Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Image

Behandeling Voorbereiding Hoorcollege 6 2018, Universiteit Utrecht

Voorbereiding college 6:

 

Bartelink hfd. 4:

- Indicatiestelling in dialoog: cliënt en hulpverlener gaan met elkaar in gesprek over wat de mogelijkheden zijn om de problemen van de cliënt aan te pakken, zodat zij tot overeenstemming komen over wat de beste hulp is

- De uitkomsten van een behandeling zijn beter als cliënten bij besluitvorming betrokken zijn

- Cliënten zijn vaak ontevreden over hun behandeling of stoppen zelfs door een gebrek aan motivatie, een slechte relatie met de hulpverlener of doordat zij het niet eens zijn over wat de problemen zijn en hoe die opgelost moeten worden

- Zowel de werkrelatie met ouders als die met een kind is belangrijk

- De werkrelatie met ouders lijkt invloed te hebben op de mate waarin een kind naar de behandeling komt

- De werkrelatie met het kind beïnvloedt in hoeverre een kind actief meedoet tijdens de behandeling, de nieuwe vaardigheden aanleert en de vaardigheden toepast buiten de behandeling

- Tegenwoordig worden cliënten nog niet vaak betrokken bij de besluitvorming

- Hulpverleners blijken ook niet altijd de vaardigheden en technieken in huis te hebben om cliënten te betrekken in de besluitvorming

- Met name over het betrekken van kinderen in de besluitvorming verschillen de meningen en hulpverleners hebben ook moeite kinderen hierbij te betrekken

- 4 criteria voor een beoordeling van een goede samenwerking:

1. alle partijen waarop de beslissing invloed heeft, moeten betrokken zijn;

2. de ontmoeting moet zodanig zijn vormgegeven dat zorgvuldige afwegingen gemaakt kunnen

worden;

3. de onbalans in macht tussen de partijen moet verminderd worden: informatie moet voor

iedereen beschikbaar zijn en aangeboden informatie moet begrijpelijk zijn voor alle deelnemers

en iedereen moet de kans hebben zijn mening te verhelderen (eventueel met ondersteuning);

4. het moet mogelijk zijn om te controleren of de beslissingen gegrond zijn op relevante

argumenten en acceptabele waarden en normen

- Kenmerkend voor indicatiestelling in dialoog (of shared decision making):

1. tenminste twee gesprekspartners (cliënt en hulpverlener) betrokken zijn;

2. beide gesprekspartners stappen nemen in het delen van een behandelbeslissing;

3. de gesprekspartners informatie over verschillende behandelmogelijkheden delen

4. ten einde overeenstemming te bereiken over de gewenste behandelmogelijkheden

- Het is van belang dat de cliënten informatie tot hun beschikking krijgen om een oordeel te kunnen vormen over de voor- en nadelen van verschillende behandelvormen

- De veronderstelling is dat indicatiestelling in dialoog vraaggericht, motiverend, oplossingsgericht en activerend is

- 5 niveaus van participatie (participatieladder): 

1. Informeren: de hulpverlener informeert ouders en kinderen wat zijn beslissing is.

2. Raadplegen: de hulpverlener praat met ouders en kinderen als informatiebron, maar houdt er

geen of weinig rekening mee in de besluitvorming.

3. Adviseren: de hulpverlener vraagt ouders en kinderen welke hulp zij menen dat nodig is, maar

neemt vervolgens zelf een beslissing over welke hulp daadwerkelijk ingezet wordt.

4. Coproduceren: de hulpverlener vraagt ouders en kinderen welke hulp zij menen dat nodig is en

kan alleen beargumenteerd afwijken van hun inbreng.

5. Meebeslissen: ouders en kinderen bepalen welke hulp zij nodig hebben en de hulpverlener stemt

in met hun besluitvorming.

- Wanneer de veiligheid van het kind in het gezin gevaar loopt, kan zo’n reden zijn dat de beslissing van de hulpverlener doorslaggevend is

- Hulpverleners zijn meer geneigd cliënten te betrekken in de besluitvorming als zij ervan overtuigd zijn dat dit positieve impact heeft op de uitkomsten van de behandeling

- De hulpverlener moet transparant zijn en vakkennis in alledaagse woorden over kunnen brengen

- Deze punten zorgen ervoor dat de machtsverhouding kleiner wordt en het helpt de ouders en kinderen om realistische verwachtingen van de behandeling te hebben

- Als dit toegepast wordt is de kans ook groter dat ouders hun kind ondersteunen in het besluitvormingsproces

- Hoe ouder kinderen worden en hoe meer inzicht ze hebben hoe meer zij in staat gesteld moeten worden om hun stem te laten horen in de besluitvorming

- Belangrijkste factoren die de participatie van kinderen in de weg staan zijn communicatiestijl en het gedrag van hulpverleners

- Ouders kunnen een faciliterende of hinderende rol hebben in de participatie van kinderen

- Voor kinderen is participatie goed voor de ontwikkeling van zelfwaardering en relationele vaardigheden

- Ook is het belangrijk voor hun socialisatie omdat ze zo leren hoe beslissingen gemaakt kunnen worden

- Kinderen kunnen op 5 niveaus participeren:

1. er wordt naar kinderen geluisterd, maar er is nog niets georganiseerd om kinderen tot

participatie te stimuleren;

2. kinderen worden ondersteund in het geven van hun mening (hulpverleners zijn getraind in de

ondersteuning van participatie van kinderen en beschikken over de benodigde

communicatievaardigheden om leeftijdsadequaat kinderen te betrekken);

3. in de overwegingen wordt rekening gehouden met de mening van kinderen (de mening van

kinderen heeft impact op de genomen beslissing);

4. kinderen zijn betrokken bij het besluitvormingsproces (actieve participatie in plaats van

consultatie), maar hebben nog geen feitelijke macht over de genomen beslissing;

5. kinderen delen in de macht en verantwoordelijkheid voor besluitvorming (dit vraagt een

expliciete commitment van de kant van de volwassenen om hun macht te delen)

- In de meeste gevallen hebben kinderen een vertrouwenspersoon of mentor  nodig die hen ondersteunt bij het voorbereiden van een bijeenkomst en gedurende de bijeenkomst zelf

- Vraaggericht werken: dat de hulpverlener nagaat wat ouders of kinderen als probleem ervaren en de hulp daar zo goed mogelijk op aan laat sluiten. Twee elementen: 1. de basishouding van de hulpverlener, die gekenmerkt wordt door respect, bescheidenheid en oprechtheid in het gesprek met de cliënt en door het gebruiken van methoden en instrumenten die aansluiten bij de behoeften en mogelijkheden van de cliënt. 2. een vraaggerichte hulpverleningsorganisatie, waarin hulpverleners ruimte en flexibiliteit krijgen om in te gaan op de vraag van de cliënt

- Oplossingsgericht werken: gericht op het versterken van de positieve krachten in het gezin en in het sociale netwerk van het gezin, met als uitganspunt de situatie die de cliënt wenst. Een techniek die toegepast kan worden is de wondervraag of schaalvraag (schaal over verbetering)

- Een toepassing van oplossingsgericht werken is Signs of Safety:

• hij gaat na welke positie elk gezinslid inneemt ten opzichte van het probleem en de mogelijke

oplossing;

• hij zoekt naar uitzonderingen op de kindermishandeling;

• hij helpt het gezin zijn sterke kanten en hulpbronnen van het gezin te ontdekken;

• hij richt zich op de doelen die een gezin zichzelf stelt ten aanzien van (de opvoeding van) de

kinderen in plaats van het probleem;

• hij vraagt het gezin om indicatoren voor de veiligheid van het kind te benoemen en te

beoordelen hoe veilig zij menen dat het kind is;

• hij beoordeelt in hoeverre het gezin bereid en in staat meent te zijn om de plannen voor

verandering uit te voeren

- Motiverende gespreksvoering: dat het proces van indiceren de motivatie van de cliënt om te veranderen vergroot. Drie aspecten: bereidheid om te veranderen, overtuiging in staat te zijn om te veranderen en gereedheid om te veranderen

- Stadia van Prochaska, DiClemente en Norcross voordat gedrag verandert:

1. Voorbeschouwing (precontemplatie): de cliënt heeft (nog) geen intentie om te veranderen. Vaak

is de potentiële(mogelijke) cliënt zich niet bewust van een probleem of ontkent hij dat hij een

probleem heeft. In veel gevallen ervaart de omgeving van de cliënt het probleem wel. Pogingen

van een hulpverlener om een cliënt zich bewust te laten worden van het probleem en een

verandering in gang te zetten stuiten op weerstand.

2. Overpeinzing (contemplatie): de cliënt is zich bewust van het probleem en overweegt wat het kan

opleveren als hij zijn gedrag verandert. De motivatie om iets te gaan doen is aanwezig, maar hij

onderneemt nog geen actie.

3. Besluitvorming (voorbereiding): de cliënt neemt pas een besluit op het moment dat hij zich

bewust is van het probleem, hetdit ook als probleem erkent en voldoende vertrouwen heeft in

zijn mogelijkheden om te veranderen. In dit stadium maakt de cliënt een plan waarmee hij zijn

gedrag kan veranderen.

4. Actie: de cliënt onderneemt actie om zijn gedrag te veranderen. De eigenlijke behandeling,

gericht op verandering, vindt in dit stadium plaats.

5. Onderhoud (consolidatie): dit stadium is het moment waarop de cliënt probeert om het nieuwe

gedrag in zijn dagelijks leven te integreren. Alleen op die manier is hij in staat om de bereikte

verandering vast te houden en niet terug te vallen.

6. Terugval: meestal is een cliënt niet in staat om het bereikte resultaat volledig te handhaven en

krijgt hij een terugval. Terugval komt voor. Een cliënt hoeft niet elke keer dat hij terugvalt,

helemaal opnieuw te beginnen. Een cliënt leert van zijn eerdere pogingen tot

gedragsverandering en maakt hiervan gebruik bij een hernieuwde poging (Prochaska et al.,

1992)

- Activerend werken: betekent dat voorop staat wat de ouders zelf kunnen doen om een opvoedingssituatie te realiseren waarin een kind zich (weer) goed en veilig kan ontwikkelen. Eigen Kracht conferentie(Family Group Conference): bijeenkomst waarin een gezin samen met zijn sociaal netwerk een plan opstelt om problemen op te lossen. Het bestaat uit 3 fases: 

1. De familie krijgt informatie van hulpverleners over wat hun kijk op de problemen is en wat de mogelijkheden van hulpverlening zijn; 

2. De Eigen Kracht coördinator en de aanwezige hulpverleners trekken zich terug en de familie bespreekt wat er aan de hand is en stelt een hulpverleningsplan op, waarbij zij een taakverdeling maakt en nadenkt over de hulp die van buitenaf nodig is; 

3. De familie presenteert het plan aan de coördinator. De verwijzer accepteert dit plan, tenzij het niet veilig of onwettig is

- Ook hierbij zorgt de coördinator dat het kind zich kan uiten en gehoord wordt

- Als cliënt en hulpverlener samen een beslissing nemen zorgt dit ervoor dat cliënten meer tevreden zijn over de behandeling, zij hun fysieke en psychologische welzijn als beter ervaren, medicatie beter innemen en meer inzicht hebben in de behandeling

- Voor eenmalige besluiten maakt het niet uit of cliënten invloed hadden op de besluitvorming, maar bij besluitvorming voor de langere termijn wel (chronische aandoening of psychische problemen)

- Vraaggericht werken draagt vermoedelijk bij aan de effectiviteit van de hulpverlening, maar er is geen onderzoek gedaan naar het effect van vraaggericht werken op de uitkomst van de behandeling

- De eerste uitkomsten van onderzoeken naar de effecten van oplossingsgericht werken zijn positief. Met oplossingsgerichte therapie wordt in minder tijd resultaat bereikt. Effecten van Signs of Safety: aantal kinderbeschermingsmaatregelen en uithuisplaatsingen neemt af en de kans op herhaling van kindermishandeling neemt ook af

- Motiverende gespreksvoering blijkt te werken bij het behandelen van drugsverslaving en alcoholmisbruik en bij het stimuleren van gezondere leefgewoonten. De resultaten die hiermee geboekt worden houden ook lang stand. Het blijkt positief te werken bij jongeren en volwassenen

- Door de Eigen Kracht conferentie nemen problemen in gezinnen af, maar een grotere verbetering van de veiligheid van het kind dan bij reguliere jeugdbescherming is niet aangetoond. Deelnemers zijn over het algemeen wel positief over deze vorm van hulpverlening. Uit onderzoeken komen echter wisselende resultaten

- Samenwerken met ouders mag niet betekenen dat de hulpverlener concessies doet aan de veiligheid van het kind, het gaat dus om veiligheid en participatie van het kind

- Als hulpverleners ouders vragen om mee te denken over belangrijke beslissingen en zo laten zien dat zij willen samenwerken, vergroten zij de kans dat de angst van ouders vermindert en doen de hoop op verandering toenemen

- Typen vaardigheden hulpverlener:

1. verhelderen van hun rol als kinderbeschermer;

2. gebruik maken van processen om met samenwerking problemen op te lossen;

3. vaardigheden om ouders te confronteren en om positieve en pro-sociale handelingen en

opmerkingen te belonen; 

70

4. relationele vaardigheden, waaronder empathie, zelfonthulling, humor en optimisme

- Het lijkt belangrijk te zijn om binnen de samenwerking te focussen op de issues die geleid hebben tot de mishandeling of verwaarlozing en niet op de kindermishandeling zelf

- Deltamethode: het inzetten van een gezinsvoogd in een situatie waarbij een kind een OTS heeft. Gezin en gezinsvoogd werken volgens 4 stappen:

1. het formuleren van zorgpunten, sterke punten en de visie van het gezin;

2. het omzetten van zorgpunten in mogelijke verstoringen in en bedreigingen van de ontwikkeling

van het kind;

3. het benoemen van gewenste ontwikkelingsuitkomsten;

4. het opstellen van werkdoelen, actiepunten en het werken met het ‘plan op tafel’

- Vaardigheden die de gezinsvoogd tot zijn beschikking moet hebben: engageren (vaardigheid om kind, ouders en andere betrokkenen te motiveren tot actieve medewerking) en positioneren (het verduidelijken van de kinderbeschermingsmaatregel en dan vooral de veiligheid en ontwikkeling van het kind)

- Integratief Werkzame Factorenmodel: ontwikkeling van een alliantie als resultaat van de dialoog tussen hulpverlener en cliënt waarin de cliënt zijn eigen veranderingstheorie ontwikkelt

 

Dosen:

- Monodisciplinaire behandelingen (zoals medicatie of gedrags-aanpassingsbehandelingen) bij gedrags- en psychiatrische problemen bij mensen met een intellectuele beperking blijkt niet heel effectief

- Door de complexiteit van de problemen bij deze doelgroep lijkt een benadering vanuit verschillende perspectieven beter

- De integratieve behandeling moet niet direct gericht zijn op de symptomen van de stoornis, maar op het herstellen van de mentale gezondheid van de persoon

- De stoornis wordt bestreden door het aanpakken van de onderliggende processen die de stoornis veroorzaakt hebben

- Er is bewijs van functioneel en sociaal herstel van patiënten met schizofrenie die behandeld werden met een integratieve toepassing van farmaceutische, psychotherapeutische, rehabilitatie en maatschappelijke hulp interventies

- Bij depressie wordt ook vaak een combinatie van psychotherapie en medicatie toegepast

- Zo’n integratieve behandeling wordt bij mensen met een intellectuele beperking (IB) veel minder toegepast dan in de algemene psychiatrie

- Behandelingen worden in deze doelgroep nog gereduceerd tot biologisch niveau, omdat men neurobiologische processen als enige geldige factor ziet in het begrijpen van psychiatrische stoornissen bij deze doelgroep

- De brain en mind dichotomie is nog steeds aanwezig met een sterk accent op brein en genen

- Vaak monotherapie toegepast (meestal medicatie of gedragstherapie) 

- Tegenwoordig wordt er vaker op gewezen dat behandeling niet alleen de symptomen moet bestrijden, maar ook de kwaliteit van het leven van de persoon zo hoog mogelijk moet maken door samenwerking van verschillende professionals en medische-, gedrags- en psychotherapeutische behandelingen

- In dit artikel wordt gekeken naar behandeling vanuit 4 perspectieven: 

  • Biologische dimensie: omvat breindisfuncties door breinbeschadiging, afwijkende brein ontwikkeling of genetische stoornissen. Deze beperkingen kunnen zorgen voor verhindering van adaptatieprocessen van de persoon aan zijn/haar omgeving en zorgen voor een vatbaarheid voor een specifieke vorm van verhinderd gedrag of een psychiatrische ziekte

  • Psychologische dimensie: psychologische aspecten die de ervaring van de ik en de interactie met de externe wereld vaststellen

  • Sociale dimensie: zowel omstandigheden in de omgeving van de persoon die invloed hebben op de persoon-omgeving interactie als belevingen die belangrijk zijn op een persoonlijk psychologisch niveau

  • Ontwikkelingsdimensie: op ieder ontwikkelingsniveau heeft de persoon specifieke emotionele behoeften, laat specifieke motivatie zien, heeft specifieke coping strategieën en laat een specifieke adaptieve interactie met zijn/haar omgeving zien. Tot nu toe is er nauwelijks aandacht gegaan naar de diagnostiek van emotionele ontwikkeling, persoonlijkheidsontwikkeling en specifieke sociale en culturele aspecten in relatie tot de deelname in de maatschappij van mensen met een IB. Progressief maladaptief gedrag in combinatie met dysfunctie van neurale mechanismen en conflicten met de omgeving zouden kunnen leiden tot het ontstaan van psychiatrische stoornissen

- Assessment op deze vier dimensies moet gedaan worden door een multidisciplinair team bestaande uit een psychiater, psycholoog, pedagoog, sociaal werker en een psychiatrisch verpleger

- Persoon moet eerst als geheel behandeld worden voordat gewerkt gaat worden met een integratieve behandeling

- Begin van de behandeling: wie is de betrokken persoon en wat zijn zijn/haar basis psychologische behoeften? Wat is het huidige probleem? Hoe denken we dat we het huidige probleem gaan managen (strategie en methode)?

- Emotionele behoeften per ontwikkelingsniveau:

1) ontwikkelingsniveau 0-6 maanden: regulatie van fysiologische behoeften, integratie van sensorische input, structurering van ruimte, tijd en personen en sociale interactie

2) ontwikkelingsniveau 6-18 maanden: lichamelijk contact, hechtingsfiguur, sociale stimulatie en aangeven van materiële objecten

3) ontwikkelingsniveau 18-36 maanden: bepaalde afstand in contact, bevestiging van autonomie en beloning voor sociaal gedrag

4) ontwikkelingsniveau 3-7 jaar: identificatie met belangrijke anderen, sociale acceptatie en steun en sociale competentie

5) ontwikkelingsniveau 7-12 jaar: cognitieve competentie, fysieke competentie, vriendschap, creativiteit, productiviteit en gouden regels voor sociaal gedrag

- Bij probleemgedrag gebruiken we gewoonlijk het volgende behandelmodel:

A) Definiëren van de gepaste zorgbehoefte en het beginnen van de basislijn van de persoons basis fysiologische en psychosociale behoeften om het doel van de behandeling vast te kunnen stellen

B) De keuze van strategie en methode voor de integratieve behandeling van de stoornis:

- Bij eerstelijns behandeling is de ontwikkelingsdimensie betrokken: de persoon ontmoeten op het niveau van zijn/haar emotionele ontwikkeling en interacteren met hem/haar volgens zijn/haar emotionele basisbehoeften

- Bij tweedelijns behandeling kijken we naar de sociale dimensie: het informeren en opleiden van de omgeving om een optimale adaptatie van interacties te maken passend bij de persoons behoeften

- Bij derdelijns behandeling kijken we naar de psychologische dimensie: door training of psychotherapie de persoon helpen om zijn/haar capaciteit te activeren om problemen op te lossen en om zich aan te passen aan de omgevingsomstandigheden

- Bij vierdelijns behandeling kijken we naar de biologische dimensie: een doel met medicatie als dit nodig is als ondersteuning van de behandeling op andere lijnen

- Bij psychiatrische problemen wordt eerst weer de zorgbehoefte gedefinieerd. De startlijn wordt bepaald en behandeldoelen worden opgesteld en er wordt voldaan aan de emotionele basisbehoeften van de persoon. Men probeert de persoon met al zijn/haar activiteiten te accepteren en het zo mogelijk te maken voor hem/haar om een eigen plek en rol in de omgeving te vinden

- Vervolgens moet de psychiatrische stoornis gereduceerd worden door een integratieve behandeling toe te passen

- De zorgbehoefte van mensen met een psychose is het vaststellen van homeostase en stimulatie van emotioneel functioneren op het ‘normale’ niveau van die persoons

- Stappen van integratieve behandelingen van psychoses:

- Eerstelijns behandeling, biologische dimensie: antipsychotica 

- Tweedelijns behandeling, ontwikkelingsdimensie: voldoen aan de persoons psychosociale basisbehoeften

- Derdelijns behandeling, sociale dimensie: adaptatie van de omgeving aan de persoons behoeften

- Vierdelijns behandeling, psychologische dimensie: als het nodig is een individuele training of psychotherapie

- Personen met een depressie laten vaak een terugloop van emotionele behoeften zien en een vervorming van persoonlijkheidsstructuren op hechtingsniveau (niveau van 6-18 maanden) of op het niveau van zelf-ander differentiatie (niveau 18-36 maanden) met het bijbehorende maladaptieve gedrag

- Het is bij deze mensen dus nodig om veilige hechting te bewerkstelligen en hulp te bieden bij het verkrijgen van eigen autonomie

 

Karver:

- De beste predictoren van de uitkomst van behandeling bij jongeren waren interpersoonlijke vaardigheden van de counselor, de vaardigheden invloed uit te oefenen door de therapeut, de bereidheid van jongeren om deel te nemen aan de behandeling, de bereidheid van ouders om deel te nemen aan de behandeling en de participatie van zowel jongere als ouders

- Empirisch onderzoek laat zien dat de therapeutische alliantie de meest robuuste predictor van de behandelingsuitkomst is bij jongeren en volwassenen

- De skills van de therapeut om de cliënt direct te beïnvloeden en de relatie met de cliënt hadden een gemiddelde tot grote relatie met de uitkomsten van de behandeling

- Factoren die een gemiddelde relatie hadden met de uitkomsten van de behandeling: counselor interpersoonlijke vaardigheden (zoals empathie en warmte), bereidheid van ouders en jongere om te participeren, de participatie van de cliënt en de participatie van ouders

- Factoren die kleine tot gemiddelde relatie hadden met de uitkomsten van de behandeling: therapeutische alliantie met de familie, therapeutische alliantie met de jeugdige cliënt, affectie naar de therapeut, de therapeutische relatie met ouders en autonomie

- Self-disclosure had geen relatie met de uitkomst van de behandeling

 

Yperen:

- Er wordt nog weinig met evidence-based hulpverleningsmethoden gewerkt, maar de vraag is ook of deze methoden de jeugdzorg zouden verbeteren

- Lambert: 40% factoren buiten de therapie, 30% algemeen werkzame factoren, 15% placebo-effecten en 15% specifieke methodiek

- De rol van specifieke methoden is nog onvoldoende ontrafeld

- Stelling van auteurs: door de potentie van specifieke methodieken beter te benutten kan in de toekomst de verdeling over de genoemde factoren er heel anders uit komen te zien

- 2 uiterste posities in discussies over evidence-based werken: 1. Hulpverleners moeten meer werken volgens evindence-based interventies. 2. Focus op implementeren van specifieke interventies heeft geen zin, want het gaat vooral om de effectiviteit van de hulpverlener (zoals een goede kwaliteit van de cliënt-hulpverlener relatie en op een gestructureerde manier werken) > Ook wel dodo bird verdict

- De effectgrootte in de meeste onderzoeken naar de effecten van jeugdzorg komen uit tussen de 0,40 en 0,80 met een gemiddelde van ongeveer 0,70 (0,50 = matig effect, 0,80 = groot effect)

- Critici zeggen dat deze onderzoeken geen betrekking hebben op de dagelijkse praktijk omdat het vaak gaat om één soort therapie die strak geprotocolleerd is en er is sprake is van zeer goed getrainde hulpverleners

- Verschillende publicaties maken aannemelijk dat de effectiviteit van de dagelijkse praktijk ergens rond de d = 0,40 ligt

- Dit kan verdubbeld worden door monitoring en meer consequente toepassing van behandelprincipes

- De vraag is of de eerdergenoemde percentages uit het onderzoek van Lambert kloppen, het onderzoek is namelijk gedateerd en in het onderzoek zijn alle doelgroepen op één hoop gegooid, terwijl het zo zou kunnen zijn dat er verschil is per doelgroep en behandeling

- Wat verwarrend is binnen het onderzoek is dat de terminologie die men gebruikt erg uiteenloopt

- Ook komen er hele verschillende percentages uit verschillende onderzoeken wat zorgt voor verwarring en onduidelijkheid

- Cliënten lijken evenveel waarde te hechten aan de specifieke methode als aan de therapeutische relatie

- De bijdrage van de verschillende specifieke therapievormen is hoogstens matig

- Common factors approach: gemeenschappelijke factoren in de verschillende benaderingen kunnen verantwoordelijk zijn voor het resultaat

- Algemeen (werkzame) factoren in een interventie zijn de ingrediënten van de hulp die tot het resultaat bijdragen ongeacht de soort behandeling en doelgroep, voorbeelden: aansluiten bij de motivatie van de cliënt, goede kwaliteit van de relatie cliënt-behandelaar, goede structurering van de interventie, goede ‘fit’ van de aanpak met het probleem en de hulpvraag, uitvoering van de interventie zoals deze uitgevoerd moet worden, professionaliteit van de behandelaar en goede werkomstandigheden van de behandelaar

- Er zijn steeds meer aanwijzingen dat ook het routinematig monitoren van de effectiviteit van de behandeling gedurende de uitvoering leidt tot betere resultaten

- Kenmerken van de hulpverlener die bijdragen aan de kwaliteit van de therapeutische alliantie: flexibel, eerlijk, ervaren, respectvol, betrouwbaar, zeker, geïnteresseerd, alert, vriendelijk, warm en open

- Technieken van de hulpverlener die bijdragen aan de kwaliteit van de therapeutische alliantie: exploratief te werk gaan, diepgaand zijn, reflectie op thema’s steunend zijn, successen uit het verleden zien en benadrukken, accurate interpretaties geven, faciliteren bij uitdrukken van emoties, actief zijn, bevestigen, begrip tonen en aansluiten bij de ervaringen van de cliënt

- Bij externaliserende problemen speelt de factor therapeutische alliantie een grotere rol dan bij internaliserende problemen

- Hoe korter de hulp hoe belangrijker de inhoud, hoe langer de hulp hoe belangrijker de goede relatie

- De therapeut ziet het de relatie tussen effect en therapeutische alliantie groter dan de cliënt

- Kenmerken van de hulpverlener die volgens Hermanns en Menger bijdragen aan het resultaat: het vermogen om consistente verklaringen te bieden voor iemands problemen en een hiermee samenhangende behandeling te kiezen, het geloof en de verwachting van de therapeut dat zijn behandelingsstrategie zal werken en zijn vermogen deze verwachting over te dragen op de cliënt en de mate waarin de therapeut in staat is allianties aan te gaan met veel verschillende soorten mensen

- Methodiek: fasering van handelingen, beschrijving van de frequentie, de intensiteit, de gewenste omgeving en deelnemers en technieken die moeten worden toegepast

- Als een hulpverlener methodiek gebruikt die aansluit bij de problematiek van de cliënt versterkt dit ook de relatie tussen hen

- Allegiance: geloven in een specifieke aanpak

- Adherence: getrouw volgen van die aanpak

- Veel mensen zeggen dat de allegiance-factor belangrijker is dan de adherence-factor

- Ook technieken blijken een significant aandeel te hebben in de uitkomst van de behandeling. Dit sluit niet uit dat ook common factors van belang zijn

- Supervisie en getraind personeel zijn erg belangrijk bij behandeling

- Mogelijk sturen specifieke geprotocolleerde methodieken het handelen van de hulpverleners bij bepaalde cliëntgroepen in zo sterke mate dat dit beter zichtbaar gaat worden bovenop de algemeen werkzame factoren

- Wat is niet verstandig om te doen als hulpverlener: bij kinderen die seksueel misbruikt zijn beginnen met een training in ‘nee’ durven zeggen (schuldgevoel bij de kinderen, want geen ‘nee’ gezegd), gedrag veroordelen van jongeren met suïcidale gedachten of met hen praten over de in van het leven

- Als we de jeugdzorg willen verbeteren moeten we zowel de algemeen werkzame factoren versterken als goede toepassing van specifieke methodieken inzetten

- Ook internettherapie en zelfhulpprogramma’s lijken te werken, dus dit trekt het belang van de cliënt-hulpverlener relatie wat omlaag

- Advies van het artikel voor de verdere verbetering van de jeugdzorg: investeren in het werken met de algemeen werkzame factoren en de specifieke methodieken

 

Zijlmans:

- Doel van de studie: vaststellen of EQ-training in combinatie met een video-feedback training programma de emotionele intelligentie van personeel, dat werkt met cliënten met een intellectuele beperking (IB) en uitdagend gedrag, verbetert

- De emotionele intelligentie van de experimentele groep veranderde significant van dat van de controlegroep

- Mensen met een IB hebben een grotere kans om uitdagend gedrag te laten zien dan mensen zonder IB

- De verklaring ligt binnen het individu: geslacht (mannen vaker conduct disorder dan vrouwen), leeftijd (oudere mensen worden vaker gediagnosticeerd met een depressie)

- Ook spelen omgevingsfactoren een rol: stressvolle life-events, probleem oplossingsvermogen, taak moeilijkheid en negatieve attitudes van het personeel

- Personeel gebruikt vaak interventies bij uitdagend gedrag die op de korte termijn werken, maar die op de lange termijn dit gedrag blijven bekrachtigen

- Als cliënten dit gedrag tonen krijgen zij hier vaak aandacht door

- Uitdagend gedrag van cliënten zorgt voor verschillende emotionele reacties bij het personeel: bangheid, woede, angst en ergernis

- Als personeel zich bedreigd voelt daalt de kans de ze gepast reageren significant

- Een effectieve strategie om het optreden van het personeel te verbeteren is het geven van feedback. Hierbij is wel van belang dat het personeel de training accepteert

- Emotional intelligence: an array of emotional, personal and social abilities and skills that influence an individual’s ability to cope effectively with environmental demands and pressures

- Key factors van emotionele intelligentie: het beeld dat mensen hebben van zichzelf, hoe zij hun eigen behoeften en rechten handhaven, het vermogen eigen emoties te begrijpen en te managen, relaties die mensen hebben met anderen, de mate waarin ze investeren in anderen, het vermogen andermans gevoelens te herkennen en te respecteren, strategieën die mensen gebruiken om om te gaan met problemen en stress, algemeen welzijn en de capaciteit om impulsen te onderdrukken

- Emotionele intelligentie voorspelt algemeen functioneren en welzijn, kan veranderen over tijd en je blijkt het te kunnen trainen

- Personeel dat werkte met cliënten met een IB met een hogere emotionele intelligentie bleken minder vaak een burn-out te krijgen

- De training bestond uit feedback sessies op individuele EQ-i profielen en video feedback bij personeel dat interacteert met cliënten met een IB

- Het onderzoek richtte zich niet op onderliggende mechanismen die het verschil in emotionele intelligentie verklaren, maar men denkt dat het vooral gaat om bewustzijn

- Mindfulness-trainingen voor personeel verbetert over het algemeen de personeel-cliënt interactie

Image  Image  Image  Image

Access: 
Public

Image

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:
Countries and regions:
Institutions, jobs and organizations:
Statistics
1389