Abonneebundel met online TentamenTests van Psychologische Diagnostiek in de Gezondheidszorg van Luteijn & Barelds - 4e druk

 

In dit bundel vind je een aantal oefenvragen per hoofdstuk. Er zijn oefententamens beschikbaar voor hoofdstuk 1 tot en met 15 inclusief antwoorden. Deze vragen kunnen je helpen met de voorbereiding voor het tentamen en dienen als controle om te kijken of je de literatuur begrepen hebt. De laatste hoofdstukken gaan over praktijkvoorbeelden en zijn niet geschikt om vragen over te stellen aangezien het voorbeelden zijn. 

Ben je geïnteresseerd in de tentamens van de rest van de hoofdstukken van Psychologische diagnostiek in de gezondheidszorg? Word dan lid van JoHo en krijg toegang tot de gehele bundel! Het volledige studiemateriaal vind je via https://www.joho.org/nl/samenvattingen-psychologische-diagnostiek-de-gezondheidszorg-luteijn

Bundle items:
Abonneebundel met online chaptersamenvattingen van Psychologische Diagnostiek in de Gezondheidszorg - Luteijn & Barelds - 4e druk
Hoe verloopt het diagnostisch proces? - Tentamen H1
Hoe wordt de kwaliteit van diagnostiek gemeten? - Tentamen H2
Access: 
Public
This content is used in bundle:

Abonneebundel met online chaptersamenvattingen van Psychologische Diagnostiek in de Gezondheidszorg - Luteijn & Barelds - 4e druk

Abonneebundel met online TentamenTests van Psychologische Diagnostiek in de Gezondheidszorg van Luteijn & Barelds - 4e druk

Abonneebundel met online TentamenTests van Psychologische Diagnostiek in de Gezondheidszorg van Luteijn & Barelds - 4e druk

In dit bundel vind je een aantal oefenvragen per hoofdstuk. Er zijn oefententamens beschikbaar voor hoofdstuk 1 tot en met 15 inclusief antwoorden. Deze vragen kunnen je helpen met de voorbereiding voor het tentamen en dienen als controle om te kijken of je de literatuur begrepen hebt. De laatste hoofdstukken gaan over praktijkvoorbeelden en zijn niet geschikt om vragen over te stellen aangezien het voorbeelden zijn. 

Ben je geïnteresseerd in de tentamens van de rest van de hoofdstukken van Psychologische diagnostiek in de gezondheidszorg? Word dan lid van JoHo en krijg toegang tot de gehele bundel! Het volledige studiemateriaal vind je

.......read more
Access: 
Public
Hoe verloopt het diagnostisch proces? - Hoofdstuk 1

Hoe verloopt het diagnostisch proces? - Hoofdstuk 1

Een psychodiagnostisch onderzoek kan op twee manieren beginnen: de cliënt kan worden doorverwezen naar de diagnosticus of de cliënt gaat zelf naar de diagnosticus toe. Eenmaal bij de diagnosticus, analyseert deze zo wel de hulpvraag van de cliënt als de aanvraag van de verwijzer. Dit zijn niet hetzelfde type vragen. De hulpvraag van de cliënt kan namelijk gaan over hoe hij van zijn dwangmatige gedrag kan afkomen, terwijl de aanvraag van de verwijzer kan gaan over of er sprake is van een obsessief-compulsieve stoornis.

Op basis van deze vragen stelt de diagnosticus drie soorten vragen:

  • Is het een obsessief-compulsieve stoornis?

  • Welke factoren hebben deze stoornis veroorzaakt en welke factoren houden die in stand?

  • Welke behandeling is geschikt voor deze patiënt?

Op basis van deze vragen wordt er een diagnostisch scenario opgesteld. Deze bevat een voorlopige theorie over de cliënt zijn of haar gedrag. Vervolgens wordt deze theorie getoetst met behulp van vijf stappen:

  • Er worden hypothesen opgesteld;

  • Er wordt een specifiek onderzoeksinstrument gekozen die kan helpen bij het toetsen van de hypothesen;

  • Er worden criteria opgesteld voor wanneer de hypothesen wel of niet verworpen worden;

  • De instrumenten worden afgenomen en de resultaten worden geanalyseerd;

  • Op basis van de resultaten worden de hypothesen aanvaard of verworpen.

Op basis van deze toetsing komt men tot een diagnostische conclusie.

Wat is de diagnostische cyclus?

Het is handig om het psychodiagnostisch proces volgens de empirische (wetenschappelijke) cyclus van De Groot op te bouwen. Deze empirische cyclus bestaat uit observatie, inductie, deductie, toetsing en evaluatie. Toch wordt dit niet standaard toegepast door diagnostici.

Wat zijn de 5 basisvragen in de klinische psychodiagnostiek?

Er zijn vijf type vragen die vaak voorkomen in de psychodiagnostiek. Bij elk van deze vragen is het belangrijk om een bepaalde mate van kennis van de psychologie te hebben (knowledge base). Het beste is als de diagnosticus de vijf basisvragen achtereenvolgens beantwoord en hierbij telkens de stappen in de diagnostische cyclus doorloopt. Dit zijn deze vijf basisvragen:

1. Onderkenning: Wat zijn de problemen? 

De vraag die hierbij gesteld kan worden, is: wat is het probleem, wat lukt er en wat gaat er mis? Bij de onderkenningsfase hoort inventarisatie, beschrijving, ordening, categorisering en een inschatting van de ernst van het probleemgedrag. Er moet hierbij rekening worden gehouden met het verschil tussen classificatie en een diagnostische formulering. Classificatie gaat over het categoriseren van iemand zijn of haar gedrag op basis van de DSM. Een nadeel van een catergorische classificatie is dat het vrij beperkt is en leidt tot ‘labeling’. Een voordeel is dat het de communicatie tussen deskundigen vergemakkelijkt. Een diagnostische formulering daarentegen bevat meer uitgebreide informatie over een cliënt zijn gedrag en houdt meer rekening met de context waarin dit gedrag voorkomt. De auteurs van het boek pleiten voor een diagnostische formulering.

2. Verklaring: Waarom zijn er problemen? 

De vraag die hierbij gesteld kan worden, is 'waarom zijn de problemen er?' De verklaring bevat 3 onderdelen:

.....read more
Access: 
Public
Hoe meten we de kwaliteit van diagnostiek? - Hoofdstuk 2

Hoe meten we de kwaliteit van diagnostiek? - Hoofdstuk 2

Psychodiagnostiek bestaat uit drie onderdelen:

  • diagnostische theorieën of referentiekaders;

  • de beschrijving van de drie theorieën in modellen uit de testtheorie en de statistiek;

  • tests.

Er zijn drie soorten referentiekaders, die elk op ander idee berusten over hoe (problematisch) gedrag het best begrepen en verklaard worden:

  • Individuele verschillen. In dit kader wordt er gekeken naar individuele verschillen. Dit is voor de diagnosticus het beste referentiekader om te gebruiken.

  • Ontwikkeling. In dit kader wordt er gekeken naar de ontwikkeling in tijd.

  • Context. Volgens dit kader kan gedrag pas begrepen en verklaard worden als het gedrag verandert of in stand gehouden wordt door oorzaken: stimuli, gebeurtenissen, interventies. Dit wordt ook wel de (manipuleerbare) sociale context genoemd. Ook dit is een goed referentiekader om te gebruiken, maar hier moet de diagnosticus wel zelf het te meten gedrag bepalen.

Wat is de kwaliteit van de referentiekaders?

Het bepalen van de kwaliteit van referentiekaders wordt gedaan aan de hand van vier criteria:

  1. Zijn de elementen en relaties uit de theorie getoetst en wat is het resultaat?

  2. Is de theorie zo opgeschreven dat toetsing mogelijk is?

  3. Is de theorie inspiratiebron geworden van empirisch onderzoek?

  4. Is er onderzoek gedaan naar praktische toepassingen van de theorie en wat is het resultaat van dit onderzoek?

Volgens Van der Werff zijn de eigenschapsbenadering, de biopsychologie en de orthodoxe sociale-leertheorieën de beste referentiekaders om te gebruiken in de diagnostiek. Voor een diagnosticus is vooral de eigenschapsbenadering goed om te gebruiken, deze heeft ook veel intelligentie- en persoonlijkheidstests opgeleverd. De biopsychologische benadering en de sociale-leertheorieën komen uit de contextbenadering. Delen van de psychoanalyse zoals de egopsychologie vindt Van der Werff tot de middenklasse behoren. De ondermaatsen zijn de psychoanalytische, humanistische en existentiële psychologie. De ideeën in deze referentiekaders zijn vaak niet te toetsen.

Hoe wordt de kwaliteit van de modellen gemeten?

Er zijn meerdere modellen uit de testtheorie en statistiek die worden gebruikt om de centrale onderdelen van theorieën en constructen te beschrijven. Zo is er de klassieke testtheorie en de moderne testtheorie (IRT). De IRT is een theorie over gedragingen (een latente trek zoals emotionele stabiliteit of rekenvaardigheid). In deze theorie wordt de kans beschreven dat een persoon, wanneer die een bepaalde waarde heeft op een latente trek, ja zegt op een vraag of een taak goed oplost.

Voor de eerste referentiekader wordt er gebruik gemaakt van factoranalyses. Thurstone kwam met de multiple-intelligentietheorie en uiteindelijk koos hij er voor om deze te meten aan de hand van onafhankelijke factoren. Dit was in tegenstelling tot Spearman, die een g-factor gebruikte voor het meten van intelligentie. Met behulp van de factoranalyse kan er een profiel van iemand worden gemaakt. Een feitje is ook dat de vijf factoren in de Big Five (Extraversie, Vriendelijkheid, Zorgvuldigheid, Emotionele Stabiliteit en Intellect) na het uitvoeren van een factoranalyse geen onafhankelijke factoren blijken te zijn zoals de theorie stelt.

Het tweede referentiekader, de ontwikkeling, kan worden beschreven met bijvoorbeeld een lineaire,

.....read more
Access: 
Public
Check all content related to:
Follow the author: Britt van Dongen
Contributions, Comments & Kudos

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1226 2