Boeksamenvatting - Compendium Burgerlijk Procesrecht - Stein & Rueb - 20e druk

 

Bundle items:
Access: 
Public
This content is used in bundle:

Nationaal en Internationaal Burgerlijk Procesrecht - UVA B2 - Studiebundel

Nationaal en Internationaal Burgerlijk Procesrecht - UVA B2 - TentamenTests 2010-2014

Nationaal en Internationaal Burgerlijk Procesrecht - UVA B2 - TentamenTests 2010-2014


Tentamen januari 2010 - MC-vragen

Vraag 1

 Twee uitspraken:

I.              De door de grieven van appellant bepaalde rechtsstrijd in hoger beroep kan worden uitgebreid door middel van  incidenteel appel.

II.            De rechtsstrijd in hoger beroep kan, bij het slagen van een grief, uitbreiding ondervinden als gevolg van de devolutieve werking van het appel.

Welke uitspraak is juist?

a.     I en II zijn juist.

b.    I is juist, II is onjuist.

c.     I is onjuist, II is juist.

d.    I en II zijn beide onjuist.

Vraag 2

Twee uitspraken:

I.              Voor de ontvankelijkheid van een cassatieberoep is een positief advies van een cassatieadvocaat vereist.

II.            Voor het slagen van een cassatieberoep is vereist dat de conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad positief adviseert in die zin.

Welke uitspraak is juist?

a.            I en II zijn juist.

b.            I is juist, II is onjuist.

c.            I is onjuist, II is juist.

d.            I en II zijn beide onjuist.

Vraag 3

Welke uitspraak is juist?

a.             In de arbitrale procedure kunnen partijen alleen verschijnen door tussenkomst van een advocaat.

b.            Indien een arbitraal vonnis niet is voorzien van een zgn. exequatur kan van dat vonnis geen vernietiging worden gevorderd.

c.             Arbiters worden voor hun werkzaamheden van overheidswege gehonoreerd.

d.            Tegen een arbitraal vonnis staat alleen hoger beroep open als partijen daarin bij overeenkomst hebben voorzien.

Vraag 4

Piet was werkzaam als verkoper voor het advertentie-verkoopkantoor van Klaas. Toen Piet daar werd ontslagen had hij een tamelijk forse geldvordering wegens niet uitbetaalde bonussen. Voor die geldvordering heeft Piet conservatoor beslag gelegd onder de grootste klant (“de derde”) van Klaas. Welke uitspraak is juist?

a.     Wanneer de derde de verklaring als bedoeld in artikel 720 juncto 476a Rv heeft afgelegd kan de derde daar niet meer op terugkomen.

b.    Betalingen die de derde aan Klaas heeft gedaan in de dagen voorafgaand aan het door Piet gelegde beslag vallen onder het beslag van Piet indien de derde toen wist dat Piet een vordering op Klaas had.

c.     Onder het beslag vallen wel de vorderingen die Klaas op het moment van beslaglegging op de derde had maar niet de vorderingen die Klaas op de derde verkrijgt uit een ten tijde van dat beslag reeds bestaande rechtsverhouding.

d.    Als de derde zelf ook een vordering op Klaas heeft, mag de derde die vordering

.....read more
Access: 
Public
Check all content related to:
Follow the author: Law Supporter
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1240