Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

College- en werkgroepaantekeningen Inleiding Strafrecht deel 1

Bevat de aantekeningen van de hoorcolleges en de werkgroepen van week 1, 2. College 3 wordt nog aangevuld.

Hoorcollege 1

Deze week gaat het over het materiële strafrecht. Materieel strafrecht gaat over de vraag wanneer iemand strafrechtelijk verantwoordelijk gehouden kan worden voor een bepaalde gedraging en welke sancties opgelegd kunnen worden.

Het (materiële) strafrecht kent meerdere bronnen, zoals:

  • Wetboek van strafrecht
  • Bijzondere wetten (bijvoorbeeld de Opiumwet)
  • Gedelegeerde wetgeving (bijvoorbeeld de AMvB, ministeriële regelingen)
  • Lagere regelgeving (bijvoorbeeld een APV)

Het (materiële) strafrecht is niet statisch maar altijd subject van verandering. Zo was in 1998 een ongewenste tongzoen ‘seksueel binnendringen’ in de zin van verkrachting. Sinds 2013 is dit veranderd en is het geen ‘seksueel binnendringen’ meer maar kan het nog slechts ontucht zijn.

Naast materieel strafrecht kennen we nog het strafprocesrecht. Strafprocesrecht gaat over de wijze waarop strafrechtelijke aansprakelijkheid kan worden vastgesteld (van opsporing, vervolging, berechting tot tenuitvoerlegging)

Dit strafproces staat in dienst van het materieel strafrecht maar heeft ook een eigen betekenis namelijk waarheidsvinding in een eerlijk proces.

Belangrijk is dat men realiseert dat maar een klein percentage van de misdrijven opgehelderd wordt, namelijk maar +- 30%. Het aantal zaken dat daadwerkelijk wordt voorgelegd aan een strafrechter is nog kleiner, iets meer dan 10%. Strafrecht is dus niet per se dé oplossing voor al onze problemen in de maatschappij. Dit hangt samen met de beperkte mogelijkheden van het strafrecht samen met de hoge verwachtingen die men van het strafrecht heeft.

Ten grondslag van het strafrecht ligt vergelding. De doelen die nagestreefd worden, verschillen echter per zaak. Dit zijn de belangrijkste doelen van het strafrecht:

  • Het voorkomen van eigenrichting (de vergelding gestructureerd laten verlopen)
  • Generale preventie (een boodschap uitzenden naar iedereen: dit is strafbaar!)
  • Speciale preventie
  • Resocialisatie (bijvoorbeeld door tbs)
  • Rechtsherstel

Je kunt dus strafrechtelijke vervolgd worden wanneer je een strafbaar feit gepleegd hebt. De term ‘strafbaar feit’ kent een bepaalde structuur:

  • Het gaat om een menselijke gedraging (een doen, commissiedelict, of een nalaten, omissiedelict)
  • De gedraging valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving
  • De gedraging is wederrechtelijk (is het feit ook daadwerkelijk strafbaar)
  • De gedraging is aan schuld te wijten

Deze week wordt er vooral dieper ingegaan op het tweede criteria: de gedraging valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving. Een delictsomschrijving is de omschrijving van het strafbare feit.

De delictsomschrijving bestaat uit bestanddelen. Er zijn verschillende soorten bestanddelen:

  • Een objectieve bestanddeel (de gedraging)
  • Een subjectieve bestanddeel (de gesteldheid van de dader)
  • Overige bestanddelen

We kunnen als voorbeeld art. 287 Sr nemen. Dit artikel gaat over doodslag. Hier is ‘opzettelijk’ een subjectief bestanddeel, het zegt immers iets over de gesteldheid van de dader. ‘Een ander van het leven beroven’ is een objectief bestanddeel, dit zegt namelijk iets over de feitelijke gedraging van de dader.

De rechtbank beraadslaagt vervolgens over de volgende vier vragen, die blijken uit art. 350 Sv:

1. Is het feit bewezen?

2. Is het feit strafbaar? (legaliteitsbeginsel, at 1 lid 1 Sr)

3. Is de dader strafbaar?

4. Welke straf moet worden opgelegd?

 

De vraag of het feit ook daadwerkelijk strafbaar is volgend de wet, het legaliteitsbeginsel, bestaat op zijn beurt uit vier deelnormen:

1 Nullum crimen sine lege praevia (strafbaarstelling met terugwerkende kracht is niet toegestaan)

2. Lex certa (oftewel het ‘bepaaldheidsgebod’, het strafbare feit in de delictsomschrijving moet voldoende nauwkeurig omgeschreven zijn)

3. Lex scripta (er kan geen staf volgen zonder een geschreven wet)

4. Analogieverbod (de rechter mag geen bepalingen toepassen op een situatie waarvoor deze bepaling eigenlijk niet is geschreven, oftewel de rechter mag niet té extensief interpreteren)

 

Werkgroep 1

 

Krulsla arrest

De rechtsvraag is ‘staat het bepaaldheidsverbod toe om krulsla onder sla te verstaan?’.

De verdachte biedt krulsla aan op de markt maar voldoet niet aan de eisen van de Warenwet. Er zit namelijk teveel nitraat in de krulsla dan is toegestaan. De verdachte beroept zich op een vergelijk onderzoek naar andijvie, waaruit blijkt dat krulandijvie meer nitraat mag bevatten dan reguliere andijvie. Hij meent dat dit ook het geval is bij krulsla ten opzichte van sla.

Het Hof heeft de verdachte vervolgens ontslagen van enige rechtsvervolging. Het verbod van de Warenwet was namelijk te onbepaald en het legaliteitsbeginsel, bepaaldheidsgebod, staat in de weg van enige vervolging. Er is geen specificering gegeven in verschillende soorten sla en dat had in dit geval wel gemoeten.

De indiener van het cassatiemiddel, de AG bij het hof, heeft echter een andere mening. Hij meent dat vage normen soms nodig zijn zodat gedragingen niet te snel buiten de delictsomschrijving valt.

Tevens is er nooit beperkt tot verschillende soorten sla in enige wetgeving, daardoor geldt deze regeling ook voor krulsla. Er is volgens hem dus geen schending van het bepaaldheidsgebod.

De HR is het eens met insteller van het cassatiemiddel. In de wet zijn geen subcategorieën genoemd dus er mag niet van uit gegaan worden dat krulsla hier niet onder vindt. Ook moet de wetgever soms een zekere vaagheid hanteren. Deze mate van onduidelijkheid wordt gehanteerd zodat er niet te snel gedragingen buiten de delictsomschrijving vallen. Ook acht de HR de professionele marktman in staat zich goed te hebben geïnformeerd over de beperkingen. De HR zegt niet dat krulsla onder sla valt omdat de HR geen feitenrechter is maar vernietigt de uitspraak en verwijst de zaak door naar het Hof in Amsterdam.

4. In deze casus valt koolsla onder sla. Arrest komt redelijk overeen met het arrest ‘onbehoorlijk gedrag’. In deze regeling was ‘onbehoorlijk gedrag’ niet gespecificeerd. Toch was er aan het bepaaldheidsgebod voldaan omdat er wel was gespecificeerd waar het onbehoorlijke gedrag kon plaatsvinden (trein). Het bepaaldheidsgebod is dus van toepassing op dit arrest. Er is een gerechtvaardigde mate van onduidelijkheid. Het bepaaldheidsgebod is dus niet zo strikt als het lijkt.

De AG bij de HR vernietigt ook de beslissing. Vooral omdat de wetgever deze wet gemaakt heeft met oog op de volksgezondheid. Tevens gaat het Hof te ver: het geeft een oordeel dat niet binnen hun bevoegdheid ligt.

 

Bepaaldheidsgebod

Zoals we in dit arrest zien mag er soms een bepaalde mate van onduidelijkheid zijn. Dit is soms toegestaan door de volgende redenen:

1. Voorkomen dat sommige gedragingen buiten de delictsomschrijving vallen

2. Met oog op de toekomst: men weet niet hoe de samenleving zal veranderen

3. Om de algemene overzichtelijkheid te bevorderen

 

Er zit natuurlijk wel een grens op deze algemeenheid/onduidelijkheid. Zo kennen we het analogieverbod: een té extensieve interpretatie van een rechter in een bepaalde zaak.

Er is dus een verschil tussen analogie en een extensieve interpretatie. Bij een extensieve interpretatie zit de gedraging al in de delictsomschrijving terwijl bij een analoge toepassing de gedraging buiten de delictsomschrijving valt maar de rechter de gedraging in de delictsomschrijving probeert te praten (de wetgever heeft het niet zo bedoeld).

 

Tips bij een arrestanalyse:

  • Wanneer je de rechtsvraag formuleert, gebruik dan het rechtelijke begrip waar je mee te maken hebt en koppel dit aan de belangrijkste feiten van het arrest.

 

  • Bij de relevante feiten noem je alleen de feiten die er echt toe doen. Context scheppende feiten zijn vaak niet relevant.

 

  • Markeer de verschillende actoren (A-G, hof, HR etc.) met verschillende kleuren, zo kun je informatie snel terugvinden.

 

  • Wanneer je een beslissing moet uitlichten van een actor (A-G, hof, HR etc.), blijf dan niet hangen bij de conclusie die ze sluiten maar geef ook altijd de redenering en de gebruikte argumenten.

 

  • Bij de evaluatie geef je eerst de relevante wetsartikelen weer. Daarna leg je het algemene vraagstuk uit (Wat is het doel? Wat zijn de deelnormen?). Je legt hier dus het leerstuk uit de relevante wetsartikelen uit. Stap 3 is om te kijken hoe dit zich verhoudt met andere arresten/wetten (EVRM). Conclusie: wat is precies het antwoord op de rechtsvraag en plaats dit arrest in context (komt het overeen met andere arresten of wijkt het af?).

 

  • Als er jurisprudentie gegeven wordt, bijvoorbeeld van het EVRM, gebruik deze dan ook in je evaluatie.

 

Hoorcollege 2

Deze week worden de overige termen van een strafbaar feit uitgelicht.

1. Het eerste aspect van een strafbaar feit is de gedraging.

  • In Nederland kennen we het daadstrafrecht wat inhoudt dat je alleen vervolgd kan worden voor een daad/gedraging.
  • Je kunt worden vervolgd voor ‘een doen’ (commissiedelict) of een nalaten (omissiedelict). Er zijn twee soorten commissiedelicten. Een formeel commissiedelict dat concreet omschreven is zoals ‘wegnemen’ en een materieel omschreven commissiedelict dat door het gevolg bepaald wordt, denk aan doodslag.
  • Je kunt ook worden vervolgd voor een oneigenlijk omissiedelict. Dit is een materieel omschreven delict dat wordt begaan door een nalaten. Bijvoorbeeld een gevangen geen eten geven waardoor hij overlijdt; dood door schuld.
  • Als laatste kun je ook vervolgd worden voor een verboden toestand. Bijvoorbeeld voor het hebben van een wapen.

 

2. Het tweede aspect van een strafbaar feit is in Hoorcollege 1 uitgebreid aan bod gekomen

 

3. Het derde aspect vaan een strafbaar feit is de wederrechtelijkheid

  • Wederrechtelijkheid betekend ‘in strijd met het recht’ en is een voorwaarde voor vervolging.
  • Wederrechtelijk wordt verondersteld aanwezig te zijn, tenzij de verdachte beroep kan doen op een rechtvaardigheidsgrond of wanneer de materiele wederrechtelijkheid ontbreekt.
  • Soms is de wederrechtelijkheid ook al uitgedrukt in de delictsomschrijving als een bestanddeel. Dit is het geval bij bijvoorbeeld diefstal.

 

4. Het vierde en laatste aspect van een strafbaar feit is schuld oftewel verwijtbaarheid.

  • Net als wederrechtelijkheid wordt schuld ondersteld aanwezig te zijn, tenzij de verdachte beroep kan doen op een schulduitsluitingsgrond of wanneer een afwezigheid van alle schuld is.
  • Er zijn twee vormen van schuld. Deze schuldvormen zijn de subjectieve bestanddelen in de delictsomschrijving. De twee vormen van opzet en culpa.

 

Opzet

Bij opzet is er sprake van willens en wetens handelen. Een voorbeeld hiervan is moord.

Met willens bedoelen we ‘besluiten zich te op bepaalde wijze te gedragen en zich voornemen dat ook te gaan doen’. Met weten bedoelen we ‘beseffen en begrijpen’.

Opzet geldt in beginsel als vereiste voor strafrechtelijke aansprakelijkheid bij ernstigere delicten. Het probleem bij opzet is de vaststelling en daarmee de bewijsbaarheid.

Opmerking verdient dat opzettelijk handelen niet bij voorbaat ook verwijtbaar handelen is. Iemand kan soms opzettelijk handelen zonder dat hij verwijtbaar is. Bijv. iemand die handelt vanuit een psychose.

 

Verschijningsvormen bij opzet

Opzet kan een zelfstandig bestanddeel in de delictsomschrijving zijn (hij die opzettelijk…), het kan opgenomen zijn in het in het bestanddeel van de gedraging (ingeblikt opzet) of het kan blijken uit woorden zoals ‘wetende dat’ of ‘oogmerk’.

 

Gradaties van opzet

  • Opzet met bedoeling (willens en wetens)
  • Voorwaardelijke opzet

 

Voorwaardelijke opzet

Voorwaardelijke opzet bestaat uit drie componenten:

1. Aanmerkelijke kans (hiermee wordt de grootte van het risico bedoeld. Een aanmerkelijke kans is een kans die onder alle omstandigheden kan aangemerkt worden als aanmerkelijke kans, niet gekoppeld aan de ernst van de gevolgen).

2. Kenniscomponent (wetenschap van de aanmerkelijke kans).

3. Wilscomponent (bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans).

Iemand stelt zich dus willens en wetens bloot aan de aanmerkelijke kans of aanvaard deze bewust.

Het wilscomponent is het lastigst te bewijzen. Dit is zodat er niet teveel en te vaak beroep gedaan kan worden op voorwaardelijke opzet (het grote verschil tussen Porsche en spookrijder arrest)

Voorwaardelijke opzet heeft een procesrechtelijke relevantie omdat het ervoor zorgt dat de rechter iemand toch opzet kan toerekenen, ook al ontkent verdachte dit.

 

Opzetregel

Het delictsbestanddeel ‘opzet’ heeft betrekking op alle daaropvolgende bestanddelen.

Als voorbeelden nemen we art 310 en 321 Sr. In art. 310 Sr staat het element ‘opzet’ achteraan de delictsomschrijving dus heeft het enkel toepassing op wat daarna volgt, in dit geval op de wederrechtelijke toe-eigening.

In art. 321 Sr staat het element opzet, namelijk het woord ‘opzettelijk’, vooraan in de delictsomschrijving dus heeft het betrekking op alle bestanddelen die volgen.

Opzet heeft dus betrekking op alles wat na het element van opzet staat in de delictsomschrijving

De uitzondering op de opzetregel zijn delicten die door het gevolg gekwalificeerd zijn, bijvoorbeeld mishandeling die dood tot gevolg heeft. Opzet heeft hier betrekking op de handeling en niet het gevolg.

 

Culpa

Culpa is een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Voorbeelden zijn roekeloosheid, onvoorzichtigheid, onnadenkendheid, nalatigheid etc. In deze definitie liggen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid al besloten. Deze zijn dus onderdeel van de delictsomschrijving.

Er zijn twee gradaties van culpa:

  • Bewuste culpa: de dader voorziet de gevolgen van zijn gedraging wel, maar vertrouwt erop dat deze gevolgen niet in zullen treden (weten maar niet willen)
  • Onbewuste culpa : de dader heeft de gevolgen van zijn gedraging niet voorzien, maar had deze wel moeten voorzien. De dader denkt niet na waar hij wel had moeten nadenken. (niet weten en niet willen)

 

Culpa bewijzen

  • Eerst moet men vaststellen of de verdachte anders had moeten handelen. Het gedrag van de verdachte wordt afgemeten aan de norm en wanner hij niet voldoet aan de norm noemen we dit aanmerkelijke onvoorzichtigheid (objectieve zijde).
  • Vervolgens moet met vaststellen of de verdachte verwijtbaar gehandeld heeft. Vaak is de verwijtbaarheid verondersteld tenzij er sprake is van een schulduitsluitingsgrond (Klimwand). (subjectieve zijde)
  • Men moet rekening houden met het begrip ‘Garantenstellung’. Dit houdt de verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid in die bij een beroep of functie hoort. Van sommige mensen mag je meer verwachten en is aanmerkelijke onvoorzichtigheid makkelijker te bewijzen. Bijv. bij een verpleegster die medicatie toe moet dienen.

 

Verschillen tussen culpa en opzet

Opzet is willens en wetens terwijl culpa óf niet willen en wel weten óf zelfs niet willen en niet weten is. Opzet heeft dus een wilscomponent en culpa heeft dit niet.

 

Schematisch overzicht

Onbewuste culpa à bewuste culpa à voorwaardelijke opzet à opzet

 

Werkgroep 2

Porsche arrest

De rechtsvraag die hier centraal staat is: ‘Kan er uit de gedragingen van verdachte voorwaardelijke opzet worden afgeleid zodat er wordt voldaan aan ‘opzet’ in art. 297 Sr ongeacht dat hij de inhaalmanoeuvres meerdere keren heeft afgebroken?’.

De relevantie feiten zijn als volgt: Verdachte B heeft na alcohol gedronken te hebben achter het stuur van zijn Porsche gaan zitten, samen met een bijrijder. Vervolgens reed hij veel te hard, reed hij meerdere malen door rood en deed verwoede inhaalpoging. Hij kapte zijn inhaalmanoeuvres telkens af omdat hij zag dat ze niet zouden lukken. Uiteindelijk mislukte er toch één van zijn inhaalpogingen zodanig dat hij op een tegenligger, rijdende op de andere rijbaan, knalde. Al de vier inzittenden en de bijrijder van B zijn hierdoor overleden. B is gewond maar maakt zich snel uit de voeten.

Het Hof meent dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op een dusdanig ongeval heeft geaccepteerd door achter het stuur te gaan zitten met alcohol op en vervolgens te hard reed, meerdere malen door rood reed en gevaarlijke inhaalmanoeuvres probeerde te maken. Het Hof meent dat er sprake is van voorwaardelijke opzet en hij wordt veroordeeld voor doodslag, meerdere malen gepleegd.

De verdachte gaat in hoger beroep en voert als het volgende aan als cassatiemiddel: Het wilselement, nodig voor voorwaardelijke opzet, ontbreekt want verdachte heeft nooit zichzelf willen dood rijden. Hij heeft deze kans nooit geaccepteerd. Ten tweede mag er alleen gekeken worden naar de omstandigheden exact voor de aanrijding en niet naar de omstandigheden voorafgaand aan het ongeluk; te hard rijden, door rood rijden.

De AG acht echter niet alleen het rijgedrag bij de aanrijding relevant maar ook het rijgedrag voor de aanrijding: dit liet zien dat hij zeer roekeloos reed en dit levert bewijs voor (voorwaardelijke) opzet. De AG verwerpt het beroep en meent dat er sprake is van voorwaardelijke opzet.

De HR oordeelt dat er in dit arrest is uiteindelijk geen sprake van opzet. Bij het bewijzen van opzet moet er worden voldaan aan het wilselement en het kennis element. Aan het wilselement wordt niet voldaan omdat hij juist een botsing wilde voorkomen. Dit blijkt uit de eerdere afkappingen van de inhaalmanoeuvres. Er kon dus niet, zoals het hof had gedaan, gesteld worden dat de verdachte de frontale botsing, met doden tot gevolg, op de koop had toegenomen. Het is naar ervaringsregels namelijk onwaarschijnlijk dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een botsing zal plaatsvinden, waarin hij ook zijn eigen leven zal verliezen, eveneens op de koop toe neemt.

 

Porsche vs. Spookrijder arrest

In de Porsche zaak werd er niet geoordeeld dat de verdachte bewuste schuld had aan het ongeluk omdat hij de kans op een dodelijk ongeval, wat ook zijn leven had kunnen kosten, niet willens en weten geaccepteerd zou hebben, volgens ervaringsregels. In tegenstelling tot het Porsche arrest was er in het Spookrijder arrest wel sprake van schuld. Dit werd bewezen door twee gedragingen van de verdachte. Ten eerste reed hij met 100 km per uur tegen het verkeer in en dwong hij ander verkeer voor hem uit te wijken. Ten tweede kwam dit door de uitspraak van de verdachte nadat hij was opgepakt. Hij zei namelijk ‘dat was kicken’, waaruit bleek dat hij de aanmerkelijke kans op een ongeval willens en wetens geaccepteerd had; hij besefte de gevolgen van zijn gedragingen volledig.

 

Culpa en opzet

Gradaties van culpa en opzet

  • Bewuste culpa (de dader weet dat het gevolg van de aanmerkelijke kans kan intreden maar gaat er niet van uit)
  • Onbewuste culpa (de dader heeft de gevolgen van zijn gedrag niet voorzien, maar had deze wel moeten voorzien)

 

  • Opzet met bedoeling (willens en wetens) (willens en wetens de aanmerkelijke kans accepteren)
  • Voorwaardelijke opzet (aanmerkelijke kans op het gevolg, kenniselement, wilselement)

 

Normativeren en objectiveren

Het is lastig om te bepalen van welke gradatie nu precies sprake is. Men moet daarom normatiever en objectiveren. Het ‘kenniselement’ (weten) kan worden bewezen/ontkracht door te normativeren.

Objectiveren: Kijken naar de feiten (aard van de gedragingen), omstandigheden en de verklaring van de verdachte en getuigen. Het ‘wilselement’ (willen) kan worden verondersteld/verworpen door te objectiveren.

Mogelijkheidsbewustzijn

Deze categorie omvat zowel voorwaardelijke opzet en bewuste culpa. Het verschil tussen deze twee is, nogmaals: bij Bewuste culpa wil je wil de kans niet aanvaarden maar je vertrouwt op jezelf om dit gevolg te kunnen afwenden. Uit de gedragingen blijkt dat het wilscomponent afwezig is. Terwijl bij voorwaardelijke opzet accepteer je de kans, hier is het wilscomponent aanwezig.

 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Vintage Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
3496 2