Overzicht theorieën Cognitieve Psychologie
Follow the author: CAWortman
Promotions
verzekering studeren in het buitenland

Ga jij binnenkort studeren in het buitenland?
Regel je zorg- en reisverzekering via JoHo!

Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Supporting content
Overzicht theorieën en modellen (Cognitieve Psychologie)

Overzicht theorieën en modellen (Cognitieve Psychologie)

Image

Theorieën en modellen CP

Hoofdstuk 1:

Schematheorie(Bartlett): perceptuele input wordt geanalyseerd door de input te vergelijken met de items die zich al in ons geheugen bevinden. 

  • Perceptie van herinneringen kan worden veranderd/vervormd om aan bestaande schema’s te voldoen 
  • Schema’s zijn deels verworven op basis van persoonlijke ervaring, de perceptie/herinnering van input kan per persoon verschillen.

 

Limited-capacity-processor model(Broadbent): mensen hebben problemen om tegelijk aandacht te hebben voor 2 verschillende inputs. Er moet selectief bepaald worden welke input doorgaat en welke niet. 

 

Hebb: Informatie wordt verwerkt in de hersenen door doordat er nieuwe verbindingen tussen neuronen worden gemaakt (wordt gezien als het vormen van herinneringen). 

 

Visies op bewustzijn:

Astonishing hypothese(Crick): het bewustzijn moet enigszins afstammen van het herhaaldelijk vuren van neurale circuits. 

 

Hoofdstuk 2: Perceptie 

Template theorie(Shepard en Metzler): om dingen te herkennen heb je templates opgeslagen (innerlijke mentale representaties). 

 

Feature extraction theorieënàvariatie op template theorieën, maar feature theorieën richten zich op onderdelen van een object. 

  • Pandemonium model(Selfridge): letters
  • Theorie van Biederman: als we in staat zijn om onderdelen (geons= basisvormen) te identificeren, zijn we instaat om het gehele object te identificeren. 

 

Theorie van Marr: we lopen een aantal stappen door om een interne representatie van een geobserveerd object te krijgen:

  1. Raw primal sketch: identificeren van blobs, edges, lijnen en cirkels 
  2. 2 ½ D sketch: eigenschappen worden gegroepeerd volgens Gestalt principes àbasis van een object. 
  3. 3D sketch: beschrijving vanuit het object zelf (onafhankelijk van de kijker) 

 

Parallel Distributed Processing (PDP)/ neurale netwerkmodellen/ connectionis models: maakt ook gebruik van templates, maar de templates zijn flexibel. Een object wordt gerepresenteerd door de activatie van een patroon van meerdere cellen. Cellen zijn onderdeel van een netwerk en als een object niet geheel met een template (netwerk van cellen) overkomt, dan wordt alleen een gedeelte geactiveerd. 

 

Constructivist approach/theory: we moeten onze perceptie opbouwen uit een stroom van incomplete sensorische informatie. Gebruiken wat we al weten om tekortkomingen op te vullen en om sensorische informatie te interpreteren. We gedragen ons als wetenschappers àhypothese toetsing. Perceptuele hypotheses: wat we denken te zien (hypothese) testen we aan de hand van binnenkomende sensorische informatie. Wisselwerking tussen sensorische informatie (bottom-up) en kennis (top-down). 

 

The Gibsonian view of perception: waar is perceptie voor àperception for action. Bij directe perceptie is een object rijk aan sensorische informatie en geeft zo voldoende informatie (geen behoefte meer aan top-down informatieverwerking). 

 

Hoofdstuk 3: Aandacht 

Modellen nav dichotische luistertaak waarbij een participant tegelijkertijd twee verschillende verhalen hoorde, een in elk oor. Selectieve aandacht werd bestudeerd door de participant een verhaal te laten shadowen (hardop herhalen). Het verhaal in het oor waar geen aandacht aan wordt besteed wordt niet geregistreerd, maar bepaalde aspecten worden wel opgemerkt (bijv: verandering geslacht spreker). 

 

Filtermodel (Broadbent): aandacht bestaat om de toegang van informatie tot het bewustzijn te beheersen. Selectie vindt vroegtijdig plaats op basis van fysieke kenmerken (early selection). Probleem: hoe kan het dat aandacht geswitcht kan worden naar input die eruit geselecteerd is. Versimpeld: informatie komt parallel aan bij de zintuigen en gaat vervolgens door een sensorische buffer, de fysieke kenmerken komen aan bij het selectieve filter en enkel een bron van informatie wordt toegelaten. 

 

Late selection model (Deutsch en Deutsch): alle stimuli worden verwerkt voor de filtering. Selectie vindt plaats op het niveau van de respons. Niet iedereen is met dit model eens: niet cognitief economisch. 

 

Attenuation model (Treisman): het kanaal waar geen aandacht aan wordt gegeven, wordt niet uitgeschakeld, maar wordt op een laag pitje verwerkt (volumeknop die zachter wordt gezet). Binnenkomende stimuli ondergaan 3 typen van analyse: 1. fysieke kenmerken, 2. zijn stimuli linguïstisch, 3. betekenis. (Flexibele bottleneck). 

 

Spotlicht model(Posner): visueleaandacht wordt gericht op een bepaalde ruimtelijke locatie. (Eriksen àaanpassing dmv zoomlens modificatie). Posner vond dat mensen de focus van hun visuele aandacht veranderde zonder hun ogen te bewegen. Er is bewijs dat de focus zich richt op object en niet locatie. 

 

Perceptual load and working memory load theory(Lavie): twee factoren bepalen wat er gebeurt met de genegeerde informatie: 1. Hoeveel verwerkingscapaciteit (perceptual load) vereist de hoofdtaak? Veel? Dan weinig verwerking van irrelevantie informatie; 2. Hoeveel controlecapaciteit heb je om invloed van irrelevante informatie op gedrag te verminderen?

 

Modellen nav visuele zoektaak. Er moet een doelobject worden ontdekt tegen een achtergrond van afleiders. Doelstelling: onder welke omstandigheden trekt het visueel object makkelijk de aandacht en wanneer niet. àobjecten worden het makkelijkst geïdentificeerd tegen een ongelijke achtergrond. 

 

Feature Integration Theory (Treisman): visueel zoeken wordt gedaan in twee fases: 1. feature analysis: het doelobject wordt gedefinieerd en distractors worden verworpen, 2. feature combination: stimuli worden een voor een verwerkt en aandacht wordt gebruikt als de “lijm” om de eigenschappen weer te combineren. 

 

Attentional Engagement Theory (Duncan en Humphreys): aanpassing FIT. Visuele zoektijd hangt af van de mate van overeenkomt tussen het doelobject en de afleider (net als FIT), maar ook de mate van overeenkomst van de afleiders is van belang. Hoe groter de mate van overeenkomt tussen de afleiders, hoe eerder we het doelobject herkennen. 

 

Hoofdstuk 4: Stoornissen aandacht en perceptie

Grouping hypothesis(Farah): perceptie van diepte, snelheid, scherpte en kleur vormt de basis van een rijke maar vormeloze visuele brei. De brei moet gegroepeerd worden voordat er sprake kan zijn van een representatie van een object. Een storing is de oorzaak van appercieve visuele agnosie

 

Hoofdstuk 5: Kortetermijngeheugen

Dual-store theorie:er zijn twee geheugensystemen. Informatie wordt in het KTG door het constant te herhalen. Het LTG is passief en voor opslag. Het KTG is de entree voor nieuwe input in het LTG, maar roep oude herinneringen ook op. Bewijs door double dissociation

 

Overzicht geheugen: 

Werkgeheugen

Central Executive

Visuo-spacial sketchpad

Phonological loop

 

Visual cache

(vorm + kleur)

Inner scribe

(ruimtelijke info)

Phonological store

Articulatory control process

     

 

Hoofdstuk 6: Langetermijngeheugen

Schematheorie (Bartlett): informatie coderen we en nemen we waar op basis van vroegere ervaringen. We geven zelf betekenis aan binnenkomende informatie (perception lies in the brain of the preceiver). Herinneringen worden opgeslagen op basis van hun betekenisvolle inhoud.

 

Levels of processing (LOP) theorie(Craik en Lockhart): er zijn drie sequentiële niveaus waarop de verwerking van nieuwe perceptuele input kan plaats vinden. Hoe hoger het bereikte niveau van verwerking, hoe dieper het niveau van informatieanalyse. 

  1. Structurele informatieverwerking (herkennen vorm van object)
  2. Akoestische informatieverwerking (herkennen geluid van woord)
  3. Semantische informatieverwerking (herkennen betekenis woord)

 

Organisatie theorie(Mandler): geheugen is gestructureerd in een semantische netwerk van gerelateerde items. Toegang tot een item activeert een heel netwerk. 

 

Generate and recognise (GR) theorie: een herinnering is opgebouwd uit twee fasen: 1) spontaan generen van items en 2) herkennen van spontaan gegenereerde items. Herkenning bestaat uit een fase: 1) herkennen van het getoonde item. Volgens deze theorie is herkenning een subproces van herinneren. (zware kritiek op deze theorie). 

 

New theory of disuse (NTD): het frequent opvragen van herinneringen versterkt het herinneringsspoor. Daarnaast zijn er in de hersenen inhibitieve mechanismen die niet-opgevraagde herinneringen onder-drukken. Het oproepen van het ene spoor heeft een remmende werking op het opvragen van de ander. 

 

Hoofdstuk 7: Geheugenstoornissen

Encoding deficit theory(Milner): amnesie wordt veroorzaakt door een storing in het consolideren van herinneringen van het KTG spoor naar een permanent LTG spoor. RA zou gezien worden als een leeraandoening. (Geen algemene theorie, mist geloofwaardigheid). 

 

Retrieval deficit theory(Warrington en Weiskrantz): organische amnesie komt door een storing in het ophaalmechanisme. Die storing kan zowel de RA als AA component van amnesie verklaren: wanneer het ophaalmechanisme is beschadigd, dan worden alle herinneringen beïnvloed. 

 

Standard model of consolidation (Squire): naast het normale consolidatieproces is er ook een langzame consolidatie. De langzame consolidatie versterkt gecreëerde LTG sporen gedurende 2 tot 3 jaar.  

 

Multiple trace theory: de hippocampus is betrokken bij het omzetten van episodische herinneringen in semantische herinneringen (duurt enkele jaren). 

 

Hoofdstuk 8: Probleemoplossen en redeneren 

Theorieën van mental logic stellen dat ons redeneren wordt ondersteund door het gebruik van formele regels. We maken fouten wanneer we niet beschikken over regels van de formele logica of wanneer we zaken niet compleet bevatten.

 

Pragmatische redeneerschama’s(Cheng): op basis van ervaringen maken we abstracte redeneerschema’s (niet logische, maar pragmatisch). Fouten onstaan wanneer de regels van de pragmatische redeneerschema’s afwijken van de standaard logica. 

Mentale model(Johnson-Laird): dit model gaat niet uit van regels, maar van constructie van modellen/representaties. Twee stappen: 1) begrijpen van premissen, 2) redeneren met de modellen. 

 

Probabilistische approach: in plaats van logische regels te gebruiken om een bepaalde gevolgtrekken te maken, wordt gebruik gemaakt van overtuigingen en vroegere ervaringen en wordt een inschatting gemaakt van de waarschijnlijkheid dat een conclusie waar is. 

 

Dual-process theorieën: er zijn twee aparte cognitieve systemen: 1) het analytisch systeem: expliciet, bewust en vraagt extra werkgeheugencapaciteit; 2) impliciet, automatisch en vrijwel kosteloos in werkgeheugencapactiteit. Veel van ons redeneren vindt plaats in het tweede deel en is dus onafhankelijk van logische processen. 

 

Hoofdstuk 10: Taal 

Logogen model (Morton): elk woord bestaat uit een unit (logogen) en elke unit representeert karakter-istieken van een woord. Je herkent een woord pas als het een bepaalde drempelwaarde over is. Veel gebruikte woorden hebben een hogere baseline en zijn dus sneller bij de drempelwaarde. De context kan de activatie versterken. 

 

Cohort model(Marslen en Wilson): visuele en auditieve informatie wordt opgeslagen in de lexicon van een persoon. Als een persoon woorden hoort dan zal elk woord segmenten activeren in de lexicon die beginnen met dat segment. Als meerdere segmenten worden toegevoegd, worden meer woorden weggestreept tot het woord wordt gevonden dat matcht met de informatie. (herkenning gesproken woorden àactief. Op basis van klank wordt een set woorden geactiveerd, daaruit worden steeds meer woorden verwijderd totdat je bij het juiste woord bent. 

 

Levelt model van Lexicalisatie: als mensen praten worden gedachten omgezet in taal àlexicalisatie. Er zijn twee fasen: 1) lemma: de constructie van de grammaticale vorm + semantische representatie; 2) lexeme: specificatie van de fonologische vorm. De lemma selecteert de lexeme. 

Image
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Date
12-06-2018
Statistics
[totalcount] 1