Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2015 (1)

Onderdeel I: meerkeuzevragen

Vraag 1

Hannah (1 jaar) is geboren in België en heeft de Belgische nationaliteit. Haar ouders hebben beiden de Algerijnse nationaliteit. Na vijf jaar illegaal in België te hebben verbleven, vragen zij nu een verblijfsrecht aan in België. Maken zij onder Europees recht kans op dit verblijfsrecht?

  1. Ja, ze zijn nu al vijf jaar in België en mogen daardoor blijven op basis van EU recht.

  2. Nee, zij zijn derdelanders en zullen met Hannah terug naar Algerije moeten.

  3. Ja, want het effectieve genot van de EU-burgerrechten van Hannah mag niet beperkt worden.

  4. Nee, omdat zij illegaal in België hebben verbleven, hebben ze hun recht op verblijfsrecht onder Richtlijn 2004/38 vergooid.

Vraag 2

De gemeente Dronten besluit een expresbusdienst naar Utrecht in te leggen, om haar burgers een waardig alternatief te bieden voor erg onbetrouwbare treindiensten. De expresbus zou elke 15 minuten vertrekken en inwoners van Dronten zouden een automatische korting van 50% op de prijs van een kaartje krijgen; eventuele verliezen worden door de gemeente Dronten aangezuiverd. De gemeente geeft 15 miljoen euro extra compensatie aan de uitvoerder van de dienst, bovenop de aanzuivering van de kosten, die gemiddeld 30 miljoen per jaar bedragen. Na het uitschrijven van een wedstrijd (aanbesteding) tot het gunnen van de expresdienst kwam Lely-buzz, een lokale ondernemer, als winnaar uit de bus. Transtravel (Altmark), een Duitse aanbieder van transportdiensten, nam echter ook deel aan de aanbesteding en ving hierbij bot. Voor de nationale rechter roept Transtravel in dat de gunning van het contract aan Lely-buzz staatssteun uitmaakt, waarop Lely-buzz zich op de Altmark-uitzondering beroept. Welke stelling is juist in dat verband?

  1. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet niet aan de vierde Altmark-voorwaarde omdat bij de gunning geen uitdrukkelijke melding gemaakt werd van de raming van kosten door een goed beheerde onderneming.

  2. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet aan alle vijf cumulatieve Altmark-voorwaarden.

  3. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet mogelijk niet aan de derde Altmark-voorwaarde omdat bij de berekening van de door de overheid te betalen vergoeding een onredelijke winstmarge wordt toegekend in aanvulling op de compensatie voor verliezen.

  4. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet waarschijnlijk niet aan de eerste voorwaarde van de Altmark-uitzondering, nu een expressbusdienst niet als een openbare dienstverplichting beschouwd kan worden.

Vraag 3

In aanvulling op het bestaan van staatssteun, roept Transtravel in dat de gunning van het contract aan Lely-buzz ook onrechtmatige en onverenigbare staatssteun was. Welk van onderstaande argumenten aangevoerd door Transtravel zal kans op slagen hebben?

  1. De nationale rechter mag vaststellen dat de gunning van het contract staatssteun uitmaakt die onverenigbaar is met de interne markt en is daarom verplicht de onverenigbare steun terug te doen vorderen.

  2. De nationale rechter mag niet vaststellen dat de gunning van het contract onverenigbare staatssteun uitmaakt, maar kan wel de onrechtmatigheid van de steun vaststellen.

  3. De nationale rechter mag vaststellen dat de gunning van het contract staatssteun uitmaakt die onrechtmatig werd uitgekeerd, waarop hij de Europese Commissie kan verplichten de steun terug te vorderen.

  4. De nationale rechter is niet verplicht onrechtmatig verleende steun te doen terugvorderen, zolang de Europese Commissie hem hiertoe geen bevel overhandigd heeft.

Vraag 4

Welk van de volgende stellingen inzake vrijheid van vestiging is onjuist?

  1. Een vennootschap gevestigd op het grondgebied van een lidstaat wordt voor de toepassing van Europees Unierecht beschouwd als een onderdaan van die lidstaat.

  2. Het hebben van een opslagplaats voor goederen in een lidstaat wijst niet noodzakelijk op vestiging in die lidstaat, wanneer de betrokken onderneming in een andere lidstaat haar administratieve zetel heeft en slechts sporadisch activiteiten in de eerste lidstaat verricht.

  3. Enkel een onderdaan van een lidstaat gevestigd in een andere lidstaat kan vervolgens van de vrijheid van vestiging gebruik maken om zich vervolgens in een derde lidstaat te gaan vestigen.

  4. De vrijheid van vestiging kan ook op natuurlijke personen anders dan in loondienst betrekking hebben.

Vraag 5

Welk van de volgende stellingen is onjuist?

  1. Een doelbeperking is noodzakelijkerwijze ook een hardekernbeperking.

  2. Een beperking van de mededinging kan in bepaalde omstandigheden zowel doelbeperking als hardekernbeperking zijn.

  3. Hardekernbeperkingen vindt men terug in algemene instrumenten van secundaire wetgeving, doelbeperkingen vloeien rechtstreeks voort uit de interpretatie van de verdragen.

  4. Doelbeperkingen kunnen nooit van de minimis vrijstellingen onder artikel 101 VWEU genieten.

Vraag 6

Welke van de volgende maatregelen is geen potentiële staatssteun?

  1. Een grondtransactie tussen een gemeente en een voetbalclub uit eerste divisie.

  2. Een investering van de staat in drie Nederlandse systeembanken in financiële nood door de eurocrisis.

  3. Het verlagen van de BTW op alle consumptiegoederen.

  4. Het verlagen van brandstofaccijnzen voor Nederlandse busvervoerders.

Vraag 7

M-hardware is een onderneming die 80% van de markt voor relaxatiestoelen en 55% van de markt voor kantoorstoelen in handen heeft; om zich verder te profileren op de markt van kantoorstoelen, besluit zij elke koper van drie relaxatiestoelen een gratis kantoorstoel te geven. Bij aankoop van negen relaxatiestoelen krijgt de koper bijgevolg drie gratis kantoorstoelen. Chair4you, een concurrent op de markt voor kantoor- en relaxatiestoelen, vindt deze handeling strijdig met artikel 102 VWEU. Welke stelling is juist in dat verband?

  1. Artikel 102 VWEU is niet relevant, nu M-hardware slechts 55% van de markt voor kantoorstoelen bezit.

  2. De door M-hardware gegeven voordelen vormen een uitsluitingsmisbruik, bestaande uit het geven van getrouwheidskortingen.

  3. De door M-hardware gegeven voordelen zijn een vorm van verkopen met verlies of predatory pricing, die als gevolg verboden zijn onder artikel 102 VWEU.

  4. De door M-hardware gegeven voordelen maken geen misbruikmakend gedrag uit, nu zij slechts een toegelaten hoeveelheidskorting betreffen.

Vraag 8

Welke stelling over de financiële crisis is juist?

  1. Tijdens de financiële crisis (2008-2010) golden de staatsteunregels niet voor steun aan banken in nood, gezien het gevaar voor de financiële stabiliteit van de Unie als geheel.

  2. Tijdens de financiële crisis (2008-2010) gaf de Europese Commissie zelf rechtstreeks steun aan banken door middel van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM).

  3. Tijdens de financiële crisis (2008-2010) gold het verbod op staatssteun onverkort, maar werden verzoeken om goedkeuring sneller behandeld door de Commissie op basis van nieuwe gedetailleerde richtsnoeren.

  4. Tijdens de financiële crisis (2008-2010) ontvingen alle banken steun van de Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF), waardoor deze steun niet meer selectief was en derhalve niet meer onder het verbod van artikel 107 VWEU viel.

Vraag 9

Tanzania is behalve een zonnige vakantiebestemming ook het jachtterrein voor oudere vrouwen op zoek naar een minnaar. José, een gescheiden huisvrouw uit Italië, wordt tijdens een safarivakantie in Tanzania stapelverliefd op Mehmed. Mehmed is Liberiaan en acht jaar geleden gevlucht uit zijn geboorteland. Ondanks het leeftijdsverschil van 30 jaar besluit Mehmed zijn grote liefde José te trouwen in Tanzania. Een week nadat José naar Italië is teruggekeerd, komt Mehmed illegaal Nederland binnen. Hij start daar direct met vrijwilligerswerk bij buurtcentrum “Geer en Goor” in Leiden. José komt na een maand ook naar Leiden om daar als bedrijfsleider aan de slag te gaan bij restaurant “Zanzibar”. Welke stelling is juist?

  1. Op basis van EU recht komt Mehmed vanwege zijn huwelijk met José in aanmerking voor een afgeleid verblijfsrecht.

  2. Mehmed heeft onder Europees recht automatisch een verblijfsrecht voor de duur van drie maanden en kan dit verlengen indien hij kan aantonen nog op zoek te zijn naar betaald werk.

  3. Mehmed heeft onder Europees recht geen recht op een duurzaam verblijf aangezien hij Nederland illegaal is binnengekomen.

  4. Mehmed kan onder Europees recht vanwege zijn huwelijk met José legaal in Nederland verblijven voor de duur van 5 jaren. Indien hij aan de inkomenseis voldoet, kan daarna zijn verblijfsrecht worden verlengd.

Vraag 10

Stick en Glowing zijn twee producenten van snellijm, beide gevestigd in Nederland. Op een blauwe maandag besluiten zij te fuseren tot lijmbedrijf Sticky Glow. Welke stelling is juist in dit verband?

  1. Het Europese Unierecht heeft geen enkele bevoegdheid over fusies, dit behoort immers tot het domein van het nationale ondernemingsrecht.

  2. Een fusie tussen twee Nederlandse ondernemingen dient steeds aangemeld te worden bij de Europese Commissie op grond van Verordening 139/2004, omdat beide ondernemingen zich op het grondgebied van de interne markt bevinden.

  3. Een fusie tussen twee Nederlandse ondernemingen kan aan voorafgaande aanmelding bij de Europese Commissie onderhevig zijn, indien de betrokken ondernemingen de omzetdrempels die bepalen of een fusie een communautaire dimensie heeft, overschrijden.

  4. Een fusie kan enkel na totstandkoming ervan door de Europese Commissie op grond van artikel 101 VWEU als mogelijke mededingingsbeperkende overeenkomst beoordeeld en verboden worden.

Vraag 11

Welke stelling in verband met het beginsel van wederzijdse erkenning is onjuist?

  1. Wederzijdse erkenning vloeit als rechtsbeginsel voort uit de aanpak van het Hof van Justitie in het arrest Cassis de Dijon.

  2. Wederzijdse erkenning wordt als uitgangspunt genomen bij de erkenning van beroepskwalificaties op grond van Richtlijn 2005/36.

  3. De dienstenrichtlijn 2006/123 verplicht elke vorm van erkenning van vergunningen uit een andere lidstaat.

  4. De mate waarin een lidstaat de regels van andere lidstaten als gelijkwaardig erkent, kan een rol spelen bij de beoordeling van de proportionaliteit van in beginsel belemmerende nationale maatregelen.

Vraag 12

Nederland besluit een bijkomende accijns op te leggen aan alle rode vleeswaren, terwijl witte vleeswaren aan deze heffing ontsnappen. Een recent consumentenonderzoek heeft aangegeven dat consumenten wit en rood vlees niet als volledig gelijkwaardige producten zien. Welke stelling is het meest waarschijnlijk op basis van de gegeven feiten?

  1. Deze belasting kan een heffing van gelijke werking uitmaken en is verboden op grond van artikel 30 VWEU.

  2. Deze maatregel kan een mogelijk discriminerende nationale belastingmaatregel zijn die op grond van artikel 110 lid 2 VWEU verboden is.

  3. Deze maatregel kan een mogelijk protectionistische nationale belastingmaatregel zijn die op grond van artikel 110 lid 2 VWEU verboden is.

  4. Deze maatregel kan een mogelijk discriminerende nationale belastingmaatregel zijn die op grond van artikel 110 lid 1 VWEU verboden is.

Vraag 13

Welk van de volgende stellingen over het vrij verkeer is juist?

I. De voorwaarde van geschiktheid vereist dat een maatregel niet verder gaat dan noodzakelijk om het gestelde legitieme doel te bereiken.

II. Een maatregel van gelijke werking die een direct onderscheid maakt op basis van nationaliteit is in strijd met artikel 34 VWEU maar kan mogelijk nog gerechtvaardigd worden op basis van dwingende vereisten van algemeen belang.

  1. Beide stellingen zijn onjuist.

  2. Beide stellingen zijn juist.

  3. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  4. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

Vraag 14

Na de afronding van zijn opleiding in Heerlen wil de Nederlander Jan toetreden tot het politiekorps van Gent in België, waar hij zijn vuurwapenkennis en –expertise ten dienste wil stellen van de Belgisch Limburgse bevolking. De gemeente weigert echter zijn kandidatuur in overweging te nemen, omdat volgens de toepasselijke reglementering enkel Belgen politieman/vrouw kunnen worden in Gent. Welke stelling is juist?

  1. De Belgische maatregel is in principe verboden omdat zij de vrijheid van vestiging van Jan belemmert.

  2. De Belgische maatregel is in principe verboden, maar zou gerechtvaardigd kunnen worden op grond van dwingende redenen van algemeen belang.

  3. De Belgische maatregel is toegelaten op grond van het Europese Unierecht, nu het een betrekking in overheidsdienst betreft.

  4. De Belgische maatregel is niet toegelaten op grond van het Europese Unierecht, nu politiediensten buiten het toepassingsgebied van de bepalingen inzake vrij verkeer vallen.

Vraag 15

Welke uitspraak over het arrest Keck is juist?

  1. Het Keck-arrest laat toe een inbreuk op artikel 56 VWEU te vermijden, door verkoopmodaliteiten buiten het toepassingsgebied van dat artikel te doen vallen.

  2. Verkoopmodaliteiten kunnen in strijd komen met het vrij verkeer van goederen indien zij enkel gelden voor producten uit andere EU-landen.

  3. Door de Keck-exceptie is het makkelijker geworden voor lidstaten om internetverkoop aan banden te leggen.

  4. Reclamebeperkingen opgelegd door een lidstaat genieten enkel van de Keck exceptie indien zij in rechte en in feite een beperkender invloed hebben op reclame voor ingevoerde producten.

Vraag 16

Welk stelling in verband met het vrij verkeer van kapitaal is onjuist?

  1. Beperkingen op het verwerven van gronden en huizen in andere lidstaten vormen een belemmering van het vrij verkeer van kapitaal.

  2. Op grond van de artikelen 63-66 VWEU mag een overheid in geen enkel geval nog bijzondere beslissingsrechten in bepaalde ondernemingen aanhouden.

  3. Het lenen van geld en van goederen waardeerbaar in geld valt onder het vrij verkeer van kapitaal.

  4. Het verbod op beperkingen van het vrij kapitaalverkeer geldt zowel voor gelden afkomstig uit andere lidstaten als uit niet-lidstaten van de Europese Unie.

Vraag 17

Welk van de volgende stellingen is juist? Het Europees Stabiliteitsmechanisme

  1. is een instelling van de Europese Unie.

  2. werd opgericht bij internationaal verdrag door de lidstaten van de Eurozone.

  3. heeft een slechts tijdelijk karakter.

  4. houdt toezicht op de begrotingen van lidstaten.

Vraag 18

Waaruit bestaat de fundamentele asymmetrie die de Europese Monetaire Unie kenmerkt?

  1. De Europese Centrale Bank is enkel in staat zich met economisch beleid bezig te houden zonder een daadwerkelijk monetair beleid te mogen voeren.

  2. Economisch en monetair beleid werden kunstmatig uitgesplitst tussen de ECB (monetair beleid) en de lidstaten (economisch beleid).

  3. Economisch en monetair beleid werden kunstmatig uitgesplitst tussen de ECB (economisch beleid) en de lidstaten (monetair beleid).

  4. Het ESCB (Europees Stelsel van Centrale Banken) heeft te weinig macht om het economisch beleid van lidstaten te koppelen aan het monetair beleid.

Vraag 19

Welke van de volgende activiteiten van dienstverlening valt wel binnen het toepassingsgebied van de Dienstenrichtlijn 2006/123?

  1. Online bankdiensten.

  2. Taxidiensten.

  3. Rondvaartboten op de Amsterdamse grachten.

  4. Technische controlediensten voor wagens.

Vraag 20

Welke mogelijkheden zijn er om belemmeringen van het vrij verkeer van goederen te rechtvaardigen?

  1. Bij een belemmering met onderscheid kunnen zowel de verdragsexcepties als de DRAB worden toegepast, mits zij proportioneel zijn.

  2. Bij een belemmering zonder onderscheid kunnen alleen de verdragsexcepties worden ingeroepen. Hierbij wordt onder meer gekeken naar een legitiem doel uit het Verdrag, dat bovendien niet op een willekeurige discriminatie mag neerkomen.

  3. Bij een belemmering zonder onderscheid kunnen zowel de verdragsexcepties als de DRAB worden ingeroepen, op voorwaarde dat de belemmerende regel geschikt en noodzakelijk is ten aanzien van het vooropgestelde legitieme doel.

  4. Bij een belemmering met onderscheid kunnen alleen DRAB worden ingeroepen, op voorwaarde dat deze DRAB geen willekeurig onderscheid maken.

Onderdeel II: casusvragen

Taxi Snellie

Titus Hoop is de manager van het succesvolle transportbedrijf 'Taxi Snellie', sinds jaar en dag gevestigd in het pittoreske Belgische Hoogstraten, vlakbij de Nederlandse grens. Taxi Snellie specialiseert zich in gecombineerd vervoeren van personen en pakjes. Door middel van een samenwerking met een bekende autobouwer werd de kofferruimte van Titus’ auto's uitgebreid, waardoor zowel vracht als personen gelijktijdig over gelijklopende trajecten vervoerd kunnen worden. Een elektronisch informatiesysteem, ontwikkeld door Titus’ jongste zoon David, zorgt er bovendien voor dat de juiste pakjes en personen bij de juiste chauffeur terecht komen, om op die manier een efficiënte bedeling van mensen en goederen te verzekeren. In het Vlaamse gewest verkreeg Taxi Snellie een vergunning voor het verlenen van personenvervoersdiensten, alsmede een vergunning voor het vervoeren van pakjes. Omdat Taxi Snellie regelmatig mensen over de grens van of naar Nederland vervoert, werd bij de provincie Noord-Brabant tevens een vergunning tot exploitatie van een private personenvervoerdienst aangevraagd. Daarmee is het Taxi Snellie toegestaan om zowel in Vlaanderen als in Noord-Brabant private personenvervoersdiensten aan te bieden.

Titus’ oudste zoon Hans heeft zich niet ingelaten met de vervoersdiensten, maar richtte zich eerder op de belangrijke opkomende markt van haargels. Hij ontwikkelde daarbij een nieuw product – de 'hard liquid' haargel, die gebruikt kan worden om langer haar in vorm te houden, zonder dat er op het eerste gezicht sporen van haargel waarneembaar zijn in het haar van de betrokkene. Hans gelooft dat er een enorme markt voorhanden is voor dit product in Nederland, waar haargel bij jong en oud een populair stylingsmiddel vormt. Hij wil zijn product dan ook graag in Nederland op de markt brengen. Het grote probleem met 'hard liquid' gel is dat het tijdens het transport gestold dient te worden, om vervolgens te worden ontdooid en verpakt in afzonderlijke liquid tubes, die aan supermarkten en consumenten vervolgens aangeboden kunnen worden. Omwille van de expertise over het vervoeren van bijzondere producten, waarover vader Titus beschikt, besluiten vader en zoon al snel samen te werken: Taxi Snellie zal exclusief verantwoordelijk zijn voor het vervoer van hard liquid gelproducten naar Nederlandse afnemers vanuit de fabriek in Minderhout, België. Deze Nederlandse afnemers bevinden zich voornamelijk in de streek rond Breda. Alles lijkt in kannen en kruiken voor de succesvolle marketing en verkoop van hard liquid gel op de Nederlandse markt.

Tijdens het eerste transport van een lading hard liquid gel in de koffer van een taxi, wordt de chauffeur door de Koninklijke marechaussee in Hazeldonk tegengehouden en aan de kant van de weg gezet. Bij de inspectie van de kofferruimte stelt men vast dat de hard liquid gel producten in strijd met Nederlandse regelgeving vervoerd worden.

Bij de controle bleek namelijk enerzijds dat de verpakking van de producten niet conform de Nederlandse regelgeving werd opgemaakt; de risico's staan immers enkel in het Nederlands en het Frans op de pakken haargel opgesomd, terwijl naar Nederlands recht ook een Engelse omschrijving van de risico's – ter bescherming van de groeiende expat-community op het Nederlandse grondgebied, vereist is. Anderzijds bleek bovendien de bijzondere verpakkingsbelasting door de Nederlandse overheid geheven op gevaarlijke producten die Nederland over de weg binnenkomen, niet tijdig betaald te zijn door de producent. Op basis van deze inspectie legt de Nederlandse overheid een onmiddellijk verbod tot het invoeren van hard liquid gels door Hans uit België op.

Als gevolg van de controle krijgt ook Titus enkele weken later een Nederlandse beslissing in de bus, waarbij zijn vergunning tot het vervoeren van personen in Noord-Brabant met onmiddellijke ingang opgeheven wordt. Het vervoeren van passagiers bovenop een set licht ontvlambare producten zou immers de veiligheid van de vervoerde individuen ernstig in het gedrang kunnen brengen en vormt een reden tot intrekking hiervan. In haar beslissing stelt de Nederlandse overheid enkel nog een vergunning te willen toekennen door middel van een gevarendriehoek met daarin de afbeelding van een doodskop met een gelkuif op de taxi zelf duidelijk aangegeven wordt dat samen met de passagiers hard liquid producten vervoerd kunnen worden. Op die manier zouden taxipassagiers beter weten waar ze aan toe zijn.

Zowel Hans als Titus zien in bovenvermelde beslissingen van de Nederlandse overheid een poging om hen de toegang tot een markt, waarop Taxi Snellie al deels actief is, verder te ontzeggen en komen elk afzonderlijk tegen de besluiten van de overheid die hen aanbelangen, op bij een rechter in Breda. Hans ziet het niet zitten om zijn reeds geproduceerde verpakkingen aan te passen, en ook Titus voelt er weinig voor om opnieuw een vergunning aan te vragen nadat hij gevarendriehoeken op zijn taxi's heeft laten plaatsen. Zij consulteren u met de vraag of het Europees Unierecht hen zou kunnen helpen.

Vraag 1

Ga voor zowel Hans als Titus na of bepaalde onderdelen van het Europese Unierecht hen kunnen helpen. Geef duidelijk aan welk onderdeel van dat recht van toepassing is, of de voorwaarden vervuld zijn, en wat de slaagkans van Hans en Titus zou kunnen zijn om hun gelijk te halen. Wees zo volledig mogelijk in uw antwoord. Verwijs waar mogelijk naar relevante verdragsbepalingen, secundaire wetgeving en rechtspraak.

II Hard liquid

De zaak 'Taxi Snellie' (zie opgave 1) leidde tot een heuse mediahype, die Hans Hoop geen windeieren legde. Zijn hard liquid gel product kreeg immers plots bekendheid en bleek ontzettend populair bij de jonge en minder jonge Noord-Brabantse bevolking. Al snel wordt duidelijk dat de klassieke haargelproducten – geproduceerd door Haargeluk en Goedhaar, die 45 resp. 40 procent van de markt in handen hadden - aan populariteit inboetten, althans op het grondgebied van Noord-Brabant. Vrezend voor belangrijke wijzigingen in de Zeeuwse, Zuid-Hollandse en Noord-Hollandse marktsegmenten – waar de constante Hollandse felle zeewind en het bijbehorend dagelijks gebruik van haargels voor een belangrijke afzetmarkt zorgen – besluiten de CEO's van Haargeluk en Goedhaar Hans uit te nodigen om even over zaken te spreken in coffeeshop Het Tropicaantje te Roosendaal. Daar aangekomen – en zoals zovelen voor hen genietend van al het moois dat deze horecazaak te bieden heeft – komen Hans en de CEO's al snel tot de vaststelling dat het misschien leuker zou zijn om zich op bepaalde marktsegmenten te richten, omdat dit hun kortetermijnwinsten wel eens zou kunnen verhogen. Hoewel er geen formele afspraak gemaakt wordt, roepen de CEO's in hun roes uit dat het ideaal zou zijn Noord-Holland aan Goedhaar toe te kennen, Zuid-Holland en Zeeland aan Haargeluk en Noord-Brabant aan Hans, want 'daar heb je ons toch al min of meer uit de markt gejaagd', waardoor een exit van beide producenten als het ware onvermijdelijk zou lijken op middellange termijn. Hans, die de volgende ochtend wakker wordt en zich nog weinig van het gesprek herinnert, krijgt plots bericht van zijn marketing-manager dat zowel Goedhaar als Haargeluk zich uit Noord-Brabant hebben teruggetrokken. Twee weken later volgt het bericht dat Goedhaar zich ook uit Zeeland en Zuid-Holland teruggetrokken heeft.

Als gevolg hiervan blijft Hans de enige aanbieder van haargels in Noord-Brabant, Goedhaar in Noord-Holland en Haargeluk in Zeeland en Zuid-Holland. Hans, aanvankelijk gelukkig met deze evolutie, ziet zijn winstcijfers al snel stijgen en besluit zich bij de situatie geen vragen te stellen en richt zich de volgende maanden uitsluitend op de boomende Noord-Brabantse markt. Na ongeveer een jaar ontmoet hij toevallig zijn studiemakker Jordy, die hem over de zoektocht van mededingingsautoriteiten naar inbreuken op het kartelrecht vertelt. Na dit gesprek vraagt Hans zich dan ook af of hij die mededingingsregels inderdaad overtreden zou kunnen hebben.

Vraag 2

Ga na of het Europees mededingingsrecht op deze zaak van toepassing is, en zo ja, of de betrokken gedragingen in strijd zijn met dit recht. Analyseer op welke wijze Hans zou kunnen ontsnappen aan eventuele mededingingsrechtelijke sancties. Wees zo volledig mogelijk in uw antwoord en verwijs naar verdragsartikelen, secundaire wetgeving en rechtspraak waar nodig.

Antwoordindicatie

1 - C, zie hoofdstuk 4.

2 - C, zie hoofdstuk 5

3 - A, zie hoofdstuk 5

4 - C, zie hoofdstuk 3

5 - C, zie hoofdstuk 5.

6 - C, zie hoofdstuk 5.

7 - B, zie hoofdstuk 5

8 - C, zie hoofdstuk 6.

9 - C, zie hoofdstuk 4.

10 - A, zie hoofdstuk 5

11 Deze vraag werd goed gerekend ongeacht het ingevulde antwoord. Dit ter compensatie van een mogelijke interpretatie-onduidelijkheid betreffende het gebruik van het woord 'lid',

12 - A, zie hoofdstuk 3

13 - C, zie hoofdstuk 3

14 - B, zie hoofdstuk 3

15 - B, zie hoofdstuk 3, arrest Keck

16 - D , zie hoofdstuk 3

17 - C , zie hoofdstuk 6

18 - C, zie hoofdstuk 6

19 - B, zie hoofdstuk 3

20 - B, zie hoofdstuk 3

Van de casusvragen is helaas geen antwoordmodel beschikbaar.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Europees recht - Recht - UL - B2 - Oefenbundel

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2019

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2019

Vragen

I. Nederlandse Spoorwegen

Vraag 1a

De grootste gebruiker van het Nederlandse spoorwegnet is de N.V. Nederlandse Spoorwegen (NS). Dit komt voornamelijk omdat de minister van Infrastructuur en Milieu heeft besloten om de concessie voor het hoofdrailnet tot het jaar 2030 te verlenen aan de NS. Dit wordt bekendgemaakt in het besluit “Concessie voor het hoofdrailnet 2020-2030”, waarin de minister verder stelt dat met het bieden van vervoer op het hoofdrailnet het publieke belang van de bereikbaarheid in het land wordt gediend.  De NS is voor de uitvoering van de concessie aan de Nederlandse overheid jaarlijks een bedrag verschuldigd van 100 miljoen euro. Het traject Tilburg-Brussel is deel van het hoofdrailnet. Om meer mensen over te halen gebruik te maken van het openbaar vervoer, verwacht de minister dat de NS op dit traject hoogwaardig en zeer frequent treinvervoer biedt. Het aantal reizigers op de lijn valt vooralsnog echter tegen, waardoor de inkomsten voor NS op dit traject 750.000 euro lager zijn dan verwacht. Vanwege de verliesgevende exploitatie wil de NS het treinvervoer op dit traject niet langer voor haar rekening nemen. Om de NS over te halen de exploitatie voort te zetten, stelt de minister voor om jaarlijks aan de NS 1,5 miljoen euro over te maken.

Toets het voorstel van de minister aan zowel materieel als procedureel Europees mededingingsrecht.

Vraag 1b

De onderneming NS Stations is tevens een dochteronderneming van de NS Groep N.V. en verantwoordelijk voor het beheer van de Nederlandse stations, waartoe ook de zorg voor het retailbeleid behoort. De formules Julia’s en Kiosk worden door NS Stations zelf geëxploiteerd, terwijl de exploitatie van de vestigingen van Starbucks en Ako door externe ondernemers wordt verzorgd.
Vooral de omzet van koffie in de vestigingen van Kiosk is winstgevend voor NS Stations, maar deze inkomsten lopen sterk terug sinds Starbucks steeds populairder wordt in ons land.
NS Stations behoudt Starbucks graag op de stations omdat een belangrijk deel van de stijging van de tevredenheid onder reizigers over de stationsvoorzieningen te danken is aan de komst van Starbucks. Tegelijkertijd wil NS Stations zoveel mogelijk omzet blijven halen uit de eigen vestigingen van de Kiosk. Tijdens een conference call bespreekt de operationeel directeur van NS Stations zijn zorgen met de vier ondernemers die samen de in totaal 30 stationsvestigingen van Starbucks verspreid over Nederland exploiteren. Met zijn vijven komen zij overeen dat de NS op alle stations ten noorden van de grote rivieren exclusief koffie verkoopt via de Kiosk. In alle overige stations in Nederland heeft Starbucks dit voorrecht.

Is in casu in strijd gehandeld met EU recht? Motiveer.

II. Rondtrekkende Roma

Vladimir en Rachel Sputnik zijn rondtrekkende Roma uit het zuiden van Roemenië. Begin juni komen ze samen met hun dochter Maria aan in Parijs. Vader en dochter bezitten een Russisch paspoort, moeder Rachel heeft de Roemeense nationaliteit. Rachel en Vladimir

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2017 (2)

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2017 (2)

Vragen

I. Heel gewoon, 70% schoon (20 punten)

Geïnspireerd door het kersverse klimaatakkoord van Parijs besluit het Franse kabinet om CO2-uitstoot nog dwingender te gaan bestrijden met twee nieuwe maatregelen die in korte tijd via spoedprocedures worden aangenomen.

Ten eerste wil de wetgever zorgen dat consumenten vooral aan schone auto’s worden blootgesteld bij het maken van hun keuze. Daarom mogen volgens de ‘heel gewoon 70% schoon’ maatregel autoverkopers of distributeurs nog maar maximaal 30% van hun showroomruimte aanwenden voor de verkoop van vervuilende auto’s met een milieulabel van D of lager. De overige 70% van de ruimte moet gevuld worden met (relatief) schone auto’s. Deze eis kan tot gevolg hebben dat de autoverkopers of distributeurs hun verkoopinfrastructuur moeten aanpassen, maar dit is niet noodzakelijk het geval, zolang zij maar minder dan 30% van hun showroomruimte voor vervuilende wagens benutten.

Vraag 1a

Is de Franse maatregel in overeenstemming met het Europese recht inzake het vrije verkeer? Motiveer uw antwoord.

De Franse overheid is nog niet tevreden, met name omdat de verkoop van elektrische auto’s en ‘plug-in-hybrids’ achterblijft. Daarom besluit Frankrijk het Schone Lucht Fonds uit te breiden. De overheid zal voortaan jaarlijks twee miljard in dit fonds storten, dit ten koste van de ontwikkelingssamenwerking en defensie. Van dit geld, samen met de heffingen op importeurs, zal het fonds een aankoopsubsidie geven op in Frankrijk geproduceerde elektrische auto’s en ‘plug-in-hybrids’. Iedere producent die elektrische auto of ‘plug-in-hybride’ in Frankrijk produceert, krijgt een subsidie van 9% van de productiekosten tot een maximum van 9.000 euro. Hiermee hoopt Frankrijk de ‘groene industrie’ in Frankrijk een boost te geven, en daarmee het milieu verder te beschermen in de toekomst.

Vraag 1b

Is deze aanvullende Franse maatregel in overeenstemming met Europees recht? Betrek in uw antwoord zowel materiele als procedurele aspecten.

II. Van Hank en Citrus

Hank, een Duitse autoproducent met 35% marktaandeel in Duitsland, doet het met 5% van de markt heel slecht in Frankrijk. Dit komt grotendeels vanwege de in casus 1 besproken nieuwe maatregelen. De auto’s van Hank hebben namelijk meestal een milieu label D of lager. Om competitief te blijven in Frankrijk moet Hank daarom constant stunten met haar prijzen. Vooral Citrus, het oudste en meest gevestigde autobedrijf van Frankrijk met een marktaandeel van 39%, is een geduchte concurrent van Hank. Bovendien is Citrus ook steeds succesvoller in Duitsland, de thuismarkt van Hank. De CEO van Hank wordt dan ook langzamerhand wanhopig: de stuntprijzen in Frankrijk hebben de financiële reserves van Hank bijna volledig uitgeput, en Hank kan haar lage prijzen in Frankrijk niet lang meer volhouden, zeker niet met de thuisbasis onder druk.

Op de autobeurs van Genève lopen Gunther, de CEO van Hank, en Penelope, de CEO van Citrus, elkaar toevallig tegen het lijf. Gunther geeft aan dat hij de ‘good old days’ wel mist waarin autobedrijven hun eigen markt bedienden, de prijzen

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2017 (1)

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2017 (1)

Vragen

I.Een Hollands drama in Italië (20 punten)

IJscoman Frank uit Nederland heeft in de zomer een grote hit met zijn boerenijs: ambachtelijk ijs gemaakt van verse melk van Hollandse boerderijkoeien. Terwijl de temperaturen in Nederland in september al fors dalen, ziet Frank een mogelijkheid om zijn boerenijs in het zuiden van Europa te verkopen. Daar is het nog heerlijk nazomer weer en Frank denkt dat er daarom genoeg vraag is naar zijn ambachtelijke boerenijs. Frank heeft een goede deal kunnen sluiten met vliegtuigmaatschappij Pyan Rair waardoor hij elke dag vers ijs naar Rome (Italië) kan brengen voor een klein bedrag.

Frank huurt een winkelpand in het centrum van Rome en verhuist naar Italië om fulltime te kunnen werken in de winkel. Frank begint met de verkoop van zijn boerenijs en het blijkt dat met name zijn speciale ‘regenboogijs’ goed in de smaak valt bij de Italianen. De zaken lopen zo goed dat hij besluit om extra mankracht in te huren via een vacature in de krant. Doug is samen met zijn 7-jarige dochter Zoë uit hun geboorteland Engeland vertrokken om een nieuw leven op te bouwen in Italië. Na het zien van de vacature solliciteert Doug voor de functie van verkoopmedewerker. Hij wordt aangenomen en gaat aan de slag in de winkel van Frank voor 16 uur in de week. Voor Zoë is een goede basisschool gevonden op loopafstand van de ijsco-winkel, waar ze doordeweeks naar school gaat.

Na twee glorieuze weken krijgt Frank echter een brief van de Italiaanse overheid met de mededeling dat hij zijn ‘regenboogijs’ niet meer mag verkopen. Volgens de regering bevat dit ijs een hoge concentratie van kunstmatige kleur- en smaakstoffen en dit is schadelijk voor de gezondheid. Alleen ijs op basis van natuurlijke kleur- en smaakstoffen mag verkocht worden in Italië.

Daarnaast ontwikkelt zich nog een probleem. Aan de overkant van Franks winkel bevindt zich de ijsco-winkel van Calvino, die van mening is dat Frank zijn klanten steelt. Hij probeert daarom Frank op allerlei manieren tegen te werken. Na anderhalf jaar van getreiter en een bijzonder nare roddelcampagne zit Frank er zo doorheen dat zijn lang onderdrukte kleptomanie in volle hevigheid naar boven komt. Op een kwade avond ‘knapt’ Frank. Hij steelt het grote uithangbord van Calvino’s winkel (een foto van Calvino zelf met een ijsje in de hand) en dumpt deze in de rosse buurt van Rome. Ook neemt hij Calvino’s goed gevulde kassa mee naar huis als schadevergoeding voor het geleden leed. De Italiaanse politie ziet op de camerabeelden hoe Frank de kassa en het uithangbord heeft gestolen. Frank wordt opgepakt en na twee dagen van verhoren het land uitgezet.

Nu Frank in Nederland is, wordt de ijsco-winkel in Rome gesloten en verliest Doug zijn baan als verkoopmedewerker. Doug heeft hierdoor niet genoeg geld meer om rond te komen, waardoor – volgens Italië –

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2015 (1)

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2015 (1)

Onderdeel I: meerkeuzevragen

Vraag 1

Hannah (1 jaar) is geboren in België en heeft de Belgische nationaliteit. Haar ouders hebben beiden de Algerijnse nationaliteit. Na vijf jaar illegaal in België te hebben verbleven, vragen zij nu een verblijfsrecht aan in België. Maken zij onder Europees recht kans op dit verblijfsrecht?

  1. Ja, ze zijn nu al vijf jaar in België en mogen daardoor blijven op basis van EU recht.

  2. Nee, zij zijn derdelanders en zullen met Hannah terug naar Algerije moeten.

  3. Ja, want het effectieve genot van de EU-burgerrechten van Hannah mag niet beperkt worden.

  4. Nee, omdat zij illegaal in België hebben verbleven, hebben ze hun recht op verblijfsrecht onder Richtlijn 2004/38 vergooid.

Vraag 2

De gemeente Dronten besluit een expresbusdienst naar Utrecht in te leggen, om haar burgers een waardig alternatief te bieden voor erg onbetrouwbare treindiensten. De expresbus zou elke 15 minuten vertrekken en inwoners van Dronten zouden een automatische korting van 50% op de prijs van een kaartje krijgen; eventuele verliezen worden door de gemeente Dronten aangezuiverd. De gemeente geeft 15 miljoen euro extra compensatie aan de uitvoerder van de dienst, bovenop de aanzuivering van de kosten, die gemiddeld 30 miljoen per jaar bedragen. Na het uitschrijven van een wedstrijd (aanbesteding) tot het gunnen van de expresdienst kwam Lely-buzz, een lokale ondernemer, als winnaar uit de bus. Transtravel (Altmark), een Duitse aanbieder van transportdiensten, nam echter ook deel aan de aanbesteding en ving hierbij bot. Voor de nationale rechter roept Transtravel in dat de gunning van het contract aan Lely-buzz staatssteun uitmaakt, waarop Lely-buzz zich op de Altmark-uitzondering beroept. Welke stelling is juist in dat verband?

  1. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet niet aan de vierde Altmark-voorwaarde omdat bij de gunning geen uitdrukkelijke melding gemaakt werd van de raming van kosten door een goed beheerde onderneming.

  2. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet aan alle vijf cumulatieve Altmark-voorwaarden.

  3. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet mogelijk niet aan de derde Altmark-voorwaarde omdat bij de berekening van de door de overheid te betalen vergoeding een onredelijke winstmarge wordt toegekend in aanvulling op de compensatie voor verliezen.

  4. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet waarschijnlijk niet aan de eerste voorwaarde van de Altmark-uitzondering, nu een expressbusdienst niet als een openbare dienstverplichting beschouwd kan worden.

Vraag 3

In aanvulling op het bestaan van staatssteun, roept Transtravel in dat de gunning van het contract aan Lely-buzz ook onrechtmatige en onverenigbare staatssteun was. Welk van onderstaande argumenten aangevoerd door Transtravel zal kans op slagen hebben?

  1. De nationale rechter mag vaststellen dat de gunning van het contract staatssteun uitmaakt die onverenigbaar is met de interne markt

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2015 (2)

Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2015 (2)

Vragen

Vraag 1

Aan welke voorwaarden moet een natuurlijk persoon voldoen om direct beroep in te kunnen stellen bij het Hof van Justitie?

  1. Een natuurlijke persoon kan alleen direct beroep instellen bij het Hof van Justitie als hij alle nationale rechtsmiddelen heeft uitgeput.

  2. Een natuurlijk persoon kan nooit direct beroep instellen bij het Hof van Justitie, alleen indirect beroep via een prejudiciële vraag bij de nationale rechter.

  3. Een natuurlijk persoon kan direct beroep instellen indien hij rechtstreeks en individueel geraakt is.

  4. Een natuurlijk persoon kan alleen direct beroep instellen indien hij rechtstreeks en individueel geraakt is door een aan hem geadresseerde beschikking.

Vraag 2

In het Francovich-arrest is vastgesteld dat:

  1. Staten aansprakelijk kunnen worden gesteld wanneer zij in strijd handelen met een regel van Unierecht die rechten beoogt toe te kennen aan particulieren met verplichtingen die volgen uit het Unieverdrag en het Werkingsverdrag

  2. Burgers zich voor de nationale rechter direct kunnen beroepen op Europese soft law

  3. Particulieren bij staatsaansprakelijkheid het nodige moeten doen om eigen schade zoveel mogelijk te beperken.

  4. Bepalingen van Unierecht voorrang hebben boven nationaalrechtelijke bepalingen, maar niet boven de grondwet

Vraag 3

De Nederlandse Hidde Jansma wil wat meer avontuur in zijn leven en besluit de Nederlandse bodem te verruilen voor het verre Tsjechië. Eenmaal in Tsjechië aangekomen vindt hij werk bij een klusbedrijf als onderaannemer. Zijn vriendin van de afgelopen 9 jaar, Marjorie, woont in Frankrijk, maar hij wil haar graag meenemen naar Tsjechië. Welke van de volgende stellingen zijn juist:

I: Hidde mag in Tsjechië verblijven op grond van artikel 7a richtlijn 2004/38, want hij is een werknemer op grond van artikel 45 VWEU.

II: Marjorie mag niet in Tsjechië verblijven want ze komt niet in aanmerking als familielid op grond van artikel 2 lid 2 richtlijn 2004/38.

  1. I is juist

  2. II is juist

  3. Beiden zijn juist

  4. Beiden zijn onjuist

Vraag 4

Hakim en Lou zijn als vluchtelingen uit Irak naar Frankrijk gekomen. Ze hebben twee kinderen gekregen die van rechtswege de Franse nationaliteit hebben gekregen. Hakim en Lou dreigen echter te worden uitgezet. Hebben zij een afgeleid verblijfsrecht?

  1. Nee, ze bezitten immers niet de nationaliteit van een EU-lidstaat. Daarom is art. 20 VWEU in casu niet van toepassing.

  2. Nee, het feit dat de kinderen van Hakim en Lou de Franse nationaliteit bezitten, betekent niet dat hun ouders hierdoor automatisch een afgeleid verblijfsrecht hebben.

  3. Ja, als Hakim en Lou het land moeten verlaten dan moeten de kinderen mee; hierdoor kunnen zij hun recht als EU-burger niet uitoefenen.

  4. Ja, de kinderen van Hakim en Lou bezitten immers de Franse nationaliteit. Volgens richtlijn 2004/38/EG

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2013 (1)

Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2013 (1)

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welke van de onderstaande stellingen over de prejudiciële procedure is juist?

I: Waar de uitlegging van Europees recht noodzakelijk is voor de oplossing van een geschil moeten alle nationale rechters een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie.

II: Een nationale rechter hoeft geen prejudiciële vraag over de uitlegging van Europees recht te stellen, indien over het antwoord op deze vraag redelijkerwijze geen twijfel kan bestaan.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

  3. Beide stellingen zijn juist.

  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 2

Welke van de onderstaande stellingen over de toepassing van artikel 101 VWEU is onjuist?

  1. Nationale rechterlijke instanties zijn bevoegd om de artikelen 101(1) en 101(2) VWEU toe te passen, maar niet artikel 101(3) VWEU.

  2. Indien de Commissie een procedure start die moet leiden tot de vaststelling van een inbreuk op artikel 101 VWEU zijn nationale mededingingsautoriteiten niet langer bevoegd om zelf artikel 101 VWEU toe te passen.

  3. Een onderneming die partij is bij een kartel kan in aanmerking komen voor immuniteit tegen een boete, indien zij als eerste informatie en bewijsmateriaal verschaft die de Commissie in staat stelt een inbreuk op artikel 101 VWEU vast te stellen.

  4. Een verticale overeenkomst valt onder de groepsvrijstelling in Verordening 330/2010 indien zowel de leverancier als de afnemer marktaandelen bezitten die niet meer bedragen dan 30%.

Vraag 3

Welke van deze voorwaarden is volgens het arrest Brasserie du Pêcheur niet vereist voor een recht op schadevergoeding ingevolge het Unierecht?

  1. De geschonden rechtsregel strekt ertoe rechten toe te kennen aan particulieren.

  2. De schending van het Unierecht is voldoende gekwalificeerd.

  3. Er is een direct causaal verband tussen de schending en de door benadeelde personen geleden schade.

  4. De persoon moet rechtstreeks en individueel geraakt zijn.

Vraag 4

Welke van de volgende stellingen over het vrij verkeer van goederen is juist?

I: In het arrest Cassis de Dijon introduceerde het Hof de ‘rule of reason’, op basis waarvan maatregelen van gelijke werking met onderscheid kunnen worden gerechtvaardigd door dwingende vereisten van algemeen belang.

II: In het arrest Keck heeft het Hof duidelijk gemaakt dat verkoopmodaliteiten buiten de reikwijdte van het verbod in artikel 34 VWEU kunnen vallen.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

  3. Beide stellingen zijn juist.

  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 5

Welke van de onderstaande stellingen betreffende het vrij verkeer van personen is juist:

  1. De kinderen van een Duitser die werk komt zoeken in Nederland hebben direct recht op

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2013 (2)

Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2013 (2)

Vragen

Het is zwaar weer op de koffiemarkt. Hoewel er nog steeds genoeg koffie wordt gedronken, ondervinden de gevestigde koffiehandelaren steeds meer concurrentie. Bovendien stijgen de arbeidskosten omdat koffieboeren steeds meer opkomen voor een eerlijk salaris.

Om de stress even opzij te zetten besluiten de drie grootste koffieproducenten op de Nederlandse markt, Relax NV (50% marktaandeel), Zwart BV (30% marktaandeel) en Slobber NV (10% marktaandeel) tijdens een bijeenkomst van de ondernemingsvereniging om een voetbaltoernooi te organiseren. Onderneming Kees Kopje BV wordt niet uitgenodigd voor het toernooi.

Het toernooi wordt gehouden op een mooie herfstdag bij de voetbalclub ‘FC De Athener’. Tijdens de derde helft komen de drie directeuren bijeen in een achterkamertje van de kantine om het toernooi te evalueren.

Na kort gesproken te hebben over het grote succes van deze dag gaat het gesprek al snel over belangrijkere zaken, zoals de toegenomen concurrentie en de almaar stijgende arbeidskosten. Zonder tot concrete toezeggingen te komen betoogt Bob Bakkie, directeur van Relax NV, dat vanwege de stijgende arbeidskosten ‘de koffieprijs haar werkelijke waarde beter zou vertegenwoordigen bij een prijsstijging van 50 cent per pond.’ Mariëlle Mok, directeur van Zwart BV,meent dat Bob hier ‘geen onwaarheden spreekt’. Daarbij vult zij aan dat ‘zonder een prijsstijging de kwaliteit van de koffie op de Nederlandse markt niet meer gewaarborgd kan worden’. Bert Beker, directeur van Slobber NV, staart afwezig uit het raam en neemt nauwelijks deel aan de conversatie.

Dan wordt het gesprek onderbroken door een polonaise van werknemers die de kamer komt binnenvallen. Een week later stijgt de koffieprijs van Relax NV met 50 cent per pond. Zwart BV verhoogt haar prijs twee dagen later met een prijsstijging van 35 cent per pond. Slobber NV verhoogt haar prijs twee weken later met een prijsstijging van 55 cent per pond. Concurrent Kees Kopje BV hoort over dit gesprek, en heeft het sterke vermoedens dat deze prijsstijging geen zuivere koffie is.

Hij richt zich met enkele vragen tot u als deskundige in het Europese recht.

Vraag 1

Hebben Relax NV, Zwart BV en Slobber NV in strijd gehandeld met artikel 101 en/of artikel 102 VWEU?

Vraag 2

Geef advies over welke rechtsgangen Kees Kopje BV ter beschikking staan, en de respectievelijke voor- en nadelen van deze rechtsgangen?

Vraag 3

Kees Kopje wordt zwaar getroffen door deze maatregel. Hij benadert u weer, ditmaal met de vraag of deze maatregelen van de Nederlandse overheid in overeenstemming is met Europees Recht. Wat is uw oordeel over de verenigbaarheid van onderhavige maatregel?

Als gevolg van al deze omstandigheden gaat het niet goed met de Nederlandse koffiesector. De provincie Zuid-Holland besluit dan ook in actie te komen. De provincie verplicht zich daarom per direct om de komende vijf jaar een forse hoeveelheid koffie af te nemen, waarbij zij 10 cent per kilo extra zal betalen bovenop de marktprijs. De provincie geeft daarbij aan

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2012 (1)

Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2012 (1)

Essayvragen

De rechtspraak van het Hof van Justitie heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het vrij verkeer van goederen en daarmee in de ontwikkeling van het vrije verkeer in het algemeen. In de klassieke arresten Dassonville, Cassis de Dijon en Keck bepaalde het Hof onder meer de omvang van het vrije verkeer van goederen alsmede de doelstellingen daarvan. In het arrest Italiaanse brommeraanhangwagens gaf het verder vorm aan deze vrijheid.

Bespreek de ontwikkeling in de jurisprudentie van het Hof omtrent het vrije verkeer in deze arresten en betrek daarbij in ieder geval de concepten markttoegang en discriminatie in uw antwoord. Bekritiseer en/of verdedig daarbij één of meer van de door het Hof gemaakte keuzes en motiveer daarbij uw eigen positie. Het staat u natuurlijk vrij ook andere rechtspraak te gebruiken om uw antwoord te illustreren of nader te onderbouwen. (5 punten worden toegekend voor een juiste beschrijving van de jurisprudentie en de ontwikkeling, en de overige vijf worden toegekend voor een overtuigende analyse en eigen positie)

Casus I

Sven Bjottabrøker is een Deense fysiotherapeut. Ieder jaar reist hij 14 weken door Frankrijk. Hij bekostigt deze werkvakantie met het geven van pijnlijke maar heilzame massages op dorpspleinen. Hiervoor huurt hij vaak ter plekke een marktkraam voor ongeveer een week tot twee weken. Wanneer een agent van de inspectie voor gezondheid hem aan het werk heeft gezien tijdens een wel erg heftige massage verbiedt hij Sven in het belang van de openbare orde en de volksgezondheid nog verder te werken in zijn gemeente. Omdat hij nu niet meer economisch actief is, wordt Sven bovendien bevolen per direct Frankrijk te verlaten. Sven, een trots Europeaan, is woedend over deze maatregelen. Hij wil zich, met het Europees recht in de hand, verdedigen.

Vraag 1

Zijn de tegen Sven genomen maatregelen in overeenstemming met het Europese recht?

Sven besluit zijn aandacht te verleggen naar Portugal en solliciteert daar naar een functie als parttime fysiotherapeut. De privékliniek waar hij solliciteert eist echter drie jaar werkervaring in Portugal, opdat culturele problemen met de (dik betalende) Portugese clientèle worden vermeden. Daarnaast eisen zij een diploma van een select aantal top universiteiten met een wereldwijd erkende expertise op het gebied van de fysiotherapie. Sven, die al 10 jaar werkervaring heeft in Denemarken en is afgestudeerd aan een erkende Deense universiteit die niet op de lijst voorkomt, wordt daarom niet aangenomen.

Vraag 2

Zijn deze voorwaarden in overeenstemming met het Europese recht?

Casus II

Muziek op je mobiel is een steeds belangrijker product aan het worden en vormt dan ook een snel groeiende markt. Deze markt kent echter ook enkele problemen. Het grootste probleem is dat veel consumenten door de bomen het bos niet meer zien: hoe tussen al die liedjes te kiezen? Daarnaast heeft Apple heeft een zeer dominante positie op deze markt opgebouwd, nadat zij als eerste moderne

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2012 (2)

Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2012 (2)

Meerkeuzevragen

Vraag 1

Voor het vaststellen van een overtreding van artikel 102 VWEU dienen verscheidene aspecten in overweging genomen te worden. Welk aspect hoort daar niet bij?

  1. Het marktaandeel.

  2. De de minimis drempels.

  3. De productmarkt

  4. Het begrip onderneming.

Vraag 2

In welk van de onderstaande gevallen is de nationale rechter onder Europees Unierecht verplicht om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de EU (HvJ EU)?

  1. De nationale rechter behandelt een vraag over de uitlegging van het Unierecht die zakelijk gelijk is aan een eerdere vraag waarover het HvJ EU reeds heeft beslist.

  2. De nationale rechter overweegt te concluderen tot de ongeldigheid van een richtlijn die reeds eerder door het HvJ EU is uitgelegd.

  3. De juiste uitleg van het Unierecht is zo evident dat er redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan over de toepassing, maar beide partijen in de nationale procedure eisen bij pleidooi een preliminaire vraag.

  4. De nationale rechter behandelt een vraag over de uitlegging van het Unierecht. Er staat hoger beroep open en de beantwoording is noodzakelijk voor de beslissing van het geschil.

Vraag 3

Welke van de onderstaande stellingen over de arresten McCarthy en Zambrano is juist?

  1. In McCarthy werd de reikwijdte van het Unie Burgerschap verbreed ten opzichte van Zambrano, aangezien hier sprake was van een dubbele nationaliteit.

  2. Zowel McCarthy als Zambrano beperkten de rechten van Unieburgers aanzienlijk door het eisen van een grensoverschrijdend element.

  3. In McCarthy oordeelde het Hof van Justitie, anders dan in Zambrano, dat het effectieve genot van burgerschapsrechten niet was geschonden.

  4. De rechtspositie van werknemers was in beide arresten doorslaggevend voor het toekennen van burgerschapsrechten.

Vraag 4

Lees onderstaande stellingen betreffende voorrang en direct effect en geef aan welke juist is:

I: Omdat het Europese recht voorrang heeft boven het nationale recht, mag het EU Hof van Justitie strijdig nationaal recht vernietigen.

II: In het arrest Van Gend en Loos bepaalde het EU Hof van Justitie dat het Europese recht in zijn geheel directe werking heeft in de nationale rechtsordes.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

  3. Beide stellingen zijn juist.

  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 5

Hybride auto’s worden steeds populairder. De Europese markt voor hybride auto’s is overzichtelijk en wordt gekenmerkt door een beperkt aantal spelers. De grootste autoproducent is Toyota, met een marktaandeel van 85%. Daarna komen Volkswagen (6%) en Opel (3%). De overige producenten hebben verwaarloosbare marktaandelen.

Volkswagen en Opel besluiten om hun krachten te bundelen in hun strijd tegen Toyota. Zij spreken af om de prijzen voor hybride auto’s in

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2011

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2011

Meerkeuzevragen

Vraag 1

De Europese Raad is:

  1. Een instelling van de Europese Unie

  2. Een internationale organisatie die mede het Europese Hof voor de Rechten van de Mens omvat.

  3. Hoewel geen formele instelling onder het VWEU wel de facto het machtigste orgaan van de Europese Unie.

  4. Sinds het Verdrag van Lissabon betrokken bij de ‘gewone wetgevingsprocedure’.

Vraag 2

Het Sinterklaasfeest staat weer voor de deur. Om te voorkomen dat kinderen te veel suiker binnenkrijgen, met alle gezondheidsrisico’s van dien, besluit de Nederlandse regering om producenten van pepernoten te verbieden suiker in de lekkernij te verwerken. Willy Suikeroom, banketbakker in Vlaanderen, is niet te spreken over de Nederlandse maatregel. Hij ziet zijn kansen om pepernoten te verkopen op de Nederlandse markt in sterke mate afnemen.

De maatregel van de Nederlandse regering is:

  1. Een maatregel die verbonden is aan de Nederlandse nationale identiteit en derhalve gerechtvaardigd kan worden onder art. 4 lid 2 VEU.

  2. Een maatregel van gelijke werking met onderscheid, omdat gediscrimineerd wordt tussen snoepgoed met en snoepgoed zonder suiker.

  3. Een maatregel van gelijke werking zonder onderscheid omdat de maatregel geldt ongeacht in welke lidstaat de pepernoot is geproduceerd.

  4. Een verkoopmodaliteit omdat het pepernoten op zich niet verbiedt, maar slechts het verkopen van gesuikerde pepernoten.

Vraag 3

Lees onderstaand stukje uit de Volkskrant van 12 oktober jl en beantwoord daarna de bijbehorende vraag:

Nederland dwarsboomde Servische droom jarenlang

Servië heeft er lang op moeten wachten, maar eindelijk mag het land zich kandidaat-lid van de Europese Unie noemen. Dat besloot de Europese Commissie vandaag. Het Servische verzoek hiertoe dateert van 2009, maar het was altijd Nederland dat dwarslag.

Hoe kon Nederland het verlenen van de kandidaat-status aan Servië tegenhouden?

  1. Zolang Servië niet voldeed aan de convergentiecriteria kon Nederland het verlenen van kandidaat-status dwarsbomen.

  2. De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken stemde tegen in de Raad van Ministers.

  3. De Nederlandse Europarlementariërs brachten geen stem uit in het Europees Parlement, omdat Servië de waarden schond waarop de Europese Unie berust.

  4. De Eurocommissaris van Nederland gaf geen goedkeuring voor de verlening van een kandidaat-status.

Vraag 4

Welke van de onderstaande stellingen betreffende Diensten van Algemeen Economisch Belang is juist?

I: Lidstaten mogen in principe voor iedere dienst besluiten deze via een staatsonderneming publiek te gaan leveren. Zodra zij dit doen valt een dienst in beginsel meer onder de regels van het VWEU.

II: Een onderneming die belast is met een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) mag daarop een redelijke winst maken.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

  3. Beide stellingen zijn juist.

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2010

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2010

Meerkeuzevragen

Vraag 1

De Roemeense Roma familie Ursaru is door de Franse politie zonder pardon op het vliegtuig naar Boekarest gezet. Wat kan de familie doen?

  1. Voor de Franse nationale rechter een beroep doen op het EU recht op vrij verkeer van personen.

  2. De commissie dwingen een beroep wegens niet nakoming van het EU recht op vrij verkeer van personen te starten.

  3. Een procedure beginnen tegen Frankrijk voor het gerecht van de EU.

  4. De Roemeense regering dwingen een beroep wegens niet nakoming van het EU recht op vrij verkeer van personen te starten.

Vraag 2

In zijn conclusie bij de zaak Josemans (C-137/09) concludeert Advocaat Generaal Bot dat de handel in softdrugs in Nederlandse coffeeshops:

  1. noch onder het vrij verkeer van goederen, noch onder het vrij verkeer van diensten valt.

  2. onder het vrij verkeer van goederen en diensten valt.

  3. onder het vrij verkeer van diensten valt.

  4. moet worden bezien in het licht van Artikel 18 VWEU.

Vraag 3

Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot het kartelverbod in art. 101 VWEU is niet juist?

  1. Doelbeperkingen (strekkingsbeperkingen), zoals afspraken over de verkoopprijs, vallen niet onder de ‘de minimis’ bekendmaking.

  2. In de Delemitis zaak (C-234/89) was sprake van zogeheten bundeleffecten, waardoor de overeenkomst onder de werking van art. 101, lid 1 VWEU viel.

  3. Doelebeperkingen (strekkingsbeperkingen), zoals afspraken over de verkoopprijs, kunnen op basis van art. 101, lid 3 VWEU een vrijstelling krijgen van het kartelverbod.

  4. Afspraken die de markt verdelen zijn toegestaan indien dergelijke afsprake een toename van de mededinging als effect hebben.

Vraag 4

In Nederland is de verkoop van zwaar vuurwerk niet toegestaan omdat het ieder jaar weer veel slachtoffers maakt. In België worden zogenaamde ‘Killerstrijkers’ vrij verhandeld. Omdat veel Nederlanders voor de jaarwisseling bij onze zuiderburen vuurwerk gaan kopen wordt hier door de Nederlandse politie streng op gecontroleerd.

  1. Het Nederlandse verkoopverbod kan wel worden gerechtvaardigd met een beroep op art. 36 VWEU, maar niet met een beroep op de Cassis de Dijon jurisprudentie.

  2. De Nederlandse regels vormen een maatregel van gelijke werking die kan worden gerechtvaardigd op basis van dwingende vereisten van algemeen belang.

  3. Het Nederlandse verkoopverbod vormt een verkoopmodaliteit, maar valt toch onder art. 34 VWEU opdat niet aan de voorwaarden van het Keck-arrest (paragraaf 16) is voldaan.

  4. De politiecontroles vormen een schending van het vrij verkeer van personen dat wordt gewaarborgd door art. 21 VWEU.

Vraag 5

Welke uitspraak heeft het Hof in de zaak Gebhard (C-55/94) gedaan over het onderscheid tussen de vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van diensten?

  1. Indien de persoon die economische

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Europees Recht voor de opleiding Rechten, jaar 2, aan de Unversiteit Leiden.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Europees Recht ga je naar Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp

Access: 
Public
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Institutions, jobs and organizations:
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
1698