Fredo’s Surfcamp
Guadeloupe. De eilanden van mijn dromen, het begin van mijn reis. De sfeer is er fijn, de zee is er warm.
Ik werk voor Fredo in zijn hostel slash surfcamp slash surfschool. Ik hoop een dezer dagen nog met een overkoepelende naam op te komen dagen, maar dat heeft geen haast, zoals niks hier haast heeft.
Fredo is een surfer pur sang, grote armen, kast van een borst. Middellange blondgekleurde dreadlocks hangen tot aan zijn brede schouders. Fredo is Creools, maar ik zie in hem iets terug dat me doet denken aan de Cariben-indianen, de oorspronkelijke bewoners van Guadeloupe. Misschien is het zijn niet te lezen gezicht en zijn scherpe blik, die hij aan kan vullen met een mysterieuze flair. Hij heeft een groot huis hier in Morne-a-l’Eau omgebouwd tot een toevluchtsoord voor surfers en backpackers. Alles moet nodig worden onderhouden en dat is exact wat we hier doen met zijn zessen. Vaak komt het voor dat wij alleen hier slapen zonder betalende gasten. Ik ben de enige zonder Frans als moedertaal en de taalbarrière wordt tastbaar als ik begin aan de bouw van een afdak voor een hangplek in de tuin. Vooral dat gestruikeld met woorden en die gebarentaal is een klus, maar als ik ooit nog in Frankrijk ga werken durf ik het aan, want nu weet ik later tenminste het woord voor schroevendraaier.
Er is in de afgelopen dagen genoeg gebeurd dat bij mij minimaal één of meerdere wenkbrauwen heeft doen veranderen van positie. Onder andere het wakker worden midden in de nacht door een gigantische giftige duizendpoot die aan het flaneren is op mijn arm valt daaronder. Ik heb verder heerlijk geslapen in een hangmat bij de surfplanken, die gelukkig vinnen hebben en geen pootjes.
Het arriveren van Emilie vind ook een bijzondere gebeurtenis, niet omdat ze exact het gemiddelde hoofd van een Française heeft, nee dat heeft iedereen. Wat ik opmerkelijk vind is dat deze dame op haar rug, onder haar nek de tenenkrommende term “wanderlust” heeft staan. Ik ben helaas tegen het gebruik van “wanderlust” omdat Instagram er mee volstaat en omdat het een soort strijdkreet is geworden van reizigers. Bij mij roept wanderlust vooral de associatie op met foto’s van dramatische Patagonische vergezichten met centraal onderin gepositioneerd een kleine backpacker, om aan te geven hoe klein de figuur zich voelt in de grote wereld en dus hoe melancholisch de makers waren.
Het wordt wat aandoenlijk als ik van Emilie, midden dertig, shag rokend en drie woorden Engels, het echte verhaal hoor.
Het feit dat ze geen retourticket heeft is op zichzelf natuurlijk een goede reden om een echte voyageur te zijn. “Waar ga je naartoe?” “Ik ga Guadeloupe ontdekken en misschien daarna nog naar Martinique.” Hoor ik haar zeggen.
Ik heb haar maar veel plezier gewenst op haar eerste grote reis. Zelf kan ik het niet zo noemen, omdat ik mezelf ook geen reiziger mag noemen als mijn reis Sint-Maarten en Curaçao aan zou doen. Een Limburger op Schiermonnikoog doet ook niet aan wanderlust, dat weet ik zeker.
Mike, een vriendelijke Braziliaan die wat met aandelen schuift en ondertussen onbeperkt kan reizen, doet er ook niet aan. Het verhaal van Emilie kleurt daardoor wat anders. Mike heeft me de avond hiervoor medegedeeld dat hij in 136 VN-erkende landen is geweest. Als het aan hem ligt blijft hij nog wel even weg, onder andere vanwege Bolsonaro. Het enige dat beter bij me aankomt dan het gebruikelijke lijstje landen dat een reiziger kan opdreunen zijn de uitgebreide excuses die hij opeens op tafel legt voor zijn landgenoten en ook zelfs zijn eigen familie. Ik heb natuurlijk zoiets wel vaker meegemaakt, voornamelijk bij Amerikanen die zodra het onderwerp politiek op tafel komt direct het hoofd buigen in schaamte voor Trump, alleen Mike legt erg veel emotie in zijn betoog. Het valt me altijd op dat de reizigers onder hen die deel uit maken van een land dat in de handen is gevallen van een populist zich vaak daarvan distantiëren. Ik denk dat echte reizigers meer geven om natuur en cultuur. Ik zou persoonlijk ook minder makkelijk kunnen genieten van een stuk jungle dat volgens mijn politieke voorkeur de verdoemenis in mag.
De zee raast over me heen en verzwelgt me in het oneindige blauw. Voordat ik word opgeslokt zie ik Fredo. Alsof hij op de surfplank geboren is schiet hij voorbij. Ik kijk hem aan. Zijn ogen op oneindig, zijn hand streelt zachtjes de brekende golf.
Add new contribution