Staatsrecht 2 - Recht - RUG - B2 - Oefenbundel
- 2831 keer gelezen
In art. 81 Grondwet is vastgelegd hoe in Nederland de wetgevende macht is samengesteld. Vanuit rechtsstatelijk perspectief wordt op de bepaling wel kritiek geleverd. Stel, de algemene bepaling waarover het gaat in wetsvoorstel 34 516 wordt in de Grondwet opgenomen. Verandert er hierdoor iets aan de uitleg van art. 81 Grondwet? Geef twee verschillende argumenten ter onderbouwing van uw antwoord. (6 punten, 150 woorden)
De algemene bepaling zoals die wordt voorgesteld in wetsvoorstel 34 516 noemt 3 elementen: democratie, rechtsstaat en mensenrechten. Leg in eigen woorden uit waarom de waarborging van de mensenrechten, gelet op de functie van de algemene bepaling, ten opzichte van de beide andere elementen een afwijkend karakter draagt. (4 punten, 150 woorden)
Stel, een Nederlandse medewerker van het ministerie van Defensie wordt betrapt op spionage. Hij blijkt diverse staatsgeheimen te hebben doorgespeeld aan een ander land. Hij wordt vervolgd wegens overtreding van art. 98a Sr en tot in hoogste instantie veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Had de rechter hem zijn kiesrecht kunnen ontnemen? (6 punten, 150 woorden)
Onder welke specifieke voorwaarden is volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het opleggen van de sanctie van ontzetting uit het kiesrecht toegestaan? (4 punten, 200 woorden)
Bij de besluitvorming over een wetsvoorstel is door de Tweede en Eerste Kamer gebruik gemaakt van de mogelijkheden die art. 69, vierde lid Reglement van Orde van de Tweede Kamer en art. 105, tweede lid Reglement van Orde van de Eerste Kamer bieden om het voorstel zonder stemming aan te nemen. Vervolgens is het wetsvoorstel bekrachtigd en gepubliceerd. Een door deze wet gedupeerde stichting start een procedure tegen de Staat bij de bevoegde burgerlijke rechter. De stichting stelt dat deze wet vanwege een procedureel gebrek (er is niet gestemd) in strijd is met art. 67 lid 2 Grondwet. Ook ziet de stichting strijd met een aanbeveling van een volkenrechtelijke organisatie (waar het Koninkrijk bij is aangesloten) waaruit blijkt dat over wetten bij voorkeur uitdrukkelijk dient te worden gestemd in vertegenwoordigende organen. Heeft het kans van slagen om bij de rechter te vorderen dat de desbetreffende wet in strijd is met:
(10 punten, 250 woorden)
Robin van Haase is lid van de rekenkamer van de gemeente Den Haag. Hij wordt strafrechtelijk veroordeeld wegens grootschalige belastingfraude van zijn eigen bedrijfje, Tennis Boven BV. De gemeenteraad van Den Haag meent, na intern overleg, dat de veroordeling niet in de weg hoeft te staan aan het voortzetten van Van Haases lidmaatschap van en werkzaamheden voor de gemeentelijke rekenkamer. Hij functioneert daar uitstekend, zo is de algemene opvatting. De griffier wijst nog wel op art. 81d lid 1 sub b van de Gemeentewet. Gedeputeerde Staten (GS) krijgen lucht van de zaak. Hoewel ook binnen GS de algemene opvatting is dat de zaak niet heel ernstig is, besluiten zij voor de goede orde toch in te grijpen en alsnog Van Haase op non-actief te stellen. Zijn GS hiertoe bevoegd? (10 punten, 200 woorden)
Volgens art. 97, tweede lid van de Grondwet heeft de regering het oppergezag over de krijgsmacht. Stel dat door lidstaten van de Europese Unie onderhandeld is over een wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) teneinde een Europees leger op te richten. Neem verder aan dat de bestaande verdragen inzake de EU nog niet voorzien in zo’n Europees leger. Voor het oprichten van het leger is dus een nieuw verdrag nodig. De lidstaten willen daarin onder meer bewerkstelligen dat het oppergezag over de krijgsmacht niet berust bij de nationale regeringen maar uitsluitend toekomt aan een door de Europese Raad te benoemen bevelhebber.
Onder welke constitutionele voorwaarden is de regering bevoegd het Koninkrijk der Nederlanden aan zo’n verdrag te binden? (6 punten, 200 woorden)
Stel dat de voorgestelde verdragswijziging tot stand komt. In een afzonderlijke afdeling van titelV van het VEU worden voorschriften opgenomen over de Europese krijgsmacht. De Europese bevelhebber krijgt daarin de bevoegdheid militairen te mobiliseren. Al gauw blijkt dat gebruik van die bevoegdheid nodig is. De internationale verhoudingen tussen de Europese Unie en Rusland verslechteren in rap tempo. De Europese bevelhebber beveelt daarom een bataljon Nederlandse militairen zich te stationeren in Nuijamaa, aan de Fins-Russische grens. Enkele militairen willen zich aan het bevel onttrekken en betwisten de geldigheid ervan. Volgens hen voldoet het bevel niet aan de bekendmakingsvereisten van art. 93 Grondwet en art. 16 Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen.
Snijdt hun stelling, gelet op de jurisprudentie van de Nederlandse rechter, hout? (4 punten, 100 woorden)
Citaat uit het in 2009 verschenen rapport Het recht op leven in de Nederlandse Grondwet. Een verkennend onderzoek:
"In bepaalde gevallen kan milieuvervuiling zodanige risico's opleveren dat de overheid op grond van art. 2 EVRM een positieve verplichting heeft om in te grijpen en levensbedreigende risico's af te wenden".
Leg uit wat bedoeld wordt met positieve verplichtingen onder het EVRM. (5 punten, 150 woorden)
Doelt het citaat op het materiële of het procedurele aspect van art. 2 EVRM? (5 punten, 150 woorden)
In maart 2013 besloot de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) om alle formele belemmeringen die in de weg stonden aan het kandideren van vrouwen voor verkiezingen voor algemeen vertegenwoordigende organen, weg te nemen. De SGP handhaaft evenwel haar overtuiging dat vrouwen geen volksvertegenwoordigende rol zouden moeten vervullen. Bij de verkiezingen van 15 maart 2017 had de SGP daarom enkel mannen gekandideerd.
Bediscussieer de rechtmatigheid van de beslissing van de SGP om voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017 uitsluitend mannen te kandideren. Geef daarbij één argument voor de rechtmatigheid van dit besluit en één argument voor de onrechtmatigheid van dit besluit. (6 punten, 200 woorden)
Roger Federer heeft sympathie voor de SGP, vooral omdat de partij in het parlement de rol van staatsrechtelijk geweten vervult. Omdat hij principieel van mening verschilt over de positie van vrouwen in de politiek en ook overigens een andere politieke voorkeur heeft, is hij geen SGP-lid. Hij is wel enthousiast als hij in het Reformatorisch Dagblad een vacature ziet staan voor een juridisch onderlegde onderzoeker bij het wetenschappelijk instituut van de SGP. Tot zijn teleurstelling wordt hij afgewezen voor de functie. Als reden voor de afwijzing noemt de sollicitatiecommissie zijn weigering om lid te worden van de SGP. Hij vindt dat de sollicitatiecommissie zijn politieke gezindheid niet had mogen betrekken in de afwegingen en zint op stappen om de afwijzing aan te vechten.
Kan Roger Federer zich bij een eventuele rechterlijke procedure met succes beroepen op de Algemene wet gelijke behandeling? (4 punten, 150 woorden)
Het rechtsstatelijke probleem met artikel 81 Gw is dat daarin de machtenscheiding niet 100% is terug te vinden. Machtenscheiding wordt wel genoemd als element van de rechtsstaat (MvT, p. 6 klapper). Aangegeven wordt echter ook dat de machtenscheiding in NL vertaald is naar een systeem van checks and balances.
Nee: 1) waarborgen van de rechtsstaat kan dus ook met evenwicht van machten ipv strikte scheiding
Nee: 2) de algemene bepaling heeft uitdrukkelijk niet tot doel wijzigingen in het bestaande recht aan te brengen (MvT, klapper p. 8)
Anders dan bij vage begrippen als democratie en rechtsstaat verwijs het begrip mensenrechten heel specifiek naar de mensenrechten die in hoofdstuk 1 Gw stuk voor stuk worden genoemd. De toegevoegde waarde ervan is dus veel geringer, naast die opsomming vna grondrechten. Voor beide andere begrippen geldt dat niet. Zie ook begin van paragraaf 3.3 van de MvT.
Ontzetting uit het Kiesrecht is geregeld in artikel 54 lid 2 Gw. Art. 54 lid 2 stelt vier eisen: a) een daartoe bij de wet aangewezen delict; b) veroordeling tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar; c) daadwerkelijk als bijkomende straf uitgesproken; d) bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak.
Kortom; aan alle eisen is voldaan dus ja.
Toepasselijk zijn de Hirst-criteria, genoemd in Frodl-zaak (rov. 28):
Redelijk nauwkeurig omschreven groep personen met langdurige gevangenisstraf;
Een direct verband tussen de aard van de overtreding en de sanctie van ontzetting uit het kiesrecht;
Bij voorkeur door een rechter in het concrete geval opgelegd in een juridische procedure (met dus beoordeling van alle relevante omstandigheden).
Nee, beide vorderingen zijn kansloos. Op grond van art. 120 Grondwet treedt de rechter niet in de grondwettigheid van wetten. Daarom kan het wetsvoorstel dat zonder stemming is bekrachtigd en gepubliceerd, niet aan art 67 van de Grondwet worden getoetst. Omdat de aanbeveling niet eenieder verbindend is in de zin van art. 94 Grondwet, kan de betreffende wet ook daar niet aan worden getoetst.
NB: de vraag heeft geen betrekking op toetsing van het RvOTK of het RvOEK aan de Grondwet, maar op de wet die zonder stemming in de Kamers is bekrachtigd en gepubliceerd.
Artikel 81d lid 1 sub b Gemw verplicht de raad om een lid van de rekenkamer op non-actief te stellen bij veroordeling wegens een misdrijf. Daarvan is hier sprake (grootschalige fraude). Omdat de raad een opgedragen taak niet verricht, is hier sprake van taakverwaarlozing. De regeling voor taakverwaarlozing heeft een grondwettelijke basis in artikel 132 lid 5 Gw.
Omdat de zaak niet heel ernstig is, is hier sprake van lichte taakverwaarlozing. Dan is de eerste volzin van artikel 132 lid 5 Gw aan de orde. Ingrijpen bij lichte taakverwaarlozing is beperkt tot medebewindstaken (124 lid 2 Gw).
Van medebewind is sprake als medewerking aan de uitvoering van een (beleidsspecifieke) wet wordt gevorderd (124 lid 2 Gw, 108 lid 2 Gemw). Hier betreft het geen beleidsspecifieke wet, maar de Gemeentewet. In dat geval is geen sprake van medebewind als bedoeld in artikel 124 lid 2 Gw. De regeling in art. 124 Gemeentewet is dus niet van toepassing. Voor GS is er dus geen grondslag tot ingrijpen. GS zijn niet bevoegd.
Het verdrag wijkt af van de Grondwet (vgl. art. 97, tweede lid). Binding is dan eerst mogelijk na voorafgaande, uitdrukkelijke goedkeuring met een gekwalificeerde parlementaire meerderheid in de beide Kamers, art. 91, derde lid Gw. In de goedkeuringswet moet vermeld worden dat de bijzondere procedure is gevolgd (art. 6, tweede lid Rwg&bv).
Nee, zie het arrest-Rusttijden, rov. 3.6. Het betreft hier de uitvoering van een besluit dat onder het EU recht valt. Art. 93 van de Nederlandse Grondwet (en de uitwerking daarvan in art. 16 Rwg&bv) is niet van toepassing op de rechtstreekse uitvoering van de EU-verdragen.
Een positieve verplichting onder het EVRM houdt in dat een verdragspartij geen onthoudingsplicht maar juist inspanningsverplichtingen heeft om een bepaald recht, in casu het recht op leven, te waarborgen en te beschermen. Het is de taak van de staat om, waar mogelijk en redelijk, actief te handelen teneinde een bepaald recht effectief te beschermen.
Het materiële aspect van 2 EVRM bestaat uit de verplichting om met behulp van wetgeving en bestuur effectieve bescherming te bieden tegen levensgevaar. Deze materiële verplichting is een preventieve maatregel (Öneryildiz, rov. 89-90). Het procedurele aspect komt aan bod wanneer onder de verantwoordelijkheid van een verdragspartij levens verloren zijn gegaan. De verdragspartij dient op grond van de procedurele verplichting een adequate respons te bieden opdat een schending van art. 2 EVRM wordt bestraft (Öneryildiz, rov. 91-96). Het citaat heeft betrekking op het materiële aspect, omdat het de preventieve verplichting van de verdragspartij betreft om in te grijpen en aldus te voorkomen dat levens verloren gaan als gevolg van milieuvervuiling.
Argumenten voor rechtmatigheid:
Het oordeel van de HR is beperkt tot de vaststelling dat het VN Vrouwenverdrag staten en politieke partijen verplicht vrouwen toe te laten tot de kandidaatstelling; niet per se tot de daadwerkelijke lijst (vgl. rov. 4.5.1).
Ten aanzien van de uitkomst van de kandidaatstellingsprocedure is een politieke partij op grond van de verenigingsvrijheid (art. 8 Grondwet; art. 11 EVRM) vrij. De uitkomst van de selectie zegt niet per se iets over de gehanteerde criteria.
De feitelijke weigering van de SGP vrouwen te kandideren is een vorm van het belijden van de godsdienstvrijheid in de zin van art. 6 Grondwet en art. 9 EVRM waar bescherming aan toekomt.
Argumenten voor onrechtmatigheid:
Voor de verwezenlijking van de gelijke behandelingsnorm van art. 7 VN Vrouwenverdrag zijn vrouwen in het Nederlandse stelsel afhankelijk van politieke partijen. Door vrouwen niet te kandideren wordt hen het passief kiesrecht feitelijk ontzegd en kunnen ze niet volledig deelnemen aan verenigingen in de zin van art. 7 VN Vrouwenverdrag (in het verlengde van rov. 4.5.2.2-4.5.5).
In rov. 4.5.5 stelt de HR dat het, gezien art. 7 VN Vrouwenverdrag, “onaanvaardbaar” is dat een politieke partij “bij het samenstellen van de kandidatenlijst in strijd handelt met een grondrecht dat de kiesrechten van alle burgers waarborgt”. Die formule laat geen ruimte voor het besluit van de SGP.
Onderscheid op grond van het partijlidmaatschap is een vorm van direct onderscheid in de zin van art. 1, onder b van de Awgb. Bij het aangaan van arbeidsverhoudingen is zulk onderscheid ingevolge art. 5, eerste lid Awgb verboden. Op grond van het tweede lid onder c van art. 5 Awgb mag een instelling op politieke grondslag, zoals de werkgever in deze casus, politieke gezindheid als voorwaarde voor benoembaarheid hanteren: aan de voorwaarden voor deze uitzondering is voldaan. Een beroep op de Awgb zal Federer niet baten.
NB niet toepasselijk is art. 5, derde lid (cumulatieve voorwaarden zien enkel op werkverhoudingen met een privékarakter), art. 5, vierde lid (geen sprake van bestuursorgaan of adviesorgaan) of art. 5, vijfde lid (geen sprake van vertrouwensfunctie).
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Staatsrecht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Oefenmaterialen te gebruiken bij het vak Staatsrecht 2 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2138 |
Add new contribution