Inleiding Strafrecht - UL - Aantekeningen
- 2234 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Bevat de aantekeningen van de hoorcolleges en de werkgroepen van week 1, 2. College 3 wordt nog aangevuld.
Deze week gaat het over het materiële strafrecht. Materieel strafrecht gaat over de vraag wanneer iemand strafrechtelijk verantwoordelijk gehouden kan worden voor een bepaalde gedraging en welke sancties opgelegd kunnen worden.
Het (materiële) strafrecht kent meerdere bronnen, zoals:
Het (materiële) strafrecht is niet statisch maar altijd subject van verandering. Zo was in 1998 een ongewenste tongzoen ‘seksueel binnendringen’ in de zin van verkrachting. Sinds 2013 is dit veranderd en is het geen ‘seksueel binnendringen’ meer maar kan het nog slechts ontucht zijn.
Naast materieel strafrecht kennen we nog het strafprocesrecht. Strafprocesrecht gaat over de wijze waarop strafrechtelijke aansprakelijkheid kan worden vastgesteld (van opsporing, vervolging, berechting tot tenuitvoerlegging)
Dit strafproces staat in dienst van het materieel strafrecht maar heeft ook een eigen betekenis namelijk waarheidsvinding in een eerlijk proces.
Belangrijk is dat men realiseert dat maar een klein percentage van de misdrijven opgehelderd wordt, namelijk maar +- 30%. Het aantal zaken dat daadwerkelijk wordt voorgelegd aan een strafrechter is nog kleiner, iets meer dan 10%. Strafrecht is dus niet per se dé oplossing voor al onze problemen in de maatschappij. Dit hangt samen met de beperkte mogelijkheden van het strafrecht samen met de hoge verwachtingen die men van het strafrecht heeft.
Ten grondslag van het strafrecht ligt vergelding. De doelen die nagestreefd worden, verschillen echter per zaak. Dit zijn de belangrijkste doelen van het strafrecht:
Je kunt dus strafrechtelijke vervolgd worden wanneer je een strafbaar feit gepleegd hebt. De term ‘strafbaar feit’ kent een bepaalde structuur:
Deze week wordt er vooral dieper ingegaan op het tweede criteria: de gedraging valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving. Een delictsomschrijving is de omschrijving van het strafbare feit.
De delictsomschrijving bestaat uit bestanddelen. Er zijn verschillende soorten bestanddelen:
We kunnen als voorbeeld art. 287 Sr nemen. Dit artikel gaat over doodslag. Hier is ‘opzettelijk’ een subjectief bestanddeel, het zegt immers iets over de gesteldheid van de dader. ‘Een ander van het leven beroven’ is een objectief bestanddeel, dit zegt namelijk iets over de feitelijke gedraging van de dader.
De rechtbank beraadslaagt vervolgens over de volgende vier vragen, die blijken uit art. 350 Sv:
1. Is het feit bewezen?
2. Is het feit strafbaar? (legaliteitsbeginsel, at 1 lid 1 Sr)
3. Is de dader strafbaar?
4. Welke straf moet worden opgelegd?
De vraag of het feit ook daadwerkelijk strafbaar is volgend de wet, het legaliteitsbeginsel, bestaat op zijn beurt uit vier deelnormen:
1 Nullum crimen sine lege praevia (strafbaarstelling met terugwerkende kracht is niet toegestaan)
2. Lex certa (oftewel het ‘bepaaldheidsgebod’, het strafbare feit in de delictsomschrijving moet voldoende nauwkeurig omgeschreven zijn)
3. Lex scripta (er kan geen staf volgen zonder een geschreven wet)
4. Analogieverbod (de rechter mag geen bepalingen toepassen op een situatie waarvoor deze bepaling eigenlijk niet is geschreven, oftewel de rechter mag niet té extensief interpreteren)
Krulsla arrest
De rechtsvraag is ‘staat het bepaaldheidsverbod toe om krulsla onder sla te verstaan?’.
De verdachte biedt krulsla aan op de markt maar voldoet niet aan de eisen van de Warenwet. Er zit namelijk teveel nitraat in de krulsla dan is toegestaan. De verdachte beroept zich op een vergelijk onderzoek naar andijvie, waaruit blijkt dat krulandijvie meer nitraat mag bevatten dan reguliere andijvie. Hij meent dat dit ook het geval is bij krulsla ten opzichte van sla.
Het Hof heeft de verdachte vervolgens ontslagen van enige rechtsvervolging. Het verbod van de Warenwet was namelijk te onbepaald en het legaliteitsbeginsel, bepaaldheidsgebod, staat in de weg van enige vervolging. Er is geen specificering gegeven in verschillende soorten sla en dat had in dit geval wel gemoeten.
De indiener van het cassatiemiddel, de AG bij het hof, heeft echter een andere mening. Hij meent dat vage normen soms nodig zijn zodat gedragingen niet te snel buiten de delictsomschrijving valt.
Tevens is er nooit beperkt tot verschillende soorten sla in enige wetgeving, daardoor geldt deze regeling ook voor krulsla. Er is volgens hem dus geen schending van het bepaaldheidsgebod.
De HR is het eens met insteller van het cassatiemiddel. In de wet zijn geen subcategorieën genoemd dus er mag niet van uit gegaan worden dat krulsla hier niet onder vindt. Ook moet de wetgever soms een zekere vaagheid hanteren. Deze mate van onduidelijkheid wordt gehanteerd zodat er niet te snel gedragingen buiten de delictsomschrijving vallen. Ook acht de HR de professionele marktman in staat zich goed te hebben geïnformeerd over de beperkingen. De HR zegt niet dat krulsla onder sla valt omdat de HR geen feitenrechter is maar vernietigt de uitspraak en verwijst de zaak door naar het Hof in Amsterdam.
4. In deze casus valt koolsla onder sla. Arrest komt redelijk overeen met het arrest ‘onbehoorlijk gedrag’. In deze regeling was ‘onbehoorlijk gedrag’ niet gespecificeerd. Toch was er aan het bepaaldheidsgebod voldaan omdat er wel was gespecificeerd waar het onbehoorlijke gedrag kon plaatsvinden (trein). Het bepaaldheidsgebod is dus van toepassing op dit arrest. Er is een gerechtvaardigde mate van onduidelijkheid. Het bepaaldheidsgebod is dus niet zo strikt als het lijkt.
De AG bij de HR vernietigt ook de beslissing. Vooral omdat de wetgever deze wet gemaakt heeft met oog op de volksgezondheid. Tevens gaat het Hof te ver: het geeft een oordeel dat niet binnen hun bevoegdheid ligt.
Bepaaldheidsgebod
Zoals we in dit arrest zien mag er soms een bepaalde mate van onduidelijkheid zijn. Dit is soms toegestaan door de volgende redenen:
1. Voorkomen dat sommige gedragingen buiten de delictsomschrijving vallen
2. Met oog op de toekomst: men weet niet hoe de samenleving zal veranderen
3. Om de algemene overzichtelijkheid te bevorderen
Er zit natuurlijk wel een grens op deze algemeenheid/onduidelijkheid. Zo kennen we het analogieverbod: een té extensieve interpretatie van een rechter in een bepaalde zaak.
Er is dus een verschil tussen analogie en een extensieve interpretatie. Bij een extensieve interpretatie zit de gedraging al in de delictsomschrijving terwijl bij een analoge toepassing de gedraging buiten de delictsomschrijving valt maar de rechter de gedraging in de delictsomschrijving probeert te praten (de wetgever heeft het niet zo bedoeld).
Tips bij een arrestanalyse:
Deze week worden de overige termen van een strafbaar feit uitgelicht.
1. Het eerste aspect van een strafbaar feit is de gedraging.
2. Het tweede aspect van een strafbaar feit is in Hoorcollege 1 uitgebreid aan bod gekomen
3. Het derde aspect vaan een strafbaar feit is de wederrechtelijkheid
4. Het vierde en laatste aspect van een strafbaar feit is schuld oftewel verwijtbaarheid.
Opzet
Bij opzet is er sprake van willens en wetens handelen. Een voorbeeld hiervan is moord.
Met willens bedoelen we ‘besluiten zich te op bepaalde wijze te gedragen en zich voornemen dat ook te gaan doen’. Met weten bedoelen we ‘beseffen en begrijpen’.
Opzet geldt in beginsel als vereiste voor strafrechtelijke aansprakelijkheid bij ernstigere delicten. Het probleem bij opzet is de vaststelling en daarmee de bewijsbaarheid.
Opmerking verdient dat opzettelijk handelen niet bij voorbaat ook verwijtbaar handelen is. Iemand kan soms opzettelijk handelen zonder dat hij verwijtbaar is. Bijv. iemand die handelt vanuit een psychose.
Verschijningsvormen bij opzet
Opzet kan een zelfstandig bestanddeel in de delictsomschrijving zijn (hij die opzettelijk…), het kan opgenomen zijn in het in het bestanddeel van de gedraging (ingeblikt opzet) of het kan blijken uit woorden zoals ‘wetende dat’ of ‘oogmerk’.
Gradaties van opzet
Voorwaardelijke opzet
Voorwaardelijke opzet bestaat uit drie componenten:
1. Aanmerkelijke kans (hiermee wordt de grootte van het risico bedoeld. Een aanmerkelijke kans is een kans die onder alle omstandigheden kan aangemerkt worden als aanmerkelijke kans, niet gekoppeld aan de ernst van de gevolgen).
2. Kenniscomponent (wetenschap van de aanmerkelijke kans).
3. Wilscomponent (bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans).
Iemand stelt zich dus willens en wetens bloot aan de aanmerkelijke kans of aanvaard deze bewust.
Het wilscomponent is het lastigst te bewijzen. Dit is zodat er niet teveel en te vaak beroep gedaan kan worden op voorwaardelijke opzet (het grote verschil tussen Porsche en spookrijder arrest)
Voorwaardelijke opzet heeft een procesrechtelijke relevantie omdat het ervoor zorgt dat de rechter iemand toch opzet kan toerekenen, ook al ontkent verdachte dit.
Opzetregel
Het delictsbestanddeel ‘opzet’ heeft betrekking op alle daaropvolgende bestanddelen.
Als voorbeelden nemen we art 310 en 321 Sr. In art. 310 Sr staat het element ‘opzet’ achteraan de delictsomschrijving dus heeft het enkel toepassing op wat daarna volgt, in dit geval op de wederrechtelijke toe-eigening.
In art. 321 Sr staat het element opzet, namelijk het woord ‘opzettelijk’, vooraan in de delictsomschrijving dus heeft het betrekking op alle bestanddelen die volgen.
Opzet heeft dus betrekking op alles wat na het element van opzet staat in de delictsomschrijving
De uitzondering op de opzetregel zijn delicten die door het gevolg gekwalificeerd zijn, bijvoorbeeld mishandeling die dood tot gevolg heeft. Opzet heeft hier betrekking op de handeling en niet het gevolg.
Culpa
Culpa is een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Voorbeelden zijn roekeloosheid, onvoorzichtigheid, onnadenkendheid, nalatigheid etc. In deze definitie liggen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid al besloten. Deze zijn dus onderdeel van de delictsomschrijving.
Er zijn twee gradaties van culpa:
Culpa bewijzen
Verschillen tussen culpa en opzet
Opzet is willens en wetens terwijl culpa óf niet willen en wel weten óf zelfs niet willen en niet weten is. Opzet heeft dus een wilscomponent en culpa heeft dit niet.
Schematisch overzicht
Onbewuste culpa à bewuste culpa à voorwaardelijke opzet à opzet
Porsche arrest
De rechtsvraag die hier centraal staat is: ‘Kan er uit de gedragingen van verdachte voorwaardelijke opzet worden afgeleid zodat er wordt voldaan aan ‘opzet’ in art. 297 Sr ongeacht dat hij de inhaalmanoeuvres meerdere keren heeft afgebroken?’.
De relevantie feiten zijn als volgt: Verdachte B heeft na alcohol gedronken te hebben achter het stuur van zijn Porsche gaan zitten, samen met een bijrijder. Vervolgens reed hij veel te hard, reed hij meerdere malen door rood en deed verwoede inhaalpoging. Hij kapte zijn inhaalmanoeuvres telkens af omdat hij zag dat ze niet zouden lukken. Uiteindelijk mislukte er toch één van zijn inhaalpogingen zodanig dat hij op een tegenligger, rijdende op de andere rijbaan, knalde. Al de vier inzittenden en de bijrijder van B zijn hierdoor overleden. B is gewond maar maakt zich snel uit de voeten.
Het Hof meent dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op een dusdanig ongeval heeft geaccepteerd door achter het stuur te gaan zitten met alcohol op en vervolgens te hard reed, meerdere malen door rood reed en gevaarlijke inhaalmanoeuvres probeerde te maken. Het Hof meent dat er sprake is van voorwaardelijke opzet en hij wordt veroordeeld voor doodslag, meerdere malen gepleegd.
De verdachte gaat in hoger beroep en voert als het volgende aan als cassatiemiddel: Het wilselement, nodig voor voorwaardelijke opzet, ontbreekt want verdachte heeft nooit zichzelf willen dood rijden. Hij heeft deze kans nooit geaccepteerd. Ten tweede mag er alleen gekeken worden naar de omstandigheden exact voor de aanrijding en niet naar de omstandigheden voorafgaand aan het ongeluk; te hard rijden, door rood rijden.
De AG acht echter niet alleen het rijgedrag bij de aanrijding relevant maar ook het rijgedrag voor de aanrijding: dit liet zien dat hij zeer roekeloos reed en dit levert bewijs voor (voorwaardelijke) opzet. De AG verwerpt het beroep en meent dat er sprake is van voorwaardelijke opzet.
De HR oordeelt dat er in dit arrest is uiteindelijk geen sprake van opzet. Bij het bewijzen van opzet moet er worden voldaan aan het wilselement en het kennis element. Aan het wilselement wordt niet voldaan omdat hij juist een botsing wilde voorkomen. Dit blijkt uit de eerdere afkappingen van de inhaalmanoeuvres. Er kon dus niet, zoals het hof had gedaan, gesteld worden dat de verdachte de frontale botsing, met doden tot gevolg, op de koop had toegenomen. Het is naar ervaringsregels namelijk onwaarschijnlijk dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een botsing zal plaatsvinden, waarin hij ook zijn eigen leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt.
Porsche vs. Spookrijder arrest
In de Porsche zaak werd er niet geoordeeld dat de verdachte bewuste schuld had aan het ongeluk omdat hij de kans op een dodelijk ongeval, wat ook zijn leven had kunnen kosten, niet willens en weten geaccepteerd zou hebben, volgens ervaringsregels. In tegenstelling tot het Porsche arrest was er in het Spookrijder arrest wel sprake van schuld. Dit werd bewezen door twee gedragingen van de verdachte. Ten eerste reed hij met 100 km per uur tegen het verkeer in en dwong hij ander verkeer voor hem uit te wijken. Ten tweede kwam dit door de uitspraak van de verdachte nadat hij was opgepakt. Hij zei namelijk ‘dat was kicken’, waaruit bleek dat hij de aanmerkelijke kans op een ongeval willens en wetens geaccepteerd had; hij besefte de gevolgen van zijn gedragingen volledig.
Culpa en opzet
Gradaties van culpa en opzet
Normativeren en objectiveren
Het is lastig om te bepalen van welke gradatie nu precies sprake is. Men moet daarom normatiever en objectiveren. Het ‘kenniselement’ (weten) kan worden bewezen/ontkracht door te normativeren.
Objectiveren: Kijken naar de feiten (aard van de gedragingen), omstandigheden en de verklaring van de verdachte en getuigen. Het ‘wilselement’ (willen) kan worden verondersteld/verworpen door te objectiveren.
Mogelijkheidsbewustzijn
Deze categorie omvat zowel voorwaardelijke opzet en bewuste culpa. Het verschil tussen deze twee is, nogmaals: bij Bewuste culpa wil je wil de kans niet aanvaarden maar je vertrouwt op jezelf om dit gevolg te kunnen afwenden. Uit de gedragingen blijkt dat het wilscomponent afwezig is. Terwijl bij voorwaardelijke opzet accepteer je de kans, hier is het wilscomponent aanwezig.
Deze bundel bevat aantekeningen bij de hoorcolleges en werkgroepen van de afgelopen jaren
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
3496 | 2 |
Add new contribution