Samenvatting The neuroscience of human relationships; Attachment and the developing social brain

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


0 Introductie

De mens ervaart zichzelf en de wereld vanuit zijn individualiteit. Vanuit dit perspectief is het onderzoek van de Westerse wetenschap begonnen. Echter, de mens is geëvolueerd als sociaal wezen en er is sprake van onderlinge afhankelijkheid waardoor mensen elkaar beïnvloeden. Om te begrijpen of de focus moet liggen op het individu of de sociale omgeving is het belangrijk meer te weten van biologische, psychologische en sociale processen.

De sociale synaps

We weten dat het lichaam bestaat uit individuele cellen die verschillende vormen en functies aannemen en uiteindelijk een individu creëren. Zou dit hetzelfde zijn als de manier waarop de natuur individuen verbindt tot een groter biologisch organisme, namelijk een soort?
Individuele neuronen worden van elkaar gescheiden door kleine openingen, synapsen, die zijn gevuld met een chemische substantie waardoor synaptische transmissie plaats kan vinden. Informatie wordt via biochemische boodschappers doorgegeven van de ene neuron naar de andere. Volgens hetzelfde principe vindt communicatie tussen mensen plaats: signalen zoals lachen worden via geluid of zicht doorgegeven aan en ontvangen door de zintuigen. De zintuigen zetten dit om in elektrochemische signalen die naar het brein worden gestuurd. De sociale synaps is de ruimte tussen mensen en koppelt ons aan elkaar als familie, samenleving en de menselijke soort als geheel.
Neuronen hebben drie niveaus van informatie-uitwisseling:
(1) Communicatie via de synapsen;
(2) die zorgt voor veranderingen in de interne biochemie van een cel;
(3) waardoor de cel mRNA (messenger ribonucleic acid) en eiwit aanmaakt. mRNA zorgt ervoor dat eiwitten nieuwe hersenstructuren vormen, eiwit zorgt voor verandering van celstructuur.
Het brein verandert door middel van deze processen als reactie op een ervaring. Het zou zo kunnen zijn dat mensen, door de interactie met elkaar, elkaars interne biologie en de constructie van het brein beïnvloeden.

De ontdekking van het brein

In verhouding is er weinig onderzoek gedaan naar het brein, een goed werkend brein is immers ‘onzichtbaar’, het wordt niet opgemerkt. De groei van het brein is, net als elk ander levend systeem, afhankelijk van de interactie met anderen en past zich voortdurend daaraan aan. Het brein is opgebouwd uit het raakvlak van genen en ervaring, nature en nurture. De genen organiseren het brein, kritieke en sensitieve periodes en het omzetten van ervaringen in genetisch materiaal. Het aanpassingsvermogen van het brein is een voordeel waar het gaat om ‘goed genoeg’ ouderschap en ‘goed genoeg’ genetische programmering, maar een nadeel wanneer er sprake is van een ongezonde omgeving en pathologische opvoeders. Vroege ervaringen hebben een enorme impact op de ontwikkeling van het brein; negatieve ervaringen in de vroege jeugd kunnen negatieve gevolgen hebben voor de rest van het leven.

Interpersoonlijke neurobiologie

De interpersoonlijke neurobiologie gaat er vanuit dat het brein een sociaal orgaan is dat wordt gevormd door ervaring. De interpersoonlijke neurobiologie bestudeert de neurale systemen die gehechtheid beïnvloeden of veroorzaken. Daarnaast wordt bestudeert hoe sociale relaties op hun beurt de neurale systemen beïnvloeden. Er is een tweezijdige causaliteit tussen breinstructuren en ervaring waardoor de focus steeds verschuift van brein naar sociaal gedrag en terug. De neurobiologie is geïnteresseerd in de impact van relaties in de vroege periode, wanneer het brein wordt gevormd. Sociale interactie is van groot belang voor de groei, gezondheid en structuur van het brein gedurende het leven. Een betekenisvolle relatie, bijvoorbeeld vriendschap, een huwelijk of psychotherapie, kan de structuur van het brein veranderen.

 

1 Het sociale brein

Het is een uitdaging om de sociale en biologische wetenschap samen te brengen vanwege de verschillen in opvattingen tussen beide groepen. Een voorbeeld hiervan is de behandeling van kinderen in weeshuizen. Om verspreiding van ziektes tegen te gaan werden de kinderen apart van elkaar gehouden en was er een minimale interactie met anderen. Toch was het sterftecijfer alarmerend hoog. Toen sociale interactie met verzorgers en andere kinderen werd toegestaan, daalde het sterftecijfer. Er kan geconcludeerd worden dat er geen individuele neuronen of een individueel menselijk brein bestaat; zonder wederzijdse stimulerende interacties gaan neuronen en mensen dood. Dit heet bij neuronen apoptose, bij mensen gaat het om depressie, leed of zelfmoord.

Sinds 1970 wordt het brein binnen de neurowetenschap gezien als een sociaal orgaan. Het eerste onderzoek werd gedaan bij apen en hieruit bleek dat beschadigingen in bepaalde gebieden zorgden voor afwijkingen in het sociale gedrag. Er is echter geen specifiek deel van het brein dat gelinkt is aan sociaal gedrag: het is verweven met alle zintuiglijke, motorische, cognitieve en emotionele processen.

Waarom gaan we relaties aan?

Waarom heeft de mens relaties nodig terwijl er diersoorten zijn die zelfs hun eigen jongen opeten? Ons sociale brein is gevormd door natuurlijke selectie omdat sociaal gedrag onze de kans op overleven verhoogt. Het brein van primaten is direct na de geboorte gericht op overleven, terwijl het mensenbrein nog jaren kan groeien, aanpassen en gevormd worden door ervaringen. Onze taal en ons brein zijn in de geschiedenis steeds meer uitgebreid doordat sociale groepen groter werden: hierdoor moest meer informatie worden verwerkt die meer gecompliceerd was. Daarom zijn relaties fundamenteel in de evolutie van het brein.

Overleven

Mensen overleven omdat ouders/verzorgers in staat zijn de behoeften en intenties van kinderen te zien en daaraan te voldoen. De manier waarop de best aangepasten overleven, (Darwin’s survival of the fittest) is afhankelijk van de specifieke omgeving waar een organisme zich aan moet aanpassen. In onze menselijke samenleving gaat het niet meer om wie het hardste kan rennen of het beste kan vechten. Het gaat steeds meer om multitasken, balanceren tussen werk en familie, informatieverwerking en omgaan met stress. Tegenwoordig is er meer sprake van ‘survival of the best nurtured’, overleving van de best verzorgde. Een optimale vorming van de prefrontale cortex door vroege gezonde relaties zorgt namelijk voor vertrouwen in onszelf en anderen, reguleren van emoties, positieve verwachtingen en het gebruiken van (emotionele) intelligentie bij het oplossen van problemen. Door misbruik of verwaarlozing kan het brein van een kind zodanig gevormd worden dat het niet geschikt is voor overleving op de lange termijn.

Dylan

Dylan is een jongen van drie jaar oud en vertoont gewelddadig gedrag, huilbuien, nachtmerries en plast in zijn broek. Dylan’s vader Chet heeft kanker en is stervende. Hij is erg hard voor Dylan. Chet heeft de moeder van Dylan, Shelly, verteld dat het gemakkelijker voor Dylan wordt als hij leert om niet meer van zijn vader te houden. Dylan weet niet dat zijn vader gaat sterven. Als Dylan en Shelly in therapie komen kost het veel tijd om Dylan het gevoel te geven dat hij veilig is bij de therapeut, maar uiteindelijk pikt hij de signalen op die de therapeut door de sociale synaps naar hem stuurt. In een gesprek met Chet vertelt de therapeut over zijn contact met Dylan en wat Dylan verteld heeft over de thuissituatie. Chet laat zijn emoties zien, hij huilt en is boos. Door het gesprek is het gezin weer in staat alles samen te delen en de resterende tijd samen goed door te brengen.

Verweven

De therapeut heeft een brug kunnen maken over de sociale synaps om een verbinding te vormen met Dylan en Chet. Hoe sociale verbindingen tot stand komen, wat de impact daarvan is en hoe relaties de structuur en het functioneren van het brein veranderen, zijn de essentiële vragen binnen de interpersoonlijke neurobiologie. Om dit te begrijpen zal wetenschap en ervaring verweven moeten worden.

 

2 Het evoluerende brein

Evolutie

De grootte van ons brein, en ook dat van primaten, hangt samen met de lengte van de kindertijd en de complexiteit van de sociale structuur; hoe langer de kindertijd en hoe complexer de sociale structuur, hoe groter het brein. Het brein van primaten is zodanig ontwikkeld in een sociaal brein dat er sprake is van gehechtheid, voorspellen van intenties van anderen en communicatie. Mensen, die het meest complexe brein de meest ingewikkelde samenleving hebben, zijn het langst afhankelijk van anderen in vergelijking met andere soorten. Ook worden mensen vroeg geboren in verhouding tot de rijping van het brein. Het feit dat we vroeg ter wereld komen en totaal afhankelijk zijn van ouders/verzorgers kan de vorming van het brein als een sociaal orgaan vergroten. Om groei van het brein mogelijk te maken staan de schedelnaden lang open en groeit de schedel door tot in de puberteit. Door de lange ontwikkelingsperiode kunnen neuronen en verbindingen tussen dendrieten blijven groeien, vooral in de neocortex, waar sociale cognitie (reproduceren en gebruikmaken van sociale informatie) en inhibitiecontrole (onderdrukken van impulsen, maar ook aandacht, concentratie en leren) zich bevindt.
Er zijn verschillende aanwijzingen voor een evolutionaire selectie van het menselijke sociale brein:
- Bij veel primaten zijn de iris en de sclera nagenoeg gelijk van kleur, bij mensen staat het oogwit in zo’n contrast met de iris dat de richting van onze oogbewegingen en daardoor de richting van onze aandacht en intenties goed te zien is
- Blozen: hierdoor zien anderen onze interesse of schaamte, bijvoorbeeld als aanwijzing om wel of niet een relatie aan te gaan
- Pupilverwijding; bijvoorbeeld bij angst, vaak onbewust maar het geeft anderen wel informatie
Het lijkt er dus op dat sociale communicatie evolutionair gezien een grotere waarde heeft gekregen dan het verbloemen van onze intenties en gevoelens, waardoor er een verschuiving is van overleving van het individu naar overleving als groep.

Driedelig brein

De theorie van het driedelig brein is van Paul MacLean, een neurowetenschapper, en sluit aan bij de theorieën van Darwin en Freud. Het is een evolutionaire verklaring voor bepaalde tegenstrijdigheden in het menselijk bewustzijn en gedrag. Het menselijk brein is een driedelig systeem dat onze evolutionaire verbinding met reptielen en eerdere zoogdieren weergeeft. Het bestaat uit de volgende lagen:
- Het reptielenbrein – de hersenstam
- Het paleomammal brein (zoogdieren uit de oudste laag) – het limbisch systeem (emotie, motivatie, genot, emotioneel geheugen)
- Het neomammal brein (zoogdieren uit een nieuwere laag) – de cortex (buitenste laag van de hersenen)
Elk van deze lagen heeft zijn eigen taken en mogelijkheden en bij elke opvolgende laag worden deze complexer.

Dit model is niet toereikend genoeg om de complexiteiten van het brein te verklaren, er is geen duidelijke scheiding tussen de lagen en in werkelijkheid zijn alle lagen van het brein met elkaar verbonden, waardoor het gehele brein dingen aanstuurt.

Hemisferen

Het brein van primaten bestaat uit een rechter en een linker cerebrale hemisfeer. Deze hemisferen zijn in de loop van de evolutie steeds meer van elkaar gaan verschillen. Links is meer gericht op het taalkundige (geschreven en gesproken taal), coping en probleemoplossen, affectiviteit en positieve en prosociale emoties. Rechts is meer gericht op beoordelen van veiligheid of gevaar van anderen. Hierbij is er een positieve of een negatieve associatie met een stimulus die zorgt voor een benaderende of vermijdende respons. Deze respons zelf is meestal onbewust, een bewuste uiting hiervan is emotie.

Sociale communicatie

Er zijn relatief weinig genetische verschillen tussen mensen en andere primaten. Het menselijk brein is echter wel uniek vanwege de complexiteit van corticale structuren en de processen die hierin plaatsvinden. Bijvoorbeeld het schrijven of lezen van een boek; er is geen andere diersoort in staat tot het hanteren van een dergelijke manier van informatie opslaan, gebruiken en delen. Groepen primaten houden hun sociale verbinding in stand door te vlooien maar door het groeien van de groepen zijn er effectievere manieren van communicatie nodig zoals handgebaren, mimiek en gesproken taal. De bron van taal kunnen de geluiden en gebaren van primaten zijn, aangezien gebruik van handen (bij rechtshandigen, wat de meesten van ons zijn) en taalfuncties beiden in de linker hemisfeer zitten. Ook gebruiken we nog vaak handgebaren om gesproken taal te ondersteunen, wat ook kan terugwijzen naar deze evolutie.

Conservatie, reactietijd en flexibiliteit

De fundamentele intentie van alle organismen is te benaderen wat ondersteunend is voor het leven en te vermijden wat gevaarlijk is in het leven. Het succes van snel en accuraat een beslissing kunnen nemen bepaalt of iemand lang genoeg leeft om zijn genen door te geven aan de volgende generatie. ‘Fight-or-flight’-mechanismen vormen nog steeds een belangrijk onderdeel van onze hersenen. Het is mogelijk om bewust te handelen tijdens stressvolle situaties, maar in extreme situaties worden die handelingen geleid door oudere, onbewuste processen die ervoor zorgen dat we overleven. Deze ‘fight-or-flight’-mechanismen zijn ook op andere gebieden dan angst aanwezig, bijvoorbeeld in karakter en gehechtheid. Wanneer een mens schrikt, ‘bevriest’ hij voor een moment. Er is bewijs gevonden dat er op dat moment veel minder activatie in het gebied van Broca is, waardoor zowel taalproductie als het geheugen dan minder goed functioneren.
Als we worden overweldigd door een traumatische gebeurtenis kan het brein het overzicht niet meer bewaren van de netwerken voor gedrag, emotie, zintuigen en bewustzijn. Herinneringen kunnen opgeslagen zijn als emotie en zintuiglijke informatie, maar niet als kennis en met perspectief. Dit kan ervoor zorgen dat er gedrag ontstaat dat pas bij nader inzien een reactie is op de traumatische gebeurtenis. Met psychotherapie worden de herinneringen onderzocht zodat de getraumatiseerde er weer controle op kan uitoefenen.

3 Het ontwikkelende brein

Het brein bestaat uit biljoenen neuronen met triljoenen connecties en er is een continue chemische en elektrische activiteit waardoor het brein blijft veranderen. Dit noemen we plasticiteit. Het brein gebruikt een enorme hoeveelheid energie, met een toenemende energieconsumptie in bepaalde gebieden vanwege de ‘phylogenic order’: de ontwikkeling van meer primitieve hersenstructuren vindt als eerste plaats.

Er zijn perioden van extreme neurale groei worden kritieke of sensitieve periodes genoemd. Vroege interpersoonlijke ervaringen in deze perioden zijn heel belangrijk voor de ontwikkeling en het welzijn op de lange termijn. Gedurende de eerste achttien maanden vindt er vooral groei plaats in de rechter hemisfeer als de zintuiglijke en motorische capaciteiten zich ontwikkelen. Aan het eind van het eerste jaar ontwikkelt het corpus callosum zich, dit is een bundel zenuwen die de verbinding vormt tussen de hemisferen. De groei van het corpus callosum zorgt voor een integratie van semantische mogelijkheden van de linker hemisfeer en emotionele en somatische mogelijkheden van de rechter hemisfeer. Tijdens het tweede jaar is er veel groei in de linker hemisfeer wanneer taalvaardigheden, kruipen en lopen zich ontwikkelen.

Neuronen

Neuronen zijn de basis van het zenuwstelsel en sturen signalen naar elkaar toe via chemische boodschappers. Elke cel is een actief ecosysteem dat voedingsstoffen opneemt, energie genereert en zich aanpast aan veranderingen in de omgeving. Vanuit ons voedsel kommen aminozuren (‘amino acids’) die, gebaseerd op de instructies die besloten liggen in het DNA, proteïnen vormen die op hun beurt door de cel worden getransporteerd (proteïnesynthese). Neuronen zijn sociaal: als zij niet continu informatie zenden en ontvangen gaan ze dood (‘apoptosis’). De meeste neuronen hebben vezels, axonen, bedekt met myeline wat het axon efficiënter maakt. Neuronen hebben ook dendrieten, die in verbinding staan met dendrieten van andere neuronen.
Er zijn drie manieren om de neurale ontwikkeling te meten:
- De hoeveelheid myeline: hoe meer myeline, hoe verder ontwikkeld
- De grootte en het aantal dendrieten: hoe groter en hoe meer dendrieten, hoe verder ontwikkeld
- Het aantal neuronen: hoe minder, hoe efficiënter het systeem, dus verder ontwikkeld.
De helft van de neuronen in het brein zijn ‘glial cells’, die een rol spelen bij de constructie, organisatie en het behoud van het neurale systeem. Er wordt ook vermoed dat ze betrokken zijn bij neurale groei en communicatie.

Genen

Genetische informatie heeft op twee manieren invloed op het zenuwstelsel:
- ‘Genetic template’: code in het DNA die zorgt voor de groei en organisatie van cellen die deel uitmaken van het zenuwstelsel
- ‘Genetic transcription’: genen die het ervaringsafhankelijke deel van de organisatie en ontwikkeling van de hersenen beïnvloeden

Zenuwstelsel

Het zenuwstelsel bestaat uit twee delen:
- Centraal zenuwstelsel
(CZS): de hersenen en de ruggengraat
- Perifeer zenuwstelsel (PZS): autonoom en somatisch zenuwstelsel, communicatie met spieren, klieren en zintuigen in het gehele lichaam
Het autonome deel van het perifeer zenuwstelsel bestaat uit twee delen:
- Sympathisch systeem: activering van het zenuwstelsel als reactie op een dreiging
- Parasympathisch systeem: behoud van lichaamsenergie, immunologische functies en reparatie van beschadigde systemen
De hersenen bestaan uit drie delen:
- Hersenstam: reguleert het interne milieu, temperatuur, hartslag en reflexen
- Limbisch systeem: betrokken bij emoties, leren, geheugen en mediëren van primitieve benadering/vermijding-reacties
- Cerebrale cortex: organiseren van sensorische, motorische, bewuste ervaringen en aangeleerde interacties met de wereld
De cerebrale cortex bestaat uit zes gebieden:
- Occipitale kwab: omvat de gebieden voor visuele verwerking
- Temporale kwab: auditieve verwerking, receptieve taal (begrijpen) en geheugenfuncties
- Pariëtale kwab: verbindt de zintuigen met motorische vaardigheden en ruimtelijk vermogen
- Frontale kwab: reguleert motorisch gedrag, taal, executieve functies (controlefuncties), abstract redeneren en gerichte aandacht
- Insula en cingulate cortex: integreert limbische processen en verbindt dit met corticale netwerken

Neurale netwerken

Miljoenen individuele neuronen vormen met elkaar een neuraal netwerk dat verschillende functies van het zenuwstelsel uitvoert. De specifieke combinatie van neuronen die betrokken zijn bij een afzonderlijke functie wordt ‘enstantiation’ genoemd. Enstantiations coderen al onze vaardigheden, emoties en herinneringen en worden gevormd door ervaring.

Leren kan gezien worden als de aanpassing van neurale netwerken. Dit leren begint al vroeg: waarschijnlijk zijn de ‘spontane‘ bewegingen van een foetus in de buik van de moeder een oefening van het brein om de motorische vaardigheden te ontwikkelen. Wanneer het kind groter wordt, wordt het zenuwstelsel meer door de omgeving gevormd. Emotionele neurale netwerken zullen integreren met zenuw- en motorische netwerken. Integratie van neurale netwerken gebeurt op twee manieren: top-down (corticaal naar subcorticaal) en left-right (tussen de twee hemisferen).
Vroege relaties spelen een belangrijke rol in de aanleg van het brein. Ze zorgen niet alleen voor ontwikkeling en uitbreiding van het aantal neuronen maar geven ook energie voor groei en overleving.

Het tienerbrein

Het tienerbrein ondergaat een reorganisatie vanaf het begin van de puberteit tot 20. Concrete veranderingen tussen 12 en 18 jaar zijn het afnemen van het aantal neuronen (grijze massa) en het toenemen van het aantal gemyeliniseerde vezels (witte massa) die verbonden zijn met functionele neurale netwerken. Het doel hiervan is het beter en sneller kunnen verwerken van informatie. De reden voor deze veranderingen zijn drie sociale veranderingen:
- Verwijdering van het oorspronkelijke gezin
- Een eigen identiteit vinden en een verbinding aangaan met leeftijdsgenoten;
- Een nieuw gezin vormen
Het brein moet plastisch zijn om een nieuw zelfbeeld te ontwikkelen, nieuwe relaties aan te kunnen gaan en een nieuwe rol in te nemen in de maatschappij. De veranderingen die in het brein plaatsvinden gedurende deze periode, kunnen leiden tot verwarring, desoriëntatie en depressie. Ze gaan gekoppeld met gevaren: risicovol gedrag en verslaving in combinatie met een slecht beoordelingsvermogen en een gebrek aan impulscontrole. Het tienerbrein wordt wel vergeleken met het peuterbrein: nieuwe mogelijkheden en onafhankelijkheid zorgen voor meer vrijheid, maar ook voor nieuwe gevaren.

Het volwassen brein

Volwassenen zijn over het algemeen wijzer dan jongeren. Dit heeft te maken met de telkens in gang zijnde plasticiteit van de hersenen. Veranderingen die in de hersenen optreden zijn:
- Vermindering van het totaal aantal corticale neuronen (grijze stof)
- Tot ongeveer 50 jaar een toename van connecties tussen neuronen (witte stof)
- Vanaf ongeveer 50 jaar een afname van connecties tussen neuronen
De hemisferen zijn bij oudere mensen beter geïntegreerd met elkaar, waardoor oudere mensen vaak langzamer zijn maar wel een dieper begrip van de wereld hebben.

4 Schets van het sociale brein

Het brein is een sociaal orgaan met neurale netwerken voor het ontvangen, verwerken en communiceren van boodschappen door de sociale synaps. Het sociale brein is een vrij recente constructie, wat een aantal verschuivingen in theorie onderstelt ten opzichte van de traditionele visies op het brein: ten eerste moeten de ‘cingulate’- en ‘insula’-schors worden gezien als de vijfde en zesde corticale kwabben, ten tweede is de rechterkant van het brein en niet de linker de dominante hemisfeer op het gebied van sociaal en emotioneel functioneren. Ten derde moet het brein niet worden gezien als een volledig gevormde structuur maar als een dynamische structuur die continu in ontwikkeling is gedurende het hele leven.

Begrippen

De evolutionair gezien meest primitieve gebieden van de hersenschors zijn de orbitale mediale prefrontale cortex, de insula en de cingulate cortex.

Het grootste deel van de corticale structuren houdt zich bezig met verwerken van externe zintuiglijke informatie, motorische bewegingen en het nemen van beslissingen. Deze structuren zijn erg belangrijk bij zorgen, relaties en emotionele ervaringen. De subcorticale structuren voor sociale informatieverwerking zijn:
- Amygdala: angst, gehechtheid, vroege herinneringen en emotie. Verder betrokken bij aandacht, leren, aanvoelen van gevaar en handelen bij de ‘fight-or-flight‘-respons.
- Hippocampus: organiseert het expliciet geheugen (bewust) en het bewust leren in samenwerking met de amygdala, cerebrale cortex en andere structuren. Ontwikkelt zich langzamer dan andere structuren, met als gevolg dat we ons weinig herinneren van onze eerste levensjaren.
- Hypothalamus: vertaalt sociale interacties naar lichamelijke processen via de hypothalamus-pituitary-adrenal axis (HPA-as), die een grote rol speelt bij stress en het produceren van het stresshormoon cortisol. Ook organiseert de hypothalamus lichaamsfuncties zoals het reguleren van temperatuur, seksueel gedrag, agressie, honger, dorst en de hormoonhuishouding.

Orbitale mediale prefrontale cortex: zorgt dat sociale informatie verzameld wordt van en verspreid wordt over alle zenuwstelsels om direct te worden gebruikt om percepties, acties en interacties te coördineren.

Somatosensorische cortex: zorgt voor de verwerking van informatie over lichamelijke ervaringen zoals aanraking, temperatuur en pijn. Hier komt ook je intuïtie vandaan, waarbij impliciete herinneringen worden opgehaald die te maken hebben met onze ervaring zodat we een beslissing kunnen maken.

Cingulate cortex: primitief associatiegebied van onder andere motorische en emotionele informatie. Het zorgt voor moederlijke gevoelens. Reptielen en amfibieën hebben deze cortex niet, en gaan dan ook geen langdurige sociale en emotionele banden aan. Wanneer het beschadigd raakt ontstaat emotionele en autonome instabiliteit. Het wordt in de tweede levensmaand actief.

Insula cortex: heeft veel connecties met alle limbische structuren en met de frontaal-, pariëtaal- en temporaalkwab. Heeft een coördinerende functie over alle emoties. Het zorgt ervoor dat we bewustzijn van wat er in ons lichaam gebeurt en dat we kunnen reflecteren op onze emotionele ervaringen. Het zorgt ervoor dat we gezichtuitdrukkingen herkennen en geeft het idee of een ander te vertrouwen is of niet.

Gezichtsherkenning

Bij het herkennen van een gezicht ontstaat een visueel verwerkingsproces wat begint in de occipitale kwab en via de pariëtale en temporale kwab naar de frontale kwab loopt. In de occipitale kwab ligt het ‘fusiform face area’ (FFA), het deel van de hersenen dat zich met gezichtsherkenning bezighoudt. In de voorste delen van de ‘superior temporal sulcus’ (STS, een sulcus is een groef in de hersenschors) bevinden zich gebieden die zich bezighouden met het herkennen van verschillende aspecten van dezelfde persoon, zodat een persoon ook vanuit verschillende gezichtspunten of situaties en in beweging herkend kan worden. De blijvende aspecten van gezichten zijn opgeslagen in het FFA, de veranderlijke aspecten in het STS. Het STS bevat ook spiegelneuronen die worden geactiveerd op het moment dat we een ander bezig zien met functioneel gedrag zoals het oppakken van iets, of dat zelf doen. De spiegelneuronen verbinden de geobserveerde en de observator door het verbinden van visuele en motorische ervaringen; bijvoorbeeld geeuwen wanneer je een ander ziet geeuwen. Spiegelneuronen hebben een belangrijke sociale functie, omdat ze ons laten ervaren wat iemand anders ervaart terwijl hij een bepaalde actie onderneemt of een bepaalde emotie uit.

Regulatiesystemen

Deze systemen houden zich bezig met de interne homeostatische processen, het in evenwicht houden van het lichaam. Vier voorbeelden zijn:
- het stressregulatiesysteem (hypothalamus pituitary adrenal axis, HPA): de HPA reguleert de hormonen die betrokken zijn bij de reactie van het lichaam op stress en bedreiging. Een snelle reactie op stress is nodig om op korte termijn te overleven, maar om op lange termijn te overleven moet het lichaam ook weer snel naar een normale staat gebracht worden. Dit is wat het HPA regelt.
- angstregulatiesysteem: de amygdala zorgt voor een angstrespons op bepaalde stimuli, ter bescherming. De orbitale mediale prefrontale cortex (OMPFC) kan wanneer nodig de amygdala remmen op basis van bewustzijn van de situatie en inschatting van het gevaar. Wanneer deze angstreacties te sterk zijn, neemt de amygdala het over.
- ‘Social engagement‘-systeem: bestaat uit de vagus, een complex communicatiesysteem tussen de hersenen en het lichaam. De vagus zorgt ervoor dat wij continue sociale betrokkenheid en inleving (‘engagement‘) kunnen ervaren door de activatie van het sympathische zenuwstelsel te moduleren en fine-tunen tijdens emotionele interpersoonlijke contacten
- Sociale motivatiesystemen: systemen die worden aangestuurd door neurochemicaliën die verband houden met beloning, verminderde fysieke pijn en jezelf goed voelen. Er zijn drie toepassingen; gehechtheid en binding, aantrekkingskracht en seksuele drift

 

5 Sociale en emotionele letterlijkheid

Hemisferen

De linker hemisfeer houdt zich bezig met semantische- (betekenis van symbolen e.d.) en bewuste verwerkingsprocessen. De rechter hemisfeer ontwikkelt zich eerder dan de linker hemisfeer en houdt zich bezig met sociale en emotionele processen. Een groot deel hiervan gebeurt ook onbewust, wat strookt met Freuds idee van de beïnvloeding door het onderbewuste. De rechter hemisfeer kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat vroege sociale en emotionele ervaringen terug kunnen komen in latere relaties.

De specialisatie van de hemisferen zorgt voor de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden, maar maakt de hersenen ook kwetsbaar voor bepaalde psychologische stoornissen.

Tijdens de eerste achttien maanden vindt er een groeispurt plaats in de rechter; oog-hand coördinatie, kruipen en lopen worden ontwikkeld. De linker hemisfeer begint pas later met ontwikkelen. De orbitale mediale prefrontale cortex (OMPFC) is het eerste gebied op de frontaalkwab dat zich ontwikkelt en is groter in de rechter hemisfeer. Het speelt een grote rol in de ontwikkeling van gehechtheid en sociale relaties. Hoe deze gerepresenteerd worden in de OMPFC hangt af van vroege ervaringen tussen ouders en kinderen.

Integratie

Kort na de geboorte ontwikkelen de insula en de cingulate cortex het bewustzijn van het eigen lichaam en de mogelijkheid om zichzelf van anderen te onderscheiden. Met de ontwikkeling van de pariëtale kwab ontstaat het zelfbewustzijn van het zelf als geheel binnen de omgeving. Het geheugen slaat herinneringen over ervaringen op waardoor een autobiografisch geheugen ontstaat waarin de eigen identiteit vorm krijgt.
Via het corpus callosum communiceren de twee hemisferen met elkaar. Door samen te werken, wat met de tijd steeds beter gaat, worden we ons bewust van globale en specifieke onderdelen van de omgeving. De coördinatie en synchronisatie van de verschillende onderdelen van de beide hemisferen, zorgen ervoor dat we ons bewust worden van ons ‘zelf’.

Er zijn veel leerervaringen opgeslagen in rechter hemisfeernetwerken. Deze netwerken geven ons het ‘onderbuikgevoel’. Mensen van wie de OMPFC of de somatisch sensorische cortex is beschadigd, vinden het lastig om beslissingen te maken die berust zijn op ervaringen uit het verleden. Ze kunnen het wel beredeneren (cognitief), maar hebben niet een bepaald ‘gevoel’ bij de juiste keuze (emotioneel). Dit heeft geleid tot het idee dat er bepaalde ‘somatic markers’ zijn die onbewuste gewaarwordingen overbrengen naar het bewustzijn om een beslissing te maken. We vertrouwen sterk op ons lichaam bij het maken van een beslissing.

Emoties

Om te onderscheiden of iets positief of negatief is gebruikt de mens lichamelijke reflexen en emoties. Positieve emoties zorgen voor exploratie van de omgeving en negatieve emoties juist voor een aanpassing van onze eigen situatie. De linker hemisfeer is dominant in de positieve emoties (benaderen), de rechter hemisfeer in de negatieve emoties (terugtrekken). Negatieve emoties zijn evolutionair gezien de meer primitieve emoties, de rechter hemisfeer ontwikkelt zich dan ook eerder. Waarschijnlijk zijn mensen daardoor kwetsbaar voor negatieve emoties zoals schaamte, schuld en depressie.

Alexithymia is de onmogelijkheid om bewust emotionele informatie te ervaren en te verwerken, door een tekort in het doorgeven van emotionele en somatische informatie vanuit de rechter hemisfeer naar de cognitieve- en taalsystemen van de linker hemisfeer. Dit komt vaak voor bij mensen met een geschiedenis van traumatische gebeurtenissen.


6 Ervaringsafhankelijke plasticiteit

Plasticiteit

Bij ervaringsafhankelijke plasticiteit worden de hersenen ge(her)structureerd door interacties met de sociale en de natuurlijke omgeving. Hersenen die meer gestimuleerd worden, zijn meer actief en complex. Dit gebeurt met de hersenen van moeders, wanneer zij gestimuleerd worden door de zorg voor hun kind. Het hebben van kinderen verrijkt en stimuleert de hersenen, niet alleen door de werking van hormonen tijdens de zwangerschap, maar ook door de interactie met kinderen. Moeder en kind stimuleren elkaars hersenen.

Bij jonggeborenen zorgt het gedrag van de moeder voor veranderingen in de biologische structuur:
- de aanleg van corticale netwerken als de orbitale mediale prefrontale cortex (OMPFC), cingulate cortex, insula en amygdala
- organisatie van regulerende netwerken met betrekking tot ‘arousal’, opwinding, zoals de verbinding tussen de OMPFC, de amygdala en de netwerken van de vagus om emoties te reguleren
- stimuleren van de groei van glucocorticoïd-receptoren in de amygdala, hippocampus en delen van de HPA-as; deze receptoren verminderen de ervaring van stress en de negatieve impact daarvan op het lichaam

Groei

Ouders/verzorgers activeren de hersengroei van een kind door middel van emotionele beschikbaarheid en interactie. Positieve interacties tussen ouders en kinderen leiden tot neurale groei en affectregulatie. Serotonine en dopamine zijn belangrijk voor het reactievermogen van de cortex op omgevingsfactoren.

De netwerken van het sociale brein zijn in het bijzonder ervaringsafhankelijk, omdat we ze nodig hebben om te overleven in deze sociale wereld en ze dan ook veel input krijgen. Hierbij is het leren reguleren van onze eigen impulsen en emoties ook belangrijk.

Affectregulatie

Affectregulatie betekent het reguleren van ons gedrag waarbij we continu afwegingen maken tussen onze emoties, onze eigen wensen, het perspectief van anderen en de langetermijngevolgen van bepaalde acties. Kinderen ‘lenen’ hiervoor in zekere zin de prefrontale cortex van hun ouders, die ze als model gebruiken voor hun eigen hersenen. Wanneer kinderen emotioneel gestimuleerd worden, groeit het brein. Het aantal neuronen neemt af als de emoties niet goed gereguleerd worden en kinderen te maken krijgen met grote hoeveelheden stress. Ouders spelen dus een grote rol bij de affectregulatie van kinderen. Misbruikte en verwaarloosde kinderen zijn kwetsbaar voor psychopathologie en hebben een minder goed aangepaste affectregulatie.
De parasympatische en het sympathische gedeelten van de hersenen worden in balans gehouden door prefrontale kwabben. Voor affectieregulatie is het belangrijk dat dit volledig ontwikkelt.

Polyvagal theorie

Het al eerder genoemde ‘social engagement’-systeem is een complex systeem dat ervoor zorgt dat mensen in staat zijn relaties aan te gaan met andere mensen, in tegenstelling tot lagere dieren die genoeg hebben aan ‘fight or flight’-mechanismen. Hiervoor is zelfregulatie erg belangrijk – zowel lichamelijk als emotioneel.

De vagus speelt een belangrijke rol bij social engagement. Deze zenuw begint in de hersenstam en heeft invloed door het hele lichaam, onafhankelijk van de ruggengraat. Het is een complex neuraal feedbacksysteem met zowel sensorische als motorische zenuwen. De functies zijn monitorend en controlerend waardoor de vagus het brein helpt bij de homeostatische regulatie in periodes van opwinding. De vagus is in te delen in de ‘smart vagus’ (die zich bezighoudt met emotie, beweging en interpersoonlijke communicatie) en de ‘vegetative vagus’ (die zich bezighoudt met de regulatie van ademhaling en spijsvertering). De vagus kan zorgen voor de ‘vagal brake’, die het ‘fight or flight’- mechanisme remt in relatie met andere mensen, waardoor sociale contacten mogelijk worden gemaakt. Positief ouderschap draagt bij aan het ontwikkelen van een positieve ‘toon’ van de vagus, de mogelijkheid om het hart en andere organen te reguleren. Een positieve toon van de vagus draagt bij aan ‘ego-strenght’, fysieke gezondheid en de mogelijkheid tot sociale interacties. Inadequate ontwikkeling van deze toon van de vagus kan invloed hebben op alle niveaus van de psychosociale en cognitieve ontwikkeling.
Stephen Porges heeft de ‘polyvagal’-theorie ontwikkeld over de ontwikkeling van complexe sociale relaties bij de mens. Volgens hem spelen drie systemen hierbij een belangrijke rol:
- Het vegetatieve systeem: controleert het stilleggen van het lichaam en immobilisatie en is afhankelijk van parasympathische processen
- Het ‘fight or flight’-systeem: mobilisatie, afhankelijk van het sympathisch zenuwstelsel
- Het ‘social engagement’-systeem: dit bestaat uit de hierboven genoemde ‘smart vagus’. Deze heeft een remmende, modulerende of kalmerende invloed op sympathische opwinding. De evolutie en ontwikkeling van dit systeem zorgt dat we in staat zijn opwinding op een prosociale manier te moduleren en controleert de spieren van ogen, gezicht, mond en oren voor sociale communicatie
 

7 Reflexen en instincten

Contact

De eerste maanden zijn reflexen erg belangrijk in de communicatie van de baby naar de moeder. Een paar maanden na de geboorte nemen deze reflexen echter af. Waarschijnlijk worden deze langzaam afgeremd door de zich ontwikkelende cortex en vervangen door bewuste controle van sociale verbinding.
De vroegste vorm van communicatie tussen moeder en kind bestaat waarschijnlijk tussen feromonen, chemische substanties. Feromonele communicatie is onderdeel van alle levensvormen. Feromonen zitten bijvoorbeeld in speeksel en zweet, waardoor baby’s een typische geur krijgen. Deze geur roept een bepaalde reactie op van het brein van de moeder. Dit is waar deodorant en parfumfabrikanten gebruik van maken. Deze manier van communiceren is voor mensen steeds minder belangrijk geworden doordat we via verschillende soorten sensorische informatie tegelijkertijd kunnen verwerken. Feromonen hebben echter nog steeds een belangrijke rol in de moeder-infant relatie.
Na de communicatie via feromonen, ontstaat communicatie via geluid en zicht: een pasgeborene herkent binnen korte tijd de toon en intonatie van de stem van zijn moeder en de moeder herkent het huilen van haar kind na een dag. De pasgeborene kunnen binnen enkele uren bekende gezichten herkennen en oogcontact maken waarbij de pasgeborene gezichten imiteert. Het kijken naar elkaar is een belangrijk onderdeel van het hechtingsproces, waarbij endorfine en dopamine worden afgegeven.

De aanraking van de moeder zorgt bij de baby voor temperatuurregulatie en andere homeostatische effecten. Een aanraking van iemand die we liefhebben zorgt voor kalmte, troost en een vermindering van stress. Er zijn twee verschillende soorten zintuiglijke receptoren in de huid. Het eerste type stuurt informatie naar de somatosensorische cortex waardoor we in staat zijn objecten te identificeren en te manipuleren. Het tweede soort aanraking activeert de insula, cingulate en orbitale mediale cortex en zorgt voor communicatieve emotionele aanraking. Deze soort aanraking reguleert bijvoorbeeld kalmerende emoties en hormonale activiteit. Aanraking is cruciaal bij het vormen van menselijke relaties.

De cingulate cortex

De cingulate cortex is een erg belangrijke structuur van het sociale brein dat moederlijk gedrag, verzorging en spel coördineert. De cingulate monitort persoonlijke, omgevings- en interpersoonlijke informatie en zorgt dat wij onze aandacht richten op wat hiervan het meest belangrijk is. Ook is de cingulate in staat om emotionele geluiden te activeren die niet overeenkomen met de gemoedstoestand. Op die manier kan er dus sprake zijn van misleiding, bijvoorbeeld wanneer kinderen huilen om aandacht te krijgen van hun moeder.

Dat de een beter is in het herkennen van emotionele signalen dan de ander heeft te maken met de mediale frontale cortex. Een beschadiging van dit gebied zorgt voor een afname van moederlijk gedrag, motivatie tot communicatie, empathie en expressie. Het zorgt voor emotionele instabiliteit, een snellere stressreactie en impulsiviteit.

Het sociale brein wordt grotendeels gevormd gedurende de eerste jaren van het leven. Dit kan ervoor zorgen dat we als volwassenen gedachten, gevoelens en emoties hebben die niet stroken met de realiteit, maar die te maken hebben met ervaringen uit de tijd dat ons sociale brein onbewust werd gevormd.

8 Verslaving en liefde

Verslaving en liefde hebben een aantal overeenkomsten met elkaar: ze zorgen er beide voor dat je niet meer goed redeneert, je jezelf niet goed onder controle kunt houden en brengen een verlangen waaraan voldaan móet worden.
Verslaafden kunnen circuits die betrokken zijn bij gehechtheid in de hersenen activeren door blootstelling aan drugs. De verslavende werking van drugs wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de activatie van beloningsschema’s. Door sommigen wordt een verband gezien tussen de manier waarop mensen worden aangetrokken tot drugs en de manier waarop mensen worden aangetrokken tot een persoon op wie ze verliefd zijn. Ook wordt een parallel getrokken tussen kickverschijnselen bij drugs en de gevoelens die iemand ervaart bij scheiding van of breuk met een geliefde.

Herinneringen van de vroegste interacties met een moeder zijn noodzakelijk voor het ontwikkelen van een gezond affect regulatiesysteem en een goed zelfbeeld. We internaliseren deze herinneringen, vandaar dat er wel wordt gesproken over een ‘internalized mother’. Dit internalisatieproces zorgt ervoor dat we in ons leven kunnen omgaan met uitdaging, stress en trauma. Verder zorgen succesvolle gehechtheidservaringen voor de sociale regulatie van biologische processen tijdens het hele leven.

Neurochemische stoffen

Zowel relaties als verslavende middelen hebben effect op de neurochemische stoffen in onze hersenen. Deze stoffen zorgen voor krachtige emoties. Neuropeptiden (endorfine, oxytocine en vasopressine) zorgen voor plezier, pijn, hechting en seksualiteit. Monoaminen (dopamine, noradrenaline en serotonine) reguleren energie, mate van activiteit en het gevoel van welbevinden.
- Endorfinen: bepaald type opioïden die pijn verminderen en een gevoel creëren van welbevinden en vreugde. Het geeft het gevoel dat we op de juiste plek zijn met de juiste personen. Deze gevoelens spelen een grote rol in het gebruik van sommige drugs (cocaïne en heroïne) en in de gehechtheidsrelatie.
- Oxytocine: functies zijn het activeren van moederlijk gedrag, verminderen van geïrriteerde gevoelens en agressie en versterken van affectieve aspecten
- Vasopressine: functies hiervan zijn paarvorming, gehechtheid en monogamie
- Dopamine: hierdoor leert iemand hoe hij beloond kan worden, waardoor het een grote rol speelt in relaties en bij een verslaving
- Nonadrenaline: zorgt voor opwinding (arousal) en fight-or-flight reacties
- Serotonine: houdt balans tussn gemoedstoestand, emotie en agressie

Het sociale motivatiesysteem

Het sociale motivatiesysteem zorgt ervoor dat wij op basis van informatie uit onze omgeving en informatie over vroeger ontvangen beloningen een voorspelling wordt gemaakt over beloning bij een bepaalde actie. Dit bepaalt of wij gemotiveerd zijn om een bepaalde actie te ondernemen. Wanneer dit zo is, wordt het lichaam getriggerd voor directe actie. De basale ganglia (ganglia = zenuwbundel) vormen het centrale onderdeel van dit systeem door sensorische ervaringen, beslissingen en informatie over motivatie samen te brengen met motorische vaardigheden.

9 Impliciet sociaal geheugen

Er zijn twee vormen van geheugen:
- Impliciet geheugen met als onderdelen: sensorisch, emotioneel, procedureel en stimulus-respons conditionering. Dit gebruiken we bij het leren lopen, maar het bevat ook gehechtheidsschema´s, instinct en het superego.
- Expliciet geheugen met als onderdelen: sensorisch, semantisch, episodisch, narratief en autobiografisch. Dit gebruiken we om gezichten te onthouden en regels over hoe we ons moeten gedragen. Ook taal en verhalen uit onze cultuur worden in dit geheugen opgeslagen.

Het grootste deel van het geheugen is impliciet. Dit is het geheugen wat onze emotionele ervaringen, zelfbeeld en relaties vormt. Impliciet geheugen wordt eerder gevormd dan expliciet geheugen. Bij expliciet geheugen speelt namelijk de hippocampus een centrale rol, die zich pas later ontwikkelt (rond het tweede levensjaar). Daarom wordt impliciet geheugen ook wel het vroege geheugen genoemd en expliciet geheugen het late geheugen. We zijn ons niet bewust van ons impliciete geheugen, maar het kan wel een grote rol spelen in ons (volwassen) leven, soms op een negatieve manier doordat impliciet ervaren trauma naar boven komt waar we ons niet concreet bewust van zijn. Daarom houdt psychotherapie zich bezig met het bewust maken van het impliciete geheugen. Drie vormen van impliciet geheugen zijn belangrijk voor therapeuten:

  • Lack of recall: sommige mensen hebben weinig of geen herinneringen van hun kindertijd. Dit is vaak een indicatie van een angstige kindertijd en onveilige gehechtheid. Wat hun geheugen zich niet herinnert, herinnert hun lichaam zich echter vaak nog wel: ze lijden vaak aan angst, depressie en andere symptomen. Therapeuten proberen het verleden van deze mensen te reconstrueren. Dit helpt patiënten bij het omzetten van schaamte in zelfbegrip en –acceptatie

  • Superego: dit is onze vroege impliciete geheugen waarin we hebben opgeslagen wat onze ouders van ons vonden en hoe ze met ons omgingen. Het gaat niet om expliciete herinneringen, maar wordt weerspiegeld in de manier hoe we met onszelf omgaan, ons zelfvertrouwen en de manier waarop we anderen onszelf laten benaderen. Daarnaast is het ook het ‘stemmetje’ dat we horen als we voor morele keuzes staan. Dit superego vormt gedurende ons leven ons morele kompas wat ons gedrag leidt.

  • Transference/overdracht: dit is een vervorming van de realiteit van een andere persoon gebaseerd op onze eigen impliciete sociale herinneringen aan ervaringen uit het verleden. Zo kun je wanneer je een nieuw persoon ontmoet al allerlei ideeën over die persoon hebben, gebaseerd op eerdere ervaringen met en verwachtingen van mensen die we al kennen.

 

10 Manieren van hechten

Gehechtheid

Gehechtheidschema’s vormen een categorie van het impliciete sociale geheugen die vroege ervaring met onze verzorgers weerspiegelt. Hoe gehechtheidschema’s van onze kinderen gevormd worden, heeft grote gevolgen voor zowel hun leven als voor dat van hun eigen kinderen. Positieve gehechtheidsschema’s correleren met een goede regulatie, groei en optimaal functioneren van het immuunsysteem, terwijl negatieve gehechtheidschema’s voor het tegenovergestelde zorgen. Gehechtheid heeft invloed tot in de volwassenheid, op onze partnerkeuze, de kwaliteit van onze relaties, ons emotionele leven, immunologisch functioneren en ons zelfbeeld. Mensen zijn echter wel in staat om bewust hun gehechtheidsschema’s en gedrag in relaties te veranderen.

Een belangrijk en invloedrijk persoon in de ontwikkeling van kennis over gehechtheid is John Bowlby. Hij benadrukt in zijn werk het belang van fysiek contact en consequent ouderschap. Hij zag het gehechtheidschema als een optelling van allerlei ervaringen met verzorgers die worden omgezet in verwachtingen van het gedrag van anderen.

Er zijn vier stijlen van gehechtheid die kinderen kunnen ontwikkelen naar hun moeder: veilig, vermijdend, angstig ambivalent en onveilig gedesorganiseerd. De laatste stijl komt vaak voor bij kinderen waarvan de moeder te maken heeft met een onverwerkt trauma.
Om te bepalen op welke manier het kind gehecht is, wordt gebruik gemaakt van de Infant strange situation (ISS) waarbij het kind van de moeder wordt gescheiden, wordt samengebracht met een vreemde en daarna weer wordt herenigd met moeder. Door te observeren hoe het kind reageert op de hereniging is vast te stellen van welke vorm van gehechtheid sprake is.

Om te bepalen wat voor relatie de moeder had met haar primaire verzorger, wordt gebruik gemaakt van de Adult Attachment Interview (AAI). Dit is een interview met open vragen dat niet per se op de inhoud wordt geanalyseerd, maar op de samenhang. Het gaat over de logica, structuur, rechtlijnigheid en begrijpbaarheid van het narratief. De AAI is in 75% van de gevallen een voorspeller voor de manier waarop hun eigen kind aan de moeder zal hechten.

Veilige gehechtheid zorgt voor optimale netwerkintegratie, optimale activatie van het autonome zenuwstelsel en positieve coping-responses in de hersenen. Een autonoom zenuwstelsel waarbij het parasympatische deel dominant is, correleert met een vermijdende gehechtheidsstijl, een laag niveau van emotionele expressie en vermijden van oogcontact. Wanneer het sympathische deel dominant is, correleert dit met angstig-ambivalente gehechtheidspatronen.

 

11 Blikken

Dieren scheiden chemicaliën af om met elkaar te communiceren, mensen gebruiken complexe, visuele informatie in het sociaal contact. Het monitoren van gezichten en gedrag op mogelijk gevaar, op acceptatie of afwijzing, op liefde en angst, geeft ons een belangrijke bron van informatie over de wereld waar we ons in bevinden.
In onze eerste levensuren is zien al van groot belang: de baby prent zich het gezicht van de moeder in en de moeders voelen zich door het oogcontact met de baby kalm en het stimuleert het geven van borstvoeding. Ook heeft visueel contact te maken met hersensystemen die gerelateerd zijn aan gehechtheid en affectieve afstemming.

Het visuele systeem is zoals veel neurale systemen onrijp bij de geboorte en ontwikkelt zich tijdens de eerste levensjaren. Het gebruikt vele gebieden in de hersenen: de thalamus, de visuele cortex, de occipitale kwab, de rest van de cortex, de pariëtale- en temporaalkwabben en de frontale kwabben. Een dorsale ‘where‘-stroom van visuele informatie gaat naar de pariëtale kwabben en zorgt voor het vaststellen van ruimtelijke relaties en locatie, terwijl een ventrale ‘what‘-stroom naar de temporaalkwabben gaat om te zorgen voor objectherkenning en –identificatie. Een derde visuele stroom, die gespecialiseerd is in het analyseren van beweging, gaat naar de frontaalkwabben die betrokken zijn bij aandacht en het richten van de blik.

De blik in onze ogen speelt een centrale rol in sociale communicatie. Mensen hebben in vergelijking met dieren een extreem kleurcontrast tussen de iris en het oogwit en een andere vorm van het oog, wat dient tot de vergemakkelijking van sociaal contact. De amygdala reageert pijlsnel op het zien van ogen met een bepaalde emotie. Bij het kijken naar ogen spelen ook culturele waarden een rol. In het westen is het bijvoorbeeld een teken van respect om degene die tegen je praat aan te kijken, terwijl in veel andere culturen geldt dat je iemand van hogere status niet direct in de ogen kijkt.

Pupilverwijding en blozen

Pupilverwijding is een grote bron van informatie over de stemming van mensen. Dit kan worden veroorzaakt door activatie van het sympathische zenuwstelsel of remming van het parasympatische zenuwstelsel. Pupilverwijding is meestal het gevolg van positieve emoties. Mensen met wijdere pupillen worden dan ook gezien als aantrekkelijker en sympathieker en worden meer benaderd.

Ook blozen is een belangrijk sociaal signaal. Het wordt veroorzaakt door de verwijding van de capillairen van het gezicht en wordt opgewekt door sympathische activatie. Blozen gebeurt in relatie met gevoelens van schaamte en schuld. Het laat zijn dat we merken dat anderen ons opmerken. Het zorgt ervoor dat we sympathieker worden gevonden door mensen om ons heen: het zendt een signaal uit dat we spijt hebben wanneer we een fout maken, of dat we nerveus zijn.

Aandacht

De ‘direction-of-attention‘-reflex zorgt ervoor dat als mensen ergens naar staren, wij automatisch in dezelfde richting kijken. We kunnen proberen het te onderdrukken, maar dat lukt bijna nooit. Deze reflex heeft evolutionaire waarde voor het overleven en is al te zien bij baby’s. Ook heeft deze reflex sociale waarde: het volgen van de blik van mensen geeft ons informatie over wat hen bezighoudt.

Amygdala

De amygdala speelt een hoofdrol in het emotionele geheugen. Bij lagere dieren is het reukorgaan de belangrijkste bron van informatie voor de amygdala. Bij de hogere dieren is het zicht belangrijker geworden. De amygdala vormt een netwerk samen met het ventrale striatum (wat zorgt voor sensorische stimulatie) en de orbitale mediale cortex en hippocampus (die zorgen voor emotioneel bewustzijn). De belangrijkste functies van de amygdala voor het sociale brein zijn het monitoren aandacht om informatie te verzamelen, het herinneren van emotioneel belangrijke gebeurtenissen en mensen en het gereed maken voor actie. Het lichaam kan door de amygdala in een onmiddelijke staat van actie worden gezet op basis van bepaalde emoties gelinkt aan ervaring.

De amygdala wordt geactiveerd door zowel blije als verdrietige gezichten, maar is vooral actief in het herkennen van angst. Beschadiging in de amygdala leidt tot moeilijkheden op een aantal gebieden: sociale beoordeling, communicatie, het lezen van emotionele gezichtsexpressies, het richten van de blik en het inschatten van betrouwbaarheid.

De linker amygdala is betrokken bij de analyse van specifieke en verbale bedreigingen. Ook is het betrokken bij het impliciete beoordelen van een nieuw gezicht als positief of negatief. De rechter amygdala wordt meer globaal geactiveerd in gevaarlijke situaties.

12 Gezichten lezen

Gezichtsherkenning

Er zijn twee manieren waarop we gezichten kunnen herkennen: visuele herkenning door corticale netwerken en het gevoel van herkenning door netwerken van emotieverwerking. Wanneer visuele herkenning niet aanwezig is terwijl het gevoel voor herkenning er wel is, beleven we een déjà vu. Omgekeerd hebben mensen met visuele herkenning maar zonder het gevoel voor herkenning last van het Capgras-syndroom.

Primaten en mensen hebben specifieke neuronen die speciaal reageren op gezichten. Hersengebieden die primair verantwoordelijk zijn voor gezichtsherkenning zijn de ‘fusiform face area’, de ‘superior temporal sulcus’ (STS) en de amygdala. Neuronen in de STS zijn bijvoorbeeld gevoelig voor verschillende delen van het gezicht, de richting waarin we kijken en ons hoofd draaien.

Netwerken voor gezichtsherkenning, zijn speciaal gericht op menselijke gezichten die rechtop staan en worden niet geactiveerd door dierengezichten of omgekeerde menselijke gezichten.

Gezichtsuitdrukkingen

Door de tijd heen is het aantal gezichtsuitdrukkingen dat mensen tot hun beschikking hebben gegroeid, doordat meer gedetailleerde en accurate sociale communicatie steeds belangrijker is geworden. Er zijn een aantal basisexpressies die alle mensen hebben: walging, angst, blijdschap, verrassing, verdriet en boosheid. Meer ingewikkelde gezichtsuitdrukkingen die uniek zijn voor culturen zijn waarschijnlijk variaties op deze basisexpressies.

Gezichtsuitdrukkingen zijn een belangrijke bron van informatie voor het sociale brein. Bekwaamheid in het lezen van gezichtsuitdrukkingen is dan ook cruciaal voor het in stand houden van relaties en zelfs voor overleving.

Herkenning van gezichtsuitdrukkingen wordt gereguleerd door de rechter somatosensorische schors. Hier is een soort kaart opgeslagen die gezichtsuitdrukkingen linkt aan emoties. Mensen die fysiek of emotioneel zijn misbruikt worden vaak hypersensitief voor gezichtsuitdrukkingen en linken die snel aan gevaar.

Haxby en collega’s hebben het idee gelanceerd dat er verschillende neurale systemen betrokken zijn bij enerzijds het verwerken van de onveranderlijke gezichtsaspecten en anderzijds het verwerken van de veranderlijke gezichtsaspecten (richting van de blik, emotionele expressie). Onveranderlijke aspecten worden gerepresenteerd in de ‘lateral fusiform gyrus’, terwijl de veranderlijke aspecten worden verwerkt in de STS.

Er is meer activatie in de amygdala te zien in reactie op angstige gezichten dan op andere gezichtsuitdrukkingen. Ook gezichten die wij als onbetrouwbaar ervaren activeren de amygdala en de rechter insula. Als we angst of onbetrouwbaarheid observeren in anderen worden onze hersenen dus getriggerd om alert te zijn voor mogelijk gevaar. Andere delen van het brein zoals de insula worden ook geactiveerd als reactie op angstige gezichten. Doordat verschillende corticale structuren worden geactiveerd, wordt de angstreactie geplaatst in persoonlijke, interpersoonlijke en spatiaal-temporale contexten. Daardoor kunnen we ons sterker en dominanter voelen als we merken dat iemand bang is voor ons, of juist onveilig omdat we afhankelijk zijn van degene die angstig is.

De gezichtuitdrukking die hoort bij het gevoel van walging doet denken aan het uitwerpen van voedsel en het afweren van datgene wat de walging veroorzaakt. Het is ook een signaal naar anderen om te stoppen met het eten van datzelfde voedsel of niet verder te gaan naar een bepaald gebied. De insula en de putamen zijn betrokken bij gevoelens van walging.

De gezichtuitdrukking die hoort bij het gevoel verrast te zijn is een evolutionaire reactie op onverwachte situaties. Door onze ogen te openen kunnen we de omgeving beter in ons opnemen en het openen van de mond bereid voor op eten, bijten of veel lucht inademen.

Bij het zien van boze gezichten lijkt de amygdala niet actief te worden, in tegenstelling tot de OMPFC en de anterior cingulate. Bij verdrietige gezichten is er wel activatie van de linker amygdala. Ook positieve emoties als geluk en blijdschap zorgen voor activatie in zowel de linker- als de rechter amygdala. Positieve emoties zijn evolutionair gezien een beetje raar: het lijkt voor de evolutie niets uit te maken hoe dieren zich voelen over zichzelf terwijl ze proberen te overleven.

Biologische beweging

Naast gezichtsuitdrukkingen zijn houding, postuur, oriëntatie, nabijheid en beweging ook belangrijke bronnen van informatie voor het sociale brein. Dit noemen we ook wel biologische beweging. Er is bewijs voor het bestaan van een netwerk in de hersenen voor het verwerken van deze biologische beweging. Hierbij speelt een gebied op de occipitale schors genaamd V5 een grote rol, samen met de ‘fusiform face areas’, de STS en de linker pariëtale schors. Mensen zijn dan ook experts niet alleen in het lezen van gezichtsuitdrukkingen, maar ook in het lezen van wat het hele lichaam uitdrukt.

Uiterlijk

Hoe aantrekkelijk en knap wij eruit zien beïnvloedt de ontwikkeling van onze hersenen doordat dit invloed heeft op onze ontwikkeling, successen, mislukkingen en ons zelfbeeld. Moeder-kindrelaties worden beïnvloed door hoe aantrekkelijk het kind eruit ziet en zelfs kinderen hebben de neiging om langer te kijken naar aantrekkelijke gezichten dan naar onaantrekkelijke. Dit komt doordat het zien van een aantrekkelijk gezicht in de hersenen door het dopaminecircuit wordt verwerkt als een beloning. Aantrekkelijke mensen hebben dan ook meer kansen in het (bedrijfs)leven omdat ze positiever worden beoordeeld.

13 Imitatie

Spiegelneuronen

Primaten hebben de neiging om elkaar te imiteren. Baby’s beginnen al binnen een paar uur na de geboorte reflexmatig gezichtsuitdrukkingen van volwassenen na te doen (bijvoorbeeld het uitsteken van de tong). Imitatie speelt waarschijnlijk een belangrijke rol in leerprocessen en is belangrijk voor het coördineren van groepsgedrag. Bij imitatie spelen spiegelneuronen (‘mirror neurons’) een belangrijke rol. Dit zijn neuronen die zowel vuren wanneer wij zelf een specifieke handeling uitvoeren als wanneer wij zien dat een ander persoon deze handeling uitvoert. Spiegelneuronen liggen in de frontale cortex op de kruising van het verwerken van informatie binnen en buiten onszelf, waardoor ze dus in staat zijn om observatie en actie aan elkaar te koppelen. Ze spelen waarschijnlijk een rol in het aanleren van vele vaardigheden, communicatie via gebaren, gesproken taal, groepsprocessen en empathie.

Spiegelneuronen helpen ons om motorische vaardigheden te leren. Als we bijvoorbeeld kijken naar iemand die een noot kraakt, wordt in het procedurele geheugen opgeslagen hoe de noot wordt vastgehouden, hoe de noot op een steen wordt geplaatst en op welke bewegingen nodig zijn om de noot op de juiste manier te raken. Dit geobserveerde gedrag wordt gekoppeld aan het doel ervan: eten wat er in de noot zit. Deze observaties worden gekoppeld aan motorische vaardigheden. Op die manier wordt observeren en associëren een manier om een vaardigheid te oefenen.

Taal

Met de vergroting van de hersenschors en de gespecialiseerde hemisferen, werd het mogelijk om meer complexe vormen van sociale communicatie aan te leren. Door deze expansie en differentiatie ontwikkelde de mogelijkheid om gebaren en gebarentaal om te zetten naar verbale communicatie. Spiegelneuronen helpen ons op verschillende manieren om taal te leren: ze activeren onze tongspieren wanneer we anderen horen praten en creëren een link tussen taal, gebaren en interne ervaring. Door de link tussen taal en gebaren is het bijvoorbeeld makkelijker om te volgen wat iemand zegt terwijl we liplezen – en is liplezen zonder dat we horen wat iemand zegt zelfs mogelijk.

Spiegelneuronen helpen ons om empathie te ervaren doordat ze zorgen dat we zelf een emotie kunnen ervaren wanneer we iemand die emotie zien beleven.

‘Echolalia’ is een afwijking waarbij mensen ongeremd de woorden en geluiden van anderen imiteren. Door onze spiegelneuronen hebben we allemaal vanaf onze geboorte de automatische neiging/reflex om dit te doen, maar deze neiging wordt normaal gesproken geremd door de cortex.

Spiegelneuronen zijn wijdverspreid over de hersenen: ze zijn aanwezig in de premotorische schors, de motorische schors, het cerebellum, de basale ganglia, de somatosensorische schors, de pariëtaal kwab, het gebied van Broca, de amygdala en de frontaalkwab. Welk hersengebied wordt geactiveerd is afhankelijk van de taak, of het verzonnen is of daadwerkelijk geobserveerd wordt en eventuele emoties die erbij betrokken zijn.

Spiegelneuronen spelen ook een belangrijke rol in de ‘theory of mind’ (TOM). Dit is een systeem dat de mens helpt om het gedrag van anderen te voorspellen. Hier is het bewustzijn voor nodig dat andere mensen andere intenties, perspectieven en motivaties kunnen hebben dan wijzelf. Het voorspellen van het gedrag van anderen heeft niet alleen overlevingswaarde, maar speelt ook een grote rol in sociale communicatie. De theory of mind stelt ons in staat om andere mensen te leren kennen en om daardoor op een goede manier met hen te communiceren.

Om een beeld te krijgen van anderen gebruiken we verschillende gebieden van de prefrontale cortex. De rechter OMPFC is vooral belangrijk in het decoderen van de mentale staat van iemand, terwijl de linker gespecialiseerd is in het redeneren over die mentale staat.
Mensen met autisme hebben moeite met het metalliseren van sociale relaties. Bij hen wordt een ander gedeelte van de hersenen gebruikt bij TOM taken, dat niet even efficiënt werkt als de structuren die erin gespecialiseerd zijn.

Spiegelneuronen spelen dus op veel gebieden een belangrijke sociale rol en zijn daarom essentieel voor het sociale brein.
 

14 Resonantie

Resonantiegedrag

Resonantiegedrag wordt veroorzaakt door spiegelneuronen en bestaat uit automatische reacties die reflexief, impliciet en onvermijdelijk zijn. Voorbeelden van resonantiegedragingen zijn in een reflex omhoog kijken wanneer anderen dat ook doen, gapen wanneer anderen gapen en jezelf fysiek en mentaal helemaal inleven in sporters die een wedstrijd spelen. Resonantiegedrag zorgt voor de communicatie van potentieel belangrijke informatie, bevordert sociale cohesie en verhoogt identificatie en veiligheid binnen een groep. Oorspronkelijk zijn deze mechanismen dus bedoeld om groepsgedrag te synchroniseren, maar het lijkt erop dat ze zijn aangepast om andere aspecten van sociaal gedrag zoals gebaren en taal te ondersteunen.

Naast fysiek resonantiegedrag is er ook emotionele resonantie, die ons helpt om afgestemd te zijn op de emotionele staat waarin anderen verkeren (‘attunement’). Moeders met een veilige gehechtheidsrepresentatie zullen hun stemvolume en –geluid aanpassen wanneer het kind verdrietig is, in tegenstelling tot moeders met een ‘dismissing‘ gehechtheidsrepresentatie. Emotionele resonantie heeft ook nadelen: we kunnen hierdoor ‘besmet‘ worden door de emoties van anderen en de acties die daaruit volgen. Een voorbeeld is de golf van suïcides die volgt op de suïcide van een bekend persoon. Aan de andere kant kan het gedrag van zo’n persoon ook inspirerend werken.

Empathie is een poging om te ervaren wat er omgaat in iemands hoofd, terwijl we wel bij ons eigen perspectief blijven. We moeten dus een idee hebben van onze eigen ‘innerlijke wereld’ om een idee te kunnen hebben van die van een ander. De gedachten die je hebt over anderen worden namelijk gevormd door je eigen gedachten en ervaringen. Bij empathie zijn resonantiegedrag, afstemming en sympathie betrokken. Verder worden veel niveaus van neurale processen en integratie gebruikt voor empathie.

Insula cortex

De insula cortex speelt een belangrijke rol in ons zelfbeeld en onze capaciteit om onszelf te onderscheiden van anderen. De insula is een ‘integratiecortex‘: ze integreert verschillende fysieke en emotionele acties met elkaar, zoals de combinatie van onze lichamelijke ervaring in een ruimte met bewustzijn hiervan. De insula is waarschijnlijk ook betrokken bij het omgaan met de extreme uitersten van alle emoties. De insula speelt een centrale rol in het sociale brein omdat ze ons in staat stelt om te ervaren hoe anderen zich voelen, met name degenen van wie we houden.

15 Impact van vroege stress

Prenatale stress

Ontwikkeling en gedrag worden beïnvloed door prenatale ervaringen. Een hoog niveau van stress bij de moeder tijdens de zwangerschap heeft een negatief effect op de ontwikkeling van het kind. Stresshormonen beïnvloeden het ontwikkelende brein via de HPA-as , op het niveau van neurotransmitters en ze zorgen voor verstoringen in de lateralisatie van de hersenen. Moeders die tijdens de zwangerschap erg angstig zijn hebben maken vaak veel noradrenaline aan, wat ervoor zorgt dat je je opgelaten en geïrriteerd voelt. Daarnaast maken ze weinig weinig dopamine aan. Hun kinderen hebben lagere niveaus van serotonine en dopamine, hogere activatie van de rechterhersenhelft, een lagere toon van de vagus en een verschillende soorten groeistoornissen. Dit zorgt voor emotionele disregulatie, depressie, angst en problemen met gehechtheid bij deze kinderen. Ook heeft maternale depressie tijdens de zwangerschap negatieve gevolgen voor het kind: er is meer cortisol aanwezig dan gebruikelijk en daarnaast is er een grotere kans op een te vroege geboorte en ondergewicht.

Dit wil niet zeggen dat de afwezigheid van prenatale stress optimaal is. Er is bewijs dat milde stress tijdens de zwangerschap of vlak na de geboorte ervoor zorgen dat de hersenen beter met stress kunnen omgaan.

Depressie bij moeders

Depressie komt regelmatig voor bij moeders, zeker postnatale stress door alles wat er bij de geboorte van een kind komt kijken. Dit heeft negatieve gevolgen voor het kind. Expressieve gezichtsuitdrukkingen van de moeder zijn erg belangrijk voor de ontwikkeling van een kind. Depressieve moeders tonen die minder. Kinderen met depressieve moeders laten meer activiteit in de rechter hersenhelft zien, wat correleert met een meer negatieve en ontregelde emotionele staat. Verder hebben zij een hoger risico voor slechte zelfcontrole, slechte affectieve regulatie, lage academische prestaties en slecht empathisch aanpassingsvermogen. Verschillende effecten op de fysieke en emotionele gezondheid blijven geldig op de lange termijn.

Rattenonderzoek

Wat hersenstructuur en moederlijk gedrag betreft, zijn er veel overeenkomsten tussen ratten en mensen. Daarom is rattenonderzoek een belangrijke bron van informatie over wat er in de hersenen gebeurt bij moeder-kindinteracties.

Rattenmoeders die veel moederlijk gedrag vertonen, hebben hogere mRNA-niveaus in de mediale prefrontale cortex, de hippocampus en basolaterale gebieden van de amygdala. Dit heeft een beschermende factor tegenover de destructieve gevolgen van stresshormonen. Verder zijn hun rattenpups minder angstig, meer exploratief, minder bang van nieuwe dingen en kunnen ze beter leren. Dit komt erg overeen met observaties van veilig gehechte kinderen.

Deprivatie van de moederrat resulteert vaak in permanente ontregeling van de HPA-as en toenemende niveaus van adrenaline, waardoor bepaalde structuren in de hersenen worden beschadigd. Deze ratten hebben een slechter geheugen.

Vroege aanraking blijkt zo belangrijk te zijn dat zelfs het regelmatig door een mensenhand laten gaan van babyratjes positieve langetermijneffecten heeft op cortisolniveau, tenzij de rattenpups hoge prenatale stress hebben ervaren.

Positieve moederlijke aandacht heeft op twee manieren invloed op de hersenen van het kind:
- Het fungeert als een buffer tegen stress doordat er meer receptoren gegenereerd worden in veel hersengebieden
- Het stimuleert hersengroei en de ontwikkeling van hersenensystemen die een positief effect hebben op gehechtheid, affectregulatie en probleem oplossend vermogen

Hypothalamic-Pituitary-Adrenal-Axis

De Hypothalamic-Pituirary-Adrenal-Axis (HPA-as) is een centraal onderdeel van het stresssysteem van ons lichaam. De HPA-as zorgt ervoor dat een perceptie van gevaar onmiddellijk wordt omgezet in een lichamelijke staat van activatie, aandacht en een ‘fight-or- flight’-respons. Wanneer de bedreiging weg is, komt het lichaam terug in zijn homeostatische balans.

De hypothalamus is een belangrijk onderdeel van de HPA-as, met name de periventriculaire nucleus (PVN) van de hypothalamus. Wanneer de PVN door de amygdala wordt gestimuleerd, laat deze twee peptiden vrij: ‘corticotrophin-releasing factor’ (CRF) en ‘arginine vasopressin’ (AVP). De PVN triggert de hypofyse (‘pituitary gland’) om ‘adrenocorticotropic hormone’ (ACTH) vrij te laten in het bloed. Als ACTH de bijnieren (‘adrenal glands’) bereikt, scheiden deze cortisol en andere stresshormonen uit. Glucocorticoïden spelen een ondersteunende rol in de stressrespons van het lichaam door het lichaam in een staat van alertheid te stellen gericht op het overleven van bedreigingen. Alle energie van het lichaam die hiervoor kan worden ingezet wordt op dit moment gebruikt.

Er zijn twee processen die het meest worden beïnvloed door een stresservaring:
- Proteïneproductie wordt geremd om zo hogere niveaus van stofwisseling te kunnen handhaven. Hierdoor functioneert ons immuunsysteem minder goed
- Deze hogere niveaus van stofwisseling zorgen voor destructie van het celmembraan en dus celdood. Met name cellen binnen de hippocampus zijn hier gevoelig voor, wat geheugenverlies als gevolg kan hebben

Deprivatie en misbruik tijdens de kindertijd hangen samen met minder receptoren voor glucocorticoïden, hogere cortisolniveaus, meer beschadiging van de hersenen en het lichaam. Soms wordt hierdoor de PVN minder sensitief, waardoor het lichaam minder op stress reageert.

 

16 Trauma
 

Interpersoonlijk trauma is het ervaren van traumatische gebeurtenissen met een persoon die we vertrouwen en waar we afhankelijk van zijn. Een trauma dat door mensen veroorzaakt wordt, heeft een enorme impact doordat de relatie met en ondersteuning van andere mensen juist datgene is wat ons helpt om met problemen om te gaan. Vooral voor kinderen is interpersoonlijk trauma erg heftig: wanneer iemand van wie ze houden hen mishandelt, willen ze deze persoon tegelijk wegduwen, maar ook naar zich toe trekken voor steun. Juist dit ‘approach-avoidance’-conflict maakt interpersoonlijk trauma zo beschadigend.

Vroeg interpersoonlijk trauma in de vorm van emotioneel en fysiek misbruik, seksueel misbruik en verwaarlozing vormt de structuur en het functioneren van de hersenen op zo’n manier dat er negatieve invloeden zijn op alle stadia van de sociale, emotionele en intellectuele ontwikkeling. Alle systemen van het sociale brein worden dan gericht op aanvals- en verdedigingsmechanismen. Vroeg interpersoonlijk trauma heeft verder vaak persoonlijkheidsstoornissen tot gevolg. Mensen komen in een cyclus terecht van eenzaamheid à toenadering à verschrikking à vermijding à eenzaamheid (etc.), waar ze niet meer uit kunnen komen.

Kindermisbruik en –mishandeling

Mishandelde kinderen zijn vaak gedesorganiseerd gehecht, hebben hogere rustniveaus van stresshormonen en vertonen sterke fysieke reacties op een korte scheiding van hun moeder. Gedesorganiseerd gehechte kinderen hebben meestal moeders die lijden aan een onverwerkt trauma, wat zij doorgeven aan hun kinderen.

Ook kunnen mishandelde kinderen vaak niet verwoorden wat zij voelen en wat zich in hun hoofd afspeelt, doordat de ouders hen hierbij niet ondersteunen. Hierdoor wordt neurale groei en –integratie geremd. Verder ervaren deze kinderen vroeg in hun leven veel stress, wat zoals besproken ook veel negatieve effecten heeft op de ontwikkeling van de hersenen. Het meest heftige gevolg van mishandeling voor de hersenen is een abnormale ontwikkeling van ervaringsafhankelijke structuren zoals de cerebrale cortex, het corpus callosum en de hippocampus.

Ouders die vroeger onveilig gehecht waren, hebben vaak zelf een atypische en conflicterende opvoedingsstijl. Door middel van persoonlijke relaties, psychotherapie en zelfbewustzijn kunnen de krachtige negatieve ervaringen van de kindertijd echter worden omgebogen en kunnen ouders een veilige basis voor hun kinderen vormen.

Schaamte

Schaamte is de intuïtieve ervaring van het uitgesloten zijn van sociaal gezelschap. Bij jonge kinderen bestaat schaamte vaak uit een emotionele reactie op het verlies van afstemming (‘attunement’) met de verzorger. In kleine doses kan schaamte nuttig zijn voor de ontwikkeling van het geweten en van sociale verantwoordelijkheid. De staat van attunement met de verzorger wordt dan snel hersteld, waardoor kinderen leren dat er altijd een positieve uitkomst is uit moeilijke sociale interacties. Teveel schaamte kan echter voor problemen met affectregulatie en zelfbeeld zorgen doordat het krachtig is en geen talige maar een fysieke basis heeft. Dit zorgt voor een permanente ontregeling van het autonomische zenuwstelsel en een verhoogde kwetsbaarheid voor anderen.

Hippocampus

De hippocampus is extreem kwetsbaar voor aanhoudende stress. Dit wordt veroorzaakt door glucocorticoïden, die zoals al aangegeven worden uitgescheiden door de bijnieren als reactie op stress. Aanhoudend hoge niveaus van glucocorticoïden zorgen ervoor dat de neuronen in de hippocampus worden getriggerd om steeds harder te werken, waardoor ze uiteindelijk geen energie meer over hebben en doodgaan. Moederlijke zorg, aanraking en troost stimuleert de aanmaak van glucocorticoïd-receptoren, waardoor de hippocampus wordt beschermd voor de invloed van glucocorticoïden.

De hippocampus is essentieel voor het coderen en opslaan van ons expliciete geheugen voor ruimtelijke, semantische en temporale informatie. De hippocampus is verder nodig voor de consolidatie en het in de context plaatsen van nieuw geleerde episodische en autobiografische lessen. Erge schade aan de hippocampus heeft anterograde amnesie tot gevolg: de onmogelijkheid om bewust nieuwe informatie te leren.

De hippocampus speelt een rol in expliciet geheugen, terwijl de amygdala betrokken is bij het emotionele geheugen. Wanneer de hippocampus is beschadigd, kan een kind dus bijvoorbeeld een heftige lichamelijke reactie hebben op het zien van een hond die hem ooit heeft gebeten, terwijl hij zich deze gebeurtenis niet herinnert.

17 Sociale fobie

Angsten zijn de bewuste aspecten van de reactie van ons lichaam op gevaar. Het is normaal om bepaalde niveaus van angst te ervaren in sommige situaties, bijvoorbeeld als we moeten spreken voor publiek. 12% van de mensen ervaart echter sociale angst die het functioneren significant beïnvloedt. Sociale angst of fobie heeft een erfelijke en een omgevingscomponent.

Sociale angst wordt niet zoals andere angsten getriggerd door een directe bedreiging van ons leven, maar is gerelateerd aan de anticipatie van schaamte. Schaamte is voor een kind namelijk een indirecte bedreiging van het leven, omdat het gepaard gaat met een emotionele disconnectie met de verzorgers; een kind is nou eenmaal afhankelijk van zijn verzorgers om te overleven.

Mensen met een sociale fobie hebben een bias tegenover informatie die sociaal evaluatieve waarde heeft: ze horen in alles negatieve dingen over zichzelf en onthouden negatieve opmerkingen ook beter dan positieve. Kinderen met een sociale fobie hebben problemen met het benoemen van gezichtsuitdrukkingen en ervaren meer angst bij het kijken naar plaatjes van gezichten. Volwassenen met sociale fobie hebben een beter geheugen voor gezichtsuitdrukkingen dan volwassen zonder sociale fobie, vooral voor negatieve en kritische gezichtsuitdrukkingen. Mensen met een sociale fobie vermijden direct oogcontact. Ze zijn ervan overtuigd dat ze in sociaal gezelschap altijd zullen worden bekritiseerd en zich zullen schamen, waardoor ze sociale situaties vermijden en in een negatieve spiraal belanden.

Het in de gaten houden van negatieve gezichtsuitdrukkingen heeft evolutionaire waarde omdat die kunnen duiden op de aanwezigheid van gevaar. Bij mensen met een sociale fobie is het alarmsysteem wat deze uitdrukkingen registreert en het lichaam aanzet tot ‘approach’ of ‘avoidance’ waarschijnlijk uit balans geraakt richting het negatieve.

In de hersenen is bij een sociale fobie een bias naar de rechterhersenhelft te zien, waar negatieve emoties overheersen. Ook is er een verminderde stofwisseling in het gebied van Broca, wat suggereert dat hoe angstiger iemand is, hoe meer moeite die persoon zal hebben met spreken. Verder is er een lagere binding van dopamine in het striatum. Dopamine speelt zoals al aangegeven een grote rol in het sociale beloonsysteem. Mensen met een sociale fobie worden dus minder beloond voor het benaderen van anderen, het handhaven van gehechtheid en het creëren van een gevoel van welzijn.

Er is nog niet bekend in hoeverre deze biologische verschillen een oorzaak of gevolg zijn van sociale fobie.

De amygdala speelt een belangrijke rol bij een sociale fobie. Als kern van het angstcircuit is de amygdala in staat om elke gedachte, elk gevoel en elke sensatie te koppelen aan een angstreactie. Sociale fobie is een geconditioneerde angst van sociale interacties, wat activatie van de amygdala tot gevolg heeft en dus een ‘fight-or-flight’-respons. Twee nadelen van de amygdala zijn:

  • De amygdala is al vanaf de geboorte gebruiksklaar en kan dus al heftige reacties op emoties veroorzaken, terwijl baby’s en jonge kinderen nog niet in staat zijn om deze bewust te verwerken. Zij zijn afhankelijk van verzorgers om deze krachtige ervaringen een plek te kunnen geven
  • De amygdala reageert pijlsnel, nog voordat we ons bewust zijn van een mogelijke bedreiging. Dit is een voordeel voor overleving, maar als de amygdala ‘verkeerd’ geconditioneerd is (bijvoorbeeld bij sociale angst) heeft dit het leven lang heftige gevolgen

Ook de ‘bed nucleus of the stria terminalis’ (BNST) speelt een rol bij sociale angst. De BNST is een structuur die apart ligt van de amygdala maar zich veelal richt op dezelfde neurale targets. Het verschil is dat de BNST geen ‘fight-or-flight’-respons tot gevolg heeft, maar een niveau van diffuse opwinding wat wij ervaren als angst. De respons van de amygdala is slechts kort, maar de BNST kan ons langdurige angst en zorgen laten beleven.

De reacties van ons lichaam op angst zijn in twee systemen in te delen: het snelle en het langzame systeem. Het snelle systeem heeft de amygdala als hoofdonderdeel en maakt snelle, reflexieve, onbewuste beslissingen om te zorgen voor onmiddellijke overlevingsreacties. Het langzame systeem bestaat uit de hippocampus en de cortex. Dit systeem maakt bewust wat door het snelle systeem is ervaren door dit op een complexe manier bewust te verwerken. Soms kan het snelle systeem het langzame systeem beïnvloeden: onze hersenen hebben bijvoorbeeld al een conclusie over iemand getrokken voordat we ons bewust zijn van die persoon en van wat we van hem vinden. Dit is bijvoorbeeld het geval met racisme.

Racisme

Racisme en vooroordelen worden veroorzaakt door angst voor mensen van een andere etniciteit. De amygdala vertoont een angstreactie wanneer mensen het gezicht van een persoon van een andere etniciteit zien. Dit heeft waarschijnlijk een evolutionaire basis, omdat het vroeger belangrijk was om mensen van een andere stam te zien als potentieel gevaarlijk. Deze angst wordt in stand gehouden doordat er in de media vooroordelen aanwezig blijven, bijvoorbeeld door het koppelen van bepaalde etniciteiten aan criminaliteit. Deze links worden ‘onthouden’ door de amygdala en versterken de link tussen een andere etniciteit en angst. Er is echter gebleken dat het mogelijk is om de angstreactie van de amygdala tegen te gaan door gewenning aan de gezichten van andere etniciteiten.

18 Borderline

Mensen met een Borderline persoonlijkheidsstoornis hebben last van aanvallen met zeer snel wisselende emoties. Deze worden getriggerd door angst voor verlating. Ze hebben dan ook veel problemen met relaties met de mensen om hen heen. Borderline is typisch een interpersoonlijk trauma, dat zeer waarschijnlijk wordt veroorzaakt door traumatische en misschien zelfs levensbedreigende vroege gehechtheidservaringen. Ook genen spelen een rol.

In de hersenen van mensen met Borderline is een disfunctie van de frontaal- en temporaalkwab te zien. Verder zijn er onregelmatigheden in omvang, activatiepatronen en neurochemische niveaus in de netwerken van het sociale brein die betrokken zijn bij het reguleren van impulsen en emoties. Mensen met Borderline hebben een kleinere hippocampus, amygdala, linker orbitale mediale cortex en rechter anterior cingulate cortex. Interpersoonlijke ervaringen zorgen bij hen voor hyperactivatie van de netwerken van het sociale brein. Hierdoor ervaren zij een groot alarm voor gevaar, terwijl er tegelijk een remming optreedt van inhibitie, het testen van de realiteit en emotionele controle. Dat zorgt voor een ervaring van overweldigende angst zonder enig perspectief voor de toekomst.

Mensen met Borderline hebben ook last van een gevoel van diepe schaamte. Verder bestaat de mogelijkheid dat zij de emotie walging hebben gekoppeld aan hun zelfbeeld. De insula speelt een belangrijke rol in de koppeling van emoties aan ons zelfbeeld. Welke emoties worden gekoppeld, hangt af van ervaringen in de vroege kindertijd.

Recent is voorgesteld om een aantal stoornissen samen te vatten onder de term DESNOS (‘Disorders of Extreme Stress Not Otherwise Specified’). Deze stoornissen hebben een verleden van heftige stress in de kindertijd gemeen. Hieronder vallen de verschillende persoonlijkheidsstoornissen, (dus ook Borderline), somatisatiestoornissen, dissociatieve identiteitsstoornissen en alexithymia.

19 Antisociaal gedrag

Antisociale personen focussen op hun persoonlijke doelen en overleven, terwijl de sociale norm is om rekening te houden met anderen en onze eigen behoeften af te wegen tegen die van anderen. Een aantal kenmerken van de antisociale persoonlijkheidsstoornis zijn:

  • Het niet voldoen aan sociale normen, de wet of werkeisen
  • Onbetrouwbaarheid
  • Afwezigheid van empathie
  • Afwezigheid van spijt voor acties die andere mensen hebben beschadigd
  • Impulsief gedrag en een gebrek aan vooruit kijken
  • Agressiviteit en snelle ergernis
  • Roekeloos negeren van de veiligheid van de persoon zelf en van anderen

Veel antisociale personen hebben een achtergrond van verwaarlozing en misbruik, vaak zijn hun ouders zelf ook antisociaal. Zowel nature en nurture spelen een rol in het ontstaan van een antisociale persoonlijkheidsstoornis.

Mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis hebben vaak beschadigingen aan de orbitale mediale prefrontale cortex (OMPFC). Dit is echter niet de enige structuur gerelateerd aan deze stoornis: zoals bij de meeste disfuncties is er sprake van het falen van meerdere systemen in de hersenen. Antisociale mensen vertonen minder activatie in reactie op negatieve stimuli, zowel wanneer zij als wanneer anderen die stimuli ervaren. Ook zijn er beschadigingen in de netwerken betrokken bij spiegelneuronen en resonantie. Verder is er een abnormaal lage activatie in de hersenen te zien in reactie op sociale stimuli als gezichten en gezichtsuitdrukkingen. Ook zijn deze mensen slechter in het onderscheiden van angstige gezichten. Omdat er geen visuele of aan taal gerelateerde problemen of achterstanden zijn, moet er iets misgaan in het circuit dat sociale informatie verwerkt.

Velen zien een gebrek aan empathie als oorzaak van de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Empathie vereist naast toegang tot de eigen emoties ook cognitieve flexibiliteit en affectregulatie om je te kunnen verplaatsen in anderen. Als de prefrontale cortex wordt beschadigd, op welk moment in het leven dan ook, zijn we minder gevoelig voor sociale en morele normen. Gebrek aan empathie zorgt ervoor dat mensen met een antisociale stoornis andere mensen kunnen gebruiken voor hun eigen behoeften, ongeacht of ze hen hiermee kwetsen. Antisociale mensen hebben wel een theory of mind, maar gebruiken deze voor eigen gewin.

Prefrontale cortex

De frontaalkwabben zorgen ervoor dat wij een idee hebben van de gedachten en harten van anderen en dat wij dit kunnen gebruiken om onze interacties op anderen aan te passen. Vandaar dat gebreken in deze hersenstructuren een rol spelen in antisociaal gedrag. De volgende gebreken kunnen hierbij een rol spelen:

  • Minder neurale cellichamen in de frontale kwabben en hippocampi
  • Lagere niveaus van serotonine
  • Lagere stofwisseling van glucose in laterale en mediale delen van de frontaalkwabben

De meeste onderzoekers onderschrijven het idee dat gebreken aan de OMPFC aan de kern van antisociale stoornissen liggen. De OMPFC is vitaal voor de interpretatie van complexe sociale gebeurtenissen en linkt deze aan emotionele waarde en activatie van het autonomische zenuwstelsel. Ook speelt de OMPFC een rol in het hebben en begrijpen van humor. Antisociale mensen ontbreekt het dan ook aan een gevoel voor humor.

20 Autisme

Autisme is een ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door het terugtrekken van anderen. Autistische kinderen hebben moeite met praten, bepaalde motorische bewegingen, het verwerken van sensorische informatie en met hechting. De oorzaak van autisme is onbekend. Wel is bekend dat autistische mensen last hebben van verschillende neurologische tekorten die invloed hebben op allerlei netwerken van het sociale brein.

Belangrijke hoofdsymptomen van autisme zijn:

  • Afwijkingen in sociale interactie
  • Zich telkens herhalende patronen van gedrag, interesse en activiteit
  • Disfuncties in communicatie

Wanneer er een klein beetje wordt voldaan aan de eerste twee categorieën, kan er sprake zijn van het syndroom van Asperger. Het syndroom van Asperger wordt door veel wetenschappers gezien als een minder heftige vorm van autisme. Mensen met dit syndroom zijn vaak ook sociaal geïsoleerd, maar merken de aanwezigheid van anderen wel op. Vaak willen ze wel contact zoeken met andere mensen, maar worden tegengehouden door sociale ongemakkelijkheid en moeilijkheden met interpersoonlijke communicatie. Er is echter nog niet bewezen of Asperger en autisme aparte stoornissen zijn of op een continuüm liggen.

Mensen met autisme of Asperger hebben moeite met het lezen van gezichtsuitdrukkingen, met name angst. Het is nog niet duidelijk of dit een oorzaak of en effect is van de neiging tot sociale isolatie. In de hersenen is te zien dat zij verschillende onderdelen van het gezicht ‘scannen’ in plaats van het gezicht als geheel. Het gezichtherkenningssysteem werkt dus niet zoals bij andere mensen: het lijkt gezichten te zien als dingen/objecten. Mensen met autisme hebben dus problemen bij het ‘lezen’ van biologische beweging.

Ook zijn er beschadigingen in het spiegelneuronensysteem te zien, wat hen beperkt in het leren van sociale interactie. Verder functioneert de amygdala niet zoals bij andere mensen. Door al deze beperkingen hebben autistische kinderen de neiging om (oog)contact met anderen te vermijden.

Tot slot speelt het cerebellum een belangrijke rol in autisme. Het cerebellum bevat ongeveer evenveel neuronen als de cerebrale cortex en elke cel heeft miljoen connecties met andere neuronen. Het houdt zich bezig met de coördinatie van beweging, de controle van spierspanning en het handhaven van evenwicht. Verder heeft het cerebellum waarschijnlijk een coördinerende rol in de modulatie en timing voor taal en affectregulatie. Ook is het gelinkt aan het Frontal Eye Fields-gebied (wat een belangrijke rol speelt in de controle van visuele aandacht en oogbewegingen) en aan het gebied van Broca. Hier is de link met autisme te zien: verstoringen van oogcontact en het volgen van iemands blik, verstoringen in het focussen van aandacht en problemen met taal zijn allemaal symptomen van autisme. Ook is er verlies van de regulatie van de informatie die binnenkomt via de zintuigen. Waarschijnlijk hebben autistische mensen daarom zoveel behoefte aan voorspelbaarheid.

De ontwikkeling van ‘attunement’ in vroege relaties wordt bij autistische kinderen verstoord doordat beschadiging in het cerebellum hen niet in staat stelt tot positieve fysieke en emotionele interacties. Dit gebrek in de ontwikkeling leidt weer tot beschadigingen in later ontwikkelde circuits betrokken bij affectregulatie, sociale beoordeling en empathie. Daarom richt behandeling van autistische kinderen zich erop om ouder-kindinteracties te stimuleren.

Willams Syndrome (WMS) is een genetische stoornis die niet onder autisme valt, maar wat wel interessant is in de context van het sociale brein. Mensen met WMS hebben moeite met het meest basale functioneren in het dagelijkse leven omdat ze visueel-ruimtelijke beperkingen hebben en problemen met het timen van gedrag. Wat hen echter zo bijzonder maakt voor het sociale brein, is dat zij juist heel veel empathie hebben en goed zijn in sociale interacties, hoewel zij de aspecten die komen kijken bij complexere relaties niet begrijpen. Dit komt doordat de frontale en temporale gebieden betrokken bij het verwerken van sociale informatie bij hen intact zijn.

21 Van Neuronen naar narratieven

In de loop van de evolutie zijn de hersenen van mensen uitgegroeid tot een complex geheel. Het is groter geworden en meer ervaringsafhankelijk, waardoor sociale interactie mogelijk is geworden. Achter al deze complexiteit liggen echter nog steeds dezelfde oude biologische mechanismen waaruit onze hersenen en lichamen bestaan. Daarom is het goed om deze nog eens onder de loep te nemen.

Parallel tussen neuronen en mensen

Neuronen communiceren met elkaar en vormen elkaar door chemische en genetische signalen. Afferente neuronen versturen boodschappen vanuit het lichaam naar de cortex, efferente neuronen sturen boodschappen vanaf de cortex naar de rest van het lichaam. De communicatie van neuronen is te verdelen in drie boodschapperssystemen:

  • In het eerste boodschapperssysteem steken neurotransmitters de synaps (de smalle spleet tussen neuronen) over en zorgen ervoor dat nabij liggende neuronen vuren
  • Het tweede boodschapperssysteem bestaat uit de interne biologische- en stofwisselingsveranderingen binnen de geactiveerde efferente neuron, gebaseerd op boodschappen van andere neuronen
  • In het derde boodschapperssysteem zorgen interne cellulaire veranderingen binnen de efferente neuron zelf voor genetische transcriptie in de kern van de neuron, waardoor de dendrieten worden gebouwd en opnieuw worden gevormd. Dit zorgt voor een betere connectiviteit en aanpassing aan andere neuronen

De vuurpatronen van neuronen die uit deze drie boodschapperssystemen ontstaan, zorgen ervoor dat ons brein wordt gevormd door ervaring. Er is dan ook een parallel te trekken tussen de manier waarop deze boodschapperssystemen werken en de manier waarop ons sociale brein werkt:

  • Het eerste boodschapperssysteem zien we terug in het constant ontvangen, interpreteren en verzenden van informatie in de sociale synaps
  • Het tweede boodschapperssysteem zien we terug in de activatie van de netwerken van het sociale brein, die relaties, gehechtheid, nabijheid en sociale motivatie reguleren. Deze sociale systemen zijn gelinkt aan de interne regulatie van de homeostase van het lichaam, net als het tweede boodschapperssysteem bij neuronen
  • Het derde boodschapperssysteem zien we terug in stimulatie van hersengroei, groei van neurale netwerken en integratie en veranderingen in genexpressie door interactie met de sociale wereld

Deze parallel tussen de werking van neuronen en van mensen is belangrijk omdat we ons hierdoor realiseren dat wij als mens geen unieke losstaande eenheid zijn, maar een deel van een geheel en dat we worden gevormd en gereguleerd in en door relaties met anderen.

Rol van verhalen

Verhalen (‘narratives’) spelen een belangrijke rol in het groeien en complexer worden van het sociale brein. Ze helpen het brein om de verschillende systemen (motorisch, affectief, cognitief en sociaal) te integreren en organiseren doordat al deze systemen worden geïntegreerd in een verhaal. Vandaar dat er vaak een sterke correlatie wordt gevonden tussen mentale gezondheid, emotionele regulatie en de coherentie van de verhalen die mensen over zichzelf en hun eigen geschiedenis vertellen.

Zowel deze verhalen over onszelf als verhalen in (kinder)boeken kunnen deze rol spelen. Verhalen uit boeken kunnen een deel worden van onze interne emotionele ervaring en worden geactiveerd wanneer we een problematische situatie ervaren die lijkt op die uit het boek.

Verhalen bevorderen de integratie van neurale netwerken en dus ook de gezondheid van de personen die ze vertellen en die ernaar luisteren. Veilig gehechte kinderen hebben complexere verhalen, praten meer in zichzelf en maken spontane opmerkingen van reflectie op zichzelf. Onveilig gehechte kinderen hebben meer de neiging om impulsief dingen te doen in plaats van ze te kunnen overdenken, te bediscussiëren en hun eigen gevoelens te gaan begrijpen.

Interpersoonlijke neurobiologie en psychotherapie

Tot nu toe is de enorme impact van vroege ervaringen op het brein vaak aan bod gekomen. Er is echter bewijs gevonden dat de neurale netwerken van het sociale brein hun plasticiteit behouden in de loop van het leven. Mensen die onveilig en gedesorganiseerd gehecht zijn, kunnen in latere goede partnerrelaties stijgende patronen van veilige gehechtheid ontwikkelen. Dit wordt ook wel ‘earned autonomy’ genoemd. Psychotherapie richt zich dan ook op het op een positieve manier veranderen van hersenstructuren door het benutten van deze plasticiteit. Hierbij zijn een aantal punten belangrijk:

  1. Het gebruiken van meerdere manieren en therapieën om de hersenen te beïnvloeden
  2. Het baseren van de behandeling op de werking van de hersenen; de problemen van de cliënt zien in het perspectief van wat er in zijn/haar hersenen speelt
  3. Mensen uitleg geven over de rol van hun hersenen in het probleem wat zij hebben
  4. Optimistisch zijn over verandering in de cliënt op basis van kennis over levenslange plasticiteit, en dit optimisme overdragen op de cliënt
  5. Het accepteren en gebruik maken van de kneedbaarheid van het geheugen door het construeren van alternatieve verhalen over de geschiedenis van de cliënt. Zolang de cliënt onderscheid kan blijven maken tussen accurate herinneringen en therapeutisch geconstrueerde herinneringen, kan dit erg helend zijn
  6. Het doorhebben en benadrukken van het grote belang wat de therapeutische relatie zelf heeft voor positieve verandering – naast de technieken en behandelingen die de psychotherapeut gebruikt

22 Helende relaties

Evolutie heeft mensen gevormd om van elkaar te houden. Compassie, warmte en liefde hebben dan ook de kracht om onze hersenen te veranderen. Daarom zijn helende relaties zo belangrijk wanneer mensen in hun jeugd liefde hebben gemist. Dit kan met een therapeut zijn, maar ook met andere mensen zoals een romantische partner of gewoon een docent op school.

Verliefde mensen laten twee veranderingen in de hersenen zien: een verminderde activatie van de angstsystemen (de amygdala, de posterior cingulate en andere corticale gebieden) en een vermeerderde activatie van het ‘social engagement’- systeem en de beloningssystemen door dopamine en endorfinen. Hierdoor neemt de aandacht voor de omgeving af. Dit komt zoals al eerder aangegeven overeen met wat er gebeurt bij drugsgebruik.

Het angstige brein

Het is vaak de angst voor verlating, disregulatie en schaamte die ons tegenhouden om te kunnen liefhebben. De amygdala verbindt negatieve ervaringen aan autonomische activatie en zorgt voor angst, paniek en flashbacks. De amygdala is bij kinderen met en gegeneraliseerd angststoornis veel groter dan bij leeftijdsgenoten zonder de stoornis. De OMPFC checkt de realiteit van het gevaar en kan de amygdala remmen wanneer dat nodig is. Angststoornissen zijn waarschijnlijk het resultaat van het uit balans geraakt zijn van dit systeem .

Helaas zijn onze hersenen meer geprogrammeerd voor het ervaren van negatieve emoties dan positieve. Daardoor kan in een paar seconden iets gebeuren wat ons een leven lang angstig maakt, terwijl het afleren van angst jaren van strijd kan opleveren. Wanneer we angst en liefde vergelijken, wint angst het dan ook op een aantal punten: het is sneller, automatisch, onbewust, spontaan te generaliseren naar andere stimuli, multisensorisch en immuun voor uitdoving.

Om angst te voorkomen, is het meest belangrijke aspect van vroege gehechtheidsrelaties om het kind een gevoel van veiligheid te geven. Maar als angst eenmaal is ontstaan, hoe kun je dit dan ‘afleren’? Hiervoor is genexpressie en proteïnesynthese nodig: de structuur en connectiviteit van neuronen moet veranderen voordat iemand kan leren om niet meer bang te zijn. Therapieën om angst af te leren kunnen dus (verhoogd) effectief zijn wanneer ze worden gecombineerd met de toediening van neurochemicaliën die de groei van nieuwe structuur stimuleren. Verder is het belangrijk om te interveniëren in angst in combinatie met een empathische relatie (met de therapeut, ouder, docent of wie dan ook).

23 Groepsbeleving

In Japan gelooft men dat een psychisch probleem ontstaat doordat een persoon op zichzelf gefocust wordt en de connectie met anderen om hem heen verliest. Therapie focust zich dan ook op het herstellen van deze connectie. Je zou kunnen zeggen dat dit soort therapie alleen passend is in de oosterse collectivistische culturen, maar misschien is het juist wel zo dat het individualisme van het westen ervoor zorgt dat hier een grotere mate van stress, drugsverslaving en geweld is.

Opvoeding

Eén van de meest belangrijke dingen in de opvoeding na liefde en veilige gehechtheid is dat ouders nieuwsgierig zijn naar wie hun kinderen zijn en hen niet vertellen wie ze zouden moeten zijn. Dit laatste kan namelijk voor veel verstoring en trauma zorgen in de volwassenheid.

Het zelf

Het zelf ontwikkelt zich in relatie met andere mensen. Het bestaat uit een aantal lagen, die zich met de tijd ontwikkelen: lichamelijke ervaringen, sensorisch-motorische systemen, emotionele en cognitieve systemen en tot slot abstracte ideeën en meningen. De zelfervaring is een steeds meer ontwikkelende functie van vele systemen van impliciet en expliciet geheugen. Waarschijnlijk spelen de insula en de anterior cingulate een belangrijke rol in de vroege ontwikkeling en organisatie van het zelf.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1361