Collegeaantekeningen week 4 en 5

Samenvatting van de colleges van week 4 en 5 van Burgerlijk Procesrecht, Leiden Rechten Jaar 3.


Week 4: Uitspraken en rechtsmiddelen

Rechtsmiddelen: algemene opmerkingen

Er zijn gewone en buitengewone rechtsmiddelen. Al deze rechtsmiddelen hebben bepaalde functies. Allereerst de gewone rechtsmiddelen. Deze zijn aan de orde als de procedure zonder incidenten verloopt.

 

Gewone rechtsmiddelen

Het eerste gewone rechtsmiddel is het verzet. Dit rechtsmiddel is te vinden in titel 1.2.8 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het verzet kan worden ingesteld door de gedaagde die niet bij de behandeling ter terechtzitting aanwezig is geweest. Er volgt dan in principe verstekverlening (mits de dagvaarding in orde is), de gedaagde kan dan het verstek zuiveren zolang het eindvonnis nog niet is gewezen. Zuiveren gebeurt door alsnog in het geding te verschijnen. Het rechtsmiddel van verzet is bedoeld voor rechtsverschaffing in verband met de hoor en wederhoor. Iemand die niet in het geding is verschenen moet immers nog wel een kans krijgen om zijn verhaal te doen. Verzet is ook mogelijk in appel en cassatie op grond van art. 353 jo. 418a Rv. Verzet moet worden gedaan binnen vier weken na de betekening van het vonnis. De partijen in eerste aanleg heten opposant (oorspronkelijk gedaagde) en geopposeerde (oorspronkelijk eiser).

Als een gedaagde verzet wil instellen dan wordt eerst een verzetdagvaarding uitgebracht. Deze heeft dezelfde functie als een conclusie van antwoord en geldt ook als zodanig (147 lid 1 Rv). Bij een verzoekschriftprocedure is in beginsel geen verzet mogelijk, behoudens in geval van een executiegeschil in een noodsituatie (art. 438 Rv). In kort geding is het wel mogelijk, zie art. 259 Rv.

Naast het verzet vindt men in tweede feitelijke instantie het appel of hoger beroep. Dit is bedoeld om de lagere rechter te controleren, maar ook om rechtseenheid te verschaffen en het recht te ontwikkelen. Het Hof moet het recht op een eenduidige manier uitleggen en het recht moet steeds worden uitgewerkt in de jurisprudentie. Appel is terug te vinden in titel 1.7 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In appel is de controlefunctie het belangrijkst, de overige functies zijn voorbereidingen op cassatie. Het hoger beroep heeft een devolutieve werking: het gaat om een volledige tweede feitelijk instantie.

Als laatste is er het rechtsmiddel van cassatie, dat kan worden ingesteld bij de Hoge Raad. Cassatie is te vinden in titel 1.11 Rv. Ook de cassatierechter beoogt de lagere rechters te controleren. Daarnaast wil hij rechtseenheid scheppen en is de ook nog belangrijk voor de rechtsontwikkeling.

 

Buitengewone rechtsmiddelen

Naast gewone rechtsmiddelen kent het recht ook buitengewone rechtsmiddelen. Deze komen niet veel voor maar zijn het wel waard om genoemd te worden. Allereerst het derdenverzet, genoemd in titel 1.9 Rv. Derdenverzet kan worden gedaan door iemand die geen partij is geweest bij de uitspraak. Dit gebeurt bijna nooit. Het derdenverzet beoogt recht te verschaffen in verband met het beginsel van hoor en wederhoor. (art. 236 Rv).

Het laatste buitengewone rechtsmiddel is de herroeping, geregeld in titel 1.10 Rv. Dit rechtsmiddel komt vaker voor dan het derdenverzet, maar nog steeds niet heel veel. Een herroeping beoogt recht te verschaffen in verband met zaken als valsheid in geschrifte, meineed, kortom: alles waardoor de rechter buiten zijn schuld om op een foute manier is voorgelicht. In dit vak worden deze rechtsmiddelen verder niet behandeld.

De gewone rechtsmiddelen hebben in beginsel schorsende werking. Dit houdt in dat de partij die het proces wint geen beslag mag leggen of, indien hij in beroep gaat, moet hij het beslag intact laten bij beroep indien dit al is gelegd.

Schorsende werking is het uitgangspunt, maar de rechter kan de uitspraak ook uitvoerbaar bij voorraad verklaren. In dit geval verklaart de rechter dat de uitspraak ondanks het ingestelde rechtsmiddel mag worden uitgevoerd. Buitengewone rechtsmiddelen hebben geen schorsende werking, omdat de termijn voor beroep anders is dan bij gewone rechtsmiddelen.

 

Maar door wie worden rechtsmiddelen ingesteld? Dit gebeurt in beginsel door partijen, behoudens derdenverzet en cassatie in het belang der wet. In het laatste geval heeft de uitspraak geen invloed op de rechten en plichten van partijen.

De aanpak van rechtsmiddelen is als volgt. De advocaat van partijen zal allereerst proberen om de uitspraak te bestrijden. Het gaat hier om de uitspraak ´waarvan beroep [wordt vernietigd/toegewezen]´. Hetzelfde geldt voor de appelrechter, die in het dictum de vordering alsnog de vordering kan afwijzen.

 

Het grievenstelsel

In appel kunnen partijen al hun grieven aanvoeren. Maar wat zijn grieven? Dat werd bepaald in het arrest Werttenbroek q.q./Van de Heuvel en Van Vlerken. Grieven zijn alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak dient te worden vernietigd. Hier onder valt ook een wijziging of vermeerdering van de eis met toepassing van de ´strakke´ regel: direct bij Memorie van Grieven of Memorie van Antwoord. (Snijders, 9 december 2014, sheet 14). Maar er is ook een uitzondering op de in beginsel strakke regel. Als feiten redelijkerwijs niet eerder in het geding te brengen zijn dan mag het wel later worden aangevoerd. Dit is bijvoorbeeld als de wederpartij uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven om een grief later in het geding te brengen. Het kan ook liggen aan de aard van het geschil. Tevens kunnen er nieuwe feiten naar voren zijn gekomen die naar voren kunnen worden gebracht. Dit uiteraard wel met toepassing van de eisen van een goede procesorde. De vereisten voor verweren zijn nader uitgewerkt in de arresten Spijkers/Ru-Pro en Doornenbal/Spek. Deze arresten hoeven niet intensief te worden bestudeerd, maar alleen de noot punt 4 onder a van NJ 2013/6 en 2013/7 moet worden gelezen. (Snijders, 9 december 2014, sheet 15)

Nu nog de vraag hoe het grievenstelsel precies werkt. De vraag bij het grievenstelsel is wat de appelrechter precies moet behandelen. Allereerst moet hij wegens de devolutieve werking van het appel natuurlijk alles van eerste aanleg behandelen. Echter, slechts voor zover er grieven zijn aangevoerd wordt de zaak overgedaan bij de appelrechter, de overige feiten en omstandigheden worden beschouwd als vaststaand. Dit heet de negatieve zijde, er gaat namelijk een stukje af van wat de rechter in appel moet behandelen. Gelukkig is er ook een positieve zijde. Als een grief gegrond wordt bevonden dan worden ook stellingen en verweren van geintimeerde in eerste aanleg die door de rechter in eerste aanleg zijn verworpen of onbehandeld zijn gelaten behandeld. Tevens kunnen er nieuwe feiten (nova) worden aangevoerd. Dit gebeurt niet heel veel en moet wel gebeuren binnen de grenzen van een goede procesorde (art. 348 jis. 353 en 362 Rv). Daarnaast moeten zaken van openbare orde worden behandeld, desnoods ambtshalve buiten de grenzen van de rechtsstrijd. Dit laatste kan alleen op basis van de feiten.

 

Het grievenstelsel is overigens van overeenkomstige toepassing op de verzoekschriftprocedure.

 

De procedure in appel verloopt verschillend voor de dagvaardingsprocedure en de verzoekschriftprocedure. Bij een dagvaardingsprocedure zijn de artikelen 343 en 353 Rv de belangrijkste toepasselijke artikelen. In dat geval wordt eerst weer een dagvaarding uitgebracht, de appeldagvaarding. Daarna volgt de Memorie van Grieven, ingediend door de appellant. Vervolgens de Memorie van Antwoord, ingediend door geintimeerde. Uiteindelijk volgt het arrest en kunnen zich nog allerlei incidenten voordoen.

De verzoekschriftprocedure in hoger beroep wordt ingeleid met een appelrekest, oftewel een beroepschrift. Daarna volgt een appelverweerschrift, vervolgens mondelinge behandeling ter terechtzitting en als laatste wijst de rechter een beschikking. Het kan zijn dat de geintimeerde aanmerkingen heeft op de uitspraak in hoger beroep. Hij kan dan incidenteel beroep instellen, art. 339 lid 3 jo. 358 lid 5 Rv. Iedereen kan incidenteel beroep instellen, het is een procedure van de ander. Het oorspronkelijk ingestelde appel heet dan principaal appel. Dit kan ook ingesteld worden bij cassatie en in de verzoekschriftprocedure. Tevens is een spoedkortgeding mogelijk, maar bij appel is de vaart vaak al uit de procedure dus dit zal weinig effect hebben.

Over het incidenteel appel werd ook nog het arrest X/LTO Noord Verzekeringen BV gewezen. In casu ging het hier om twee rechtsvragen. De eerst vraag luidde of een incidenteel appel een zelfstandige positie inneemt ten opzichte van het principaal appel bij de bepaling van wat een eerste processtuk is. De Hoge Raad beantwoordde deze vraag bevestigend. De tweede rechtsvraag was de vraag of in civiel appel een reformatio in peius is toegestaan. Een reformatio in peius houdt in dat je niet slechter mag worden van het in beroep gaan. Volgens de Hoge Raad is dit niet toegestaan, dit berust op vaste rechtspraak.

Als een rechter een zaak afdoet hoeft dat niet altijd definitief te zijn. Hij kan ook een tussenuitspraak doen, of een gedeeltelijke einduitspraak. Of een uitspraak een tussenuitspraak, een deelutispraak of een gedeeltelijke einduitspraak is is relevant voor eerste aanleg, appel en cassatie. Het geldt voor zowel de dagvaardingsprocedure als de verzoekschriftprocedure en kan in zowel de bodemprocedure als in kort geding voorkomen.

 

Een tussenuitspraak houdt in dat een vordering deels wordt toegewezen, bijvoorbeeld bij een voorlopige voorziening. Er moet dan worden gewacht op de appeluitspraak voordat de procedure kan worden vervolgd. Een deeluitspraak is een uitspraak waarbij het gevorderde of verzochte deels wordt afgedaan. Het is dus voor een gedeelte een einduitspraak en deels een tussenuitspraak. Een eindbeslissing wordt uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven. Bij een einduitspraak wordt al het gevorderde of verzochte afgedaan. De rechter is gebonden aan zijn eigen eindbeslissingen. Tegen voorlopige beslissingen is geen cassatie mogelijk.

 

Hoewel de rechter in beginsel aan zijn eigen eindbeslissingen is gebonden, is er wel een nuancering op gegeven in het arrest De Vries/Gemeente Voorst. De vraag was hoeveel ruimte de rechter heeft om terug te komen op een eerder door hem gegeven eindbeslissing. De Hoge Raad oordeelde dat op basis van de eisen van een goede procesorde de bevoegdheid bestaat om een beslissing te heroverwegen. Het moet dan wel gaan om een beslissing die is gegeven op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag.

 

Als laatste is er het rechtsmiddel van cassatie. Het gaat hier om een beperkte instantie, de feiten worden beschouwd als vaststaand. De Hoge Raad kijkt enkel of het recht juist is toegepast. Cassatiemiddelen gelden als buitengrens, dat wil zeggen dat je niet buiten de middelen om kan treden in cassatie. De termijn voor cassatie bedraagt drie maanden.

 

De procedure in cassatie verloopt verschillend voor de dagvaardingsprocedure en de verzoekschriftprocedure. De dagvaardingsprocedure vangt aan met een cassatiedagvaarding. Daarna volgt de conclusie van antwoord in cassatie, dan de pleidooien (doorgaans schriftelijk), vervolgens een conclusie van de Procureur-Generaal, dan de Borgersbrief en als laatste het arrest. Een Borgersbrief is vernoemd naar een arrest van het EHRM. Het kan namelijk zijn dat partijen nog willen reageren op de conclusie van de P-G. Dit moet mogelijk zijn en hiervoor dient de Borgersbrief. Dit komt tegemoet aan het beginsel van hoor en wederhoor.

 

Ook incidenteel cassatieberoep is mogelijk, art. 410 jo. 427a lid 2 Rv. Er is dan ook een conclusie van antwoord in het cassatieberoep respectievelijk een verweerschrift in het incidenteel cassatieberoep. Voor het kort geding in cassatie gelden geen bijzondere bepalingen. Wel is het dictum in cassatie anders dan in beroep. Het cassatieberoep wordt dan bekrachtigd of veworpen. Nadat het beroep is vernietigd volgt vaak een procedure na verwijzing in plaats van afdoening ter plaatse, art. 424 jo. 429 lid 2 Rv. De situatie na vernitiging is echter materieel gezien vaak dezelfde situatie als die voor vernietiging.

 

Naast de gewone rechtsmiddelen zijn er ook nog enkele pseudo-rechtsmiddelen. Een uitspraak kan namelijk worden verbeterd/gerepareerd (ar.t 31 Rv) of aangevuld (art. 32 Rv). In het laatste geval is de rechter vergeten een deel van het gevorderde te behandelen. Het arrest Staat/Princeville stelde over art. 31 Rv twee rechtsvragen. De eerste luidde of een nieuwe beroepstermijn aan ving in geval van een rectificatie ex art. 31 Rv. Volgens de Hoge Raad geldt dit niet, de oorspronkelijke beroepstermijn blijft gelden. De tweede rechtsvraag luidde of een essentieel vormverzuim de uitsluiting van het beroep tegen rectificatie doorbreekt ex art. 31 lid 4 Rv. Deze vraag werd bevestigend beantwoord.

 

Particuliere rechtsgangen

Naast de weg naar de rechter zijn er ook nog manieren om via de particuliere weg je recht te halen. De bekendste drie zijn arbitrage, bindend advies en mediation.

 

Arbitrage is behandeling van een zaak door een scheidsgerecht. Het ziet zowel op procedures in als buiten geschil, art. 1020 Rv. Het kan dan gaan om een kwaliteitsarbitrage (bepalen van de kwaliteit van koffie) of anderssoortige arbitrages. Sommige zaken worden gevoerd zonder dat er een instituut bij betrokken is: arbitrage ad hoc. Daarnaast is er de institutionele en de reglementaire arbitrage. Arbitrage kan in vrijwel iedere zaak worden toegepast, alleen niet in zaken van openbare orde, art. 1020 Rv. Het arbritragerecht is liberaal procesrecht, het staat grotendeels ter vrije bepaling van partijen. Partijen mogen zelf beslissen hoe ze de procedure voeren en wie de arbiters zijn. Arbitrale vonnissen zijn ook uitvoerbaar in het buitenland volgens het verdrag van New York, dat als een soort EEX-Verordening fungeert.

 

Zodra tot arbitrage wordt overgegaan verklaart de overheidsrechter zichzelf in beginsel onbevoegd, art. 1022 Rv. De overheidsrechter moet service verlenen ten aanzien van zaken als de benoeming van arbiters. Tevens controleert hij hun uitspraken. Zie hier over nader het arrest Nannini/SFT. De vraag was of een motivering zonder enige steekhoudende verklaring voldoende is om te zeggen dat een beslissing niet met redenen is omkleed in de zin van art. 1065 lid 1 sub d Rv. Dit was het geval volgens de Hoge Raad, maar het mag niet zomaar gebeuren, maar alleen als de motivering ontbreekt of de rechter geen steekhoudende verklaring voor de beslissing geeft. De rechter moet hierin dus terughoudend zijn, anders is het rechtsmiddel van arbitrage nutteloos. (Snijders, 9 december 2014, sheet 35)

 

De laatste twee zijn het bindend advies en meditation. Het bindend advies wordt gegeven door een derde, bijvoorbeeld zoals in het programma de Rijdende Rechter. Mediation is gestructureerde bemiddeling door een derde.

 

Week 5: executie- en conservatierecht

Algemene opmerkingen

Dit college gaat over het executie- en conservatierecht, maar ook over het beslagrecht. Het conservatierecht allereerst is het geheel van bewarende maatregelen, het conservatierecht wordt ook wel bewaringsrecht genoemd. Het gaat er om dat een bepaald goed wordt behouden en niet bijvoorbeeld wordt verduisterd of op een andere manier aan het beslag wordt onttrokken.

Daarnaast is er het executierecht. Hierbij gaat het om de tenuitvoerlegging van bepaalde rechten. Het executierecht bevat een geheel van executiemaatregelen. Het executierecht wordt ook wel het tenuitvoerleggingsrecht genoemd. Binnen het executierecht en het conservatierecht is er nog het beslagrecht, waarbij goederen aan de vrije beschikking van een partij worden onttrokken. Naast de maatregelen van beslag bestaan er ook nog andere conservatoire en executoriale maatregelen. Deze komen ook nog aan bod, maar vormen niet het belangrijkste onderwerp van dit college.

 

Het conservatierecht

Het conservatierecht is zoals gezegd het geheel van conserverende of bezwarende maatregelen. Een conservatoir beslag kan handig zijn als er gevaar bestaat voor verduistering. Op die manier kan iemand er niet met het goed vandoor gaan door het beslag. Een groot verschil tussen conservatoire en executoriale maatregelen is dat er bij conservatoire maatregelen nog geen uitspraak is geweest. Deze uitspraak heet de executoriale titel en is nodig om tot tenuitvoerlegging (oftewel executie) te kunnen overgaan.

Bij het conservatierecht kunnen er ook de zogenaamde conservatiegeschillen ontstaan. Voor beslagrecht is dit geregeld in artikel 705 lid 1 Rv. Voordat conservatoir beslag kan worden gelegd moet eerst verlof worden aangevraagd bij de voorzieningenrechter van de rechtbank, art. 700 lid 1 Rv. Als dit verlof wordt goedgekeurd wordt beslag gelegd. Er kan dan een conservatiegeschil ontstaan, dat houdt in dat het bestaan van een vordering wordt betwist. Er wordt dan gevorderd dat het beslag wordt opgeheven. Dit gebeurt meestal in een opheffingskortgeding, omdat je zo snel mogelijk bij de goederen wilt. Tijdens de verlofprocedure wordt de wederpartij niet gehoord. Een woning zou dan namelijk voortijdig kunnen worden ontruimd door de wederpartij, terwijl je de goederen juist wilt behouden. Geen slapende honden wakker maken dus!

 

Beslagrecht algemeen

Beslag is het onttrekken van een goed aan de vrije beschikking van de beslagene. Het is geen vermogensrecht en heeft dus ook geen prioriteitsrecht. Beslagrecht is een instrument ter verwezenlijking van bepaalde rechten. Er kan op veel goederen beslag worden gelegd, maar niet op goederen die bestemd zijn voor de openbare dienst. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de stoelen in de Tweede Kamer. Deze regel staat in art. 436 Rv.

Bij verkoop van een goed waarop beslag is gelegd is er nog iets bijzonders aan de hand. Stel dat A beslag legt op een goed bij B en B verkoopt en levert dit goed vervolgens aan C (een derde). A kan dan zijn recht uitoefenen alsof het goed niet is verkocht aan C, behoudens derdenbescherming.

 

Executierecht

Voor het executierecht is zoals gezegd een executoriale titel nodig. Deze regel staat beschreven in artikel 430 Rv. Een executoriale titel kan een proces-verbaal zijn, maar ook een authentieke akte of een rechterlijke uitspraak. Er zijn twee soorten vormen van executie: de eigenlijke en de oneigenlijke executie. Bij eigenlijke executie gaat het om een gedwongen tenuitvoerlegging van executoriale maatregelen. De beslaglegger wordt dan direct voldaan uit de opbrengst van de executie. Bij oneigenlijke executie gaat het bijvoorbeeld om de tenuitvoerlegging van een tussenuitspraak, bijvoorbeeld een interlocutoir vonnis tot getuigenverhoor. Deze procedure wordt geschorst door de instelling van een gewoon rechtsmiddel.

 

Tevens zijn er de directe en de indirecte executie. Bij een directe executie krijg je direct waar je recht op hebt, je wordt gelijk voldaan uit de opbrengst van de tenuitvoerlegging. Denk hierbij aan ontruiming. Bij indirecte executie gebeurt dit niet, er moet dan eerst nog iets anders gebeuren voordat tot executie kan worden overgegaan. De twee vormen van indirecte executie zijn dwangsom en lijfsdwang. Er moet dan een bepaald bedrag worden betaald of men zit opgesloten totdat er wordt betaald.

 

Ook bij executiemiddelen kan er bezwaar tegen de executie worden gemaakt. Dit gebeurt door middel van een executiegeschil, dat is uitgewerkt in het arrest Ritzen/Hoekstra (en in artikel 439 Rv). In dit arrest was er een vonnis gewezen waarin was bepaald dat een ontruiming moest plaatsvinden. Dit vonnis was gewezen in kort geding. De eerste procedure betrof dus dit vonnis (ingesteld door Hoekstra tegen Ritzen), waarbij de vordering tot ontruiming was toegewezen (deel 1). Echter, tegen dit vonnis werd hoger beroep ingesteld (deel 2). Hangende dit hoger beroep ontstond een executiegeschil in kort geding (deel 3), de schorsing van het beroep werd hierin afgewezen. Tegen dit kortgedingvonnis werd vervolgens ook hoger beroep ingesteld (deel 4). Wat was nu de status van het vonnis tot ontruiming (deel 1), gegeven het hoger beroep hiertegen? De Hoge Raad bepaalde dat er een aantal criteria is waaronder er niet mag worden geëxecuteerd. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bij het ontbreken van een in redelijkheid te respecteren belang bij executie mag er niet worden geëxecuteerd. Maar wanneer ontbreekt dit belang? Dat kan als er sprake is van een juridische of een feitelijke misslag. Ook kan dit als op grond van nieuwe feiten de geëxecuteerd anders klaarblijkelijk in een noodtoestand verkeert. Denk hierbij aan iemand die vlak voor de kerst uit huis wordt gezet.

 

Conservatoire maatregelen

Zoals gezegd bestaan conservatoire maatregelen niet alleen uit het leggen van conservatoir beslag. Er zijn ook andere conservatoire maatregelen mogelijk. Denk hierbij aan verzegeling, boedelbeschrijving, gerechtelijke bewaring en onderbewindstelling. De gerechtelijke bewaring is het meest voorkomend. Er wordt dan een bewaarder aangesteld die wordt ingezet in combinatie met een beslag. Denk aan beslag op een auto: de bewaarder moet dan zorgen dat de auto niet van de aardbodem verdwijnt.

 

Conservatoir beslag

De belangrijkste conservatoire maatregel is echter nog steeds het conservatoir beslag. Een belangrijke regel bij conservatoir beslag is uitgewerkt in het arrest Forward/Huber. Het ging hier om de zogenaamde ‘stergrond’, grond die gelegen is rondom de luchthaven Schiphol. Op deze grond werd conservatoir beslag gelegd. De vraag was of de rechthebbende op deze grond nu beschikkingsonbevoegd (conform het goederenrecht) was geworden. Met beschikkingsbevoegdheid wordt bedoeld het recht om een goed te vervreemden of te bezwaren. Volgens de Hoge Raad was er in casu geen sprake van beschikkingsonbevoegdheid. Echter, de vervreemding of bezwaring door de beslagene kan niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen, artikel 505 lid 2 jo. 726 Rv. (Snijders, 16 december 2014, sheet 12).

 

Om dit te illustreren de casus van het arrest. Huber (beslaglegger) legt beslag op grond die in eigendom is van Forward (beslagene). Forward verkoopt en levert de grond aan een derde partij, namelijk SADC. De hoofdregel in een dergelijk geval is dat Huber niks met deze verkoop te maken heeft, hij is immers geen partij geweest.

 

Eerst wordt hiertegen een kortgedingvordering in eerste aanleg ingesteld om het beslag op te heffen. Dit is succesvol. Vervolgens wordt hiertegen appel ingesteld. Echter, door de opheffing van het beslag valt de beperking uit de hoofdregel (namelijk: H staat hier buiten en het beslag kan niet tegen hem worden ingeroepen) weg. Vervolgens wordt in appel de vernietiging van de opheffing van het beslag opgeheven. Het beslag herleeft dan, maar zonder de zojuist genoemde beperking die voortvloeit uit de toepassing van de hoofdregel. De derde (SADC) krijgt dan de volledige eigendom. Bij de toepassing van deze regel is het belangrijk om zowel in art. 505 lid 2 Rv als in art. 726 Rv te kijken. In casu was er namelijk sprake van een conservatoir beslag, maar de regel geldt ook voor een executoriaal beslag.

 

Ook bij het conservatoir beslag kan er een vordering tot opheffing van het beslag worden ingesteld, dit heet het conservatiegeschil, geregeld in art. 705 Rv. Ook in het arrest Bijl/Van Baalen is hier het een en ander over beslist door de Hoge Raad. Van Baalen had beslag gelegd op goederen van Bijl. Deze goederen waren vervolgens door Bijl aan een derde verkocht. Stel dat de hoofdvordering door de bodemrechter wordt afgewezen en er een conservatiegeschil ontstaat waarbij wordt gevorderd tot opheffing van het conservatoir beslag. Moet de voorzieningenrechter dan zijn vonnis afstemmen op het oordeel van de bodemrechter? Volgens de Hoge Raad was dit niet het geval, ook niet onder voorbehoud van kennelijke misslagen in de uitspraak van de bodemrechter. In plaats hiervan dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen. Het feit dat de bodemrechter in eerste aanleg in de hoofdzaak reeds uitspraak heeft gedaan moet worden meegewogen. (Snijders, 16 december 2014, sheet 16).

Na het ontstaan van dit conservatiegeschil is het verplicht om te beginnen aan de hoofdprocedure. Dit is nader uitgewerkt in het arrest Ajax/Reule. De vraag in dit arrest luidde of het instellen van een vordering in kort geding het zelfde is als het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in art. 700 lid 3 Rv. De Hoge Raad oordeelde dat dit het geval was. Een hoofdvordering uit art. 700 lid 3 REv hoeft dus niet per se een hoofdprocedure te zijn, het kan ook om een kort geding gaan.

 

Er zijn verschillende soorten conservatoir beslag. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om conservatoir beslag onder derden te leggen, het zogenaamde conservatoire derdenbeslag: art. 718 e.v. Rv. Dit is nader uitgewerkt in het arrest Van den Berg/Van der Walle. Van Den Berg had beslag gelegd onder Van der Walle op een nog niet afgeroepen kredietruimte. Deze kredietruimte bevond zich bij de bank ABN. De vraag was of er wel conservatoir derdenbeslag kon worden gelegd op kredietruimte die nog niet was afgeroepen. Volgens de Hoge Raad was dit niet mogelijk. Het gaat hier namelijk nog niet om een vordering, beslag kan alleen worden gelegd op een vordering.

 

Executoriale maatregelen

Voor een executoriaal beslag is een executoriale titel nodig, zie artikel 430 Rv. Deze moet ook aan de geëxecuteerde worden betekend (art. 439 Rv). Er zijn verschillende soorten van executoriaal beslag mogelijk. Zo kan bijvoorbeeld beslag worden gelegd op huurpenningen, zoals aan de orde was in het arrest Van Berkel/Tribosa. Het ging hier om de partij Zuid-Arcade (Z-A) die een pand verhuurde aan Tribosa (T). Vervolgens stelt Van Berkel (B) een vordering in tegen Z-A. Daarna legt B conservatoir derdenbeslag onder T op de huurpenningen die T verschuldigd is of zal zijn aan Z-A. Nadat beslag is gelegd verkoopt Z-A het pand aan het Spoorwegpensioenfonds (SPF, een derde). Dit gebeurt op grond van art. 3:268 jo. 7:226 BW.

 

In de noot bij het NJ-arrest kan de precieze uitwerking van de casus worden gevonden. Voor nu zijn er vier stappen in deze casus te onderscheiden. Allereerst is het mogelijk om beslag te leggen op toekomstige vorderingen. Een beschikking door de beslagene werkt dan niet tegen de beslaglegger (de eerder genoemde hoofdregel). De huurpenningen die na de overdracht verschuldigd zijn geworden werken niet tegen de beslaglegger. De overgang krachtens 7:226 BW (koop breekt geen huur) na de executie door de hypotheekhouder werkt ook niet tegen de beslaglegger.

 

Andere executoriale maatregelen dan beslag zijn ook mogelijk. Hier kunnen we kort over zijn omdat dit al eerder is uitgewerkt. Directe executiemiddelen zijn mogelijk, denk hierbij aan de ontruiming (je krijgt direct wat je vordert). Daarnaast zijn er indirecte executiemiddelen, denk aan dwangsom (611a e.v. Rv) of lijfsdwang (585 e.v. Rv). Je wordt dan veroordeeld tot het betalen van een geldsom of opsluiting totdat je voldoet aan de vordering. Lijfsdwang wordt bijvoorbeeld bij een faillissement toegepast.

 

Naast het nationale procesrecht is er ook supranationaal procesrecht. Dit wordt uitgeoefend door instanties als het Benelux-Hof, het HvJ EU en het EHRM. De eerste twee kunnen prejudiciële vragen beantwoorden en daar over beslissen. Bij het EHRM daarentegen kunnen alleen klachten worden ingediend, het gaat hier vaak over de toepassing van art. 6 EVRM. Bij het EHRM kan je alleen procederen als alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput. De beslissing in de nationale procedure is dan wel bindend.

 

Kort overzicht stappen beslaglegging

Als laatste nog even dit korte stappenplan met betrekking tot het leggen van beslag. Allereerst moet dus worden gekeken of er een executoriale titel is, art. 430 Rv. Als die er is dan is er sprake van executoriaal beslag. Krachtens art. 430 lid 1 is er een executoriale titel nodig. Het exploot moet worden betekend conform art. 430 lid 3 Rv. In 434 Rv staan de verrichtingen vermeld die door de deurwaarder gedaan moeten worden. Als gevolg van dit beslag is er sprake van blokkerende werking (de genoemde hoofdregel: het beslag kan niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen bij verkoop. Om dit te voorkomen kan een executiegeschil ontstaan, zie art. 438 Rv.

Als er geen sprake is van een executoriale titel dan is er een conservatoir beslag. Er moet dan eerst verlof worden aangevraagd bij de voorzieningenrechter van de rechtbank, art. 700 lid 1 Rv. Het verlof wordt ingediend bij verzoekschrift (700 lid 2 Rv). De rechter moet dan een summier onderzoek verrichten voordat hij over het verzoekschrift beslist. Als dit verzoekschrift is goedgekeurd wordt de zaak aanhangig gemaakt (art. 700 lid 3 Rv). Het gevolg hiervan is wederom de blokkerende werking (hoofdregel). De maatregel die tegen het beslag kan worden genomen bestaat uit opheffing van het beslag (conservatiegeschil, art. 705 Rv).

 

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Image

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2004