Samenvattingen bij artikelen over Diversiteit binnen de Geestelijke Gezondheidszorg

Samenvatting van een set artikelen over Diversiteit binnen de Geestelijke Gezondheidszorg. Deze selectie is gebaseerd op de voorgeschreven artikelen bij het vak 'Diversiteit binnen de Geestelijke Gezondheidszorg' van de Universiteit Utrecht leerjaar 2 en 3 2019/2020.

 

Image

Check summaries and supporting content in full:
Een anamneseprotocol - Limburg-Okken & Sidali - 2010 - Artikel

Een anamneseprotocol - Limburg-Okken & Sidali - 2010 - Artikel

Een anamneseprotocol - Limburg-Okken & Sidali - 2010

Dit hoofdstuk is gericht op de anamnese bij volwassen Turkse en Marokkaanse cliënten. Er wordt een aanbevolen werkwijze beschreven en daarnaast zijn er enkele bijzondere verschillen die van belang zijn voor de anamnese.

Als eerste worden zes aandachtspunten genoemd:

  • Bij de eerste contacten moet een goede vertrouwensbasis worden opgebouwd. Dit kan één of enkele gesprekken duren.

  • Er moet duidelijk worden aangegeven dat er sprake is van een beroepsgeheim. Dit vergroot het vertrouwen en de kans op openheid.

  • Onwennigheid over het gesprek met een psycholoog kan ertoe leiden dat de cliënt wat terughoudend is. De therapeut kan het praten over klachten aanmoedigen door mogelijke problemen zelf te benoemen.

  • Het is mogelijk dat de klachten staan voor problemen in het familiesysteem.

  • Het is mogelijk dat de klachten de enige cultureel acceptabele manier zijn als overlevingsmethode.

  • De therapeut moet kennis hebben van de sociaaljuridische situatie van het gastland (Nederland), en ook van de culturele en religieuze achtergrond van de cliënt.

Eerste indruk en kennismaking

Het is belangrijk om aandacht te besteden aan de manier van ontvangen en begroeten, rekening houdend met culturele gebruiken. Echtparen of vaders en zonen zitten vaak apart van elkaar in de wachtkamer. Dit hoeft niet te duiden op een conflict. Daarnaast zijn er vaak meerdere familieleden of kennissen aanwezig. Vaak is het raadzaam om in eerste instantie alle aanwezigen uit te nodigen in de spreekkamer, zodat geen van hen zich tekort gedaan voelt. Hierna kan uitgelegd worden dat in het vervolg een officiële tolk ingeschakeld kan worden in plaats van een bekende.

Wat betreft de begroeting wordt het vaak gewaardeerd als de therapeut de woorden van de taal van de cliënt gebruikt, bijvoorbeeld ‘goedemorgen’ in het Turks of Marokkaans. Ook is het gebruikelijk om als eerste de oudste man of vrouw aan te spreken. Vervolgens kan de therapeut aangeven dat hij of zij de taal verder niet beheerst en hier een andere oplossing voor gezocht zal worden (zoals een tolk).

Verder is het goed om aandacht te besteden aan de juiste uitspraak en spelling van de naam van de cliënt.

Klachtenanamnese

Over het algemeen presenteren Turkse en Marokkaanse cliënten zich in het begin vooral met somatische klachten. Hierbij moet goed overwogen worden of het om vitale kenmerken, angstklachten of depressiviteit gaat.

Naast somatische expressie van angst, kan er vaak sprake zijn van angst voor sociale controle. Ook angstdromen doen zich vaak voor. Een specifiek slaapprobleem dat vaak gezien wordt is een slaapverlamming, waarbij hypnagoge sensaties voorkomen. De droombeelden gaan door terwijl men wakker is, maar het lichaam kan niet bewegen. Dit is zeer beangstigend.

Er is een aantal bijzondere klachten die veel voorkomen:

  • ‘1-berd’: gevoel van kou bij Marokkaanse cliënten, kunnen eventueel een teken van seksuele functiestoornissen zijn

  • ‘nmel’: klachten over mieren, als een zich verplaatsend, tintelend gevoel over het lichaam. De betekenis hiervan is onduidelijk, maar het komt zeer vaak voor bij Marokkaanse cliënten

  • Cluster van hoofdpijn, duizeligheid, moeheid, vergeetachtigheid, gauw boos zijn, onverdraagzaamheid van lawaai en drukte, en terugtrekking. Dit komt voor bij zowel Turkse als Marokkaanse cliënten, die het respectievelijk ‘merd le-esab’ en ‘sabi’ of ‘sikinti/sinir’ noemen.

Tot slot komen vaak klachten voor die van psychotische aard lijken te zijn, maar ook kunnen duiden op een cultuur-eigen uiting van onwelbevinden. Hierbij is een hetero-anamnese van belang voor meer duidelijkheid.

Begin van de klachten, oorzaken en beloop

Veelgehoord is een lichamelijk ongeval als beginpunt voor de klachten. Het is mogelijk dat zo’n ongeval de aanleiding is voor de manifestatie van een al langer bestaande toestand van onwelbevinden.

Een tweede fenomeen is een heftige schrikreactie als beginpunt, wat vooral gehoord wordt bij Marokkaanse cliënten. De schrikreactie kan geassocieerd zijn met een bovennatuurlijke sfeer, of een bericht uit het moederland. Wanneer het begin van de klachten onduidelijk beschreven wordt, kan het helpen om door te vragen met concrete voorbeelden.

Over de oorzaken bestaat vaak een verschil tussen de verklaringsmodellen van cliënt en therapeut. Een voorbeeld dat vooral bij de eerste generatie voorkomt, is de attributie aan bovennatuurlijke verschijnselen, zoals magie of geesten. Hier zijn specifieke termen voor in het Turks en Marokkaans, waar de therapeut kennis van dient te hebben. Voorbeelden zijn ‘cinler’ (geesten) in het Turks en ‘1-ain’ (het boze oog) in het Marokkaans.

Uit vragen naar het beloop van de klachten kan informatie gehaald worden over mogelijke achterliggende problematiek. Soms kan de beschrijving lijken op secundaire ziektewinst, maar hierbij moet beseft worden dat culturele acceptatie ertoe kan leiden dat somatisatie de enige manier is om problemen te uiten.

Turkse en Marokkaanse cliënten zijn soms niet bekend met het soort vragen dat ze krijgen. Het kan raadzaam zijn om te vragen naar informatie van eventuele eerdere behandelaren.

Daarnaast kan het helpen om te vragen of de cliënt zelf vragen heeft. Dit is beter dan direct vragen naar de verwachtingen van de cliënt, wat meestal niet aansluit bij het eigen referentiekader.

Familieanamnese

Praten over de problemen van familieleden is voor veel cliënten lastig. Zij praten er zelf niet over met hun familie of schrijven de gebeurtenissen toe aan de wil van Allah. Het in kaart brengen van relaties met naasten kan ingewikkeld zijn vanwege de migratiegeschiedenis en emoties, maar het is een belangrijk onderdeel van de anamnese. Een goede manier om dit uit te voeren is het opstellen van een genogram. In een genogram wordt een overzicht gemaakt van alle familieleden met daarbij hun gegevens, onderlinge relaties en ieders levensgebeurtenissen. Omdat het collectief een grote rol speelt in de Turkse en Marokkaanse cultuur, kan het vertrouwenswekkend werken om uitgebreid vragen te stellen over de familie.

Opleiding en arbeid, financiële situatie en huisvesting

Cliënten van de eerste generatie migranten hebben vaak problemen gehad met hun opleiding. Vooral vrouwen hebben vaak een gebrek aan scholing, omdat zij op hogere leeftijd dan de leerplichtgrens in Nederland gekomen zijn. Voor mannen gelden de problemen in mindere mate, omdat het voor hen gebruikelijker was een cursus Nederlands en een vakopleiding te volgen. Jongvolwassenen die in het kader van gezinshereniging geïmmigreerd zijn, hebben meestal wel een aantal jaar onderwijs in Nederland gevolgd. Toch ervaren ook zij moeilijkheden met betrekking tot opleiding en arbeid. Er kan sprake zijn van ongezonde arbeidsomstandigheden, onderbetaling, discriminatie en permanente ontslagdreiging. Dit zijn veelgehoorde stressoren. Financiële problemen worden zeer frequent spontaan genoemd. Vaak hebben de problemen te maken mat bijstaan van familie in het herkomstland, de grootte van het gezin en schulden. Grote financiële zorgen kunnen aanleiding zijn tot sociaal isolement.

Problemen die met betrekking tot huisvesting kunnen voorkomen, zijn overbewoning en hieruit voortvloeiende conflicten. Soms zijn cliënten ervan overtuigd dat een problematische situatie thuis niet door overbewoning veroorzaakt wordt, maar de aanwezigheid van een kwade geest. In sommige gevallen kan een ritueel met een inheemse genezer uitkomst bieden.

Religie

De Islam speelt een grote rol in de cultuur van Turkse en Marokkaanse immigranten. Een uitgebreide beschrijving is hier niet mogelijk, daarom wordt volstaan met een beschrijving van enkele dilemma’s.

Ten eerste is iedere moslim verplicht om zijn naasten ertoe te bewegen om islamitische plichten na te komen. Daarbij komt de verplichting om op bedevaart naar Mekka te gaan om vergiffenis te vragen. Hierna wordt de persoon met extra respect behandeld. De verantwoordelijk wordt om naasten de religieuze plichten na te laten komen, wordt dan nog serieuzer genomen. Dit kan leiden tot stress op intra- en interpsychisch gebied.

Andere dilemma’s kunnen betrekking hebben op kleding van kinderen, onderwijs, feesten en later partnerkeuze en huisvesting.

Huwelijk en seksualiteit

Praten over het huwelijk is in het eerste contact vaak lastig. Er moet een vertrouwensbasis opgebouwd zijn om hierover te kunnen praten. Ook moet rekening gehouden worden met de machtsrelatie tussen man en vrouw. Bij aanwezigheid van de man zal de vrouw moeilijker problemen aankaarten. Bij mannen geldt dat het bespreken van seksuele problematiek extra moeilijk is. Het beste is als dit met een mannelijke hulpverlener besproken kan worden.

Kinderen

Als laatste wordt aandacht besteed aan problemen omtrent kinderen.

Het is altijd belangrijk om te informeren naar de namen van de kinderen over wie gesproken wordt. Omdat het vaak om grote gezinnen gaat, hebben bewoordingen als ‘oudste’ of ‘middelste’ weinig zin.

Praten over probleemkinderen kan erg moeilijk zijn voor de cliënt. Daarom is een inleiding over mogelijke problemen met kinderen op zijn plaats om de drempel erover te praten te verlagen. Wanneer er systeemgesprekken plaatsvinden, is het belangrijk om rekening te houden met de taal die thuis gesproken wordt. Ook als de beheersing van het Nederlands goed is, kan de hulp van een tolk het gesprek verbeteren. Emoties worden namelijk vaak makkelijker geuit in de moedertaal.

Een bijzondere situatie doet zich voor wanneer een kind is weggelopen. Wanneer dit het oudste kind is, wordt er vaak grote druk op het volgende kind uitgeoefend vanwege de angst dat deze ook weg zal lopen. Ouders hebben te maken met ambivalentie: aan de ene kant zullen ze strakkere regels hanteren, maar aan de andere kant proberen ze meer aan de wensen van het kind te voldoen.

Tot slot speelt de manier waarop de maatschappij omgaat met Turkse en Marokkaanse jongeren een mogelijke rol in het ontstaan van problemen in de puberteit. De ervaren discriminatie van jongeren kan leiden tot afreageren binnen het gezin. Meestal wordt er niet over de ervaring gepraat. In het ergste geval kan er sprake zijn van suïcidaliteit.

Access: 
Public
Culture and Psychiatric Evaluation: Operationalizing Cultural Formulation for DSM-5 - Lewis-Fernández e.a. - 2014 - Artikel

Culture and Psychiatric Evaluation: Operationalizing Cultural Formulation for DSM-5 - Lewis-Fernández e.a. - 2014 - Artikel

Culture and Psychiatric Evaluation: Operationalizing Cultural Formulation for DSM-5 - Lewis-Fernández e.a. - 2014

Waar gaat dit artikel over?

In de DSM-IV werd de Outline for Cultural Formulation (OCF) geïntroduceerd als methode om culturele aspecten die relevant kunnen zijn voor een diagnose en behandelingsplan te organiseren. De OCF is inconsistent, en daarom heeft de DSM-5 een cultureel formulatie-interview (CFI) geïntroduceerd dat de dataverzameling voor het OCF operationaliseert. Dit artikel gaat over de geschiedenis van het OCF en behandelt de literatuur die heeft geleid tot het CFI. Ook de resultaten van het onderzoek dat de DSM-5 Cultural Issues Subgroup (DCCIS) heeft uitgevoerd naar de OCF worden besproken.

Wat is de relevantie van cultuur in psychiatrie?

Cultuur heeft invloed op wanneer, hoe, waar en tegen wie patiënten vertellen over hun ervaring met stoornissen. Daarnaast heeft het invloed op de perceptie van zorg, en welke behandelingen gepast zijn en voor hoe lang. Cultuur heeft een invloed op elke patiënt, niet alleen uit etnische minderheden.

De ontwikkeling van de OFC was een doorbraak in culturele psychiatrie. De OFC was een beknopte lijst van culturele onderwerpen opgedeeld in brede domeinen. Met de DSM-5 is er een set interviews ontwikkeld om het verzamelen van data voor de OFC te operationaliseren. Het CFI bestaat uit een basisvragenlijst van 16 items die worden aangevuld door 12 modules voor verdere assessment.

Wat de rol van de DSM-5 Cross-Cultural Issues Subgroup?

De DCCIS is samengesteld uit experts, met als doel om de beoordeling van cultuur in psychiatrie te verbeteren. de DCCIS heeft de OCF onderzocht op basis van zijn 4 domeinen, en de vragen die zijn opgekomen bij het gebruik van de OCF. Op basis hiervan is de OCF licht herzien, voornamelijk door het explicieter maken van de tekst. Daarnaast is de OCF meer gebruiksvriendelijk gemaakt door het ontwikkelen van een interview dat gebruikt kan worden om het proces van klinische dataverzameling te sturen.

Wat is de methode die gebruikt werd voor het literatuuronderzoek?

Voor het literatuuronderzoek werd gezocht naar de termen "culture formulatie", "culturele assessment", "culturele consultatie" en "cultureel interview" in combinatie met het woord "mentaal". De artikelen die hier werden gevonden werden beoordeeld op relevantie, waarbij er uiteindelijk 140 overbleven.

Wat waren de resultaten van het literatuuronderzoek?

Wat waren de resultaten met betrekking tot de inhoud, gebruik in training, en voorgaande operationalisatie van de OCF?

De OCF organiseert klinische informatie in 4 domeinen:

  • De culturele identiteit van het individu
  • De culturele verklaringen van ziekte
  • Culturele interpretatie van psychosociale stressoren
  • Culturele elementen van de relatie tussen patiënt en behandelaar

Deze indeling was gebaseerd op sociale theorie.

De OCF is over de hele wereld gebruikt.

Een probleem van de OCF is dat er geen richtlijn is over wanneer, waarom, en met wie de OCF gebruikt moet worden. Het is moeilijk om alle 4 de domeinen te behandelen in verband met tijdgebrek. Het is niet duidelijk welke onderdelen van de OCF specifiek relevant zijn in de praktijk, en omdat er geen standaard aanpak is van de OCF kan onderzoek er naar niet gegeneraliseerd worden.

In het verbeteren van de OCF moet worden opgepast voor de valkuil van het versimpelen van culturen tot het punt dat stereotypen ontstaan.

Wat waren de resultaten met betrekking tot het gebruik van de OCF?

In een onderzoek bij een culturele consultatie service werden 100 patiënten bekeken. In de praktijk kwamen vaak veelvoorkomende misverstanden voor bij het gebruik van de OCF, zoals incomplete beoordelingen, ontbrekende diagnoses, en ongepaste behandelingen. Daarentegen gaf 93 % van geïnterviewde professionals aan de OCF erg nuttig te vinden.

Uit een ander onderzoek bleek dat veel van de patiënten van de culturele consultatie service die verkeerd waren gediagnosticeerd waren, immigranten of vluchtelingen waren.

Uit een Nederlands onderzoek bleek dat meer aandacht voor cultuur kan leiden tot een significante verbetering in de precisie van diagnoses.

Hoewel de OCF kan zorgen voor betere communicatie en minder fouten, werden er ook nadelen gevonden. Het kost te veel tijd, herhaalt vragen van de standaard beoordeling, en geeft geen indicatie over hoe de culturele informatie verder gebruikt moet worden.

Welke veranderingen aan de inhoud van de OCF worden geoperationaliseerd in het CFI?

In dit deel van het artikel worden voor elk domein van de OCF besproken wat er verbeterd kan worden.

Culturele identiteit van het individu: het CFI heeft open vragen, zodat een patiënt zijn of haar eigen culturele identiteit kan uitleggen.Vragen naar culturele identiteit wordt gelinkt aan het klinische probleem. Aanvullende modules zijn beschikbaar voor mensen met specifieke uitdaging.

Culturele verklaringen van ziekte: aandacht voor voorgaande ervaringen met zorg en behandeling kan de betrokkenheid van de patiënt verhogen. Als potentiële barrières voor behandeling vroeg worden gevonden, kan er rekening mee worden gehouden in het behandelingsplan.

Culturele interpretatie van psychosociale stressoren: het CFI volg de subjectieve-objectieve aanpak door nadruk te leggen op documentatie van de interpetaties van patiënt en behandelaar over de sociale omgeving en stressoren.

Culturele elementen van de relatie tussen patiënt en behandelaar: het CFI vraagt naar voorgaande ervaringen met racisme en discriminatie in klinische zorg. Daarnaast vraagt het ook naar eventuele blokkades voor behandeling zoals tekort aan benodigdheden.

Het CFI is gemaakt om te gebruiken aan het begin van een intake. Het kan voor alle patiënten gebruikt worden, en heeft een vaste lengte van 16 items. Aanvullende modules kunnen worden gebruikt voor specifieke gevallen. Het CFI heeft duidelijke richtlijnen die clinici kunnen gebruiken tijdens training. Een trainingvideo is op dit moment in productie.

Hoe verhouden de centrale thema's zich aan het CFI als een interventie?

Culturele identiteit van het individu: een interculturele aanpak wordt gebruikt die de uitwisseling van culture reizen benadrukt. open vragen zorgen er voor dat mensen niet in een hokje worden geplaatst. 

Culturele uitleg van ziekte: patiënten hebben vaak een narratieve uitleg van hun ziekte. Hierin bestaan de volgende verschillende vormen:

  • Nominaal: een aandoening wordt benoemd zonder oorzaak.
  • Causale attributies: een symptoom of ziekte wordt verbonden aan een oorzaak
  • Proces of mechanisme verklaring: een mechanistische of metaforische verklaring verbindt oorzaak en symptoom.

Daarnaast hebben culturele normen een invloed op hoe een patiënt communiceert met hulpverleners, familie, en vrienden.

Culturele uitleg van psychosociale factoren: de OCF vraagt clinici om een culturele interpretatie te vinden voor de stressoren en ondersteuning met betrekking tot de ziekte. Migranten en vluchtelingen hebben soms verminderde sociale steun vanwege hun sociale status.

Culturele elementen van de relatie tussen individu en behandelaar: soms ontstaan er moeilijkheden vanwege problemen in communicatie of de  spanningen tussen biomedische behandelingen en andere vormen van genezen.

Wat zijn de centrale thema's gerelateerd aan de implementatie van het CFI?

Er is meer aandacht nodig voor het verduidelijken van wanneer de OCF moet worden gebruikt tijdens de behandeling. Daarnaast moet er ook meer begeleiding zijn in het opleiden van clinici in de vaardigheden die nodig zijn om een culturele beoordeling te maken.

De meningen verschillen over of OCF vragen wel of niet standaard moeten worden opgenomen in een routine klinische beoordeling.

Hoewel culturele informatie nuttig kan zijn voor elke patiënt is het vooral relevant in het geval dat de behandelaar onbekend is met de cultuur van de patiënt, er onzekerheid is over hoe diagnostische criteria bij de symptomen passen, er moeilijkheden zijn in het beoordelen van de ernst van een ziekte, er onenigheid is over de loop van de behandeling, en als een patiënt niet voldoende betrokken is bij de behandeling.

Als de OCF als interventie wordt geïmplementeerd, moeten er standaard trainingsprotocollen komen, zodat de beoordeling gestandaardiseerd kan worden. Het CFI bevat een aantal van de componenten die nodig zijn om een trainingsprotocol op te stellen.

Wat is de conclusie van dit artikel?

Met de ontwikkeling van het CFI is de overweging van culturele context sterk vergroot in de DSM-5 ten opzichte van de DSM-IV. De ervaringen met de OCF hebben de ontwikkeling van het CFI begeleid. 

Omdat het CFI een duidelijke en beknopte aanpak biedt voor culturele assessment kan het een effectief hulpmiddel zijn in het beantwoorden van belangrijke vragen in de psychiatrie.

 

Access: 
Public
Artikelsamenvatting bij Cognitieve gedragstherapie bij allochtonen: een cultuursensitieve benadering van Van Els & Knipscheer - 2015

Artikelsamenvatting bij Cognitieve gedragstherapie bij allochtonen: een cultuursensitieve benadering van Van Els & Knipscheer - 2015

Waar gaat dit artikel over?

Het behandelen van niet-westerse patiënten is niet altijd makkelijk. Zo kan de taal een barrière vormen. Er zijn vanuit de transculturele psychotherapie twee specifieke obstakels bekend bij het behandelen van deze patiënten. Dit zijn de neiging tot somatiseren en het ontbreken van een gemeenschappelijk ziekteverklaringsmodel tussen de patiënt en de therapeut.

Commitment of toewijding, wat een belangrijke component is binnen een behandeling, komt door deze factoren moeilijker tot stand. Echter, door middel van een cultuursensitieve benadering kunnen deze obstakels worden overwonnen. In dit artikel wordt de cultuursensitieve behandeling uitgelegd aan de hand van casussen bij behandeling van PTSS en depressie.

Cognitieve gedragstherapie dat gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek zou in principe op elke patiënt moeten werken. Echter blijkt dit in werkelijkheid anders te zijn. Vooral bij niet-westerse patiënten blijkt dit lastiger te zijn. Het helpt als de gedragstherapeut meer weet over andere culturen, de levensgeschiedenis en de impact die de migratie met zich mee heeft gebracht. Dit dilemma wordt samengevat in het onderwerp van dit artikel; hoe kan de cognitief gedragstherapeut zijn repertoire aan op wetenschappelijk gebaseerde behandelingen effectief inzetten bij niet westerse patiënten? Voor posttraumatische stressstoornis (PTSS) en depressie wordt aangetoond hoe, door middel van praktische aanpassingen, therapieën doeltreffender gemaakt kunnen worden voor deze patiënten.

Wat valt er te zeggen over allochtonen, vluchtelingen en migranten?

Gemiddeld gezien heeft één op de vijf Nederlanders een direct of indirecte migratie geschiedenis. Dit zijn 3,5 miljoen mensen waarvan de helft in Nederland is geboren en dus behoort tot de tweede generatie. Vaak worden deze mensen voor het gemak allemaal allochtoon genoemd, maar er zijn echter verschillende groepen te onderscheiden:

  1. Personen afkomstig uit voormalige Nederlandse koloniën.
  2. Migranten met een economische motivatie.
  3. Vluchtelingen.

Het aantal allochtonen die niet uit het westen komen is toegenomen in de laatste 10 jaar tot 11,5%. Dit zijn bijvoorbeeld, Turken, Surinamers, Antilianen en Marokkanen. Het aantal allochtonen dat wel een westers land komen is gelijk gebleven, namelijk 9%, deze groep bestaat voor het grootste deel uit Duitsers.

Allochtonen zijn een risicogroep voor de ontwikkeling van psychische problemen: zij hebben dus meer kans op het ontwikkelen van psychische problemen. Zo is de prevalentie van angst en depressie bij deze groep significant hoger dan bij de autochtone bevolking. Er is ook uit onderzoek gebleken dat de kans op het ontwikkelen van depressie groter is voor allochtonen. Dit kan komen door bijvoorbeeld traumatische ervaringen in het land van herkomst en een onzekere asielprocedure.

Hoe is de relatie tussen allochtonen en de geestelijke gezondheidszorg (GGZ)?

Naast dat etnische minderheidsgroepen een grote kans hebben op het ontwikkelen van een depressie of angst, is de kans dat ze de juiste behandeling krijgen ook nog eens kleiner. Allochtonen hebben vaak ander zorg-zoekgedrag vergeleken met autochtonen. Ze gaan in een veel later stadium naar de GGZ. Het doorverwijzen bij de huisartsen gaat goed, allochtonen worden even snel en vaak doorverwezen als autochtonen. Het beeld voor jongeren is echter minder goed, deze worden minder goed bereikt door de GGZ.

Zoals er eerder is genoemd, zijn behandelingen vaak niet doeltreffend bij allochtonen. Alhoewel de behandelingen wetenschappelijk opgesteld zijn, zijn ze dit vaak niet voor allochtonen. Ook worden behandelingen bij allochtonen vaak gekenmerkt door drop-outs en no-shows. In Nederland is 15% van de patiënten bij de GGZ allochtoon maar in sommige steden zoals Utrecht is dit zelfs 40%. De behandelaars zijn daarentegen vaak autochtoon. Uit een meta-analyse van Cabral en Smith (2011) blijkt dat alhoewel allochtonen vaak de voorkeur geven aan een behandelaar van dezelfde etnische achtergrond, dit geen invloed heeft op de behandeling.

Er zijn verschillende perspectieven op het culturele aspect van de behandeling. Sommigen zeggen dat culturele achtergrond niet belangrijk is bij behandelingen omdat we van binnen allemaal mensen zijn met dezelfde aard van onze problemen. Dit wordt ook wel de universalist hypothese genoemd. Echter zijn er ook argumenten voor de basale invloed die cultuur kan hebben op gedrag, uitdrukkingen, gezichtsuitdrukkingen, emoties, visuele waarneming, IQ en moreel rederneren. Mensen met verschillende achtergronden kunnen verschillen in hun wijze van denken over bepaalde onderwerpen.

Allochtonen ervaren een hogere drempel bij het aanvragen van hulp in de GGZ maar ervaren ook problemen bij het interpreteren van de zorg. Vaak zijn de verwachtingen van de GGZ hoger dan de zorg die ze daadwerkelijk kunnen bieden. Daarnaast is de scheiding tussen maatschappelijke hulp en de GGZ niet altijd even duidelijk. Ten slotte ontbreekt er een gemeenschappelijk ziektemodel tussen de therapeut en de patiënt. Dit zorgt voor een moeizame werkrelatie en verminderde toewijding van de patiënt aan de therapie.

Therapeuten zouden bepaalde zaken die voor de allochtone patiënten belangrijk zijn te weinig bij de behandeling betrekken. Dit zijn dingen zoals ‘condicion migrante’ (het leven als migrant en het horen bij een etnische minderheid, gekenmerkt door verminderde sociaaleconomische draagkracht), acculturatie en migratie.

Door al deze belemmerende factoren bij elkaar plus de taalbarrière is het aantal no-shows significant hoger: 46 procent van allochtonen versus 24 procent van de autochtonen. Deze situatie brengt veel problemen met zich mee.

Is een cultuurintensitieve benadering van individuele cognitieve gedragstherapie de oplossing?

Door middel van een zijsprong naar de historie van psychotherapie en gedragstherapie wordt eerst besproken hoe de westerse cliënt is geprotoprofessionaliseerd. Dit houdt in dat de hulpvraag van de Westerse cliënt vaak goed past bij het behandelaanbod. Daarna wordt uitgelegd waarom dit niet zo is bij niet-westerse cliënten.

De Westerse patiënt is geprotoprofessionaliseerd

In de zeventiger jaren werd duidelijk dat trauma’s uit de oorlog nog lang voor psychisch lijden kunnen zorgen. Daar kwam in de jaren negentig nog bij dat duidelijk werd hoe groot de langetermijngevolgen kunnen zijn voor vrouwen die seksueel misbruikt zijn. De patiënten die zich tegenwoordig melden bij de GGZ zijn geprotoprofessionaliseerd. Dit bekent dat de patiënt en de hulpverlener dezelfde visie hebben over de klachten, de oorzaken en de oplossing. Naast dat de zorg is aangepast is ook de publieke voorlichting beter geworden. De maatschappij weet ondertussen wat smetvrees, een burn-out, een fobie, een depressie, autisme of ADHD is.

De meeste behandeltherapeuten volgen hetzelfde ‘gedragstherapeutisch proces’, zoals geformuleerd door Brinkman (1978). Zij onderscheiden verschillende fasen in het behandelproces. Voordat met de behandeling wordt begonnen, wordt er eerst goed kennis gemaakt en wordt het probleem duidelijk gesteld. Vervolgens wordt informatie verzameld en metingen gedaan waarna via functieanalyses een holistische theorie wordt opgesteld. Aan de hand hiervan wordt een behandelplan gemaakt. Inmiddels zijn er voor specifieke stoornissen gespecialiseerde behandelprogramma’s ontwikkeld.

Het hierboven genoemde gedragstherapeutische proces past niet bij patiënten uit een andere cultuur. Deze patiënten zijn namelijk niet geprotoprofessionaliseerd en beleven hun klachten anders. Daarbij is er een verschil tussen migranten van verschillende generaties;

  • Eerste generatiemigranten hanteren een verklaringsmodel uit hun oorspronkelijke cultuur.
  • Tweede- en derdegeneratieimmigranten hanteren een mengeling van het verklaringsmodel uit de cultuur van hun ouders en het Nederlandse verklaringsmodel.

De vraag die binnen de transculturele psychotherapie centraal staat is: hoe kunnen we de toewijding van de immigrant verbeteren?

Hoe verloopt de cultuursensitieve exploratie en onderhandeling?

Er moet duidelijkheid komen over de culturele betekenis en achtergronden van de klachten van de patiënt. Dit zorgt voor een beter gezamenlijk behandelplan en vervolgens commitment. De fase ‘cultuursensitief exploreren’ bestaat uit volgende elementen:

  • Samen met de patiënt een tijdsbalk maken - Op de tijdsbalk komen boven de streep momenten waarop de klachten begonnen en erger werden. Daarnaast worden belangrijke levensgebeurtenissen beschreven. Uit de praktijk blijkt dat niet-westerse patiënten geneigd zijn om hun klachten te koppelen aan externe factoren. Bij precieze exploratie door middel van een tijdbalk komen deze problemen makkelijker boven tafel.
  • Verklaringsmodel patiënt en familie – Hierbij moet de therapeut achter het verklaringsmodel zien te komen. Ligt de oorzaak van het probleem binnen of buiten de persoon? En ziet hij het herstellingsproces als iets waarin hij actief of passief moet deelnemen?
  • Verklaringsmodel therapeut en psycho-educatie – Hierin worden klachten, oorzakelijke factoren en diagnose vastgesteld.

Is de cultuursensitieve aanpak effectief?

Een cultuursensitieve aanpak binnen de bestaande behandelrichtlijnen en CGT-Protocollen vergroot het behandeleffect significant. Het verbetert vooral het begrip van de problemen van de patiënt en de interventiemogelijkheden.

Welke aanpassingen kunnen worden gemaakt voor niet-westerse patiënten?

In de eerste observatie is er gekeken naar het begin en de verklaring van de klachten. Er is geobserveerd dat in de intake, migrantenpatiënten vaak vertellen dat zij hard gewerkt hebben. Daarnaast vertellen zij dat zij het hun opgedragen werk zonder klagen of ziekmelden hebben uitgevoerd. Vervolgens gebeurt er iets ingrijpends in hun leven zoals iemand in hun omgeving die overlijdt. Dan werken ze door, maar krijgen ze lichamelijke klachten. Dan melden zij zich ziek, maar krijgen hiermee problemen met hun werkgever.

Dan is het tijd voor de exploratiefase. Hieruit blijkt dat patiënten niet veel hebben gedeeld over hun privéomstandigheden met hun werkgever. Een gebrek aan erkenning van hun leidinggevende plus het gevoel niet rechtvaardig behandeld te zijn, leiden tot grote innerlijke woede. Deze innerlijke woede herkennen ze niet bij zichzelf en durven het ook niet met iemand te delen.

De tweede observatie is terugtrekgedrag. Het is opvallend hoe sterk niet-westerse migrantenpatiënten met depressieve klachten zich terugtrekken. Het valt op dat niet-westerse patiënten die zich depressief voelen zich vaker terugtrekken. Ze trekken zich thuis terug, kunnen geen geluid verdragen en kunnen ook niet tegen de drukte van de kinderen. De patiënten melden dat ze het gevoel hebben dat ze veranderd zijn en bang zijn voor impulsief gedrag, waardoor nog meer sociaal contact wordt vermeden.

De derde observatie is het zien van schimmen, het horen van geluiden en stemmen. Vaker dan autochtonen, hebben de niet-westerse patiënten last van het horen van geluiden en stemmen, of het zien van schimmen. Dit zou eventueel kunnen komen omdat in sommige culturen het horen van stemmen en beelden zien tamelijk gewoon is. Dit wordt niet altijd als pathologisch gezien.

De drie richtlijnbehandelingen die het meest worden uitgevoerd bij depressies (gedragsmatige activering, cognitieve herstructurering of interpersoonlijke psychotherapie) volstaan niet bij migranten.

De aanpassingen die nu worden benoemd kunnen nuttig zijn om deze drie behandelingen effectiever te maken voor migranten.

  • Gedragsmatige activering — Als therapeut kan je migranten activeren op drie niveaus: mentaal, lichamelijk en sociaal. Als therapeut kan je dingen uitleggen en dingen zeggen zoals: “je voelt nu misschien zwak en trekt je terug voor het veilige gevoel maar dat help niet om uit deze depressie te komen”. Mannelijke patiënten willen overdag meestal niet buitenshuis gezien worden, maar zijn wel bereid om ’s avonds in het donker te wandelen. Sociale activering richt zich op sociale aspecten waardoor patiënten weer dingen oppakken die zij door de depressie hadden opgegeven, maar die in het verleden voldoening gaven of waardevol waren.
  • Cognitieve herstructurering — Bij migranten van de eerste generatie kan cognitieve herstructurering lastig zijn vanwege een taalbarrière. Daarom is het beter om deze techniek niet te gebruiken bij deze generatie.
  • Interpersoonlijke psychotherapie — De interpersoonlijke psychotherapie (IPT) richt zich op een of meerdere van de volgende punten: rouw, interpersoonlijk conflict en rolverandering. Enkele thema’s vragen bij migranten speciale aandacht. Zo hoort heimwee bij de ‘condición migrante’. Daarnaast speelt schaamte vaak een grote rol bij migranten.

Hoe zit het met PTSS bij niet-westerse migranten?

Er zijn vaak heftige reacties tijdens behandelingen van trauma’s met bijvoorbeeld EMDR. In het artikel wordt besproken hoe de behandeling van migrantenpatiënten met trauma’s hierop kan worden aangepast. Als de behandeling te heftig is wil de patiënt stoppen met de behandeling en het verleden laten rusten. Vanuit hun cultuur kijken migranten vaak anders aan tegen de omgang met ingrijpende gebeurtenissen. Toch is het standaardprotocol voor EMDR in principe ook bij hen toepasbaar, mits het ingezet wordt met volharding en creativiteit. Benadruk dat EMDR andere patiënten heeft geholpen maar het inderdaad een heftige behandeling is. Herhaal deze uitleg tijdens de uitvoering van de EMDR.

Wat is de conclusie?

Bestaande protocollen voor cognitieve gedragstherapie zouden in principe toepasbaar moeten zijn bij migranten, omdat evidence-based therapie op iedereen zou moeten werken. Helaas blijkt in de praktijk dat dit niet zo is. Om knelpunten te overwinnen zijn bepaalde uitgaanspunten belangrijk zoals cultuursensitiviteit, in de zin van respectvolle nieuwsgierigheid naar betekenis en context van anderen. Het gedragstherapeutische proces verloopt hierdoor enigszins anders, maar met enige volharding en creativiteit lijkt de gebruikelijke doeltreffendheid van de cognitieve gedragstherapie haalbaar.

Access: 
Public
Mental health interventions for traumatized asylum seekers and refugees: What do we know about their efficacy? - Slobodin & de Jong - 2014 - Artikel

Mental health interventions for traumatized asylum seekers and refugees: What do we know about their efficacy? - Slobodin & de Jong - 2014 - Artikel

Mental health interventions for traumatized asylum seekers and refugees: What do we know about their efficacy? - Slobodin & de Jong - 2014

Abstract

Trauma gerelateerde problemen bij vluchtelingen en asielzoekers zijn extreme hoog vanwege de gedwongen migratie. Ondanks dat er veel literatuur is over het werken met getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers blijkt dat in werkelijk dit weinig wetenschappelijke onderbouwing heeft.

Het doel van dit artikel is het kritisch reviewen van de literatuur om rationele, wetenschappelijke en cultuursensitieve interventies om asielzoekers en vluchtelingen te helpen. Dit wordt gedaan door middel van het reviewen van literatuur met nadruk op getraumatiseerde vluchtelingen en asielzoekers. Onder de onderzoeker bevinden zich een groter diversiteit van interventies, groep therapie en multidisciplinaire therapie. Het resultaat is een dat de meerderheid van de studie met getraumatiseerde vluchtelingen succesvol de trauma-gerelateerde symptomen kunnen verminderen.

Introductie

Vluchtelingen en asielzoekers zijn beide gedwongen migranten. Over het algemeen is de regel dat vluchtelingen asiel mogen aanvragen voor ongeacht of ze hun goede documenten hebben. Het migratieproces wordt beschreven in drie stadiums:

  1. Pre-migration,

  2. Migration,

  3. Post-migration

Post-migration gebeurtenissen kunnen het welzijn van de vluchtelingen beïnvloeden. Denk hierbij aan missende sociale support, een nieuwe cultuur en discriminatie. Ook tijdens de migratie kunnen er traumatische dingen gebeuren zoals het meemaken van mensenhandel en het leven in een vluchtelingen kamp is ook zeer onzeker. De stoornissen die vaak voorkomen bij vluchtelingen zijn; depressie, post-traumatische stress stoornis (PTSS), angststoornissen en psychosomatische stoornissen. Het behandelen van migranten brengt vaak barrières met zich mee, zo is de taal vaak een barrière maar ook de cultuur. Als de asielaanvraag mislukt en de asielzoeker geen paspoort krijgt dan moet de therapie stoppen maar ook door andere factoren is de drop-out frequentie hoger bij migranten.

Voor veel jaren waren psychologische behandelingen niet even goed op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd. Dit is inmiddels veranderd maar nog steeds wordt er tijdens onderzoek geen rekening gehouden met etnische minderheden. Veel instituten staan erop dat getraumatiseerde vluchtelingen met het standaard protocol van CBT en EMDR behandeld moeten worden. Dit is echter niet altijd de juiste oplossing.

Mentale gezondheid interventies voor asielzoekers en vluchtelingen

De meeste interventies worden gedaan door middel van CBT en EMDR. Voor CBT worden vaak aangepast versies gemaakt die past bij de cultuur van de cliënt. Toch heeft het wetenschappelijk veld hier gaten. Vrijwel alle participanten kwamen uit Cambodja en het waren vooral pilot-studies.

EMDR wordt ook vaak gebruikt als behandeling echter blijkt uit de studies die in het artikel worden benoemd dat het niet zo’n groot effect heeft. Vaak worden de klachten alleen gestabiliseerd en niet verholpen. Een andere interventie die kan worden gebruikt is familie interventie, deze zijn net zo effectief als CBT blijkt uit onderzoek. Ook multidisciplinaire interventies zijn ook effectief vooral bij PTSD, angststoornissen en depressie. Naturalistsiche interventies, hier is weinig onderzoek naar gedaan en slechts 7 studies wezen effectiviteit aan. Als laatste zijn er nog farmaceutische interventies. Het gebruiken van medicatie om psychische problemen op te lossen moet altijd met zorg gedaan worden en zeker bij mensen uit een andere cultuur. Op het gebied van getraumatiseerde vluchtelingen is hier echter nog weinig onderzoek naar geweest.

Access: 
Public
Een bijzondere samenwerking. Werken met tolken in de geestelijke gezondheidszorg - Bot - 2004 - Artikel

Een bijzondere samenwerking. Werken met tolken in de geestelijke gezondheidszorg - Bot - 2004 - Artikel

Een bijzondere samenwerking. Werken met tolken in de geestelijke gezondheidszorg - Bot - 2004

Een probleem waar hulpverleners en allochtone cliënten vaak tegenaan lopen, is de taalbarrière. Een oplossing hiervoor is het inschakelen van een tolk. Vooral in het begin van de behandeling is dit raadzaam, ook als de cliënt de Nederlandse taal redelijk beheerst. Dit omdat het van groot belang is dat feitelijke informatie correct wordt overgebracht, zodat een goede inschatting gemaakt kan worden van de problematiek. Misverstanden kunnen met een tolk zoveel mogelijk voorkomen worden.

In Nederland bestaat sinds de jaren 70 een organisatie voor tolken: het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland (TVCN). De tolken die via deze organisatie ingehuurd worden zijn professioneel en hebben een beroepscode. In deze beroepscode zijn neutraliteit tegenover de gesprekspartners en een geheimhoudingsplicht vastgelegd. Er zijn ook specialismen voor het vak tolk, waaronder ggz-tolk.

Vertaalmachinemodel en interactief model

De auteur doet zelf onderzoek naar tolken in de ggz. Uit dit onderzoek worden twee samenwerkingsvormen met tolken naar voren gebracht: het vertaalmachinemodel en het interactieve model.

Het vertaalmachinemodel houdt in dat de tolk uitsluitend aanwezig is om de dingen die gezegd worden te vertalen. Verder is de tolk onpartijdig en mengt deze zich niet in het gesprek. Dit wordt ook wel omschreven als de rol van ‘non-person’. Gaandeweg is echter gebleken dat dit nauwelijks mogelijk is. In de communicatie met mensen oefent ieder individu een invloed uit; een tolk dus ook.

Het interactieve model houdt in dat de tolk actief deelneemt aan het gesprek. Er wordt erkend dat de tolk een invloed op het gesprek heeft, bijvoorbeeld door woordgebruik en persoonlijke uitstraling. Deze benadering omvat vier ‘deelnemers’ aan het gesprek: de therapeut, de cliënt, de tolk en de omgeving. De tolk heeft de taak om een accurate vertaling te geven, maar ook om zich te voegen naar de therapeutische context.

Aspecten van de modellen

Voor beide modellen worden vier kenmerken omschreven: regie van het gesprek, houding van de tolk, tolkvaardigheden en veiligheid van de patiënt.

In het vertaalmachinemodel is de regie volledig in handen van de therapeut. De houding van de tolk is onpartijdig en neutraal. Wat vaardigheden betreft gaat het uitsluitend om vertaalvaardigheden. Een accurate vertaling, samen met de geheimhoudingsplicht en neutraliteit, zijn hier de factoren die de veiligheid van de patiënt bepalen.

In het interactieve model ligt de regie nog steeds bij de therapeut, maar de tolk kan de taak krijgen om beurtwisselingen te bepalen. Het kan namelijk lastig zijn, als er in een onbekende taal gesproken wordt, om te bepalen wanneer iemand klaar is met praten. Hoewel er ook non-verbale signalen zoals blikrichting en gebaren gebruikt kunnen worden, kan een tolk helpen bij de beurtwisselingen.

De houding van de tolk is niet neutraal, maar empathisch en betrokken. Dit houdt bijvoorbeeld ook in dat de tolk deelneemt aan een sociaal gesprek dat voorafgaat aan het behandelingsgesprek. De vertaalvaardigheid blijft ook centraal staan, maar er kunnen verhelderende vragen door de tolk worden gesteld.

De veiligheid wordt bepaald door de samenwerking tussen hulpverlener, cliënt en tolk. Omdat deze samenwerking zo belangrijk is, wordt vaak voor een vaste tolk gekozen.

Samenwerking

Uit interviews met tolken en hulpverleners blijkt dat de samenwerking het beste verloopt wanneer zij beiden dezelfde strategie onderschrijven. Patiënten ervaren de behandeling dan ook het beste. Wel is het belangrijk dat de tolk en hulpverlener ieder hun eigen rol blijven vervullen en niet vervallen in ‘pairing’, zodat er niet een soort machtsfront van hulpverlener en tolk ontstaat waarbij de cliënt zich geïntimideerd voelt.

Het komt echter vaak voor dat tolk en therapeut niet van tevoren over hun strategie spreken. Hierdoor kunnen misverstanden ontstaan, wanneer de één vanuit het vertaalmachinemodel wil werken en de ander vanuit het interactieve model.

Tolkvaardigheden

De manier waarop de tolk vertaalt, moet zoveel mogelijk gelijk zijn aan wat de cliënt of hulpverlener zegt. Deze gelijkwaardigheid kan worden afgemeten aan drie aspecten: therapeutische kwaliteit, informatie en perspectief.

Therapeutische kwaliteit houdt in op wat voor manier een opmerking gemaakt wordt (geruststellend, confronterend, explorerend etc.). Informatie is de precieze inhoud van wat er gezegd wordt. Perspectief is de formulering van de zin in eerste, tweede of derde persoon.

Tolken worden opgeleid om letterlijk te vertalen wat de gesprekspartners zeggen. Dit betekent dat de tolk in hetzelfde perspectief vertaalt als de spreker, en er dus niet ‘hij/zij zegt…’ van maakt. In de praktijk blijkt dit ‘hij zegt’-perspectief echter vaak te worden gebruikt. Dit kan leiden tot verwarringen, zeker wanneer het inconsistent gebruikt wordt.

Andere verwarringen ontstaan wanneer de vertaling niet equivalent is op het gebied van informatie. Soms kan het nuttig zijn om dat wat een spreker gezegd heeft samen te vatten, maar op die manier kan er ook belangrijke informatie gemist worden. De therapeut kan dan niet ingaan op details die de cliënt noemt, simpelweg omdat de tolk ze niet vertaalt.

Wijzigingen en informatieverlies treden ook op als de tolk al wil beginnen met vertalen, terwijl de spreker nog niet klaar is. De spreker praat dan door, maar de tolk mist informatie door al te beginnen iets te vertalen. Mede hierom is het belangrijk dat er duidelijke tekenen voor beurtwisseling gegeven worden.

De tolk kan ook de therapeutische kwaliteit veranderen, door een confronterende opmerking bijvoorbeeld te vervormen. Dat wat de therapeut wil bereiken, wordt dan teniet gedaan door de tolk. Dit gebeurt vooral in wat ‘liberaal interactief’ genoemd wordt. In het liberaal interactieve model heeft de tolk veel invloed en werkt deze als een soort co-therapeut. Beter is een ‘restrictief interactief’ model, waarin de tolk wel invloed heeft door bijvoorbeeld verhelderende vragen te stellen en samen te werken met de therapeut voor beurtwisselingen, maar de regie duidelijk bij de therapeut ligt.

Conclusie

Het beste is dus niet een vertaalmachinemodel, maar de invloed van de tolk moet ook niet te groot worden. De primaire rol blijft het vertalen van wat de gesprekspartners zeggen, maar er moet ook gekeken worden naar subtiele interactieve processen die in het gesprek een rol spelen.

Access: 
Public
Interculturalisatie van de Gezondheidszorg van May - Artikel

Interculturalisatie van de Gezondheidszorg van May - Artikel

Interculturalisatie van de Gezondheidszorg - May - 2002

De geestelijke gezondheidszorg moet zich ervan bewust worden dat er steeds meer allochtonen gebruik zullen maken van hun diensten. Niet alleen vanwege demografische ontwikkelingen maar ook vanwege de risicovolle marginale sociaaleconomische positie, waar velen in zitten. Een andere belangrijke reden is de bekendheid bij allochtonen met de organisatie van het recht op geestelijke gezondheidszorg. De (g)gz schiet tekort. Er is sprake van een tijdelijkheid en vrijblijvendheid. Het beleid heeft nog niet geleid tot doeltreffende en structurele maatregelen. Wat betreft de hulp aan allochtonen is er sprake van achterstallig onderhoud, weinig beleid, veel co-morbiditeit, veel eenmalige contacten, gedwongen opnames en een grote drop-out. Volgers May is er een samenhangend en krachtdadig interculturalisatiebeleid nodig. Dit om tekorten in het zorgaanbod en zorgopleidingen structureel, integraal en permanent aan te pakken.

Instellingen die de verantwoordelijkheid nemen voor het verbeteren van de kwaliteit van de gegeven zorg, zetten in op interculturalisatie. Dat wil zeggen het realiseren van het beleid dat gericht is op het cultuurgevoeliger maken van de voorzieningen in de gezondheidszorg met het doel allochtone en autochtone zorgvragers gelijke kwaliteit en gelijke toegang tot de zorg te bieden. Zo dat er een gelijkmatige vertegenwoordiging en deelname van verschillende allochtone groepen gerealiseerd wordt.

Belangrijke voorwaarden voor het voortdurend beleidsproces zijn: bewustzijn van de noodzaak van interculturalisatie, verantwoordelijkheid nemen door het management van de organisatie, zorgdragers voor een breed organisatorisch draagvlak, ruimte voor vernieuwing en experimenten, vergemakkelijken en ondersteunen van medewerkers en activiteiten.

De zorgvisie

Een zorgvisie geeft richting aan de medewerkers en geldt als visitekaartje aan de hulpverleners en externe betrekkingen van de instelling. Iedere zorginstelling die zich sterk wil maken voor een kwalitatief aanbod aan allochtone zorgvragers zal dit duidelijk moeten uitdrukken in de zorgvisie. In de vraag gestuurde ggz, zullen medewerkers en managers moeten leren om de cliënten als individuen te zien, met hun eigen sterke en zwakke kanten en hun eigen oriëntaties op de groep en cultuur waartoe ze behoren. Naast overeenkomsten zijn er namelijk ook vele verschillen die het beleid aanspreken en de snelle veranderingen in multiculturele organisatie beïnvloeden.

Praten over allochtonen kan misleidend zijn. Er wordt hierbij geen rekening gehouden met individuele, etnische, sekse of leeftijdsverschillen binnen en tussen groepen. Het is belangrijk om in de hulpverlening, de hulpvragers als unieke personen te zien waar universeel, menselijke en groep specifieke/dynamische aspecten een rol van betekenis spelen. Allochtoon is geen ziektebeeld. Wel brengt migratie veel psychische belasting met zich mee en kan destabiliserend werken. Maar migratie kan ook succes betekenen.

Interculturele communicatie

Dit is het vermogen van mensen uit verschillende culturen, om elkaar met begrip voor de eigen culturele achtergrond te verstaan en begrijpen. Voor hulpverleners is het beschikken over deze eigenschap essentieel in het contact met allochtone cliënten. Ook respect, onbevooroordeeld zijn en inlevingsvermogen, zijn van belang bij interculturele hulpverleningsinteracties. Het is verder een vereiste dat de informatie aan de cliënt verstaanbaar en begrijpelijk is. Hiervoor kan een tolk ingezet.

Bij een intercultureel personeelsbeleid gaat het om het ondersteunen en bijscholen van het zittende personeel en het doen instromen, behouden en doorstromen van deskundig personeel. Iedere instelling die streeft naar een grotere toegang van haar aanbod voor cliënten moet een personeelsbeleid hebben dat een gelijke afspiegeling is, van de omgeving die ze biedt. Om dit doel te behalen moet er een actieve werving plaats vinden. Het is een kwestie van bedrijfsbelang. Men moet zich wel realiseren, dat het binnenhalen van allochtoon personeel noodzakelijk is maar niet perse het interculturalisatiebeleid versterkt. Het ondersteunen van medewerkers die zich inzetten voor de toegankelijkheid van de zorg voor allochtonen heeft hoge prioriteit. Ook het binnenhalen van professionals die als consulent, co-therapeut, trainer etc. werken is van belang. Het binnenhalen van deskundig personeel is een belangrijke stap tot interculturalisatie, maar zonder bijscholing en ondersteuning is het onvoldoende.

Intercultureel managment

Hierbij gaat het vooral om het sturingsproces van interculturalisatie. Managerial support is noodzakelijk, omdat het bij interculturalisatie gaat om een belangrijk veranderingsproces. Kwaliteitscriteria voor het realiseren van een succesvol beleid zijn: het goede voorbeeld van leidinggevenden, duidelijke besluitvorming, facilitering, sturing, communicatie van good practices en evaluatie. Bij intercultureel management is er sprake van een pakket aan maatregelen toegepast om:

  • het zorgaanbod te doen aansluiten op de zorgbehoefte van allochtonen.

  • organisatie van de zorg te verbeteren en kwaliteit te garanderen.

  • evenredigheid van cliënten en personeelsbestand met werkomgeving realiseren.

  • indien nodig, nieuwe voorzieningen te creëren die beter voldoen aan de behoeften van de multiculturele omgeving.

Opvattingen kunnen verschillen over goed management. Hiervoor is bijscholing heel belangrijk. Men zal bewust moeten zijn van universele en particuliere waarden en normen, betekenissen en opvattingen en hier mee leren werken.
Verder dient er samenwerking tussen instellingen te zijn, dit omdat veel allochtonen multi-causale problemen hebben.

Interculturalisatie zal nooit tot stand komen als de instelling als geheel zich niet uitspreekt voor en bewust is van de noodzaak van een grotere toegankelijkheid voor allochtonen. Hiervoor is een coördinerende medewerker van belang, die vanuit een projectstructuur het interculturalisatie proces aanstuurt. Bij projectstructuur moet gedacht worden aan afgevaardigden van verschillende organisaties die de hoofdlijnen van het beleid helpen bepalen en de leiding ondersteunen bij het realiseren van het beleidsproces. Op lange termijn zal dan ook een breed organisatorisch draagvlak moeten worden opgezet. Het gaat bij interculturalisatie vooral om bewustwording en actieve inbreng. Interculturalisatie is niet een zaak van quick fix, maar van het hart en geest en een lange termijn commitment aan het proces van persoonlijke ontwikkeling.

Access: 
Public
Cultuur, trauma en PTSS van Van Dijk - Artikel

Cultuur, trauma en PTSS van Van Dijk - Artikel

Cultuur, trauma en PTSS - van Dijk

In dit artikel staan twee vragen centraal. De eerste betreft de vraag of posttraumatische stress stoornis (ptss) een cultuurgebonden syndroom is of dat het een universeel verschijnsel is. De tweede vraag gaat over de manier waarop mensen uit niet-westerse samenlevingen omgaan met de gevolgen van georganiseerd gewerd en wat wij hiervan kunnen leren.
Het zal voornamelijk gaan over vluchtelingen omdat in deze maatschappij over hen voornamelijk in termen van trauma’s gepraat wordt.

Er is sinds de opkomst van de term ptss veel kritiek geweest die zich laat categoriseren aan de hand van drie termen: individualisatie, medicalisatie en reїficatie. Vaak heeft georganiseerd geweld gevolgen voor de hele samenleving en kampt de gehele samenleving met trauma’s. Wanneer iemand de diagnose ptss krijgt, worden de trauma’s iets individueels in plaats van iets dat door de gehele samenleving gedeeld wordt, dit wordt de individualiserende werking genoemd van de term ptss. De medicaliserende uitwerking houdt in dat ervaringen, het geweld, schending van de mensenrechten etc. die mensen hebben meegemaakt verworden tot een psychiatrische stoornis. De laatste term, reїficatie doet vermoeden dat ptss een tijdloos universeel iets is, terwijl het een tijdgebonden sociaal construct is. Kleinman (1987) waarschuwt in dit kader voor een catergory fallacy: betrouwbaarheid (meten met dezelfde maten) wordt verward met validiteit (waarde of betekenis van vergelijkbare verschijnselen). Ondanks dat dezelfde symptomen in verschillende culturen gevonden kunnen worden, hoeven deze niet dezelfde impact te hebben. Een tweede punt van kritiek is dat niet altijd uit alle drie de categorieën symptomen aanwezig zijn. Van deze drie categorieën (herbeleving, vermijding en verhoogde prikkelbaarheid) lijken vermijdingssymptomen veel minder vaak voor te komen bij niet- westerse mensen. Een derde kritiekpunt is dat de symptomen van ptss tijdgebonden zijn. Het bleek namelijk dat door de jaren heen in de dossiers de psychopathologie van trauma verandert met de tijd. Een vierde punt is dat ptss vaak niet geschikt is om de reacties van (niet-westerse) mensen op georganiseerd geweld onder te brengen. De term ‘cultural bereavement’ wordt geopperd door Eisenbruch (1991). Deze term verwijst naar mensen die ontwortelt zijn door een verlies van de zelfidentiteit, culturele waarden en sociale structuren, maar wel normaal lijken te functioneren. Geconcludeerd kan worden op basis van deze kritiek dat de diagnose ptss de ervaring en het lijden van vluchtelingen vervormd.

Elk van de brandpunten van de traumatheorie heeft een blinde vlek:

meervoudig verlies wordt meestal gezien als kenmerkend voor vluchtelingen, maar hierbij wordt genegeerd dat reacties op traumatische ervaringen ook groei en veerkracht kunnen inhouden. Het meemaken van traumatische gebeurtenissen kan ook een persoonlijke groei veroorzaken. Stressoren uit het verleden overstemmen vaak de actuele stressoren terwijl deze door vluchtelingen soms belangrijker gevonden worden. Het brandpunt slachtoffers van geweld negeert dat de meerderheid van de vluchtelingen helemaal geen stoornissen ontwikkelt, de verborgen meerderheid. De sterke cognitieve oriëntatie zorgt ervoor dat het accent meer ligt op het verwerken van informatie, in plaats van op embodiment. Deze term wordt veel gebruikt door antropologen en houdt in dat mensen niet alleen lichamen hebben maar ook lichamen zijn. Een eerste stap in herstel zou dan zijn het herstellen van een gevoel van lichamelijke continuïteit. Het laatste brandpunt is de individuele traumatisering met als blinde vlek collectieve traumatisering. De gemeenschap wordt in de traumatheorie genegeerd terwijl vaak een hele gemeenschap getraumatiseerd is als gevolg van structureel geweld. Traumatische ervaringen van vluchtelingen gaan gepaard met een ontwrichting van mensen en gemeenschappen en van gemeenschappelijke mechanismen tot herstel en veerkracht.

Is ptss cultuurgebonden of universeel?

Het concept ptss wordt wel over de grenzen heen gebruikt maar dit kan moeilijke situaties veroorzaken omdat reacties op gebeurtenissen in andere samenlevingen anders kunnen zijn en omdat de mogelijkheden om met deze gebeurtenissen om te gaan onderschat worden.

Chemtob (1996) ziet de reactie van mensen als een samenspel van drie interactieve clusters van factoren. Deze factoren zijn universele aspecten van reacties op schokkende gebeurtenissen, culturele invloeden en persoonlijke geschiedenis.

Volgens Chemtob zijn er vijf stappen in universele reacties op traumatische ervaringen zoals te zien in de figuur. Elk van deze stappen wordt hierbij beïnvloedt door culturele referentie kaders, die de impact van schokkende gebeurtenissen op iemands leven en zijn omgeving bepalen. De derde factor die van belang is, zoals te zien in de figuur, is iemands persoonlijke omgeving. Deze drie factoren tezamen bepalen de specifieke reactie van iemand op een bepaalde schokkende gebeurtenis. Migratie maakt dit nog complexer.

Young (2002) geeft een tweezijdig antwoord op de vraag of ptss cultuurgebonden is of universeel: enerzijds ja want ptss is gebaseerd op veronderstellingen en concepten die typerend zijn voor de moderne westerse samenleving, anderzijds nee want ptss wordt wereldwijd in veel niet-westerse landen onthaald als het beste wat de psychiatrie op dit moment heeft. Ptss heeft een belangrijke functie gespeeld in de erkenning van de ervaringen van vluchtelingen, daarnaast geeft het aangrijpingspunten voor hulpverleners om een behandeling te starten. Men moet echter waakzaam zijn voor de vertekend werking die ptss op ervaringen kan hebben.

De omgang en benadering van geweldservaringen in een niet-westerse context

In veel niet-westerse samenlevingen vinden na afloop van een oorlog allerlei rituelen plaats. Op deze manier is er ruimte voor collectieve rouw en afsluiting van de oorlogsperiode, waarna de dagelijkse routine weer opgepakt kan worden. Klachten en problemen worden in deze periode benoemd en erkent door de gemeenschap (sociale steun). Het sociale weefsel wordt weer hersteld en de sociale cohesie wordt zelfs vergroot. Er vind niet alleen mental engineering plaats maar ook social engineering. Antropologen noemen dit proces vaak een rite de passage.

Afsluiting

Individueel herstel en herstel van de sociale leefwereld zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Een contextuele benadering van klachten van vluchtelingen, die rekening houdt met de vertekeningen die het westerse begrippenkader met zich mee brengt, is noodzakelijk. De noodzaak van sociale verwerking lijkt van alle tijden te zijn.

Access: 
Public
Depression and anxiety in labor migrants and refugees van Lindert e.a. - Artikel

Depression and anxiety in labor migrants and refugees van Lindert e.a. - Artikel

Depression and anxiety in labor migrants and refugees - Lindert e.a. - 2009

De geschatte prevalentie van angst en depressie onder migranten verschilt per studie. In dit artikel wordt gekeken of dit te maken heeft met de financiële situatie in het gastland. Er wordt een meta-analyse uitgevoerd waarbij gekeken wordt naar de prevalentie van angst en depressie gerelateerd aan het Bruto Nationaal Product (BNP).

De definitie van ‘migranten’ wordt hier verhelderd. Onder migranten vallen zowel mensen die vanwege pull-factoren zijn geïmmigreerd, zoals arbeidsmigranten, als mensen die vanwege push-factoren zijn gemigreerd, zoals vluchtelingen.

Wat het effect van migratie op de geestelijke gezondheid is, is nog altijd onduidelijk. Is er sprake van een grotere kans op psychische problematiek als gevolg van migratie? Vaak wordt gefocust op schizofrenie bij migranten, en op PTSS bij vluchtelingen. Het onderzoek naar depressie en angst, daarentegen, is schaars. Er zijn tegenstrijdige bevindingen: zo wordt er een studie genoemd waarin gevonden werd dat arbeidsmigranten minder kans hadden op depressie en angst dan de autochtone bevolking, maar ook een studie waarin vluchtelingen juist meer kans hadden op psychische problematiek. Het is dus onduidelijk of migratie tot een toename of afname van psychisch lijden leidt.

Er wordt dus gekeken naar andere factoren die van invloed kunnen zijn. Lage sociaal-economische status (SES) is gerelateerd aan een toename in psychische problematiek. Er is echter nog weinig onderzoek naar de invloed van de economische situatie in het gastland. Een maat voor deze economische situatie is het BNP. Hoewel BNP een gemiddelde is en bijvoorbeeld onbetaalde arbeid niet meetelt, is het wel een indicator voor de hoeveelheid betaalde banen die in een land geboden worden en dus gerelateerd aan de pull-factoren voor migranten.

In de meta-analyse werden 35 studies meegenomen, die gegroepeerd werden naar soort psychopathologie, steekproefmethode, geslacht van de participanten en BNP van het immigratieland.

De prevalentie van depressie varieerde van 3 tot 81%, angst van 5 tot 90% en PTSS van 4 tot 68%. De gewogen gemiddelden waren voor vluchtelingen bijna twee keer zo groot als die voor arbeidsmigranten. Met betrekking tot geslacht werden weinig studies gevonden die hier onderscheid tussen maakten. Als het BNP bekeken werd, was de prevalentie van depressie voor arbeidsmigranten het laagst in de landen met het hoogste BNP. Voor vluchtelingen gold dit niet; de prevalentie was vergelijkbaar in landen met verschillend BNP.

De conclusie is dus dat de prevalentie van angst en depressie over het algemeen lager is onder arbeidsmigranten dan onder vluchtelingen, en dat een betere economische situatie in het immigratieland gerelateerd is aan een lagere prevalentie voor arbeidsmigranten maar niet voor vluchtelingen.

Opvallend is de grote variatie in prevalentie. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn dat er veel variatie was in soorten immigrantengroepen en ook in het meetmoment (kort of lang na immigratie). Daarnaast zijn de gebruikte meetinstrumenten westers, en de cross-culturele validiteit is vaak niet aangetoond.

De bevinding dat vluchtelingen bijna twee keer zoveel psychische problematiek hebben als arbeidsmigranten, zou kunnen worden toegeschreven aan de reden voor migratie. Arbeidsmigranten hebben het financieel moeilijk gehad in hun land van herkomst, maar maken zelf de keuze om te migreren naar een specifiek land en gaan toe naar een betere economische situatie. Vluchtelingen daarentegen kunnen te maken gehad hebben met geweld in hun land van herkomst en hebben vaak niet de keuze in welk land ze immigreren. Daardoor zullen ze vaker in een land met een slechtere economische situatie terecht komen dan arbeidsmigranten. Deze slechtere economische situatie is gerelateerd aan meer psychische problematiek. Verder wordt gesuggereerd dat de economische situatie van het immigratieland minder invloed heeft bij vluchtelingen, vanwege hun migratie-achtergrond.

Access: 
Public
Psychose of djinn: verklaringsmodellen en interculturele communicatie in de GGz van Hoffer - Artikel

Psychose of djinn: verklaringsmodellen en interculturele communicatie in de GGz van Hoffer - Artikel

Psychose of djinn: verklaringsmodellen en interculturele communicatie in de GGz - Hoffer - 2005

Het is van belang om te inzicht te krijgen in de manier waarop cliënten in de praktijk omgaan met verschillende opvattingen over gezondheid en ziekte. Op deze manier kunnen hulpverleners beter aansluiten bij de belevingswereld van hun cliënten, wat cruciaal is om het vertrouwen te winnen en voor het slagen van de behandeling. In dit artikel wordt aandacht besteed aan alternatieve geneeswijze in de sunnitische islam, waar ongeveer 90 % van de moslims tot behoort. Ongeveer vijf tot tien procent van de Turkse en Marokkaanse moslims in Nederland maakt weleens gebruik van die diensten van islamitische genezers.

Er wordt door de imams en schriftgeleerden onderscheidt gemaakt tussen de officiële islam, het sunnitische geloof, en het volksgeloof. Dit volksgeloof bestaat uit pre-islamitische elementen, lokale tradities en overleveringen. Voor de gewone moslims bestaat hier echter geen verschil tussen en vormen deze dingen tezamen dé islam. Dit volksgeloof is gebaseerd op de Arabisch- islamitische geneeskunde, welke ook van invloed is geweest op de ontwikkeling van de westerse geneeskunde. De islamitische genezers die onder volksgeloof, maken onderscheid tussen ziekten met een natuurlijke en bovennatuurlijke oorzaak. Drie bovennatuurlijke oorzaken worden onderscheiden: magie, het boze oog en boze geesten. Magie: is een poging van andere mensen om gebeurtenissen en relaties te beïnvloeden met bovennatuurlijke middelen, door middel van het uitspreken van formules of het uitvoeren van rituelen. Amuletten bestaande uit een handgeschreven Korantekst die op het lichaam gedragen wordt, bieden bescherming tegen magie. Soms worden Koranteksten met saffraan op papier geschreven en opgelost in water. Mensen drinken dit water dan op of wassen zich ermee, wat de werking van de magie zou neutraliseren. Het boze oog houdt in dat iemand door te kijken naar iemand of diens bezit de kracht heeft om diegene schade toe te brengen. Het boze oog wordt meestal geassocieerd met jaloezie. Bescherming komt van amuletten en blauwe kralen. Boze geesten ook wel djinns genoemd, zijn onzichtbare wezens die de gedaante van een mens of dier kunnen aannemen. De meeste djinns zijn kwaadaardig, wispelturig en wraakzuchtig en kunnen mensen allerlei ziekten en problemen bezorgen. Om zich te beschermen tegen djinns dragen mensen amuletten of gebruiken ze stoffen waar djinns niet tegen kunnen, zoals zout en knoflook. Islamitisch genezers gebruiken verschillende technieken om mensen te behandelen. Ze voeren gesprekken met cliënten en hun familieleden en voeren rituelen uit. Het gebruik van Koranteksten staat centraal in de behandeling omdat men uitgaat van een helende werking van deze teksten. Meestal worden gebeden ritueel uitgesproken of wordt er gereciteerd uit de Koran. Soms wordt dit nog gecombineerd met handoplegging of met magnetisme.

De cliënten van islamitisch genezers komen uit alle lagen van de bevolking en 80% zegt eerste en reguliere hulpverlener geraadpleegd te hebben. Ze kiezen voor een islamitisch genezer ter verlichting van pijn of omdat ze teleurgesteld zijn door de reguliere zorg. De klachten van deze mensen kunnen fysiek, psychosomatisch of psychisch van aard zijn. De meeste klachten lijken samen te hangen met sociaal psychische problemen en situaties, maar een deel betreft levensvragen. Kracht van de behandelingen van de islamitisch genezers ligt vooral op het gebied van de levensvragen.

De genezers sluiten op twee niveaus aan bij de belevingswereld van hun cliënten. Op symbolisch niveau interpreteren de genezers klachten op een manier die aansluit bij de culturele begrippen van de cliënt. De ziekten worden verklaart in termen van bovennatuurlijke krachten, en manipuleert die vervolgens. Daarnaast worden rationele argumenten gegeven voor gedragsveranderingen, worden geneeskrachtige kruiden en of een dieet voorgeschreven. De combinatie van symbolische en rationele handelingen heeft soms tot gevolg dat de klachten verdwijnen of verminderen, of het gedrag van de cliënt veranderen zodat deze de situatie accepteert.

Verklaringsmodellen

Antropologen gebruiken de termen disease en illness. Waarbij de eerste term verwijst naar de visie van de behandelaar en de tweede term naar het perspectief van de cliënt. Kleinman heeft het in dit verband over verklaringsmodellen van ziekten en problemen. De communicatie tussen behandelaars en cliënten verloopt op basis van deze verklaringsmodellen. Wanneer deze verklaringsmodellen te veel van elkaar verschillen ontstaan er problemen in de communicatie. Soms bezoeken behandelaars in dit soort situaties alternatieve genezers met hun cliënten. Het is hierbij van belang dat er vooraf overleg plaatsvindt tussen de reguliere hulpverleners en alternatieve genezers. Verder is het belangrijk dat hulpverleners leren omgaan met de verschillende verklaringsmodellen die cliënten kunnen hebben en dat ze actief leren vragen naar hun belevingswereld. Hulpverleners moeten twee drempels nemen om er achter te komen hoe de cliënt naar zijn of haar eigen hulpvraag kijkt. De eerste drempel betreft het expliciet aan de orde stellen van culturele en religieuze aspecten van de hulpvragen. De tweede drempel houdt in dat hulpverleners meer vraaggericht moeten werken in plaats van aanbodgericht.

Access: 
Public
Bridging the gap for ethnic minority adult outpatients with depression and anxiety disorders by culturally adapted treatments van Van Loon e.a. - Artikel

Bridging the gap for ethnic minority adult outpatients with depression and anxiety disorders by culturally adapted treatments van Van Loon e.a. - Artikel

Bridging the gap for ethnic minority adult outpatients with depression and anxiety disorders by culturally adapted treatments - Van Loon e.a. - 2013

De toegankelijkheid van de gezondheidszorg in westerse landen zou gelijk moeten zijn voor alle etnische groepen. Er is echter variatie in de ervaring en resultaten van ggz-behandelingen onder etnische minderheden. Daarnaast is aangetoond dat etnische minderheden een groter risico hebben op het ontwikkelen van angststoornissen en depressie. Daarom is het belangrijk dat er cultuursensitieve behandelingen ontwikkeld worden.

De toegankelijkheid van de ggz wordt beïnvloed door verschillende factoren. Voorbeelden zijn de taalbarrière, patiënten die niet bekend zijn met de westerse manier van werken, vooroordelen van de behandelaar en verschillen in verklaringsmodellen.

Behandelingen kunnen meer cultuursensitief gemaakt worden door rekening te houden met de specifieke migratieachtergrond, kenmerken van het gastland, en de etnische achtergrond van de cliënt. Toepassingen zijn bijvoorbeeld ‘ethnic matching’ en training van de behandelaar om vaardigheden, bewustzijn en kennis over verschillende culturele achtergronden aan te leren.

In deze meta-analyse wordt het effect van cultureel sensitieve interventies voor depressie en angststoornissen bekeken. Er zijn negen studies meegenomen waarin cultuursensitieve protocolgestuurde behandelingen voor depressie en angst werden toegepast. De studies hadden allemaal een controlegroep die ofwel op de wachtlijst stond, ofwel een niet-cultuursensitieve protocolgestuurde behandeling kreeg. Daarnaast werd er in iedere studie een voor- en minimaal één nameting gedaan.

De toegepaste behandelingen waren gebaseerd op CGT, panic control therapy en exposure therapy. De vorm van de behandeling verschilde: individuele therapie, groepstherapie en combinaties hiervan kwamen allemaal voor.

De etnische groepen die in de studies participeerden waren Afrikaans Amerikaans, Aziatisch Amerikaans en Latijns Amerikaans. In één studie deden meerdere groepen mee, maar de meeste waren gericht op één specifieke groep.

Uit de meta-analyse bleek dat de totale gepoolde effectgrootte 1.06 was. Dit is een grote en significante effectgrootte. Er was wel sprake van significante heterogeniteit, en publicatiebias kon niet worden uitgesloten. Wanneer gekeken werd naar de specifieke bijdrage van culturele sensitiviteit, was de gepoolde effectgrootte 0.67. Dit is kleiner dan de totale effectgrootte, maar nog steeds klinisch relevant.

De hoogste effecten werden bereikt bij behandelingen voor angststoornissen, bij Aziatisch Amerikaanse groepen en bij studies waar de controlegroep op de wachtlijst stond.

De auteurs kaarten als opvallend punt aan dat de effectgrootte die zij vonden veel groter is dan in eerdere studies. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn dat eerdere studies meer te maken hadden met heterogeniteit op het gebied van diagnostische categorieën, interventies en leeftijdsgroepen. Daarnaast is er in eerdere studies niet gekeken naar verschillen tussen subgroepen.

De auteurs zien ook dat in een eerdere studie als verklaring voor de effectiviteit van cultuursensitieve behandeling gedacht is aan culturele uitleg van de ziekte. Dat komt overeen met de bevinding in het huidige onderzoek, waaruit naar voren komt dat cultuursensitiviteit in behandeling geoperationaliseerd wordt als het richten op culturele waarden en overtuigingen over gezondheid en genezen.

Tot slot wordt een aantal beperkingen van deze meta-analyse genoemd. Ten eerste is de vraag of er gegeneraliseerd kan worden naar andere landen dan de VS, omdat de migratiegeschiedenis sterk verschilt tussen landen. Daarnaast is de samenstelling van etnische minderheden in de VS anders dan in andere landen. Toch wordt gesuggereerd dat de positieve resultaten gezien kunnen worden als aanmoediging om ook in andere landen cultuursensitieve behandelingen te ontwikkelen.

Access: 
Public
Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Psychology Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1401