De Kalat bundel II: samenvattingen, oefenvragen bij Biological Psychology van Kalat
- 2131 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Tinbergen onderscheidt de ontogenetische verklaring (hoe gedrag of een hersenstructuur zich ontwikkelt binnen een organisme), de fysiologische verklaring (het verband tussen de fysiologische toestand van de hersenen en het gedrag), de functionele verklaring (waarom een bepaald hersenstructuur zich op een bepaalde manier heeft ontwikkeld) en de evolutionaire verklaring (relateert gedrag aan de evolutionaire geschiedenis).
Een gen is een biologische eenheid van overerving dat zijn structuur en identiteit behoudt van generatie tot generatie.
Eén manier waarop genen veranderen is door middel van mutatie (een erfelijke verandering in een DNA molecuul).
Epigenetica is het veld dat zich richt op veranderingen in genexpressie zonder aanpassing van de DNA-volgorde.
Genen worden aan- en uitgezet door bepaalde ervaringen. Door verwijdering van de acetylgroepen krijgen de histonen weer grip op het DNA en wordt het gen uitgezet. Een andere uitkomst is het toevoegen of verwijderen van methylgroepen bij de promotorgebieden aan het begin van een gen.
Sommige mensen denken dat een bepaald lichaamsdeel dat of een bepaalde functie die niet wordt gebruikt, in volgende generaties ook in mindere mate doorgegeven zal worden. De evolutie van de mens zou volgens sommigen gestopt zijn. Dit is niet het geval. Evolutie hoeft niet noodzakelijk verbetering te betekenen. Een andere misvatting is dat evolutie komt het individu of de soort ten goede zou komen.
Neuronen ontvangen informatie en geven die door aan andere neuronen via elektrochemische prikkels.
De drie belangrijkste onderdelen van de meeste neuronen zijn: het soma of cellichaam, het axon (dat deel dat impulsen doorgeeft aan andere cellen) en de dendrieten (deze dienen voor de ontvangst van informatie).
Het elektrische gradiënt is een verschil in elektrische lading binnen en buiten het membraan.
Een actiepotentiaal is een boodschap die door axonen wordt verzonden.
Het vuren van neuronen vindt plaats volgens een alles-of-nietsprincipe: wanneer de grens eenmaal overschreden is ontstaat er een actiepotentiaal met altijd dezelfde grootte en vorm.
Een synaps is de plek waar tussen twee neuronen de informatieoverdracht plaatsvindt.
Neurotransmitters zijn chemicaliën die zijn vrijgelaten door een neuron om een andere neuron te beïnvloeden.
Het herhalen van stimuli binnen een korte periode heeft een cumulatief effect (dit is temporele summatie). Met spatiële summatie wordt bedoeld dat synaptische input van gescheiden locaties hun effecten combineert op een neuron.
Hormonen worden gesynthetiseerd door de adenohypofyse en de neurohypofyse. De hypothalamus zorgt voor uitscheiding van releasing hormonen.
Een drug die het effect van een neurotransmitter blokkeert heet een antagonist; een drug die effecten nabootst of versterkt noemt men een agonist.
Onderzoekers zeggen dat een drug een affiniteit heeft voor een receptor als hij zich eraan bindt, zoals een sleutel dat heeft met een slot. De efficiëntie van een drug is zijn neiging om de receptor te activeren.
Het zenuwstelsel is onder te verdelen in het centrale zenuwstelsel (de hersenen en het ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel (alle andere zenuwen).
Het perifere zenuwstelsel bestaat uit het autonome zenuwstelsel (neuronen die informatie van en naar organen overbrengen) en het somatische zenuwstelsel (neuronen die informatie overbrengen van de zintuigen naar het CZS).
De hersenen zijn onder te verdelen in achter-, midden-, en voorhersenen.
Binnen de hersenschors (cerebrale cortex) wordt onderscheid gemaakt tussen vier kwabben: de occipitale kwab (visie), de pariëtale kwab (lichaamssensaties), de temporale kwab (horen, gevorderde visuele verwerking) en de frontale kwab (planning, recent geheugen, emoties).
De belangrijkste categorieën van methoden om hersenfuncties te onderzoeken zijn: de effecten van hersenletsel onderzoeken, de effecten van het stimuleren van een hersengebied vastleggen, breinactiviteiten vastleggen tijdens gedrag en de anatomie van de hersenen met het gedrag correleren.
Dit wil zeggen dat de organisatie van de hersenen verandert als onderdeel van normale ontwikkeling, een leerproces of na hersenbeschadiging.
De volgende fasen worden onderscheiden: proliferatie (de productie van nieuwe cellen), migratie (de verplaatsing van cellen), differentiatie (de vorming van cel naar neuron), myelinisatie (productie van vettige isolerende schedes die de transmissie van axonen mogelijk maken) en synaptogenese (het vormen van synapsen).
Bij een cerebrovascular accident (CVA) is sprake van het tijdelijk stopzetten van de bloedstroom naar een bepaald hersengebied.
Om een CVA vroeg te behandelen wordt tPA gebruikt, een medicijn dat bloedstolsels opruimt.
Een fantoomledemaat komt voor bij mensen die een amputatie hebben gehad. Deze mensen hebben dan nog steeds het gevoel dat ze hun ledemaat hebben en ze kunnen hier zelfs pijn in voelen (fantoompijn).
De trichromatische theorie is gebaseerd op de suggestie dat wij kleur waarnemen door de reacties van een aantal receptoren (elke gevoelig voor een ander bereik van golflengtes) met elkaar vergelijken.
De opponent-process theory.
De primaire visuele cortex zendt informatie naar de secundaire visuele cortex, welke de informatie verder verwerkt en het overbrengt naar overige gebieden.
Blindsight is een fenomeen waarbij schade aan het V1-gebied is ontstaan, waardoor mensen in beperkte mate kunnen reageren op visuele informatie zonder het bewust waar te nemen.
De ventrale stroom wordt ook wel het ‘wat’-pad genoemd; het is gespecialiseerd in het herkennen van objecten. De dorsale stroom wordt ook wel het ‘waar’-pad genoemd en is gespecialiseerd in het lokaliseren van objecten.
De informatie komt terecht bij de primaire auditieve cortex, A1, gelegen in de superieure temporele cortex.
Mechanische zintuigen reageren op druk, buigen of andere verdraaiingen van een receptor.
Het somatosensorische systeem is de sensatie van het lichaam en zijn bewegingen en bevat vele bronnen van informatie.
Vanuit het ruggenmerg lopen twee paden:
1. naar de thalamus en de somatosensorische cortex; en
2. van de medulla naar de thalamus en verschillende delen van het limbische systeem.
Synesthesie is de ervaring die sommige mensen hebben waarin stimulatie van één zintuig een waarneming teweegbrengt van dat zintuig, maar ook van een ander.
De volgende drie categorieën worden onderscheiden: gladde spieren, dwarsgestreepte (skelet)spieren en hartspieren.
Fast-twitch (type II) vezels zorgen voor snelle samentrekkingen en zijn hierdoor snel vermoeid, terwijl slow-twitch vezels voor minder snelle samentrekkingen zorgen en hierdoor minder snel vermoeid zijn.
- primaire motorcortex
- posterieure pariëtale cortex
- prefrontale cortex
De primaire motorcortex is belangrijk voor het maken van bewegingen maar niet voor het plannen ervan. De posterieure pariëtale cortex bepaalt de positie en de houding van het lichaam ten opzichte van de wereld. De prefrontale cortex is belangrijk voor het plannen en organiseren van een snelle volgorde van beweging.
De symptomen van de ziekte van Parkinson zijn stijfheid, spierbevingen, langzame bewegingen en moeite met het op gang brengen van lichamelijke en mentale activiteit.
L-dopa is de belangrijkste behandeling voor Parkinson.
De ziekte van Huntington wordt gekenmerkt door kronkelingen en bevingen in verschillende lichaamsdelen waardoor vrijwillige bewegingen vrijwel onmogelijk worden.
Het circadiane ritme is het dagelijkse 24-uurs ritme dat zowel dieren als mensen beschikken.
De proteïnes PER en TIM genereren het circadiale ritme.
Een polisomnografie.
Slaapapneu is een soort van slapeloosheid waarbij een verslechterde mogelijkheid tot ademhalen optreedt.
Narcolepsie wordt gekenmerkt door frequente periodes van slaperigheid gedurende de dag.
1. De originele functie van slaap is om energie te sparen.
2. Slaap draagt bij aan het geheugen.
3. Slaap draagt bij aan het versterken van herinneringen.
Volgens de activatie-synthese hypothese is een droom een representatie van de poging van het brein om betekenis te geven aan karige en verstoorde informatie.
De Clinico-anatomische hypothese stelt dat dromen worden gezien als een manier denken die plaatsvindt onder bijzondere omstandigheden.
Homeostase is temperatuurregulatie en andere biologische processen waardoor variabelen van het lichaam constant blijven rond een bepaalde set point.
Homeostase houdt de toepassing van veranderingen in naar aanleiding van de toestand van het lichaam, terwijl allostase de toepassing is van veranderingen in de situatie/omgeving.
Osmotische druk is de neiging van water om door een deels doorlatende membraan (alleen water, geen oplossingen) te stromen vanaf een gebied met weinig oplosbare concentraties naar een gebied met een hogere concentratie.
Hersengebieden die osmotische druk opmerken zijn de organum vasculosum laminae terminalis (OVLT) en het subfornicale orgaan (SFO).
Boodschappen worden vanuit de maag aan het brein doorgegeven via de vagus zenuw en de splanchnic zenuw.
Activerende effecten van geslachtshormonen kunnen zich altijd voordoen, als een hormoon tijdelijk een bepaalde respons activeert, terwijl organiserende effecten van geslachtshormonen zich meestal alleen voordoen tijdens een gevoelige periode van ontwikkeling en bepalen of het brein en het lichaam mannelijke of vrouwelijke kenmerken zullen ontwikkelen.
FSH en LH zorgen ervoor dat de eicel vrijkomt.
Progesteron zorgt ervoor dat de baarmoeder zich voorbereidt op een innesteling van een eicel.
Sekse-identiteit is hoe we ons seksueel identificeren en hoe we onszelf noemen.
De biologische verschillen tussen mannen en vrouwen noemen we sekseverschillen. De verschillen die het resultaat zijn van de manier waarop mannen en vrouwen over zichzelf denken noemen we geslachtsverschillen.
Met seksuele oriëntatie wordt bedoeld of een individu heteroseksueel of homoseksueel is georiënteerd.
Psychologen definiëren emotie in termen van de volgende drie componenten: cognities, gevoelens en acties.
Het ‘behavioral activation system’ (BAS) is geassocieerd met lage tot matige opwinding en de neiging tot toenadering: de emoties blijdschap of woede. Het ‘behavioral inhibiting sytem’ (BIS) is geassocieerd met hoge opwinding en een remming van actie: de emoties angst of walging.
Het BAS is gerelateerd aan activiteit in de linker hemisfeer; het BIS is gerelateerd aan activiteit in de rechter hemisfeer.
De amygdala speelt de grootste rol bij angst.
Benzodiazepinen worden het meest gebruikt om angst tegen te gaan.
Stress is de niet-specifieke respons van het lichaam op alles wat van het lichaam gevraagd wordt.
Het generale adaptatie syndroom is een algemene reactie op stress en bestaat uit drie fasen: de alarmfase, weerstandsfase en uitputtingsfase.
Het grootste verschil tussen klassiek en operant conditioneren is dat in operante conditionering de respons van een individu de uitkomst bepaalt, terwijl de CS en de UCS zich voordoen op bepaalde tijden, ongeacht het gedrag van het individu.
De hippocampus is belangrijk voor:
1. het declaratief geheugen (de mogelijkheid om een herinnering in woorden aan te geven); 2. ruimtelijke herinneringen;
3. het onthouden van details en de context van een gebeurtenis
Geheugenverlies wordt ook wel ‘amnesie’ genoemd.
Er bestaan twee soorten amnesie: anterograde amnesie en retrograde amnesie.
Bij lange termijnpotentiatie (LTP) ‘bombarderen’ een of meerdere axonen aangesloten op een dendriet het met een korte maar snelle serie van impulsen.
Deze drie kenmerken zijn:
1. specificiteit;
2. coöperativiteit;
3. associativiteit.
Het corpus callosum is een bundel axonen die de twee hersenhelften met elkaar verbindt.
Lateralisatie is de verdeling van functies tussen de twee hemisferen; de verschillen in specialisatie tussen de beide hersenhelften.
Deze twee categorieën zijn: 1: we hebben taal ontwikkeld als bijproduct van algemene hersenontwikkeling, en 2: we hebben taal ontwikkeld als een hersenspecialisatie.
Mensen met de afasie van Broca ondervinden met name problemen met de productieve taal (praten, spreken), terwijl mensen met de afasie van Wernicke vooral problemen ondervinden met de receptieve taal (taalbegrip)
Het dualisme stelt dat de geest en het lichaam twee verschillende soorten stof zijn die zelfstandig bestaan, terwijl het monisme de overtuiging kent dat het universum slechts uit één stof bestaat.
Een major depressie is een staat waarbij iemand zich wanhopig en hulpeloos voelt en die zich kenmerkt door een gebrek aan plezier en energie, wat soms wekenlang kan duren
Antidepressiva zijn onderverdeeld in de volgende vier categorieën: 1. tricyclische antidepressieva, 2. selectieve serotonine reuptake inhibitors (SSRI’s), 3. monoamine oxidase inhibitors (MAOI’s), en 4. atypische antidepressiva.
Andere therapieën zijn electroconvulsieve therapie (ECT), een veranderd slaappatroon en leptine.
Mensen met een bipolaire stoornis (voorheen manisch-depressieve stoornis) wisselen tussen twee tegenpolen: depressie en manie.
Meestal wordt deze stoornis behandeld met lithium. Andere gebruikte medicijnen zijn valproaat en carbamazepine.
Schizofrenie is een stoornis die wordt gekenmerkt door een verslechterende mogelijkheid om te functioneren in het alledaagse leven.
De dopamine hypothese van schizofrenie stelt dat schizofrenie veroorzaakt wordt door overmatige activiteit in dopaminesynapsen in de hersenen. Volgens de glutamine hypothese van schizofrenie is het probleem ten dele gerelateerd aan inefficiënte activiteit in glutaminesynapsen, met name in de prefrontale cortex.
Nederlands:
Engels:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution