Oefenpakket Verbintenissenrecht

Deze samenvatting is gebaseerd op het studiejaar 2013-2014.


 

Tentamen januari 2013
 

Stel dat een overeenkomst tot stand is gekomen tussen Appon en Klusjes, waarbij is overeengekomen dat alle werkzaamheden op 30 september 2012 voltooid dienen te zijn. Op 8 september 2012 deelt Klusjes aan Appon mede dat de werkzaamheden niet op 30 september 2012 af zullen zijn. Klusjes kampt namelijk met een personeelstekort, wegens eenhoog ziekteverzuim. Drie van de acht werknemers hebben ernstige rugklachten en twee hebben een fikse griep. Het werk kan volgens Klusjes pas medio oktober worden hervat. Appon gaat hier niet mee akkoord en vindt dat Klusjes naar een andere oplossing moet zoeken. Klusjes deelt Appon mede dat zij dit niet van plan is. Appon gaat snel op zoek naar een ander Klusjesbedrijf en contracteert op 10 september Fixit. De inschakeling van dit bedrijf betekent voor Appon een extra kostenpost van € 2200,-.

 

Vraag 1

Kan Appon met succes op 11 september 2012:

(i) de overeenkomst met Klusjes ontbinden;

(ii) en van Klusjes vergoeding van de schade ad € 2200,- vorderen? ,

 

***

 

Appon BV ontwikkelt software voor mobiele apparaten. Voordat Appon zich kan vestigen in het pas gekochte bedrijfspand, moet het van binnen opnieuw geschilderd worden en dienen ook de waterleidingen te worden vervangen. Op 21 mei 2012 ontvangt zij een offerte van Klusjes BV. Op 23 mei 2012 om 9.00 uur stuurt Appon een brief naar Klusjes, waarin Appon akkoord gaat met de offerte. Die middag ontvangt Appon een fax van Klusjes. In de fax staat dat de gedane offerte niet meer van kracht is, omdat de materiaalkosten hoger uitvallen. De brief van Appon wordt bezorgd op 24 mei 2012. Als Klusjes op 25 mei 2012 de brief leest, belt Klusjes meteen naar Appon. In het gesprek dat volgt, geeft Appon te kennen niet te willen afwijken van de bedragen die in de offerte staan vermeld.

 

Vraag 2

Geef aan of tussen Appon en Klusjes een overeenkomst tot stand is gekomen, en zo ja, op welk moment.

***
Kalim koopt voor € 3970,- bij Ultrahip BV twee prachtige designstoelen voor zijn woonkamer. De stoelen zijn sneeuwwit. Twee weken na aflevering verschijnen er plotseling lelijke blauwe strepen op de zittingen. Als Kalim hierover klaagt bij Ultrahip, geeft Ultrahip te kennen dat het – tot haar spijt – niet mogelijk is om deze stoelen te herstellen en dat dit type stoel inmiddels niet meer verkrijgbaar is. Kalim bezint zich op zijn positie.

 

Vraag 3

Noem twee juridische mogelijkheden die Kalim jegens Ultrahip ten dienste staan.

 

***

 

Dansschool Danse ziet door de economische crisis de inkomsten aanzienlijk dalen. De school zit zeer krap bij kas en heeft op 26 november 2012 de volgende schuldeisers:

• Drukkerij Copy BV € 3000,-;

• Klusbedrijf Neven BV € 4.800,-;

• Verhuurder Louer BV € 2700,- huur voor de maand november (Huur dient elke maand op de 25ste te worden voldaan).

Om te verzekeren dat ze geen problemen krijgt met de verhuurder Louer, betaalt Danse op 26 november 2012 niet alleen de huur van november, maar ook alvast die van december, januari en februari. Hierdoor is er geen geld meer om de vorderingen van Neven en Copy te voldoen.neven en Copy horen toevallig van een medewerker van Danse over de vooruitbetaling aan Louer.

 

Vraag 4

Kunnen Neven en Copy op 30 november 2012 de betaling van de huur met betrekking tot de maanden december, januari en februari aan Louer op enigerlei wijze aantasten om hun

verhaalspositie te versterken?

 

***

 

Op 1 februari 2012 raast een voorjaarsstorm over het bedrijventerrein, waar drukkerij Zwaag BV is gevestigd. Tijdens de storm komt door een orkaanstoot de schoorsteen van de productiehal van Zwaag los te zitten. Zwaag is hiervan niet op de hoogte. Een week nadien valt de schoorsteen door een windstoot van normale kracht naar beneden en beschadigt een daaronder geparkeerde auto. Dit gebeurt in de nacht van zaterdag op zondag. Op dat ogenblik is het bedrijf gesloten.

 

Vraag 5

Is Zwaag aansprakelijk voor de schade aan het voertuig?

 

***
Bij drukkerij Zwaag wordt voor diepdruktoepassingen gebruik gemaakt van tolueen en ethanol. Dit zijn oplosmiddelen waarvan bekend is dat deze Chronische Toxische Encephalopatie kunnen veroorzaken. Dit houdt in dat de betreffende oplosmiddelen het zenuwstelsel aantasten waardoor op latere leeftijd de volgende stoornissen kunnen optreden: sneller last van vermoeidheid, concentratiestoornissen, geheugenverlies en persoonlijkheidsveranderingen. Vast staat dat een van de werknemers van Zwaag, de heer Jagers, jarenlang tijdens zijn werkzaamheden in de productiehal aan de voornoemde stoffen is blootgesteld, en dat Zwaag de hal al die tijd onvoldoende heeft geventileerd. Jagers heeft daardoor ernstige aantasting van het zenuwstelsel opgelopen.

 

Vraag 6a

Op grond van welke wetsbepaling(en) kan Zwaag met succes door Jagers aansprakelijk worden gesteld? U kunt volstaan met het noemen van de betreffende wetsbepaling(en).

 

***
 

Stel dat Jagers niet alleen letsel aan het zenuwstelsel oploopt, maar bij hem ook een obsessief-compulsieve stoornis is vastgesteld. Dit is een persoonlijkheidsstoornis die wordt gekenmerkt door algemene psychologische inflexibiliteit, zeer strikte naleving van regels en procedures, perfectionisme en overmatige ordelijkheid. Vast staat dat deze stoornis is veroorzaakt door blootstelling aan de oplosmiddelen. Jagers vordert voor deze aandoening smartengeld van Zwaag.

 

Vraag 6b

Heeft deze vordering kans van slagen?

***
Nader onderzoek brengt aan het licht dat Jagers voor zijn indiensttreding bij Zwaag werkzaam was bij een ander drukkersbedrijf, namelijk, Drukkersbedrijf Van Merlop, waar in het drukproces van dezelfde stoffen gebruik werd gemaakt. Daardoor is het niet duidelijk of de letselschade is veroorzaakt door blootstelling aan de stoffen bij Zwaag dan wel door de blootstelling aan de stoffen bij Van Merlop. Zwaag verweert zich tegen de schadeclaim van de werknemer door te stellen dat niet is komen vast te staan dat het letsel aan het zenuwstelsel is veroorzaakt door de stoffen die in zijn bedrijf zijn gebruikt.

 

Vraag 7

Zal dit verweer slagen?

 

***
Op 31 maart 2012 besluit de gemeente Maastricht een van de toegangswegen naar het bedrijventerrein af te sluiten wegens dringende herstelwerkzaamheden aan de riolering, zonder het treffen van een voorziening voor de bedrijven die op het terrein zijn gevestigd. Vast staat dat het drastisch ingrijpen door de gemeente noodzakelijk is. Door de afsluiting van de verbindingsweg loopt de omzet van het boekenverkooppunt van Zwaag, dat onderdeel van het bedrijf uitmaakt, zodanig sterk terug, dat het boekenverkooppunt verliesgevend wordt. De andere bedrijven van het bedrijventerrein lijden, gelet op de aard van hun activiteiten bijna geen omzetverlies. Voor Zwaag zit er niets anders op dan de gemeente voor de rechter te dagen ter vergoeding van de geleden omzetschade.

 

Vraag 8

Zal de vordering van Zwaag worden gehonoreerd?

 

Antwoordindicatie tentamen januari 2013

 

Vraag 1:

Op 11 september is de vordering op Klusjes nog niet opeisbaar.

Vindplaats: Compendium nr. 367: p. 237.

 

Aangezien de schuldenaar (Klusjes) aan Appon mededeelt dat de werkzaamheden niet voltooid zullen zijn op de afgesproken datum, kan Appon ex art. 6:80 lid 1 aanhef en sub b BW de gevolgen van niet-nakoming reeds inroepen. Appon kan de overeenkomst ontbinden ex art. 6:265. Er is sprake van een wederkerige overeenkomst en de “tekortkoming” rechtvaardigt de ontbinding.
Vindplaats:Verbintenissenrecht algemeen nr. 222: p. 212.
Compendium nr. 531: p. 365.

 

In dit geval wil Appon ook vergoeding van de extra kosten ad € 2200,-. Artikel 6:277 geeft hiervoor de grondslag. Indien de tekortkoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend, heeft de schuldeiser recht op vergoeding van de schade die hij lijdt doordat geen wederzijdse correcte nakoming doch ontbinding plaatsvindt. Het gaat hier om aanvullende schadevergoeding. Art. 6:277 heeft bij aanvullende schadevergoeding geen zelfstandige betekenis. Dit betekent dat een directe verwijzing naar 6:74 ook goed is. Voor vergoeding van de schade ad € 2200,- kan alleen maar sprake zijn indien de “tekortkoming” (het niet nakomen) is toe te rekenen aan Klusjes, ex art. 6:75. In dit geval kan dit op basis van schuld. Klusjes had immers andere krachten in kunnen huren om de werkzaamheden tijdig te voltooien. Ook toerekening op basis van verkeersopvattingen is hier mogelijk.

Vindplaats:Verbintenissenrecht algemeen nr. 250: p. 236.

 

Conclusie: ja, Appon kan met succes op 11 september 2012 de overeenkomst ontbinden en de schadevergoeding ad € 2200,- vorderen van Klusjes.

 

Vraag 2:

Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan ex art. 6:217 lid 1 BW.
Vindplaats: Compendium nr. 464 t/m 466: p. 319, 320.
Rechtshandeling en overeenkomst nr. 56 t/m 60: p. 53 t/m 56.

 

Uitgangspunt is dat een aanbod herroepbaar is, tenzij uit het aanbod zelf iets anders blijkt. In dit geval geeft de casus geen aanwijzing dat het hier gaat om een onherroepelijk aanbod ex art. 6:219 lid 1. Volgens art. 6:219 lid 2 is een aanbod niet meer herroepbaar als de aanvaarding reeds is verzonden, zoals in de casus.
Vindplaats: Compendium nr. 467 t/m 479: p. 320, 321.
Rechtshandeling en overeenkomst nr. 61 t/m 76: p. 56 t/m 67.

 

Dit betekent dat de overeenkomst tot stand komt op het moment dat Klusjes de aanvaardingsbrief heeft ontvangen op 24 mei 2012 ex art. 3:37 lid 3. Op dat moment wordt immers voldaan aan art. 6:217 lid 1.

 

Vraag 3:

Het gaat hier om een consumentenkoop ex art. 7:5 BW. Het afgeleverde product is non-conform ex art. 7:17 BW. De lelijke blauwe strepen die twee weken na aflevering verschijnen zijn immers niet overeengekomen. Kalim maakt geen aanspraak op herstel of vervanging van de stoelen, nu Ultrahip te kennen heeft gegeven dat dit niet mogelijk is (art. 7:21 lid 1 sub b en c jo. lid 4). Kalim heeft wel de bevoegdheid de koopovereenkomst te ontbinden ex art. 7:22 lid 1 sub a. Het verschijnen van blauwe strepen op de zittingen van de sneeuwwitte stoelen rechtvaardigt de ontbinding en haar gevolgen. Ook kan Kalim ex art. 7:22 lid 1 sub b de prijs verminderen in evenredigheid met de mate van afwijking.

 

Uit art. 7:22 lid 2 BW volgt dat deze bevoegdheden pas ontstaan wanneer herstel en vervanging onmogelijk zijn of van de verkoper niet gevergd kunnen worden, dan wel de verkoper tekort is geschoten in een verplichting als bedoeld in art. 7:21 lid 3 BW.
Vindplaats: Compendium nr. 538, 539, 541, 542, 544, 548, 549: p. 369 t/m 378.

 

Vraag 4:

Ja, dat is mogelijk. Op basis van art. 3:45 lid 1 BW kunnen Neven en Copy de rechtshandeling vernietigen. De huurbetaling voor de maanden december, januari en februari zijn immers nog niet opeisbaar en derhalve onverplicht. Er is sprake van benadeling van een andere schuldeiser(s): Copy en Neven. Wetenschap van Louer is vereist ex art. 45 lid 2. Het gaat immers om een rechtshandeling om baat. Op basis van art. 46 lid 1 onder sub 2 wordt die wetenschap vermoed aanwezig te zijn.

Vindplaats: Compendium nr. 58, 58a: p. 36, 37.
Rechtshandeling en overeenkomst nr. 192 t/m 196: p. 207 t/m 211.

 

Vraag 5:

Hier rijst de vraag of op Zwaag een risicoaansprakelijkheid rust voor de aan het voertuig ontstane schade. Omdat de schade is veroorzaakt door een gevallen schoorsteen komt de aansprakelijkheid die rust op de bezitter van een opstal voor toepassing in aanmerking. Getoetst dient te worden aan de vereisten van art. 6:174 BW.
Vindplaats: Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding nr. 108: p. 114.

 

De schoorsteen was onderdeel van de productiehal van Zwaag. De productiehal is een opstal in de zin van art. 6:174 lid 1 jo. lid 4: een gebouw dat duurzaam met de grond verenigd is. Vanaf het ogenblik dat de schoorsteen door de kracht van de orkaanstoot los is komen te zitten voldoet de productiehal niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Men mag verwachten dat een productiehal bestand is tegen een windstoot van normale kracht en dat is deze productiehal vanaf 1 februari 2012 niet meer. De gebrekkige productiehal levert daarom een gevaar op voor personen en zaken.

Vindplaats: Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding nr. 109, 110: p. 114, 115.
 

Een week na de orkaanstoot verwezenlijkt het gevaar zich: de schoorsteen valt door een windstoot van normale kracht naar beneden en beschadigt een geparkeerde auto. Nu aan de vereisten van het eerste deel van lid 1 van art. 6:174 is voldaan rest de vraag of de tenzij-formule aan aansprakelijkheid in de weg staat. Getoetst moet worden of aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad zou ontbreken in de veronderstelde situatie dat Zwaag bekend zou zijn geweest met het gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan. De schoorsteen kwam een week voordat deze naar beneden viel al los te zitten. Als Zwaag hiervan op de hoogte was geweest had hij dus een week de tijd gehad om dit gebrek te herstellen. In dat geval zou hij zich in het kader van art. 6:162 BW niet op overmacht kunnen beroepen en zou aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad niet ontbroken hebben. De tenzij-formule staat dus niet aan aansprakelijkheid in de weg. Zwaag is aansprakelijk voor de schade die de vallende schoorsteen aan het voertuig toebracht op grond van art. 6:174 BW.

Vindplaats: Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding nr. 111: p. 117.

 

Vraag 6a:

Er zijn drie gronden van aansprakelijkheid aan te wijzen. Gevraagd was enkel de relevante wetsbepaling(en) te noemen. Hier wordt daar een korte toelichting bij gegeven.

 

In de eerste plaats is er de aansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen, vervat in art. 6:175 BW. De producten die in de casus staan vermeld zijn gevaarlijke stoffen in de zin van de wetsbepaling. Wel rijst de vraag of er sprake is van een bijzonder gevaar van ernstige aard. Hierover kan men discussiëren. In de casus staat de volgende voorwaarde wel opgenomen, namelijk dat Zwaag met het gevaar van de stof bekend was. Als aansprakelijke persoon wijst art. 6:175 de rechtspersoon aan die de stof in de uitoefening van zijn taak gebruikt, dus Zwaag. Ook aan de laatste voorwaarde van art. 6:175 is voldaan, namelijk dat er sprake moet zijn van schade aan personen of zaken (in casu aan de persoon van de werknemer van Zwaag).

 

De tweede grond van aansprakelijkheid is art. 7:658. Op grond daarvan is de werkgever verplicht de lokalen en gereedschappen waarin of waarmee wordt gewerkt zo in te richten en zodanige maatregelen te treffen als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Dit geldt met name als er sprake is van werktuigen die naar hun aard een veiligheidsrisico meebrengen. In deze casus gaat het over blootstelling aan gevaarlijke stoffen of dampen (zie Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding, p. 221). In dergelijke gevallen rust op de werkgever niet zonder meer de verplichting tot het voorkomen van zodanige blootstelling. Of hij in het treffen van veiligheidsmaatregelen tekort schiet, hangt af van de duur en de intensiteit van de blootstelling. In dit geval gaat het om een meer dan incidentele blootstelling: Jagers is bij zijn werkzaamheden jarenlang aan de stoffen blootgesteld en Zwaag heeft de hal al die tijd onvoldoende geventileerd.

 

Een derde en laatste grondslag is art. 6:162 BW. In dat geval moet het slachtoffer aantonen dat aan alle vereisten van dit artikel is voldaan: OD, toerekenbaarheid, schade, oorzakelijk verband en relativiteit.
Vindplaats: Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding nr. 186, 187: p. 217 t/m 220.

 

Vraag 6b:

Art. 6:106 lid 1 BW geeft een limitatieve opsomming van de gevallen waarin op grond van deze bepaling vergoeding van smartengeld kan worden geclaimd.
Vindplaats: Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding nr. 248: p. 305.

 

Geestelijk letsel kan voor vergoeding in aanmerking komen op grond van art. 6:106 lid 1 sub b. Daarvoor is dan wel een erkend psychiatrisch ziektebeeld vereist. Een obsessief-compulsieve stoornis wordt als zodanig erkend. De vordering heeft dus kans van slagen.

Vindplaats: Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding nr. 187: p. 219.

 

Vraag 7:

Er is hier sprake van een geval van alternatieve causaliteit ex art. 6:99 BW. Kan de schade het gevolg zijn van een of meer gebeurtenissen voor elk waarvan een andere persoon aansprakelijk is, en staat vast dat de schade door ten minste één van deze gebeurtenissen is ontstaan, dan rust de verplichting om de schade te vergoeden op ieder van deze personen, tenzij hij bewijst dat deze niet het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor hijzelf aansprakelijk is. Vast staat dat de schade (geleden door Jagers) door blootstelling aan de oplosmiddelen is ontstaan. Vast staat dat beide bedrijven gebruik maken van deze oplosmiddelen. Op grond van art. 6:99 BW is Zwaag dan aansprakelijk voor de gehele schade, tenzij hij bewijst dat de schade niet als gevolg van een gebeurtenis waarvoor Zwaag aansprakelijk is. Dit betekent dat het verweer van Zwaag dat niet vast is komen te staan dat de schade is veroorzaakt door de oplosmiddelen die in zijn bedrijf zijn gebruikt in het licht van art. 6:99 BW niet zal slagen.
Vindplaats: Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding nr. 238: p. 297.

 

Vraag 8:

Uitleg

Het hier gaat om een rechtmatige overheidsdaad. Op basis van het rapport is het afsluiten van de hoofdstraat met onmiddellijke ingang op grond van het algemeen belang (gevaar voor de volksgezondheid) gerechtvaardigd. De grondslag voor eventuele acties is art. 6:162 BW, een onrechtmatige daad, bestaande in overtreding van een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm (art. 6:162 lid 2 BW). Omdat het gaat om overheidshandelen wordt de zorgvuldigheidsnorm ingekleed door algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb, art. 3:14 BW): gelijkheidsbeginsel, evenredigheidsbeginsel, détournement de pouvoir, fair play, verbod van willekeur.

 

In dit geval is er sprake van willekeur. In het arrest Leffers/Staat (HR 18-01-1991, NJ 1992, 638) r.o. 3.7 geeft de Hoge Raad aan wanneer er toch sprake kan zijn van willekeur – en daarmee een onrechtmatige overheidsdaad - bij een rechtmatig genomen besluit. Het moet dan gaan om:

a. schade die naar verhouding een kleine groep onevenredig in haar belangen treft;

b. en schade die niet behoort tot het normaal maatschappelijk risico of het normale bedrijfsrisico van die groep;

c. en schade die op geen enkele wijze voortvloeit uit de eigen gedragingen van die betreffende groep (eigen schuld of medeschuld).
 

Het overheidshandelen is in zo’n geval willekeurig wanneer de desbetreffende groep geen enkele mogelijkheid wordt gelaten om door middel van overgangsregels of door schadeloosstelling zich aan te passen aan de nieuwe situatie.

 

Toets

Wanneer men een onrechtmatige daad pleegt handelen zij ism de maatschappelijke betamelijkheid. Door het plotseling afsluiten van de verbindingsweg zonder het treffen van voorzieningen, wordt Zwaag in onevenredige mate in haar belang getroffen. Dit wordt in de casus gegeven. Het betreft schade die niet behoort tot het normale bedrijfsrisico van Zwaag indien de afsluiting voortduurt en Zwaag als gevolg hiervan waarschijnlijk failliet gaat; er is geen sprake van eigen schuld van Zwaag.

 

Er is sprake van een onrechtmatige (overheids)daad, bestaande in het afsluiten van de verbindingsweg zonder de afsluiting voor te bereiden en geen rekening te houden met degenen die onevenredig worden belast. De overheid heeft hiermee gehandeld in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid. Toerekening, schade, cv. Voor aansprakelijkheid moet achtereenvolgens nog worden gekeken naar de toerekenbaarheid (art. 6:162 lid 3 BW), de schade, het causaal verband, en de relativiteit (art. 6:163 BW). De overheid is een welingelichte deelnemer aan het rechtsverkeer; als zij onrechtmatig handelt, zal dat in principe aan haar schuld zijn te wijten en anders wel voor haar rekening komen krachtens verkeersopvattingen (zie Comp. no. 422a). Er is schade. Het boekenverkooppunt lijdt verlies. Causaal verband tussen de schade en de onrechtmatige overheidsdaad is ook aanwezig. Zonder het op deze wijze afsluiten van de verbindingsweg had het boekenverkooppunt deze schade niet geleden (c.s.q.n.). En er is voldaan aan art. 6:163. De overheid had hier rekening moeten houden met degenen die onevenredig worden belast bij de afsluiting van de verbindingsweg. Deze zorgvuldigheidsnorm is bedoeld om de schade die Zwagebeke heeft geleden te voorkomen. Conclusie: de gemeente is aansprakelijk o.g.v. art. 6:162 BW.

Vindplaats: Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding nr. 185: p. 213.

 

Tentamen november 2012

Erik Janssen heeft na lang zoeken een tweekamer appartement gekocht op een gewilde locatie in de Jordaan in Amsterdam. Op 1 september 2012 heeft hij de sleutel gekregen. Voordat hij in het appartement trekt, wil hij enkele klussen uitvoeren om het appartement op te knappen. Één van deze klussen is het schuren en lakken van de houten vloeren die reeds in het appartement liggen.
Bij de Bouwmarkt B.V. huurt hij een professionele schuurmachine voor twee dagen, te weten 2 en 3 september 2012. Wanneer hij de machine ’s ochtends op 2 september in werking stelt, raakt deze onmiddelijk oververhit en functioneert niet meer. Janssen brengt de machine meteen terug naar Bouwmarkt B.V., waar een medewerker hem vertelt dat de komende twee weken geen schuurmachines beschikbaar zullen zijn bij Bouwmarkt B.V., en dat hij niet van plan is een schuurmachine bij een ander filiaal of de concurrent te regelen. Janssen huurt vervolgens een schuurmachine bij Klussen&Zo.
Vraag 1
Kan Janssen met succes overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst met Bouwmarkt B.V.? Is daartoe eerst een ingebrekestelling vereist?
***

De Italiaanse werknemer Alfonso wil de maanden juli en augustus doorbrengen met zijn familie in Italië. Hij wil hiervoor onbetaald verlof opnemen. Alfonso is werkzaam voor Securitas B.V. in de beveiligingssector. Alfonso beheerst de Nederlandse taal matig en zijn werkgever is hiervan op de hoogte. In maart zegt hij in gebrekkig Nederlands tegen zijn wergever: “In de zomermaanden wil ik naar mijn familie in Italë. Voorlopig kom ik niet meer terug.”
Net voor zijn vertrek naar Italië, legt Securitas B.V. een stuk aan hem voor, waarin Securitas B.V. als werkgever verklaart dat Alfonso zijn dienstverband beëindigt vanwege een gepland familiebezoek in Italië. Zowel Securitas B.V. als Alfonso ondertekent dit stuk voor akkoord. Gezien het economische klimaat verbaast de werkgever zich wel over deze stap van Alfonso, maar bespreekt dit niet met hem.
 

Begin september meldt Alfonso zich nietsvermoedend bij Securitas B.V. om weer ingeroosterd te worden. Daar krijgt Alfonso te horen dat hij voor zijn vertrek naar Italië zelf vrijwillig ontslag heeft genomen en dat vanwege een personeelsoverschot hij helaas niet opnieuw kan worden aangenomen. Alfonso is het hier niet mee eens. Hij stelt dat hij nooit en te nimmer zijn arbeidsovereenkomst heeft beëindigd: hij heeft enkel getekend voor twee maanden onbetaald verlof.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het standpunt van Securitas B.V. dat Alfonso rechtsgeldig ontslag heeft genomen? Heeft Securitas B.V. gelijk?
***

 

Tot uw verplichte tentamenstof behoort het arrest HR 1 juni 2012, RvdW 2012, 765(Esmilo/MediQ), dat –kort gezegd- handelt over een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot export van medicijnen.

 

Vraag 3
Wat heeft de Hoge Raad in dit arrest bepaald? Noem de wetsbepaling die in het arrest centraal staat, geef de rechtsregel en de door de Hoge Raad genoemde gezichtspunten.

 

***

 

Meneer Tippel heeft een antieke gereviseerde piano aangeschaft in Utrecht voor zijn zoontje van acht die niet onverdienstelijk speelt. Hij vraagt de gespecialiseerde transportfirma Muziekvervoer om de piano te vervoeren naar zijn huis in Leiden. Tippel en Muziekvervoer komen overeen dat de piano op 1 november 2012 voor een bedrag van 200 Euro zal worden vervoerd. Muziekvervoer verwijst in de overeenkomst naar de algemene voorwaarden, die tijdig aan Tippel ter hand worden gesteld. De algemene voorwaarden bevatten het volgende beding: “De opdrachtgever dient de gehele prijs binnen drie dagen na de overeengekomen vervoerdatum te betalen, zelfs al heeft de opdrachtnemer zijn prestatie op dat moment niet verricht.”
Muziekvervoer heeft in de tussentijd een grote opdracht gekregen voor het vervoer van muziekinstrumenten van het nationaal orkest, die hij wil uitvoeren. Hierdoor lukt het niet om op 1 november de piano van Tippel te vervoeren.
Op 4 november spreekt Muziekvervoer Tippel aan tot betaling van 200 Euro. Als Tippel zijn betaling wil opschorten, wijst Muziekvervoer hem op het genoemde beding in de algemene voorwaarden. Tippel beroept zich op de vernietigbaarheid van het beding.
Vraag 4
Zal het beroep van Tippel op de vernietigbaarheid van het beding slagen?

***

 

Joke en Esther (allebei 17 jaar) hebben zin in een feestje. Via Facebook vragen zij de geestelijk gehandicapte Paul (13 jaar) om mee te gaan naar een Project-X feest, dat die avond zal plaatsvinden in de gemeente Laren. Joke schrijft: “Kom je ook, vanavond lekker rellen!’. Paul ziet dit wel zitten en zegt dat hij zal komen. Die avond sluipen Joke, Esther en Paul stiekem, zonder dat hun ouders het weten, het huis uit en gaan naar de gemeente Laren. Daar is het feest al in volle gang. Paul is dolenthousiast en begint met stenen de ruiten van verschillende woningen in te gooien. Joke en Esther staan erbij te lachen. Een steen gaat de verkeerde kant op en raakt de Heer Voormans, die op dat moment zijn hond aan het uitlaten is. Hij lijdt hierdoor schade.

 

Vraag 5
Wie is/zijn aansprakelijk voor de schade van de heer Voormans?
 

***

Stel dat Joke aansprakelijk is voor de schade. Door de steen raakt de bril van Voormans onherstelbaar beschadigd. Zelf heeft hij geen schrammetje. Wel heeft hij sinds het incident een sterk gevoel van onbehagen, waardoor hij minder graag de straat op gaat. Een nieuwe bril kost 250 Euro. Voormans besluit echter geen nieuwe bril aan te schaffen, maar voor 80 Europ nieuwe glazen in een oud montuur van hem te laten zetten.
Vraag 6
Heeft Voormans recht op vergoeding van:
- De schade wegens vernieling van zijn bril? Zo ja, op welk bedrag kan hij aanspraak
maken?
- Immateriële schade wegens zijn sterk gevoel voor onbehagen?

 

***

 

Elena Colibrie heeft zich verslapen en besluit de auto naar haar werk te nemen. Tijdens het rijden gaat de telefoon. Het is een collega van haar en zij besluit op te nemen. Doordat zij met het telefoongesprek bezit is, ziet zij te laat de tweeëntwintigjarige Roos Zwart die met haar fiets tegen de verkeersregels in voorrang neemt. Er volgt een aanrijding. Roos loopt bij dit ongeval letselschade op ten bedrage van 7000 Euro. Vast staat dat Roos voor 80% heeft bijgedragen aan de schade. Elena meent dat zij daarom slechts 20% van de schade moet vergoeden.

Vraag 7
Heeft Elena gelijk?

 

***
 

Pieter Parker (37 jaar) besluit om een paar broden en enige lekkernijen te gaan kopen bij zijn favoriete bakker. Pacey, de hond van Pieter, wordt door Pieter buiten neergelegd en met zijn riem vastgebonden aan een hondenhaak (een voor honden bestemde plaats).
Joris Hofhuizen (18 jaar) verveelt zich. Hij ziet Pacey rustig voor de bakkerij liggen en besluit de hond een beetje op te hitsen door een paar kleine rotjes af te steken en naar de hond te gooien. De rotjes landen vlakbij zijn kop. Pacey schrikt van de knallen en bijt hierdoor voorbijgangster Doris Vermeulen in haar been, die ook even een broodje bij de bakker wilde gaan halen. Doris lijdt hierdoor schade.
Stel dat Pieter als hondenbezitter aansprakelijk is voor de gehele schade van Doris en dat Pieter het gehele schadebedrag aan Doris heeft voldaan.

Vraag 8
Kan Pieter het geheel of in ieder geval een deel van het betaalde schadebedrag nu op Joris verhalen?

 

Antwoordindicatie tentamen november 2012

 

Vraag 1:

Voor ontbinding van de huurovereenkomst kan Janssen een beroep doen op art. 6:265 BW. Vereist zijn, een wederkerige overeenkomst, een tekortkoming van de Bouwmarkt B.V., en de tekortkoming moet de ontbinding rechtvaardigen. De huurovereenkomst is een wederkerige overeenkomst, en het verhuren van een ondeugdelijk schuurapparaat is een tekortkoming die de ontbinding rechtvaardigt.
Vindplaats: Compendium nr. 519: p. 358.
 

Wat betreft de tekortkoming gelden de eisen dat de verbintenis opeisbaar is, de prestatie uitblijft/ondeugdelijk geschiedt, de niet nakoming niet wordt gerechtvaardigd door een opschortingsbevoegdheid, en voor zover nakoming nog mogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is (6:265 lid 2). Aan de eerste drie eisen is voldaan.
Vindplaats: Compendium nr. 378: p. 244.
Voor het verzuim geldt, dat nakoming nog mogelijk is, maar door de mededeling van Bouwmarkt moet Janssen afleiden dat deze zal tekortschieten, hierdoor treedt het verzuim van rechtswege in (art. 6:83 sub c). Er is dan geen ingebrekestelling vereist.
Vindplaats: Compendium nr. 379, 380: p. 245, 246.

 

Vraag 2:

Securitas B.V. meent dat Alfonso ontslag heeft genomen, een eenzijdige gerichte rechtshandeling. Voor een geldige rechtshandeling is vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil en een geopenbaarde verklaring van Alfonso (art. 3:33).
Vindplaats: Compendium nr. 33, 34: p. 22, 23.
In dit geval was er wel een verklaring, maar ontbrak de wil van Alfonso, en is op de grondslag van art. 3:33 BW dus geen rechtshandeling tot stand gekomen.
Vindplaats: Compendium nr. 35: p. 23.
Securitas B.V. kan een beroep doen op de tweede grondslag voor de totstandkoming van de rechtshandeling: het gerechtvaardigd vertrouwen (art. 3:35). Daarvoor is vereist dat er een verklaring is van Alfonso, die is opgevat als een tot Securitas B.V. gerichte verklaring van een bepaalde strekking, terwijl die opvatting overeenkwam met de zin die hij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze aan Alfonso’s verklaring mocht toekennen. In dit geval kan Securitas B.V. niet gerechtvaardigd vertrouwen op de verklaring van Alfonso, nu deze werknemer gebrekkige taalvaardigheden bezit en hij tevens ernstig nadeel zal ondervinden als gevolg van de verklaring.
Vindplaats: Compendium nr. 37, 38: p. 24, 25.
Securitas B.V. had moeten onderzoeken of Alfonso wel besefte wat hij verklaarde.
Vindplaats: Rechtshandeling & Overeenkomst nr. 41: p. 41.
Dit leidt tot de conclusie dat er geen rechtshandeling tot stand is gekomen, noch op grond van art. 3:33, noch op grond van 3:33 jo. 3:35. Securitas BV heeft dus geen gelijk.

 

Vraag 3:

De wetsbepaling die centraal staat in HR 1 juni 2012, RvdW 2012, 765 (Esmilo/Mediq) is art. 3:40 BW. De Hoge Raad heeft in dat arrest bepaald dat de enkele omstandigheid dat een overeenkomst wat betreft de (inhoud of) strekking in strijd is met een formele wet, de overeenkomst niet per definitie nietig maakt vanwege strijd met openbare orde op grond van art. 3:40 lid 1.
 

Om te beoordelen of de inhoud of strekking van de overeenkomst inderdaad tevens in strijd is met de openbare orde, dient de rechter een toets aan te leggen, waarbij hij in elk geval de volgende gezichtspunten betrekt:

 

• welke belangen door geschonden regel worden beschermd;

• of door de inbreuk op de regel fundamentele beginselen worden geschonden;

• of partijen zich bewust waren van de inbreuk op de regel;

• of de regel in een sanctie voorziet.

Zie voor informatie over 3:40 BW Compendium nr. 48 t/m 51: p. 30 t/m 33.

 

Vraag 4:

Het beding in de algemene voorwaarden van Muziekvervoer probeert de wettelijke bevoegdheid van Tippel tot opschorting uit te sluiten. Tippel kan het beding vernietigen op grond van het onredelijk bezwarend karakter daarvan (art. 6:233 sub a).
Vindplaats: Rechtshandeling & Overeenkomst nr. 241, 243: p. 256, 257, 258.
Omdat afwijkingen van wettelijke opschortingsbevoegdheid op de zwarte lijst staan (art. 6:236 sub c) en Tippel een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf, is het beding zonder meer onredelijk bezwarend, en dus vernietigbaar.
Vindplaats: Rechtshandeling & Overeenkomst nr. 244: p. 260.

 

Vraag 5:

De ouders van Paul zijn aansprakelijk op grond van artikel 6:169 lid 1 jo art. 6:162 jo 6:165 BW. Er is schade aan een de heer Voormans toegebracht door een als een doen te beschouwen gedraging (het gooien met een steen) van Paul, die 13 jaar is. Deze gedraging zou aan Paul als een onrechtmatige daad kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan. Het is in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt om met stenen te gooien terwijl er mensen in de buurt lopen. Daarnaast was dit aan Paul toerekenbaar geweest op grond van de wet indien zijn leeftijd hieraan niet in de weg had gestaan, zie art. 6:165 lid 1 BW.
Vindplaats: Verbintenissen uit de Wet en Schadevergoeding nr. 75, 83 t/m 86: p. 88, 94 t/m 96.
Compendium nr. 412, 413: p. 275.

 

Joke en Esther zijn aansprakelijk op grond van artikel 6:166 lid 1 BW. Paul heeft onrechtmatig schade toegebracht. De kans op het aldus toebrengen van schade had Joke en Esther moeten weerhouden van hun gedragingen in groepsverband. Zij hadden Paul niet moeten vragen om mee te gaan naar het Project-X feest en hadden hem moeten tegenhouden of zelf weg moeten gaan toen hij met stenen begon te gooien.

Opmerking: Joke en Esther kunnen ook op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk worden gehouden.
Vindplaats: Verbintenissen uit de Wet en Schadevergoeding nr. 78: p. 89.
Compendium nr. 419, 425: p. 278, 284.

 

Paul is zelf niet aansprakelijk, zijn gedrag is aan hem niet toerekenbaar, zie art. 6:164 BW.

 

Vraag 6:

De heer Voormans kan schadevergoeding vorderen wegens vernieling van zijn bril, en wel € 250,-. Er is sprake van vermogensschade, art. 6:95 BW. De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is, art. 6:97 BW. Concrete schadebegroting is de hoofdregel. In geval van zaaksbeschadiging kan de schade echter abstract worden berekend. Ook al heeft Voormans dus geen vervangende bril aangeschaft, hij kan toch vergoeding van € 250,- vorderen.
Vindplaats: Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding nr. 206 t/m 208: p. 254 t/m 259.
Compendium nr. 392a: p. 256.

De heer Voormans heeft geen recht op vergoeding van immateriële schade wegens zijn angstgevoelens. Art. 6:106 lid 1 bevat een limitatieve opsomming van de gevallen waarin op grond van deze bepaling vergoeding van smartengeld kan worden geclaimd. Gevoelens van onbehagen vallen hier niet onder. Weliswaar kan geestelijk letsel ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ (art. 6:106 lid 1 sub b) opleveren, maar hiervoor is blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad vereist dat sprake is van een erkend psychiatrisch ziektebeeld. Enkel een gevoel van onbehagen of van onvrede of ongenoegen is onvoldoende voor een recht op smartengeld. Zie de arresten Taxibus en Wrongful birth.
Vindplaats: Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding nr. 247, 248: p. 304, 305.
Compendium nr. 391a, 392: p. 253, 255.

 

Vraag 7:

Het gaat hier om het leerstuk van de “eigen schuld” ex art. 6:101 BW. Art. 6:101 BW geeft twee maatstaven. De primaire maatstaf is de wederzijdse causaliteit. In casu is deze verdeling gegeven: Elena heeft voor 20% en Rosalinde 80% bijgedragen aan het ongeval. Op basis van de billijkheid (secundaire maatstaf) kan de verdeling, die voortvloeit uit toepassing van de primaire maatstaf worden gecorrigeerd.
 

In het geval van verkeersaansprakelijkheid waarbij het gaat om een gemotoriseerde dader en een ongemotoriseerd slachtoffer is in de jurisprudentie een vaste billijkheidscorrectie vastgesteld. Bij slachtoffers die veertien jaar of ouder zijn, geldt de ‘50%-regel”, tenzij er sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Dit betekent dat Elena ten minste 50% dient te vergoeden. Roos is immers 22 jaar oud en hier is ook geen sprake van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid. Dient Elena een percentage hoger dan 50% te vergoeden? Nee, in dit geval zijn er geen omstandigheden die een nadere of extra billijkheidscorrectie rechtvaardigen. Elena heeft dus geen gelijk en dient niet 20% maar 50% (€ 3500,-) van de schade te vergoeden.

Vindplaats: Verbintenis uit de wet en schadevergoeding nr. 227 t/m 230: p. 287 t/m 290.

 

Vraag 8:

Pieter is als bezitter van Pacey op grond van art. 6:179 BW aansprakelijk voor de door Doris geleden schade. Dat Pieter aansprakelijkheid is voor deze schade, is in casu gegeven.
Vindplaats: Verbintenis uit de wet en schadevergoeding nr. 123 t/m 125: p. 128 t/m 130.
Joris is op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk. Zijn handelen is onrechtmatig ex art. 6:162 lid 2 BW: het gericht gooien van rotjes naar een hond is in strijd met de maatschappelijke betamelijkheid. Wegens schuld kan deze onrechtmatige gedraging aan Joris worden toegerekend ex art. 6:162 lid 3 BW. Het vereiste causaal verband (c.s.q.n.) tussen de schade en de onrechtmatige gedraging is aanwezig: zonder het gooien van de rotjes, had de hond immers niet gebeten.

Vindplaats: Verbintenis uit de wet en schadevergoeding nr. 14 t/m 16: p. 21, 22. Nr. 19: p. 26.

 

Pieter en Joris zijn dus beide aansprakelijk voor dezelfde schade. Zij zijn ex art. 6:102 lid 1 BW hoofdelijk verbonden. Uit art. 6:102 lid 1 BW volgt, dat voor de bepaling van hetgeen zij krachtens art. 6:10 BW in hun onderlinge verhouding met betrekking tot de schade moeten bijdragen, wordt bepaald aan de hand van art. 6:101 BW, tenzij uit wet of rechtshandeling een andere verdeling voortvloeit. De tenzij-formule gaat hier niet op. Dit betekent dat Joris in ieder geval een gedeelte van de schade dient te vergoeden. Nu Pieter de gehele schade aan Doris heeft vergoed, kan Pieter ex art. 6:10 lid 2 BW Joris aanspreken voor het gedeelte dat hij meer heeft betaald dan hem aangaat.
Vindplaats: Verbintenis uit de wet en schadevergoeding nr. 240 t/m 242: p. 300 t/m 302.

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
450