als het aanbod van bonds toeneemt: hogere rente).
Als het prijsniveau stijgt is er meer geld nodig en zal de vraag naar geld stijgen en de rente stijgen.
Er is één factor die het aanbod van geld bepaald: centrale bank, deze laat de Ms-curve naar links of rechts verschuiven waardoor het de rente kan bepalen.
Veranderingen van het aanbod naar geld.
Veranderingen in het inkomen: Als het inkomen stijgt zal ook de rente stijgen.
Veranderingen in het prijsniveau: Als het prijsniveau stijgt, waarbij het geldaanbod en andere economische variabelen constant worden gehouden, zal ook de rente stijgen.
Veranderingen in het geldaanbod: Als het geldaanbod toeneemt, waarbij overige variabelen constant worden gehouden, zal de rente afnemen.
Zie afbeelding 4
Er zijn dus kort gezegd 3 effecten die de rente kunnen laten stijgen:
Inkomenseffect: rente stijgt
Prijseffect: rente stijgt
Verwachte inflatie-effect (meer vraag naar geld): rente stijgt
En één effect die de rente laat dalen:
Liquiditeitseffect (meer geldaanbod)
Maar doet een groei van het geld de rente dalen (liquiditeitseffect)? Dat hangt af van de sterkte van de andere effecten!
Het eerste geval toont aan dat het liquiditeitseffect domineert over de andere effecten. Op korte termijn daalt de rente snel, maar daarna komen de andere effecten opzetten. In het tweede geval is het liquiditeitseffect minder dan de andere effecten. In eerste instantie daalt de rente, maar daarna komt de rente weer hoger uit door de sterkte van de andere effecten. In het laatste geval is er totale dominantie van de 3 effecten op het liquiditeitseffect. Op korte termijn is er helemaal geen liquiditeitseffect en gelijk gaat de rente stijgen.
Zie afbeelding 5
We kijken eerst naar waarom bonds met dezelfde lengte verschillende rentes hebben: de risk structure. De duur van de bond beïnvloedt zijn rente, en de relatie tussen rente op bonds met verschillende lengtes is de term structure.
Rentes op verschillende categorieën bonds verschillen van elkaar en hoe ze gespreid zijn verschild ook.
Default risk
Default doet zich voor als de verstrekker van de bond niet in staat is om de face value op einddatum niet volledig af te betalen, of zich niet kan houden aan de rentebetalingen.
Default- free bonds zijn “bonds” die geen default risk hebben zoals “treasury bonds.”
Zie afbeelding 6
Hierboven is te zien dat Baa bonds (corporate) de hoogste rente heeft. Dit heeft dan te maken met risico van de bonds, die te zien is in de risk premium:
Zie afbeelding 7
Stel dat zowel corporate bonds (zoals de Baa bonds) hetzelfde risico zou hebben als U.S. Treasury bonds, dan hebben ze hetzelfde evenwicht in P1. Maar als de default risk van corporate bonds gaat stijgen, valt de verwachte winst van deze bonds tegenover de Treasury bonds. Hierdoor neemt de vraag naar Treasury bonds toe en de vraag naar corporate bonds af. De rente van corporate bonds is dan dus hoger en die van Treasury bonds lager. Een bond met een default risk heeft dus altijd een positieve risk premium en een groei van de default risk vergroot deze. De risico’s lopen van AAA (corporate) tot hoog risico C (corporate), waarvoor verschillende rankings zijn.
Liquiditeit
Een andere bijdrage voor een bond op de rente is de liquiditeit. Liquide is dus als het snel omgezet kan worden in cash. U.S. Treasury bonds zijn de meest liquide van alle lange termijn bonds, omdat het wereldwijd wordt gebruikt. Corporate bonds zijn niet zo liquide omdat er minder bonds worden verhandeld van elk bedrijf. Dus, het kan kostbaar zijn om ze te verhandelen. Daarom neemt de vraag toe naar meer liquide bonds (Treasury bonds), omdat deze in verhouding meer liquide zijn dan andere bonds. De rente van Treasury bonds zal dalen en die van corporate bonds stijgen (want die vraag daalt).
Inkomensbelastingoverwegingen
Waarom hebben municipal bonds lagere rente dan U.S. Treasury bonds? De verklaring ligt in het feit dat rente op municipal bonds geen federale inkomensbelasting zit. Dit heeft uitwerking op de vraag naar municipal bonds bij een groei van hun verwachte winst.
Als je meer winst maakt op municipal bonds na belastingheffing, dan houd je die, ook al heeft het meer risico en minder liquiditeit. Ook kun je het zien in de vraag en aanbod. Als de verwachte winst van municipal bonds stijgt in verhouding tot Treasury bonds (door belasting), dan stijgt de vraag naar municipal bonds en zal de rente dalen:
Zie afbeelding 8
Een andere factor die de rente van een bond kan beïnvloeden is de lengte. Bonds met hetzelfde risico, liquiditeit en belastingkenmerken hebben verschillende rentes doordat de tijd van de bonds verschilt. Een plot van de opbrengsten van bonds met verschillende lengtes, maar dezelfde risico/liquiditeit/belasting heet een yield curve, en beschrijft de term structure van rente voor de verschillende type bonds, zoals overheidsbonds. Op de x-as staat de lengte van de bond en op de y-as de rente. Meestal zien we een opwaartse slope, maar soms ook niet. Hoe komt dat?
Zie afbeelding 9 & 10
Er zijn 3 empirische feiten:
Rentes op bonds met verschillende lengtes lopen aan elkaar parallel over langere tijd.
Wanneer korte termijn rentes laag zijn, hebben yield curves een opwaartse slope. En wanneer de rentes hoog zijn lopen de slopes naar beneden.
Yield curves hebben bijna altijd een opwaartse slope
Voor deze trends zijn drie theorieën:
Verwachtingstheorie (expectations theory)
De rente op een lange termijn bond zal gemiddeld gelijk zijn aan die van een korte termijn bond. Bijvoorbeeld, als mensen verwachten dat de korte termijn rente 10% gemiddeld zal zijn over de komende 5 jaar, dan voorspelt de verwachtingstheorie dat de rente op korte termijn ook 10% is. En als van de korte termijn rente wordt verwacht dat deze zal stijgen na de periode van 5 jaar, zodat de gemiddelde korte termijn rente over de komende 20 jaar 11% zal zijn, dan is de rente op 20-jaar-bonds ook 11% en zal de rente op 5-jaar-bonds hoger zijn. In de praktijk betekent dit dat als bonds met dezelfde lengte perfecte substituten zijn, dat ze dan gelijke winsten hebben. Het maakt niet uit of je een bond van 5 jaar hebt met een vast percentage, of elk jaar een bond koopt voor de periode van 5 jaar. Het komt neer op:
Bijvoorbeeld:
Zie afbeelding 11
Dus we zien dat er een stijgende trend is van verwachte korte termijn rente wat een stijgende slope van de yield curve veroorzaakt naarmate de lengte langer wordt. Wanneer de yield curve dus opwaarts loopt zegt de expectations theory dat de korte termijn rente zal stijgen in de toekomst, zoals te zien in het numerieke voorbeeld hierboven. Wanneer de slope aflopend is zegt de theorie dat het gemiddelde van de toekomstige rente van korte termijn bonds lager zullen zijn dan de huidige korte termijn rente. Dat wil zeggen dat de korte termijn rente zal dalen, gemiddeld, in de toekomst. Alleen wanneer de slope recht is worden er geen veranderingen verwacht. Toch kan dit niet verklaren waarom meestal de yield curves omhoog lopen (feit 3).
Segmented markets theory
Deze theorie ziet de markten voor bonds als compleet gescheiden (dus geen substituten). De rente voor elke bond met een verschillende lengte wordt bepaald door vraag en aanbod van die bond, zonder verwachtingen van verwachte winsten op andere bonds of lengtes. Het uitgangspunt is dat de bonds met verschillende lengtes geen substituten zijn, dus verwachte winsten van de ene bond heeft geen invloed op de vraag naar andere bonds. Investeerders hebben sterke voorkeuren voor bonds met één lengte en zullen alleen kijken naar de verwachte winsten van die bonds. Doordat de vraag naar lange termijn bonds relatief lager is dan die voor korte termijn bonds zullen lange termijn bonds lagere prijzen hebben en hogere rentes en zal de yield curve dus opwaarts lopen!
Liquidity premium theory
Deze combineert de twee voorgaande theorieën. Deze theorie zegt dat de rente op een lange termijn bond gelijk zal zijn aan het gemiddelde van korte termijn rentes over een de periode van de lange termijn bond, plus een liquidity premium. Met andere woorden, van bonds met verschillende lengtes wordt verwacht dat deze perfecte substituten zijn, waardoor de yield curves gelijk lopen over een lange tijd (1) en lage korte termijn rentes zorgt voor een opwaartse slope (2) (expectations theory). Investeerders prefereren echter korte termijn bonds (segmented theory), wat de tendens van opwaartse slope bepaalt (3). Daarom moet er een positieve liquidity premium op de lange termijn bonds. De theorie:
Zie afbeelding 12 & 13
Voorbeeld:
Zie afbeelding 14
En zo moet je dan de volgende yield curves interpreteren:
Zie afbeelding 15
Een gezonde economie heeft een goed financieel systeem nodig om fondsen te verplaatsen tussen mensen die sparen en mensen die willen investeren.
Basisfeiten over financiële structuur
Aandelen zijn niet de meest belangrijke bron van externe financiering voor bedrijven
Debt en equity securities zijn niet de belangrijkste manier waarop bedrijven financieren
Indirecte financiering (financiële instituties) is veel belangrijker dan directe financiering
Financiële intermediaries, met name banken, zijn de meest belangrijke bron van externe financiering voor bedrijven
Het financiële systeem is de meest gereguleerde sector van de economie
Alleen grote bedrijven hebben makkelijke toegang tot de security-markt om activiteiten te financieren
Zekerheid/garantie is een belangrijke factor van debt contracten voor huishoudens en bedrijven
Debt contracten zijn extreem gecompliceerde documenten die substantiële restricties heeft op het gedrag van de lener.
Transactiekosten zijn een probleem in financiële markten.
Financiële intermediaries reduceren transactiekosten op de volgende manieren:
Economies of Scale: het bundelen van de fondsen van investeerders zodat er gebruik kan worden gemaakt van Economies of Scale. Hieruit ontstond de “mutual fund”. Een “mutual fund” is een financiële intermediary dat aandelen verkoopt aan individuelen en vervolgens investeert in bonds of stocks.
Expertise: Financiële intermediaries zijn beter in staat om expertise te ontwikkelen dat bijdraagt aan een reductie van transactiekosten.
Asymmetrische informatie: Adverse selection en Moral hazard
Asymmetrische informatie is een situatie waarin de ene partij onvolledige informatie heeft over de andere partij die betrokken is bij de transactie, waardoor er geen accurate beslissing kan worden genomen.
Deze asymmetrische informatie bestaat uit: Adverse Selection en Moral hazard
Adverse Selection
Een asymmetrische informatie probleem dat voor een transactie plaatsvindt.
Moral Hazard
Een asymmetrische informatie probleem dat na een transactie plaatsvindt, waarbij de lener risicovollere acties pleegt.
Er zijn ook lemons in de bondmarkt en de aandelenmarkt.
Instrumenten om adverse selection op te lossen
Dit kan door verkoopinformatie; iedereen volledige informatie geven, maar dan heb je wel gelijk een freeriderprobleem, mensen die niet betalen en wel informatie kunnen krijgen. Andere oplossing is overheidsregulatie voor meer informatie: het publieke vrije en gratis informatie geven. Dit is politiek gezien lastig omdat er ook veel negatieve informatie moet worden verspreid. Deze asymmetrische informatie verklaart dus waarom de financiële markt de meest gereguleerde ter wereld is (feit 5). Financiële intermediaries is dus een andere oplossing. Zoals autodealers het lemonsprobleem oplossen, zo doen intermediaries dat voor de financiële markt. Een bank bijvoorbeeld wordt een expert in het geven van informatie over bedrijven en kan zo goede en kwade kredieten onderscheiden. Het freerider probleem wordt opgelost doordat ze alleen private leningen verstrekken. Grote bedrijven hebben meer informatie en dit is ook waarom zij meer via de directe route securities kunnen krijgen. Hoe beter het bedrijf bekend is, hoe meer informatie bekend is over hun activiteiten (feit 6). Garanties lossen ook op. Je gaat meer lenen omdat je weet dat je niet zoveel kan gebeuren. En tot slot kan collateral en net worth ook bijdragen aan het oplossen van de Adverse Selection probleem. Collateral kan worden gezien als een onderpand, voor het geval de lener zijn betalingen niet meer kan betalen. Daarnaast speelt net worth ook een rol bij het oplossen van Adverse Selection. Net worth is het verschil tussen de bezittingen(assets) van het bedrijf en de verplichtingen(liabilities). Hoe meer net worth het bedrijf bezit, hoe kleiner de kans dat het zijn betalingen niet meer kan voldoen.
Hier gaat het over het principal agent problem, dat wil zeggen: Doordat het eigendom en het bestuur van een bedrijf zijn gescheiden, kunnen de bestuurders dus de managers in eigen belang gaan handelen. Deze scheiding tussen eigendom en controle creëert moral hazard omdat managers niet het bedrijf bezitten zijn zij bereid meer risico te nemen. Ze gaan bijvoorbeeld voor eigen succes in plaats van succes van het bedrijf.
Instrumenten om het Principal-agent probleem op te lossen
Oplossingen zijn monitoring (checken wat het management doet, lastig door freeriders van niet betalende aandeelhouders), overheidsregulatie (hameren op accounting regels), financiële intermediaries (verklaart feit 3, bepaalde mensen gaan mee managen) en debt contracten (een claim op verliezen en winsten voor de managers).
Dit houdt in dat doordat debt contracten de lener een vast bedrag laat betalen hebben de leners de neiging om te investeren in projecten die risicovoller zijn dan de uitlener zou willen.
Instrumenten om het Moral Hazard probleem op te lossen
Dit is tegen te gaan met net worth van leners; zij verliezen ook als ze verliezen. Of monitoren van restrictieve convenanten: veel informatie geven, zodat je weet dat er niet te risicovol wordt gehandeld. Tot slot financiële intermediaries, omdat het bijna onmogelijk is strikte convenanten te maken en monitoring is duur. Intermediaries kunnen het freerider probleem oplossen doordat ze private leningen afsluiten. Ze hebben expertise en ervaring met monitoring. Dit verklaart: feit 3 en 4.
Conflict of interest
Conflicts of interest is een soort van het Moral Hazard probleem dat voorkomt als een persoon of institutie meerdere doelen heeft, en als gevolg hiervan deze doelen met elkaar gaan botsen.
3 typen van financiële service activities die hebben geleid tot het conflict-of-interest probleem zijn:
Underwriting and research in investment banking
Auditing and consulting in accounting firms
Credit assessment and consulting in credit-rating agencies
1. Increase information to investors
– Reduce adverse selection and moral hazard problems
– Regulatory agencies forces corporations to disclose
information
2. Ensuring the soundness of financial intermediaries
– Prevents financial panics and potential subsequent
crisis
– Restrictions on entry, reporting requirements,
restrictions on assets and activities, deposit insurance,
limits on competition, etc
Banken zijn belangrijk om de economie en financiële wereld soepel te laten lopen doordat zij de mogelijkheid bieden tot productieve investeringen. Vooral commerciële banken spelen hierbij een belangrijke rol.
De balans van een bank
Banken maken net als ieder ander bedrijf gebruik van een balans. Hierop staan links de totale activa (debet) en rechts staan de schulden en het eigen vermogen (credit). Credit is altijd gelijk aan debet, waardoor een balans ontstaat. Banken maken winst door middel van rente die zij hun klanten heffen over de activa van de bank.
Schulden
De schulden zijn de geldmiddelen van de bank, deze fondsen kunnen gebruikt worden om bezittingen te kopen welke inkomen op leveren.
Checkable deposits: bankrekeningen die de eigenaar het recht geven cheques uit te schrijven aan een derde partij (hieronder vallen niet rentedragende bankrekeingen, interst dragende rekeningen (NOW accounts) en geldmarkt depositos). Deze moeten direct betaald worden op het moment dat de deposant bij de bank verschijnt. Dit zijn schulden met de laagste kosten (voor interest en onderhoud) van een bank.
Nontransaction deposits: belangrijkste vorm van geldmiddelen voor de bank, maar de interest die betaald moet worden is hoger dan die van checkable depostits. De twee belangrijkste typen zijn spaarrekeningen, waar op ieder moment geld vanaf gehaald of opgezet kan worden, en termijndeposito’s, welke voor een bepaalde tijd vast staan en waarbij voor vroegtijdige opname boetes worden opgelegd. Lage bedragen termijn deposito’s (minder dan 100.000) zijn minder liquide, hebben een hogere interest en zijn duurder voor de bank dan rekeningcourant tegoeden. Hoge bedragen termijndeposito’s (CDs) zijn vaak een alternatief voor korte termijn obligaties.
Leningen: banken lenen van andere banken en van de Federal Reserve. Banken lenen soms ook geld voor alleen een dag (overnight loans) om genoeg deposito te hebben om de aan de eisen van de Fed te voldoen. Ook lenen banken van moederbedrijven of door middel van afspraken met corporaties en leningen van Eurodollars.
Bank kapitaal: verschil tussen de totale activa en de schulden. Dit neemt toe door aandelen te verkopen of door retained earnings.
Activa (uses of funds)
Reserves: deposito die banken op een rekening bij de Fed houden en valuta dat letterlijk door de banken gehouden wordt (vault cash). Over het algemeen verdienen banken over reserves een lage rente maar toch houden banken deze post aan omdat er een regeling (reserve requirements) bestaat dat een bepaald percentage (required reserve ratio) van checkable deposits als reserve gehouden moet worden. Banken houden een extra deel reserve (excess reserves) aan om betalingsverplichtingen te voldoen omdat reserves zeer liquide zijn.
Cash dat nog ontvangen moet worden: een cheque is geschreven alleen het geld is nog niet ontvangen.
Rekeningen bij andere banken: in ruil voor bepaalde service (correspondent banking). Reserves, geld dat nog ontvangen moet worden en deposito bij andere banken worden als cash items gezien.
Obligaties (Securities): zijn erg belangrijk als generatie van inkomen en worden in drie categorieën ingedeeld: Overheid en agentschap (deze zijn het meest liquide, waardoor korte termijn varianten secundaire reserves worden genoemd), staat en lokale overheid (zodat deze instanties sneller willen werken met de banken die deze obligaties houden) en andere obligaties. Staat en lokale overheid en andere obligaties zijn minder liquide en risicovoller dan overheids obligaties omdat er het risico bestaat dat de uitgever van de obligaties niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen (default risk).
Leningen: grootste bron van winsten voor banken, maar zijn minder liquide dan andere activa en er bestaat een hogere kans dat de lener niet aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen, wat ervoor zorgt dat de inkomsten hoger zijn. De grootste leningen die commerciële banken uitgeven zijn die aan bedrijven en voor onroerend goed. Andere activa: het materiële kapitaal van de bank.
Basis van de Bank
Banken maken winst door leningen met bepaalde karakteristieken uit te geven en van die inkomsten activa te kopen met andere karakteristieken (asset transformation). Om de inkomsten en uitgaven (veranderingen in activa en passiva) goed te kunnen volgen wordt er gebruik gemaakt van een T-account, een versimpelde balans die alleen de veranderingen in de balansposten aangeeft.
Versimpeld ziet een balans er zo uit:
Zie afbeelding 16
Als een bank extra deposito ontvangt, kom er een gelijk bedrag bij de reserves bij. Desondanks is een extra bedrag aan deposito ook kostbaar voor de bank, omdat er veel kosten bij komen maar reserves weinig interest opleveren. Dit probleem kan opgelost worden door in fondsen (obligaties) te investeren of leningen uit te geven. Wanneer leningen uitgegeven worden, worden de potentiële leners gescand op basis van de vijf C’s: character, capacity, collateral, conditions en capital, voordat ze tot een lening overeenkomen.
Zie afbeedling 17
Het management van een bank
De manager van een bank heeft vier belangrijke aandachtspunten:
Zorgen dat er genoeg geld aanwezig is voor het geval klanten geld opnemen. Dit wordt liquiditeitsmanagement genoemd
Een bepaald (laag) niveau van risico nastreven bij de aankoop van activa. Dit kan door middel van diversificatie (asset management) en door het aankopen van activa met een laag risico dat er niet aan de betalingsverplichting voldaan kan worden.
Fondsen (vreemd vermogen) met lage kosten moeten aangekocht worden (liability management).
Er moet beslist worden hoeveel kapitaal de bank wil houden en hoeveel nieuw kapitaal er aangetrokken moet worden (capital adequacy management).
Ook moeten managers rekening houden met credit risico: het risico dat ontstaat omdat er een kans is dat leners niet terug betalen, en met interest-rate risk: het risico van inkomsten en opbrengsten vanwege verandering in de rentestand.
Het managen van de liquiditeiten en reserves:
Wanneer een bank een overvloed aan reserves heeft, zorgt een afname van deposito er niet altijd voor dat andere balansposten veranderen. Wel kan het zo zijn dat de bank op een gegeven moment een tekort aan reserves heeft door afname van deposito en hierdoor niet aan de eisen van de Fed kan voldoen, dit kan de bank oplossen door van andere banken, de Fed of bedrijven te lenen of door obligaties uit te geven. Ook kan de bank leningen innen om de te lage reserves te verhogen (dit is wel erg duur).
Leningen innen kan op verschillende manier gebeuren, zo kan de bank de waarde van geïnde leningen op rekening bij de Fed storten (een nadeel hiervan is de kans om klanten te verliezen door calling in door de Fed), of de bank kan de leningen aan andere banken verkopen ( nadeel hiervan is dat de leningen niet voor volledige waarde verkocht kunnen worden).
Een overwaarde aan reserves zorgt ervoor dat de bank kosten bespaart wanneer een dalen in deposito ontstaat. Het bespaart de kosten die gepaard gaan met: lenen, securities verkopen en leningen verkopen/innen.
In dit geval heeft de bank te weinig reserves door een opname van 10 miljoen, want RR=0.1:
Zie afbeelding 18
De bank heeft dan 4 opties
Lenen van andere banken, waarna dit gebeurt:
Zie afbeelding 19
Securities verkopen, waarna dit gebeurt:
Zie afbeelding 20
Lenen van de centrale bank, dan gebeurt dit:
Zie afbeelding 21
Verkopen van leningen, zoals dit:
Zie afbeelding 22
Het managen van de activa
Om winst te maximaliseren moet de bank tegelijk zorgen voor een zo hoog mogelijk rendement op de activa, zo min mogelijk risico en voldoende liquiditeiten bezitten om aan (latere) betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. De bank probeert dit te realiseren door:
leners te zoeken die hoge interest willen betalen en een laag risico opleveren
Fondsen aan te kopen die hoge bedragen maar weinig risico opleveren
te diversifiëren
te voldoen aan de reserve eisen zonder al te hoge kosten te maken. Hier lag voor 1960 de nadruk voor het management van de bank op.
Zie afbeelding 23
Gap Analysis
GAP = (rate-sensitive assets) – (rate-sensitive liabilities)
= € 20 – € 50 = – € 30 million
When i ↑ 5%:
1. Income on assets = + € 1 million
(= 5% × € 20m)
2. Costs of liabilities = + € 2.5 million
(= 5% × € 50m)
3. ΔProfits = € 1m – $ 2.5m = – € 1.5m
= 5% × (€ 20m – € 50m) = 5% × (GAP)
ΔProfits = Δi × GAP
Zie afbeelding 24
Het managen van vreemd vermogen
Dit werd na 1960 belangrijker doordat grote banken (money center banks) een manier ontdekten waarmee het vreemd vermogen op hun balans reserves en liquiditeit op konden leveren. Op deze manier werden doelen gesteld om de activa te verhogen en hiervoor fondsen aan te trekken door middel van vreemd vermogen. Hierdoor werd zowel het managen van de activa als het vreemd vermogen belangrijk (asset-liability management (ALM) committee).
Liquiditeit managen
Banken moeten beslissen over de hoeveelheid kapitaal die zij willen houden omdat:
kapitaal de bank beschermt tegen het niet kunnen verrichten van verplichte betalingen (insolvabel)
het kapitaal de ontvangsten van de eigenaren van de bank beïnvloed
een minimaal bedrag aan kapitaal is verplicht.
Meten van de winstgevendheid (efficiency) door:
Opbrengst van de activa (return on assets) = netto winst na belastingen/totale activa.
Opbrengst van eigenvermogen (return on equity) = netto winst na belastingen/eigen vermogen (hier zijn eigenaren van de bank in geïnteresseerd)
Relatie tussen opbrengt activa en opbrengst eigen vermogen (equity multiplier) = activa/eigen vermogen.
Dit laat zien dat gegeven de opbrengst van de activa, hoe lager het kapitaal van de bank, hoe hoger de opbrengst voor de eigenaren.
Om de equity multiplier te doen dalen kan de bank: aandelen terugkopen, hoger dividend uitkeren en activa verhogen. Om hem te doen stijgen kan de bank: aandelen uitgeven, dividend verminderen en activa verminderen.
Risico van leningen uitgeven
Nadelige selectie (adverse selection): diegenen die de hoogste kans lopen niet aan hun betalingsverplichtingen te voldoen, zijn diegenen die meestal een lening aan willen gaan.
Moreel gevaar: leners hebben de neiging zich in activiteiten te mengen die nadelig kunnen zijn voor de bank. Moreel gevaar en nadelige selectie zorgen voor meer risico (door asymmetrische informatie) voor de bank. Om het risico te verkleinen kunnen banken leners screenen en controleren (om klanten met een slecht risico te onderscheiden). Dit proces wordt vergemakkelijkt door:
in lokale (bekende) industrieën te specialiseren (tegen nadelige selectie)
langdurige relaties met klanten op de bouwen (tegen nadelige selectie)
bepaalde afspraken over het gedrag van de lener in het leencontract te zetten (tegen moreel gevaar)
onderpand voor als de lener zijn verplichtingen niet kan voldoen (tegen nadelige selectie en moreel gevaar). Bepaalde vorm: compenserende balansen.
Iemand geen lening geven ook al is diegene bereid (meer dan) het interest percentage te betalen (credit rationing). Dit kan twee vormen aannemen: geen enkel bedrag uitlenen, of een kleiner deel dan de lener wil uitlenen, dit laatste doen financiële instellingen vaak (tegen moreel gevaar en nadelige selectie). HogHoHohohoHogere rente zorgt voor een groter effect van nadelige selectie en hogere lening zorgt voor een groter effect moreel gevaar.
Een bank kan langdurige relaties opbouwen door af te spreken dat de klant in de toekomst een bepaald bedrag kan opnemen tegen een vastgestelde rente (loan commitment).
Risico van een veranderende rentevoet
Een stijgende rentevoet kan voor een daling van de winst van een bank zorgen als de bank meer interest gevoelige schulden heeft dan activa. De mate van gevoeligheid van de winst voor verandering in de rentevoet kan gemeten worden door het verschil tussen interest gevoelige activa en interest gevoelige schulden (gap analysis). Het directe effect op de winst kan gevonden worden door het verschil te vermenigvuldigen met de verandering van de rentevoet (basic gap analysis). Deze wijze van analyseren kan op twee manieren gespecificeerd worden: zo kan het verschil op verschillende intervallen gemeten worden (maturity bucket approach) of er kan rekening gehouden worden met de verschillende maten van rentegevoeligheid voor verschillende activa en schulden (standardized gap analysis). Een andere manier om het risico van een veranderende rentevoet te meten is door de gevoeligheid van de marktwaarde van de totale activa en schulden op een verandering van de interestvoet te testen (duration analysis).
Duration analysis is gebaseerd op het meten van de gemiddelde looptijd van betalingen of fondsen (Macaulay’s concept of duration). De analyse van de looptijd is handig, omdat het een benadering van de gevoeligheid van de marktwaarde van fondsen aangeeft op een verandering van de interestvoet: percentuele verandering in marktwaarde (van een fonds) is ongeveer gelijk aan de negatieve verandering van de rente (in procent punten) maal de looptijd in jaren.
Zowel duration analysis als gap analysis tonen aan dat het voordelig is voor banken als de interestvoet daalt, en dat het nadelig zal zijn als de interestvoet stijgt. Daardoor zijn deze twee manieren van analyseren bruikbaar voor managers als indicatie voor risico.
Om het risico van een stijgende rente zo klein mogelijk te maken kunnen banken de looptijd van hun activa of vreemd vermogen verhogen. Het probleem is alleen dat dit duur is op de korte termijn. Een oplossing hiervoor is het risico te verkleinen door middel van financiële instrumenten (financial derivatives).
Activiteiten die met de balans te maken hebben
Deze activiteiten bevatten onder anderen: het verhandelen van financiële instrumenten en het genereren van inkomen door middel van het verkopen van leningen (secondary loan participation), transacties in buitenlandse valuta en vergoedingen. Dit zijn activiteiten die niet zichtbaar zijn op de balans.
Vergoedingen kan de bank ontvangen voor bepaalde gespecialiseerde service die de bank aan klanten verleent. Services als het garanderen van fondsen of backup crediet lijnen verhogen het risico voor de bank. Ook het handelen in vreemde valuta kan gevaarlijk zijn voor de bank omdat grote transacties heel snel gemaakt kunnen worden, al is deze handel vaak wel erg winstgevend. Om het risico dat medewerkers een deal afsluiten die verlies oplevert te verminderen, kunnen banken:
diegenen die de boekhouding voor handel doen scheiden van diegenen die daadwerkelijk handelen.
Limieten voor totale waarde van transacties, en de hoogte van de risico’s vaststellen.
Value-at-risk approach: statistisch model dat het maximale verlies kan berekenen in een bepaald tijdsinterval
Stress testing: modellen ontwikkelen die laten zien wat er in een bepaald doomscenario zal gebeuren.
Er is een enorme angst dat het een bron is van centralisatie van de macht in Amerika, waardoor er grote tegenstand is tegen één centrale bank zoals in Engeland. Dan zou het makkelijker zijn om te manipuleren en de institutie te controleren door teveel overheidsinterventie.
Zie afbeelding 25
Het federal reserve system bestaat uit de volgende entiteit:
12 Federal Reserve banks
Board of governors of the Federal Reserve system
Federal Open market Committee (FOMC)
Federal Reserve Banks
Alle 12 FED-districten heeft één Federal Reserve Bank, waarvan de drie grootste NY, Chicago en San Francisco zijn. Deze drie bezitten meer dan 50% van de bezittingen van “The Federal Reserve System”. Elke bank is quasi-publiek en is eigendom van de privé commerciële banken in het district die lid (member banks) zijn van “The Federal Reserve System”. Het heeft voornamelijk de functie van: nieuwe currency, circulatie, banken controleren en data controleren. Ze stellen de discount rate in en regelen de discount loans. Vijf van de 12 banken hebben een stem in de FOMC, die zich direct bezighoudt met open market operations.
Memberbanks:
Alle nationale banken behoren tot de leden van “The Federal Reserve System”. Commerciële banken zijn niet per se lid, maar kunnen er wel voor kiezen.
Board of Governers
Dit is het hoofd van de FED, in Washington en bestaat uit een zevental. Elke governer is benoemd door de president. Om de invloed van de president te verkleinen wordt een governer benoemd voor 14 jaar. Ze nemen actief deel aan de beslissingen van de FOMC en hebben daarbij de meerderheid van stemmen. Bovendien mag de voorzitter de president aanbevelen en mag hij spreken namens de FED.
FOMC
Deze vergaderen 8 keer per jaar en beslissen over geldhoeveelheid. Het committee bestaat uit het zevental Board of governors, de president van de “Federal Reserve Bank” van New York en de presidenten van de andere vier “Federal Reserve Banks”.
De Board of Governers heeft altijd de meerderheid en de FED-meneer uit NY heeft altijd een zetel. De voorzitter heeft invloed door de agenda te maken.
Er zijn twee soorten onafhankelijkheden wat de centrale banken betreft. De eerste heet de instrumentele onafhankelijkheid, deze geeft de centrale banken de mogelijkheid om monetair beleid te voeren. En de tweede is de “goal” onafhankelijkheid, de mogelijkheid om doelen voor de monetaire politiek te stellen. De FED heeft beide typen onafhankelijkheid en voelt geen politieke druk, de leden worden namelijk voor 14 jarige termijn gekozen. Het heeft wel invloed via het congress, die de structuur en de financiering bepaalt. En ook de president heeft invloed via de Board of Governers en het beïnvloeden van het congress.
Open markt operations
Discount rate
Reserve Requirements
Hetzelfde bij de ECB:
Executive Board = Board of governers
Governing Council = FOMC
Presidenten van de nationale CB’s = Federal Reserve Banks
Verschil is dat de nationale banken zelf hun budget bepalen (in tegenstelling tot de federal reserve banks), ook is monetair beleid niet gecentraliseerd in Europa en algemeen reguleert niet de financiële markten (de DNB wél).
Onafhankelijkheid ECB
Het is de meest onafhankelijke CB in de wereld (instrumenteel én goal (prijsstabiliteit)). Verder heeft het Maastricht verdrag alleen invloed op de ECB en de politiek niet.
Should Central Banks be Independent?
Case For
1. Independent central bank likely to have longer-run
objectives, politicians don't
2. Avoids political business cycle
3. Less likely budget deficits financed with printing money -
accommodation
4. Too important to leave to politicians
Case Against:
1. Undemocratic – lack of accountability
2. Lack of coordination between monetary and fiscal policy
3. Independent central bank not always operate successfully
(e.g. Fed during the Great Depression)
=> Trend towards greater independence
Ik vind zondag ook heel goed! Dat is handig, want dan ben ik toch al in Amsterdam om te werken (bijvoorbeeld aankomende zondag!). Maar voor de rest lijkt me 5 of 12 oktober heel goed! Dinsdag en donderdag is idd al bezet door voetbal...sorry! Trouwens Sanne (en Andrea)..ik heb Seks en de Seksen van Wouters ff als bijlage. Is een hoop printwerk, maarja.
Tot een andere keer xx
Mmmmm...
Ik vind zondag ook heel goed! Dat is handig, want dan ben ik toch al in Amsterdam om te werken (bijvoorbeeld aankomende zondag!). Maar voor de rest lijkt me 5 of 12 oktober heel goed! Dinsdag en donderdag is idd al bezet door voetbal...sorry! Trouwens Sanne (en Andrea)..ik heb Seks en de Seksen van Wouters ff als bijlage. Is een hoop printwerk, maarja.
Tot een andere keer xx
Mmmmm...
Ik vind zondag ook heel goed! Dat is handig, want dan ben ik toch al in Amsterdam om te werken (bijvoorbeeld aankomende zondag!). Maar voor de rest lijkt me 5 of 12 oktober heel goed! Dinsdag en donderdag is idd al bezet door voetbal...sorry! Trouwens Sanne (en Andrea)..ik heb Seks en de Seksen van Wouters ff als bijlage. Is een hoop printwerk, maarja.
Tot een andere keer xx
Mmmmm...
Ik vind zondag ook heel goed! Dat is handig, want dan ben ik toch al in Amsterdam om te werken (bijvoorbeeld aankomende zondag!). Maar voor de rest lijkt me 5 of 12 oktober heel goed! Dinsdag en donderdag is idd al bezet door voetbal...sorry! Trouwens Sanne (en Andrea)..ik heb Seks en de Seksen van Wouters ff als bijlage. Is een hoop printwerk, maarja.
Tot een andere keer xx
Drie spelers in geldaanbod:
De centrale bank
Banken (depository institutions)
Depositors
Van de drie spelers is de Centrale bank de belangrijkste speler.
Centrale bank balans
Zie afbeelding 26
De liabilities zijn: currency in circulation (in handen van het publiek) en reserves (cash bij banken, RR + ER, wat banken extra houden). Currency in circulation en reserves worden ook wel de “monetary liabilities” genoemd.
De activa zijn: overheidssecurities (een groei van overheidssecurities laat het geldaanbod stijgen) en discount loans (het lenen van de CB door de banken).
Controle van de Monetary Base (MB) ookwel “high-powered money”
De MB = C + R, waarover de CB controle probeert te houden door open markt operations (verkoop van overheidssecurities) en discount loans aan banken.
Via een bank
Stel dat de CB 100 dollar aan bonds koopt van een bank. De bank deposit de 100 dollar in het account met de CB. De bank heeft nu 100 dollar meer reserves en 100 dollar minder aan securities. De CB heeft de 100 dollar aan reserves bijgeschreven aan de activa kant. En heeft de securities bijgeschreven.
Zie afbeelding 27
CB koopt 100 dollar van bank:
reserves omhoog CB en bank
securities bank omlaag en CB omhoog
Via een nonbank
Stel dat een bedrijf 100 dollar aan bonds verkoopt aan de FED en dit deposit bij een lokale bank. De bank ontvangt de check en schrijft 100 dollar bij en dan deposit de 100 dollar bij de CB. De reserves van de bank gaan omhoog en de deposits ook. Op de balans van de CB komen de securities en de reserves erbij. Per saldo gebeurt er hetzelfde als hierboven. De reserves gaan omhoog met 100 en de MB dus ook.
Zie afbeelding 28
Bedrijf verkoopt bonds van 100 dollar aan de CB
deposits omhoog van bedrijf, securities omlaag
deposits omhoog (wordt gestort) en de reserves omhoog, van een bank
centrale bank verhoogt ook reserves (daardoor) en securities
Maar als het bedrijf dan niet het geld stort, maar in cash houdt gaat de persoonlijke currency van het bedrijf omhoog en ook die bij de centrale bank. De MB blijft ook met 100 omhoog gaan, alleen door de C ipv de R.
Zie afbeelding 29
Veranderingen van deposits naar currency
Een verandering van deposits naar currency veranderen de reserves van het banksysteem. Maar het zal geen effect hebben op de MB: hier is weer te zien dat de MB wel onder controle is van de CB, maar de reserves niet. Stel dat iemand 100 dollar opneemt (C omhoog), dan gaan de deposits en de reserves van een bank omlaag (R omlaag) en zal de CB ook 100 reserves afschrijven, máár mag 100 dollar aan currency erbij zetten. Per saldo maakt het niks uit.
Zie afbeelding 30
Echter, de MB wordt wél beïnvloed als de CB een discount loan verstrekt aan een bank (bv 100 dollar). De bank krijgt 100 dollar aan reserves. In eerste instantie gaat MB omhoog door (R omhoog):
Zie afbeelding 31
Maar daarna betaalt de bank terug en gaan de reserves weer met 100 omlaag (R) én de discount loans natuurlijk ook:
Zie afbeelding 32
Andere factoren die MB beïnvloeden
Tot nu toe lijkt het alsof de centrale bank volledige controle heeft over de “monetary base”. Dit is echter niet zo. “Float” en “Treasury deposits at the Fed” spelen ook een rol bij de controle over MB.
Multi-deposits creatie: het simpele model
Dit is het principe dat als bijvoorbeeld de CB 100 dollar aan bonds koopt van een bank stijgt de MB en de reserves. De bank heeft nu 100 dollar aan excess reserves (ER) en kan dus 100 dollar meer aan leningen afsluiten, waardoor dit geld bij andere banken terecht kan komen. Die moet bijvoorbeeld 10% aan RR aanhouden, maar mag de overige 90 dollar ook weer uitlenen. Het effect op reserves (en checkable deposits) blijft groeien want de simple deposit multiplier oplevert:
Zie afbeelding 33
Kritiek is dat de creatie van geld stopt als:
de leningen worden omgezet in cash
de bank ER gaat aanhouden
We zagen dus dat de CB beter controle kan uitoefenen op de MB dan de reserves. Dit kun je koppelen aan de M (geldaanbod).
M = m x MB
Waar m de geldmultiplier is.
De geldmultiplier opstellen
De complicaties in de simpele geldmultiplier is dus:
de beslissing van banken over de ER (E)
depositors beslissing om in cash te houden (C)
leners beslissing om te lenen (L)
De ratio die in curruncy is komt neer op c = (C/D), D = deposits
De ratio die in ER wordt gehouden is e = (E/D)
Waarbij de R = RR + ER, dus is de totale hoeveelheid aan RR gelijk aan de r (RR ratio) x de deposits: RR = r x D en dan is het totale aantal reserves: R = (r x D) + ER. Zie afbeelding 34
En dus:
Zie afbeelding 35
Voorbeeld
Zie afbeelding 36
Kortom: de geldhoeveelheid (M) is moeilijk te controleren in de praktijk.
De Federal Fund Rate (iff) is de nachtelijke rente die banken onderling aan elkaar berekenen. Zolang deze onder de discount rate zit is er niks aan de hand. Om die te controleren zijn er drie tools:
Open markt operations
Zie afbeelding 37
Om de rente omlaag te brengen vergroot de FED de geldhoeveelheid, want de iff omlaag brengt. De FED heeft volledige controle over de iff, het flexibel en precies en het is snel.
Zie afbeelding 38
De FED verlaagt hierbij de discount rate waardoor er niks verandert, óf de iff gaat omlaag. De FED moet deze taak hebben om de laatste redding te zijn voor een bank. Een bank kan altijd lenen tegen de vaste discount rate om te voorkomen dat de iff omhoog schiet. Er mag geen paniek ontstaan. Dit zorgt wel voor onbedoelde gevolgen voor de MB en de reserves. Ook is het de vraag of je slechte banken moet voorzien van liquiditeit (moral hazard).
Zie afbeelding 39
Hier kan alleen de vraag veranderen. De iff gaat omhoog, maar het ‘dak’ van de discount rate zorgt ervoor dat de iff niet té hoog gaat. Echter, het worden dan wel BR (geleende reserves, via de discount rate):
Zie afbeelding 40
Het heeft een sterk effect op het geldaanbod (Ms) en de r (reserves) en alle banken worden gelijk behandeld. Nadelen zijn dat het liquiditeitsproblemen kan opleveren voor de r.
Corridor systeem
Zie afbeelding 41
Hierbij wordt er wél rente betaald over de reserves en is er een vloer van de EONIA. Verschil van de ECB is dat banken deposit facility heeft.
Het doel van de ECB is:
Prijsstabiliteit van jaar-op-jaar
In de HICP (consumentenprijzen)
Tegen de 2% aan
‘over the medium term’
De monetaire beleidsinstrumenten van de ECB zijn hetzelfde als die van de Fed. Deze bestaan uit openmarkt operaties, het lenen aan banken en “reserve requirements”.
Twee pilaren
Economische analyse → monitoren van de indicatoren (lonen, energieprijzen) om de inflatie te mikken.
Monetaire analyse → de geldhoeveelheid schatten in M + V = Y + π
Resultaat van de target op NBR (geldhoeveelheid):
Zie afbeedling 42
Resultaat van target op de iff (geldhoeveelheid laten gaan):
Prijsstabiliteit is de belangrijkste taak van de ECB, wat voordelig is voor:
transparantie van relatieve prijzen
reduceren van risico op inflatie
voorkomen van onnodige aankoopactiviteiten
reduceren van verstoringen van belasting en sociale zekerheid (AOW is niks meer waard)
vergroten van wisten uit het houden van cash
zorgen voor een eerlijke redistributie van inkomen
Er is echter een tendens van prijzen om te stijgen, dit is het probleem van time consistency. De nominal anchor is de nominale variabele to tie down the price level. Dit kan via inflatie onder controle houden óf geldhoeveelheid onder controle houden (wisselkoersen buiten beschouwing gelaten).
Is hoge werkgelegenheid, economische groei, stabiliteit van financiële markten, rente stabiliteit en rust van de wisselkoers.
Op lange termijn is er geen conflict tussen de doelen van prijsstabiliteit en geldhoeveelheid, maar op korte termijn wel. De FED wil dualiteit (beide) en de ECB richt zich alleen prijsstabiliteit.
Monetary targeting
Dit is goed berekenbaar. Uitgaande van de QTM (MV=YP), kun je zeggen dat als:
M (?) + V (0) = Y (2%) + π (2%)
Dan moet M3 dus 4% toenemen. Dit veronderstelt wel dat het verband tussen M3 en π ook daadwerkelijk helder is. Een voordeel van monetary targeting is dat het meteen duidelijk is of de Centrale Bank zijn target behaald. Een nadeel hiervan is dat het alleen werkt als er een duidelijk verband is tussen het monetaire aggregaat en de “goal variabele”.
Inflatie targeting
De target van inflatie moet 2-3% zijn. Dit geldt voor de lange termijn en veronderstelt dat je alle informatie hebt! Voordeel is dat het niet afhangt van een andere variabele, zoals hopen dat M3 de inflatie maar beïnvloedt. Uit de empirie blijkt dat de strategie de inflatie ook daadwerkelijk controleert. Een ander voordeel is dat het succes niet afhangt van de stabiliteit tussen geld en inflatie. Daarnaast is het goed te begrijpen voor het publiek en vergroot het de “accountability” van de Centrale Bank. Tot slot voorkomt het inflatieschokken. Inflation targeting heeft ook nadelen, namelijk een inflatietarget zendt geen onmiddellijke signalen naar het publiek en de markten, “rigid rule” voor “policy makers” en tot slot leidt een focus op alleen inflatie soms tot grotere output fluctuaties.
Monetair beleid met een impliciet nominal anchor/ “Just do it”
Voordelen van “just do it” zijn: Het hangt niet af van een stabiele relatie tussen inflatie en het geldaggregaat en het heeft zijn succes bewezen in de Verenigde Staten. Nadelen van deze aanpak zijn: “Lack of transparancy”, het succes hangt af van de skills enz van het individu en de “low accountability”.
Criteria voor het kiezen van een beleidsinstrument
Observeerbaar
Controleerbaar
Voorspelbaar
De Taylor-regel
Deze regel gaat ervan uit dat de federal fund rate gelijk moet worden gesteld aan de inflatie plus een equilibrium “real funds rate” plus een gemiddelde van 2 “gaps”. Namelijk de inflatiegap en de outputgap.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
3522 |
Add new contribution