WC3B Burgerlijkrecht

BEHANDELVRAGEN 

WEEK3B

1. Is de regel van artikel 3:86 of artikel 3:88 BW toepasselijk op een overdracht van:

Artikel 3:86 BW biedt alleen bescherming indien het een daarin aangegeven goed betreft;

• roerende-niet registerzaken;
• Toonder- of orderrechten;
• Krachtens 3:89 BW geldt artikel 3:86 BW ook voor beperkte rechten op dergelijke goederen (bijv. Vestiging van een recht van vruchtgebruik op een koe door een beschikkingsonbevoegde)
• slechts leveringen als bedoeld in artikel 3:90, 3:91 en 3:93 BW

Artikel 3:88 BW;

• levering betreft een registergoed, een recht op naam of een ander goed waarop artikel 3:86 BW niet van toepassing is

1. Een fiets? Hier is sprake van een roerende zaak; levering geschiedt krachtens artikel 3:90 BW à dus artikel 3:86 lid 1 BW
2. Een schip? Hier is sprake van een roerende zaak, tenzij het gaat om een teboekstaand zee of binnenschip (art. 8:199 BW/8:790 BW) dit blijkt echter niet uit de tekst. Dus een roerende zaak, levering geschiedt krachtens 3:90 BW à dus artikel 3:86 lid 1 BW
3. De vordering, die A tegen B heeft tot terugbetaling van het door A aan B uitgeleende geld? Hier is sprake van een vordering op naam; er is sprake van een  gewone vordering van A op B van uitgeleend geld. Voreringen op naam worden op grond van artikel 3:94 BW geleverd; artikel 3:86 is slechts voor leveringen krachtens 3:90, 91 en 93. Dus 3:96 BW is niet van toepassing. Dus artikel 3:88 BW is hier van toepassing ; deze geldt namelijk voor de onbevoegdheid van de vervreemder van een recht op naam.
4. Een auto, waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven?

​​​​​​      ​Betreft hier een roerende zaak; levering geschiedt krachtens artikel 3:90 BW à dus artikel 3:86 lid 1 BW

5. De “Nachtwacht”?

Indien het hier de echte Nachtwacht betreft is er sprake van artikel 3:86a lid 2 BW en geldt de door lid 1 geboden bescherming niet met betrekking tot beschermde cultuurgoederen in de zin van de Wet tot behoud van cultuurbezit die, na in strijd met artikel 7 van die wet te zijn vervreemd, nog een of meer keren worden vervreemd aan kopers of een verzekeraar;

2. Peter ziet bij Jan zes boeken op het bureau liggen waarvoor hij wel belangstelling heeft. Jan die krap bij kas zit, wil deze wel alle zes aan peter verkopen, ook al weet Jan dat hij een van de boeken van Daphne heeft geleend. Ze komen een prijs overeen voor de zes boeken en de koop wordt beklonken. Jan overhandigt de zes boeken aan Peter. Is hier sprake van een geldige eigendomsoverdracht?

Artikel 3:84 BW is van toepassing ;

Geldige titel; er is sprake van koop (7:1 BW) dus aan voldaan

Beschikkingsbevoegd; Jan is beschikkingsbevoegd ten aanzien van 5 boeken, maar niet ten aanzien van het boek dat hij van Daphne heeft geleend. Hij heeft dit boek immers geleend en is niet de eigenaar.

Levering; geschiedt; bezitsverschaffing 3:90 BW;

Er is sprake van beschikkingsonbevoegdheid; nu kijken naar artikel 3:86 BW omdat het gaat over een roerende zaak die krachtens 3:90 BW is geleverd; Wil zijn voldaan aan artikel 3:86 BW dient aan de volgende vereisten te zijn voldaan;

• Sprake van een levering van een roerende zaak, niet-registergoed, of een recht aan toonder of order; dit is het geval namelijk een roerende zaak, het boek;
• De levering vindt plaats overeenkomst 3:90, 91 of 93; in casu volgens 3:90 bezitsverschaffing dus aan voldaan;
• De levering geschiedt anders dan om niet; dat is het geval, er is geld betaald voor de boeken;
• De verkrijger is ten tijde van de levering te goede trouw; dit is het geval; Peter wist niet dat Jan een van de zes boeken van Daphne had geleend.

Dus peter wordt beschermd door artikel 3:86 BW, dit heft de beschikkingsonbevoegdheid op waardoor er sprake is van geldige eigendomsoverdracht.

3. A is eigenaar van een fiets. B steelt de fiets van A. Nadien schenkt en levert B de fiets aan zijn vriend C. Deze verkoopt en levert de fiets aan D, die een fietsenwinkel heeft en daarbij gespecialiseerd is in de aan- en verkoop van tweedehandsfietsen. A ontdekt de fiets, twee jaren nadat de fiets hem is ontstolen, bij D en legt onder hem beslag tot afgifte. D verzet zich tegen afgifte aan A en stelt dat hij rechthebbende is met betrekking tot de fiets. Vaststaat dat D te goede trouw was op het moment dat hij de fiets van C verkreeg. Kan A de fiets revindiceren onder D?

A – B; Diefstal 3:84 BW;

Geen sprake van een geldige titel dus B is geen eigenaar geworden

B (Steelt fiets van A) schenkt en levert de fiets aan zijn vriend C; sprake van eigendomsoverdracht?

- 3:84 lid 1 BW; geldige titel (schenking) , beschikkingsbevoegd (NEE! Geen eigenaar, heeft fiets gestolen) , levering (3:90 BW) 

Dus geen sprake van eigendomsoverdracht

Bescherming door 3:86 BW? Nee want er is sprake van een overdracht om niet, namelijk schenking .

àA is hier nog steeds eigenaar.

C verkoopt en levert de fiets aan D, die een fietsenwinkel heeft etc.  Eigendomsoverdracht?

-3:84 lid 1 BW; geldige titel (koop), beschikkingsbevoegd (NEE! C is nooit eigenaar geworden) levering (3:90 BW)

Dus geen sprake van eigendomsoverdracht.

Bescherming door 3:86 BW? Overdracht overeenkomstig 3:90 van een roerende zaak, anders dan om niet, verkrijger te goeder trouw;

Echter hier is artikel 3:86 lid 3 BW van toepassing; de eigenaar van een roerende zaak, die het bezit daarvan door diefstal heeft verloren kan deze gedurende drie jaren, te rekenen van de dag van diefstal als zijn eigendom opeisen; dus A kan revindiceren (5:2 BW) 

2. Zou het antwoord op vraag a. Anders zijn als D de fiets in de winkel van zijn vaste leverancier C had gekocht?

Op de in artikel 3:86 lid 3 genomen uitzonderingen, maakt lid 3 zelf weer uitzonderingen. De door lid 1 geboden bescherming geldt namelijk wel onverkort indien;

Sub a; de zaak door een particulier (natuurlijke persoon die niet in uitoefening van een beroep of bedrijf handelde) is gekocht in de normale handel; Dit is niet het geval, als D de fiets voor zijn winkel had gekocht van een leverancier dan handelt hij in uitoefening van zijn beroep/bedrijf. Dus sub a niet van toepassing.

3. Stel B had de fiets niet gestolen, maar gehuurd van A. Kan A in dat geval de fiets revindiceren onder D?

Nee, dan zou D wel gewoon worden beschermd door artikel 3:86 BW! (Sprake van levering krachtens 3:90 BW, anders dan om niet en te goeder trouw en de uitzondering van lid 3 is niet meer van toepassing want dit geldt slechts in geval van diefstal).

4. A verkoopt en levert zijn herenhuis aan B voor €300.000,-. Een week nadat de leveringshandeling heeft plaats gehad, verkoopt en levert B het herenhuis voor €320.000 aan C. C verkoopt en levert het herenhuis vervolgens weer een week later aan D een vriend van B.

Pas na de overdracht van het herenhuis door C aan D ontdekt A dat hij bij de koop door B is bedrogen.

Op vordering van A vernietigt de rechter de koopovereenkomst A-B op grond van artikel 3:44 lid 1 jo. Lid 3 (jo. 3:49 e.v. BW). Vaststaat dat C geheel onkundig is van het door B gepleegde bedrog, maar dat D door zijn vriend B volledig op de hoogte is gebracht van zijn bedrog. Wie is eigenaar van het herenhuis nadat de koopovereenkomst tussen A en B is vernietigd?

A – B; verkoopt en levert herenhuis aan B voor €300.000,-. Bedrog blijkt pas na overdracht van herenhuis door C aan D. Bedrog heeft terugwerkende kracht bedrog; op grond van artikel 3:53 BW

B-C;  eigendomsoverdracht?  3:84 BW;

Geldige titel; koop

Beschikkingsbevoegd; 3:88 BW; wordt beschermd

Levering;  ja staat in casus dat is geleverd aan C

C is eigenaar geworden

C-D; 3:84 BW

Geldige titel; koopovereenkomst

Beschikkingsbevoegd; ja C is eigenaar geworden dus kan gewoon

Levering; ja staat in casus dat is geleverd

à D is eigenaar.

5. Nina- een succesvolle zakenvrouw- is eigenaar van een groot zeilschip (25m), de Zwevenmijlslaars. Omdat Nina de gewoonte heeft van drankmisbruik wordt zij op 5 februari 2014 onder curatele gesteld (1:378 lid 1 sub b BW). Een dag na de ondercuratelestelling ontmoet zij op de zeilclub Bertus, die zich bezighoudt met de in- en verkoop van zeilschepen. Hij zou het schip heel graag van haar willen overnemen en biedt Nina €250.000,-, hetgeen een redelijk bedrag is. Gezien haar toestand zal Nina de komende tijd niet in staat zijn pleziertochtjes te maken voor haar zeilschip. Zij besluit daarom (zonder toestemming) het schip aan Bertus te verkopen voor €250.000. Op 8 februari 2014 wordt de Zwevenmijlslaars per sleepboot afgeleverd bij de loods van de heer Bertus alwaar het te koop wordt aangeboden voor €275.000. Twee dagen later komt Peter op de loos van Bertus en ziet de Zevenmijlslaars liggen. Hij is erg onder de indruk van het schip en zou het graag willen hebben. Op maandag 11 februari 2014 verkoopt en levert Bertus het schip aan Paul. Er is echter een probleem: het navigatiesysteem is hopeloos verouderd. Omdat Paul graag een satelliet gestuurd systeem wil hebben, spreken partijen af dat het schip nog een maand in de loods zal blijven. In de tussentijd zal Bertus het gewenste navigatiesysteem inbouwen. Diezelfde week ontvangt Bertus een brief van de curator van Nina waarin hij aanzegt de koopovereenkomst van 6 februari 2014 te vernietigen.

1. wie is eigenaar van het schip nadat de overeenkomst is vernietigd?

Ga ervan uit dat de Zevenmijlslaars niet een teboek gesteld schip is

Is er sprake van een koopovereenkomst tussen Nina en Bertus; 3:84 BW; door curatele wordt je handelingsonbekwaam. 

Geldige titel;  doordat de koopovereenkomst wordt vernietigd is er geen sprake meer van een geldige titel; sprake van terugwerkende kracht 3:53 BW.

Beschikkingsbevoegd;  door curatele ben je gewoon nog beschikkingsbevoegd

Levering; schip dat niet geregistreerd is, levering geschiedt middels 3:90 BW, dus bezitsverschaffing

à Geen sprake van eigendomsoverdracht; B is nooit eigenaar geworden

Bertus – Paul ; is hier sprake van eigendomsoverdracht?

3:84 BW;

geldige titel; koopovereenkomst 7:1 BW

beschikkingsbevoegd; B is niet beschikkingsbevoegd

levering; er is hier sprake van een levering C.P. op grond van artikel 3:115 sub a BW; Bertus wordt houder voor de verkrijger tot er een satelliet gestuurd navigatiesysteem in zit. Echter volgt uit artikel 3:90 lid 2 BW dat indien de zaak na levering in handen van  de vervreemder blijft, de levering werkt dan pas tegenover een derde die een ouder recht op de zaak heeft indien de zaak in handen van de verkrijger komt, tenzij de gerechtigde met de vervreemding heeft ingestemd; dit is niet het geval.

à Dus nog geen sprake van een volledige eigendomsoverdracht;

Nina blijft eigenaar van het schip en kan dus revindiceren onder Paul 5:2 BW (gezien de wijze van levering)

2. Verandert het antwoord op vraag a indien de Zevenmijlslaars wel een teboekgesteld schip zou zijn? Ga bij beantwoording van deze vraag ervan uit dat alle leveringshandelingen op 8 respectievelijk 11 februari 2014 correct zijn verricht.

Dan is er sprake van een registergoed; 3:199 lid 1 BW jo.  3:89 lid 1 jo. lid 4 BW;  3: 84 lid 1 BW; eigendomsoverdracht;

Is er sprake van een koopovereenkomst tussen Nina en Bertus; 3:84 BW; door curatele wordt je handelingsonbekwaam. 

Geldige titel;  doordat de koopovereenkomst wordt vernietigd is er geen sprake meer van een geldige titel; sprake van terugwerkende kracht 3:53 BW.

Beschikkingsbevoegd;  door curatele ben je gewoon nog beschikkingsbevoegd

Levering; schip is nu wel geregistreerd, levering geschiedt middels 3:89 BW, dus bezitsverschaffing

à Geen sprake van eigendomsoverdracht; B is nooit eigenaar geworden

B-P is hier sprake van eigendomsoverdracht?

3:84 BW;

geldige titel; koopovereenkomst 7:1 BW

beschikkingsbevoegd; Bertus is niet beschikkingsbevoegd omdat hij niet eigenaar is geworden

levering; er is hier sprake van 3:89 lid 1 jo lid 4 BW;

à Paul kan echter een beroep doen op artikel 3:88 lid 1 BW; de verkrijger (Paul) is immers te goede trouw en de onbevoegdheid vloeit voort uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht (De titel van de overdracht van Nina en Bertus) ; aan voldaan

à Er is  dus ondanks de onbevoegdheid van Bertus wel sprake van eigendomsoverdracht; hier zou Paul eigenaar zijn geworden.

3. Stel dat de Zevenmijlslaars een teboekgesteld schip is. Van drankmisbruik en curatele is geen sprake. De leveringshandeling tussen Nina en Bertus wordt verricht op 8 februari 2014. Echter, de rechtbank verklaart Nina dezelfde dag failliet en benoemt mr. Van Buren tot curator. Het faillissement wordt dezelfde dag ingeschreven in het faillissementsregister. Drie weken later komt de curator erachter dat het schip op de dag van de faillietverklaring is overgedragen. Hij meent dat het schip nog steeds tot de boedel behoort. Kan de curator met succes het schip revindiceren?

Art. 23 faillissementswet; als er sprake is van faillissement dan verlies je de beschikking over je goederen vanaf de (gehele dus ook om 09:00 ’s ochtends; werk terug tot 00:00 nachts) dag dat het faillissement is uitgesproken. Dus door de terugwerkende kracht van de faillissementsuitspraak is Bertus geen eigenaar geworden; gaat om een faillissementscurator dan verlies je dus wel de beschikking over je goederen !! (dit is een verschil met curatele in geval van alcohol misbruik)

Dus B is niet beschikkingsbevoegd

Hoe zit het nu met P? 3:84 BW

Levering; Ja,

Beschikkingsbevoegd; Nee, kijken naar 3:88 BW à geen sprake van want Paul is wel te goede trouw echter de onbevoegdheid vloeit niet voort uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht.

Titel; Ja

Curator kan revindiceren 5:2BW, want P wordt niet beschermd door artikel 3:88 BW en is dus geen eigenaar geworden van het schip.

6. X heeft een vordering van €10.000 op L. X verkoopt en levert deze vordering aan Y. Vervolgens verkoopt en levert Y deze vordering aan Z. Achteraf blijkt de overdracht X-Y te zijn mislukt vanwege beschikkingsonbevoegdheid van X, die het gevolg is van het feit dat X de vordering op L al eerder door middel van een geregistreerde onderhandse akte “stil” had gecedeerd aan Q. Z wist dit niet en kon dit ook redelijkerwijs niet weten. Is Z schuldeiser van de vordering van €10.000 euro op L?

X – Q

Het gaat hier om een vordering op naam; vorderingsrechten zijn overdraagbaar 3:83 lid 1 BW;

3:84 is van toepassing;

X geregistreerde onderhandse akte “Stil gerediceerd aan Q; hier is sprake van levering middels 3:94 lid 3 BW, stille cessie. Wil cessie echter ook daadwerkelijk overdracht bewerkstelligen, dan moet zij niet alleen aan de door 3:94 gestelde eisen voldaan maar dient zij op grond van artikel 3:84 lid 1 BW ook door een beschikkingsbevoegde vervreemder op basis van een geldige titel zijn verricht.

Op dit moment is Q de nieuwe eigenaar geworden van de vordering.

X verkoopt en levert de vordering aan Y;  3:84 BW;

Titel; ja

Beschikkingsbevoegd; mislukt vanwege beschikkingsonbevoegdheid van X wegens stille cessie aan Q

Levering; 3:94 BW

Is er sprake van bescherming? 3:88 BW; alsnog geldig in dien verkrijger te goede trouw is, dit is het geval en de onbevoegdheid van de vervreemder voortvloeit uit de ongeldigheid van een overdracht die niet voortvloeit uit de ongeldigheid van de vorige vervreemder; X is beschikkingsonbevoegdheid omdat hij de vordering gewoon heeft verkocht en niet omdat er sprake is van een ongeldige vorige overdracht. Dus  levering gaat niet op!

à Y is geen eigenaar geworden van de overdracht; blijft beschikkingsonbevoegd

Y verkoopt en levert de vordering aan Z;  wist niet dat er sprake was van een stille cessie aan G

3:84;

Geldige titel; koop

Beschikkingsbevoegd; Y is  dus niet beschikkingsbevoegd

Levering;  ja volgt uit casus;

3:88 van toepassing?

Gaat om de overdracht van een recht op naam;

De verkrijger Z is te goede trouw;

De onbevoegdheid van Y vloeit voort uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht, maar deze onbevoegdheid is het gevolg van de onbevoegdheid van x waardoor 3:88 niet Y beschermd! à Geen bescherming voor Z, dus geen rechthebbende geworden op die vordering.

Q is dus eigenaar van de vordering.

7. Helen heeft op 1 juni 1993 het boek “De Client” van John Grisham uitgeleend aan Mia. Mia vindt het een prachtig boek, zo goed zelfs dat ze besluit het niet terug te geven aan Helen. Mia schrijft haar naam en datum (1 juni 1993) op de titelpagina en zet het boek in haar boekenkast. Ze zegt hierover niet tegen Helen en rekent erop dat Helen snel zal vergeten dat ze het boek heeft uitgeleend. Wanneer Helen in 2014 op vakantie wil gaan, herinnert ze zich opeens het boek. Ze belt Mia op en vraagt het boek terug. Mia erkent dat ze het boek heeft, maar stelt door verjaring eigenaar te zijn geworden. Ze wijst er in dit verband op dat het boek sinds 1993 bij haar in de boekenkast staat met haar naam erin. Gaat het betoog va Mia op?

3:99 en 3:105 is niet van toepassing want dit betreft een bezitter en Mia is detentor; dus het betoog van Mia gaat niet op. Zij kan niet zomaar zichzelf van detentor tot bezitter maken. Eens detentor altijd detentor 3:111 BW.