Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

Beginselen Intelectueel Eigendom (week 1 t/m 6)

Samenvatting van de 6 weken studiemateriaal 'Beginselen Intelectueel Eigendom' Universiteit Utrecht

Beginselen IE samenvatting

 

Week 1: Introductie

 

Industrieel eigendomsrecht: op het gebied van concurrentie à orde scheppen

Ook: beschermen van betrokkenen tegen onrechtmatige exploitatie door derden

Algemeen belang: technische ontwikkeling stimuleren

 

Waarom “eigendom” als term? Er worden immer immateriële zaken beschermd. De bescherming die de wet aan industriële/intellectuele eigendomsrechten verleend doet denken aan eigendom.

 

Intellectueel eigendom: heeft tot onderwerp voortbrengselen van de menselijke geest en wil de rechthebbende hier vrije beschikking over geven.

Ratio bescherming: billijkheid (beloning), opportuniteit (stimuleren verdere ontwikkeling technologie)

 

Drie-stappentoets beperkingen: (art. 9 lid 2 BC / art. 13 TRIPS)

  1. Een beperking op een IE-recht is toegestaan
  2. Mits die beperking geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het voorwerp van het IE-recht en
  3. De wettige belangen van de rechthebbende niet op ongerechtvaardigde wijze worden geschaad

 

IE rechten zijn vermogensrechten en kunnen worden overgedragen en gelicentieerd worden

 

Hoorcollege

Rechtsgronden:

John Locke (1632-1704)

  • Rechtvaardigheid: het is eerlijk als mensen worden beloond voor hun werk
    • Arbeid, intellectuele schepping
  • Vooruitgang
    • Cultureel, technologisch, economisch
    • Stimulering van creativiteit en innovatie

 

Technologische ontwikkelingen (makkelijker om dingen te kopiëren etc.) hebben een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het intellectuele eigendomsrecht

 

Balans in het intellectueel eigendomsrecht:

Vrije mededinging vs. Exclusieve rechten: bijv. octrooirechten zijn exclusieve rechten à maatschappij kan op basis hiervan wel innoveren

 

Informatievrijheid vs. Informatie beschermen: in het auteursrecht: creatieve geest belonen vs. Delen van informatie

 

De Europese dimensie:

Vrijwel het hele i.e. recht is geharmoniseerd. Je moet naast het Nederlandse recht ook naar het Europese recht + uitleg Hof kijken.

 

 

Week 2: Auteursrecht I

Rechtsgrond:

  • Rechtvaardigheid / billijkheid: beloning voor intellectuele schepping
    • Auteur heeft redelijke aanspraak op erkenning van zijn geestelijke en materiële belangen
  • Utiliteit: auteursrecht wordt verleend ter aanmoediging van intellectuele prestaties (incentive)
    • Auteursrecht draagt bij aan instandhouding informatiekanalen
    • Auteursrecht bevordert communicatievrijheid

 

Ontstaan: automatisch door het maken van een werk van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst

  • Art. 5 lid 2 BC: formaliteiten verbod, de voorwaarden voor bescherming liggen besloten in het werkbegrip
  • Het copyright symbool heeft door de Berner conventie geen betekenis, wordt meer gedaan als een soort waarschuwing.

 

Voorwerp van bescherming = werken van letterkunde, wetenschap en kunst (art. 1 Aw)

  • Lancome / Kecofa: een voortbrengsel komt voor bescherming in aanmerking wanneer het:
  1. Voor menselijke waarneming vatbaar is
  2. Een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt (EOK & PS)
  3. Het EOK en PS niet enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect

 

1. Voor menselijke waarneming vatbaar

  • Enkele idee wordt niet beschermd
  • Het werk moet tot uitdrukking zijn gebracht
  • Het werk hoeft niet per se in een materiële drager te zijn vastgelegd (bijv. choreografie)
  • Auteursrecht beschermt de corpus mysticum en niet de corpus mechanicum (materiële drager): de onlichamelijke geestelijke creatie wordt beschermd à de vormgegeven inhoud

 

2. EOK & PS van de maker

Endstra (HR):

EOK:

  • Houdt in dat de vorm van een voortbrengsel niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk
  • Het ligt op de weg van degene die de oorspronkelijkheid betwist om aannemelijk te maken dat de maker zijn werk aan een bestaand werk heeft ontleend

 

PS:

  • Er moet sprake zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijk arbeid en dus creatieve keuzes en aldus een voortbrengsel is van de menselijke geest (vgl. apenselfie)
  • Daarbuiten valt alles dat een vorm heeft die zo banaal of triviaal is dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen (Hof: Fietsmandjes)

 

Werkbegrip HvJ (Infopaq): alleen materiaal dat oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan komt voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking

  • Schepping van de geest
  • Keuze, schikking en de combinatie op een oorspronkelijke wijze

 

Of er sprake is van een eigen intellectuele schepping wordt ex tunc getoetst

3. Geen bescherming indien EOK & PS enkel datgene betreft wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van een technisch effect

  • Men is hiervoor aangewezen op het octrooirecht
  • Dat iets een gebruiksvoorwerp is sluit echter niet uit dat het auteursrechtelijk beschermd kan zijn

 

Rechthebbende: art. 1 Aw: de maker à originaire rechtspositie

= degene die de geestelijke schepping tot stand heeft gebracht, wiens vrije en creatieve keuzes in het werk zijn terug te vinden.

Bewijsvermoeden: art. 4 Aw

 

Uitzonderingen:

  • Maker onder leiding en toezicht (art. 6 Aw)
  • Ondeelbaar werk van meerdere makers à er ontstaat één werk waarop de makers een gemeenschappelijk ondeelbaar auteursrecht hebben
  • Gezamenlijk samengesteld werk à er ontstaat een afzonderlijk auteursrecht ten behoeve van de eigen maker
  • Verzamelwerken (art. 5 Aw)
  • Filmwerken (art. 45a Aw)
  • Werkgever (art. 7 Aw)
  • Rechtspersoon (art. 8 Aw)

 

Derivatief:

  • Rechtsverkrijger
  • Erfgenaam
  • Verkrijger door overdracht (art. 2 Aw)

 

Hof van Justitie EU 22 december 2010, ECLI:EU:C:2010:816 (BSA)

Een grafische gebruikersinterface kan een werk zijn die voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt indien het een eigen intellectuele schepping van zijn auteur vormt.

 

Beschermingsduur: 70 jaar p.m.a. (art. 37 Aw)

à Grondslag: werken dienen niet oneindig beschermd te zijn, publiek domein, hergebruik mogelijk maken

 

 

Week 3: Auteursrecht II

 

Inhoud van het recht:

  • Exploitatierechten (art. 1 Aw)
    • Verveelvoudigen (art. 13 Aw)
    • Openbaar maken (art. 12 Aw)
  • Persoonlijkheidsrechten

 

Verveelvoudigen (art. 13 Aw) = vervaardigen van een of meer stoffelijke exemplaren waarin het werk is vastgelegd

  • Kopiëren (uploaden, downloaden), bewerken, vertalen, vastleggen (art. 14 Aw)
  • Uitgezonderd: tijdelijke reproductie (art. 13a Aw): bij handelingen noodzakelijk voor de goede werking van het betrokken technisch procedé
  • Bewerking en nabootsing die “niet als nieuw oorspronkelijk werk moeten worden aangemerkt”
    • Beoordelen aan de hand van of de auteursrechtelijk beschermde elementen zijn overgenomen. Is dit niet het geval, dan is er wel sprake van een nieuw oorspronkelijk werk. 
    • Tripp/Trapp: alleen de nabootsing van de beschermde trekken kan leiden tot een verveelvoudiging, bij de totaalindruk kan je echter de onbeschermde elementen niet wegdenken als deze een oorspronkelijke combinatie vormen
  • Van verveelvoudiging is slechts sprake indien auteursrechtelijk beschermde elementen aan een werk zijn ontleend
    • Bewijslast: degen die als verweer tegen een inbreukvordering stelt dat de gelijkenis van zijn werk met het eerdere werk op toeval berust, moet bewijzen dat er van ontlening geen sprake is.

 

Openbaar maken (art. 12 Aw) = het ter beschikking stellen van een werk aan een publiek

  • Materiële openbaarmaking: in het verkeer brengen van een stoffelijk voorwerp waarin corpus mysticum is neergelegd
  • Immateriële openbaarmaking: uitvoeren, uitzenden, ter beschikking stellen op internet
  • Europees openbaarmakingsbegrip: “mededeling aan het publiek” (art. 3 Auteursrechtrichtlijn / Svensson).
    • Mededeling: wanneer een werk op zodanige wijze voor het publiek beschikbaar wordt gesteld dat het voor de leden van dit publiek toegankelijk is
    • Publiek: onbepaald aantal potentiële ontvangers, groot aantal personen
    • Er moet sprake zijn van een nieuw publiek: een publiek dat door de auteursrechthebbende niet in aanmerking werd genomen toen hij toestemming verleende voor de oorspronkelijke mededeling aan het publiek
    • Ziet alleen op publiek dat niet aanwezig is op het moment van openbaar maken (internet en televisie / digitale vormen)
  • Materieel openbaarmaken valt onder ‘distributie’ op Europees niveau (art. 4 auteursrechtrichtlijn)

 

Uitputting (art 12b Aw): het verder verspreiden van exemplaren die reeds eerder voor de eerste maal met toestemming van de auteursrechthebbende in het verkeer zijn gebracht, levert in beginsel niet een nieuwe openbaarmaking op

  • Ook geen aanspraak op de opbrengst van de verdere verkoop van reeds in het verkeer gebrachte exemplaren
  • Art. 43 – 43g Aw, droit de suite: toch een vergoeding mogelijk

 

 

Persoonlijkheidsrechten (art. 25 Aw): rechten die ook na overdracht van het auteursrecht toegekend aan de auteur:

  • Het recht op naamsvermelding (sub a en b) droit de la paternité
  • Het recht zich te verzetten tegen wijziging van het werk door anderen en tegen publicatie in ongepaste vorm of context (sub c) droit de publication
  • Het recht om zich te verzetten tegen misvorming, verminking etc. droit au respect
    • Jelles: de totale vernietiging van een voorwerp waarin een auteursrechtelijke beschermd werk is belichaamd kan niet worden aangemerkt als een aantasting van het werk in de zin van art. 25 (d) Aw. De sloop van met name een uniek exemplaar kan wel misbruik van bevoegdheid door eigenaar opleveren.
  • Het recht in een werk de door hem nodig geachte wijzigingen aan te brengen (art. 25 lid 4) droit de repentir

 

Beperkingen op het auteursrecht:

  • Art. 15-25 Aw: limitatieve opsomming
  • Waarom? à Evenwicht van belangen auteurs en maatschappelijke en economische belangen / algemeen belang

 

Deckmyn: parodie-exceptie. (art. 5 lid 3 sub k ARR / art. 18b Aw)

Wezenlijke kenmerken parodie:

  • Er wordt een bestaand werk nagebootst doch met duidelijke verschillen met het bestaande werk
  • Er wordt aan humor gedaan of de spot wordt gedreven
  • Parodie hoeft geen EOK te vertonen dan louter duidelijke verschillen met het oorspronkelijke werk
  • Bij de toepassing moet een rechtvaardig evenwicht in acht worden genomen tussen de rechten van de maker en de vrije meningsuiting van de gebruiker van een beschermd werk

 

Verschil artikel 15 en artikel 16a Aw: (vrije nieuwsgaring)

16a ziet op gevallen waarin je een beschermd werk hebt wat zelf onderwerp is van de actuele gebeurtenis. 15 gaat over beelden die over mogen worden genomen die beschermd zijn. Op die beelden kunnen echter ook beschermde werken te zien zijn, deze kun je als het onderdeel is van een actuele gebeurtenis zonder problemen uitzenden.

 

 

 

Week 4: Merkenrecht I

 

Merk = een teken om waren en/of diensten van een onderneming te onderscheiden

 

Grondslag:

  • Een ongestoorde marktwerking: marktdeelnemers moeten beschikken over tekens om hun waren en diensten aan te duiden.
  • Economisch: kent onder bepaalde omstandigheden een bepaald soort monopolie toe: je mag als enige partij bepaalde producten/diensten onder een merk aanbieden.
  • Merken herkennen als zodanig op de markt

 

Functies van het merk:

  • Herkomstgarantiefunctie: laten zien dat een product een bepaalde waarde heeft waar het publiek bepaalde eigenschappen aan toekent (kwaliteitsgarantie, reputatie)
  • Investeringsfunctie (goodwill): waarde van het merk
  • Communicatiefunctie: communiceren eigenschappen en kwaliteiten: aantrekking consumenten
  • Reclamefunctie: element ter bevordering van de verkoop / handelsstrategisch instrument

 

Arsenal

Herkomstgarantie is wezenlijke functie van het merk. Exclusief recht beperkt tot gebruik door een derde dat afbreuk doet of kan doen aan de functies van het merk. Gebruik voor zuiver beschrijvende doeleinden uitgesloten van verbodsrecht merkhouder.

 

(WG) Bronnen:

  • Beneluxverdrag inzake intellectuele eigendom (BenGH)
  • Merkenrichtlijn 2008 (HvJEU) à harmoniseert het merkenrecht in de EU
  • (2015 versie gaat pas in 2019 in)
  • Uniemerkenverordening (HvJEU) à registreren van een merk voor de hele unie
  • Unieverdrag van Parijs à internationaal

 

Soorten:

  • Beneluxmerken (BVIE, via BBIE)
    • Werkt rechtstreeks in de drie Benelux landen
  • Uniemerken (EU Merkenverordenind, via BIEEU)
  • Internationale merken (Protocol van Madrid via WIPO)

 

 

Verschil merk en handelsnaam

  • Handelsnaam ontstaat als je het gebruikt voor je onderneming
  • Merk moet je inschrijven

 

Ontoelaatbare merken:

  • Relatief: stuiten op oudere rechten van derden
    • Toetsing door de rechter: art. 2.4 c, d en f BVIE
    • Oppositie door houders van oudere rechten: art. 2.14 BVIE
    • Nietigverklaring na oppositietermijn: art. 2.28 BVIE
  • Absoluut: geheel niet aanvaardbaar (art. 2.11 BVIE)

 

 

 

 

Wat kan een merk zijn? à art. 2.1 BVIE

  • Tekens: niet limitatieve opsomming
  • Voor grafische voorstelling vatbaar
    • Eisen Sieckmann-arrest: een teken dat als zodanig niet visueel waarneembaar is kan een merk vormen als het voor grafische voorstelling vatbaar is. De voorstelling moet als zodanig volledig, gemakkelijk toegankelijk, begrijpelijk, duurzaam en objectief zijn.
      • Kleur: de kleurcode is grafische voorstelling
      • Geur: kan niet voldoen aan grafische voorstelling
      • Klank: notenbalk is grafische voorstelling
  • Die dienen om de waren of diensten van een onderneming te onderscheiden
    • Onderscheidend vermogen: teken moet geschikt zijn om te onderscheiden van andere producten (herkomst onderscheiden)
    • Onderscheidend voor het relevante publiek: normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument van de waren of diensten waarvoor het merk is aangevraagd. Het merk moet onderscheidend zijn voor een aanzienlijk deel van het relatieve publiek.
    • Beoordeling: art. 6 quinquies B lid 2 UvP

Tekens die geen merk kunnen vormen: art. 2.11 BVIE

  • Tekens die geen merk kunnen vormen in de zin van art. 2.1 BVIE (sub a)
    • Vorm die door de aard van de waar wordt bepaald
    • Vorm die wezenlijke waarde aan de waar geeft
    • Vorm die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen
      • Lego + Philips/Remington: wanneer het gaat om een teken dat uitsluitend bestaaat uit de vorm waarvan de wezenlijke functionele kenmerken uitsluitend bestaat uit de vorm waarvan de wezenlijke functionele kenmerken uitsluitend aan de technische uitkomst zijn toe te schrijven.
  • Merken die elk onderscheidend vermogen missen (sub b)
    • Voor de waren / diensten waarvoor de aanvraag is gedaan
    • Letten op totaalindruk
  • Merken die uitsluitend beschrijvend zijn (sub c)
    • Merk bestaat uit bestanddelen die beschrijvend zijn voor de waren of diensten (bijv. Postkantoor)
    • Geografische aanduiding kan echter wel als merk worden aanvaard indien het op ongebruikelijke wijze is weergeven
  • Gebruikelijke merken (sub d)
    • Gebruikelijk wordt beoordeeld naar de situatie vóór de aanvrage tot inschrijving (anders verworden tot soortnaam)

 

Voor welk publiek? à een aanzienlijk deel van het relevante publiek

Plaats/tijdstip van beoordeling? à het moment dat de bescherming wordt ingeroepen

 

Merken zonder onderscheidend vermogen kunnen wel worden beschermd als er sprake is van ‘inburgering’ (2.28 lid 2 BVIE) = Onderscheidend vermogen verkregen omdat het zo bekend is bij het publiek

 

Onderscheidend vermogen kan ook verloren gaan: art. 26 lid 2 b BVIE (verwatering)

 

 

 

 

 

 

Verkrijging van het recht: door inschrijving

  • BVIE: attributief stelsel: het recht is geheel afhankelijk van de inschrijving à art. 2.2 BVIE
  • Je doet een inschrijving bij het BBIE (of EUIPO, WIPO) door middel van een depot van het merk
  • Inschrijving voor bepaalde waren/diensten à classificatie systeem (Nice-classificatie)
    • Hetzelfde merk kan gedeponeerd worden voor verschillende doeleinden in verschillende klassen door verschillende partijen (Ajax: voetbalclub en schoonmaakmiddel)
  • Degene die staat ingeschreven in het register is de rechthebbende

 

Oppositie: art. 2.14 BVIE

  • Binnen 2 maanden na publicatie depot door deposant of houder van een ouder merk
  • Alleen door houders van oudere merken die identiek zijn aan het jongere merk en ingeschreven zijn voor identieke waren of diensten of overeenstemmende merken voor overeenstemmende waren of diensten (2.3 sub a en b BVIE), wanneer er gevaar voor verwarring dreigt
  • Ook door degene die beschikken over een algemeen bekend merk in de zin van art. 6bis UvP (deze hoeft niet ingeschreven te zijn)

 

Duur merk: 10 jaar, met een onbeperkte verlengingsmogelijkheid van 10 jaar à art. 2.9 BVIE

Uitzondering: non usus (2.26 BVIE) à doorhaling van het merk

  • Belanghebbende kan verval merkenrecht inroepen
  • Bijvoorbeeld in geval merk gedurende 5 jaar niet wordt gebruikt of als de merknaam is verworden tot soortnaam

 

Art. 2.20 BVIE: verbodsactie door de merkhouder

 

2.28 BVIE Nietigheid inroepen door belanghebbende

  • Geen merk
  • Strijd openbare orde
  • Elk onderscheidend vermogen missen

 

 

 

 

 

 

Week 5: Merkenrecht II

 

Beschermingsomvang

 

Uitsluitend recht van artikel 2.20 geeft de merkhouder het recht een bevoegdheid om een ander iets te doen verbieden

  • Merkhouder kan hiertoe ook een volmacht geven aan een licentiehouder om namens de merkhouder op te treden

 

Strekking BVIE: functies van het merk beschermen, met name de identificatie en communicatie functie

Arsenal: uitoefening van het merkenrecht moet beperkt blijven tot gevallen waarin het gebruik van het merk door een derde afbreuk doet aan de functies van het merk en met name de essentiële functie ervan: de herkomst garanderen.

 

“Gebruik” in artikel 2.20 BVIE:

  • In verband met enige zakelijke activiteit (“in het economisch verkeer”)
  • Arsenal: er moet sprake zijn van gebruik in het kader van een handelsactiviteit waarmee economisch voordeel wordt behaald en niet in de particuliere sfeer
  • Gebruikshandelingen: 2.20 lid 2 BVIE

 

ARTIKEL 2.20 BVIE

Sub a:

  • Gebruik voor producten of diensten
    • In ieder geval sprake van als het teken wordt gebruikt ter onderscheiding waren/diensten van een derde
    • Céline: Gebruik: wanneer de derde het merk op zodanige wijze gebruikt dat er een verband wordt gelegd tussen dat merk en de producten van de derde
    • Arsenal: er is ook sprake van gebruik wanneer het publiek het teken opvat als blijk van steun, trouw of gehechtheid aan merkhouder
    • Art. 2.20 lid 2 (lijstje van voorbeelden)
  • Identiek teken
    • Wanneer het zonder wijziging of toevoeging alle bestanddelen van het merk afbeeldt
    • Wanneer het in zijn geheel beschouwd verschillen vertoont die dermate onbeduidend zijn dat zij aan de aandacht van de gemiddelde consument kunnen ontsnappen
    • Van identiek teken ook sprake zijn als merk is opgenomen in een combinatie, mits merk zelfstandige en onderscheidende plaats inneemt
  • Identieke producten / diensten

 

Sub b:

  • Gebruik voor waren / diensten (zie sub a)
  • Overeenstemmend teken
    • Kijken naar de totaalindruk die de merken op de gemiddelde consument maken
      • Puma/Sabel: merk moet in geheel worden bezien, rekening houdend met onderscheidende en dominerende bestanddelen van de merken
      • Men moet meer letten op punten van overeenstemming dan op de verschilpunten
      • Gemiddelde consument: let bij grote uitgaven meer op details
    • Vergelijking in visueel, auditief en conceptueel opzicht
  • Soortgelijke producten / diensten
    • Canon/Canonn: factoren voor de beoordeling
      • Aard
      • Bestemming
      • Gebruik
      • Concurrerende/complementaire karakter van de waren/diensten
    • Classificatie kan een belangrijke aanwijzing vormen
  • Verwarringsgevaar
    • Ruim begrip
    • Kan niet op vermoedens worden gebaseerd
    • Direct verwarringsgevaar: als men merk en teken door elkaar haalt
    • Indirect verwarringsgevaar: als men meent dat er een commerciële band tussen de ondernemingen bestaat
    • Puma/Sabel: hoe bekender een merk is hoe sneller verwarringsgevaar zal worden aangenomen

 

Sub c:

  • Gebruik voor producten of diensten
  • Bekend merk
    • = wanneer het merk bekend is bij een aanmerkelijk del van het publiek waarvoor de betrokken waren of diensten bestemd zijn
  • Overeenstemmend teken
    • Visuele, auditieve en conceptuele overeenstemming
    • Maar: geen verwarringsgevaar vereist dus overeenstemming mag minder zijn dan bij sub b
    • Publiek moet wel een samenhang/verband leggen tussen het oude en jonge merk, het in gedachte oproepen
  • Niet-soortgelijke producten
    • Geldt desondanks ook voor soortgelijke / dezelfde waren (want er zijn situaties denkbaar die niet onder de bescherming van sub b vallen)
  • Er wordt ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit of afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk
    • Deze inbreuk moet voorzienbaar zijn: ernstig gevaar, een niet-hypothetische kans op schade
    • Ongerechtvaardigd voordeel
      • L’Oreal/Bellure: freeriding is ongerechtvaardigd voordeel trekken
      • Vergelijkende reclame is geen ongerechtvaardigd voordeel trekken
    • Afbreuk onderscheidend vermogen (verwatering)
      • Zodra het bekende merk minder geschikt wordt om de waren / diensten waarvoor het is ingeschreven en wordt gebruikt, te identificeren als afkomstig van de houder van dit merk, doordat door het gebruik van het jongere merk de identiteit van het oudere merk afbrokkelt en aan impact op het publiek inboet. (afbreuk zonder verwarringsgevaar)
      • Risico van verwatering moet ernstig zijn: economisch gedrag consument gewijzigd is een sterke aanwijzing
    • Afbreuk aan reputatie
      • L’oreal/Bellure: er is sprake van afbreuk aan reputatie wanneer het gaat om een situatie waarin de producten waarvoor het inbreukmakende teken wordt gebruikt, op zodanige wijze aan de zintuigen van het publiek appelleren, dat de aantrekkingskracht van het merk vermindert.
      • Kan bij identieke producten of bij ridiculisering
  • Geen geldige reden
    • Niet alleen objectief dwingende redenen, maar ook subjectieve belangen van een derde die een teken gebruikt dat gelijk is aan of overeenstemt met het bekende merk

 

 

Sub d:

  • Ander gebruik dan ter onderscheiding waren of diensten
    • Niet perse gebruik in het economisch verkeer. Bijvoorbeeld: in cabaret, in een artikel, als kritiek. Wel problematisch gezien de vrijheid van meningsuiting.
  • Er wordt ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit of afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk
    • Deze inbreuk moet voorzienbaar zijn: ernstig gevaar, een niet-hypothetische kans op schade
  • Geen geldige reden
    • Niet alleen objectief dwingende redenen, maar ook subjectieve belangen van een derde die een teken gebruikt dat gelijk is aan of overeenstemt met het bekende merk
    • Belangenafweging

 

Google France: een merkhouder mag een adverteerder verbieden om zijn merk als trefwoord te gebruiken om reclame te maken voor dezelfde waren/diensten als waarvoor het merk is ingeschreven als dit het voor de internetgebruiker onmogelijk maakt om te weten of de waren / diensten waarop de advertentie betrekking heeft, afkomstig zijn van de merkhouder of een economisch met hem verbonden onderneming, dan wel, integendeel, van een derde.

 

Beperkingen op artikel 2.20 BVIE à artikel 2.23 BVIE

BMW/Deenik: beschermen fundamentele belangen van de bescherming van merkrechten en de van het vrije verkeer van goederen / diensten met elkaar in overeenstemming te brengen

 

Merkhouder moet dit dulden, zolang er sprake is van eerlijk gebruik in de nijverheid en handel

BMW/Deenik: loyaliteitsverplichting tegenover de belangen van de merkhouder

 

Artikel 2.23 BVIE

  • Lid 1: eerlijk gebruik
    • Gebruik eigen naam en adres (van een natuurlijk persoon)
    • Beschrijvende soortaanduiding
    • Aanduiding bestemming van de waren / diensten (voorbeeld: HEMA oplader compatible met iPhone)
      • BMW/Deenik: gebruik van het merk in aankondigingen over reparatie en onderhoud van auto’s geschiedt ter aanduiding van de bestemming van deze dienst.
      • BMW/Deenik: er is geen sprake van eerlijk gebruik indien de indruk kan ontstaan dat er een commerciële band tussen de merkhouder en de gebruiker bestaat
      • Andere voorbeelden oneerlijk gebruik: voordeel trekken uit onderscheidend vermogen of reputatie, schaden goede naam, kleinerende uitlatingen, imitatie of namaak
  • Lid 2: oudere plaatselijke rechten
    • Voorbeeld: een slechts op beperkte schaal gevoerde handelsnaam
  • Lid 3: uitputting
    • Merkenrecht uitgeput als een product met toestemming van de merkhouder op de Europese markt is gebracht
    • Alleen goederen die met toestemming op de markt zijn gebracht (kan ook impliciet, ligt aan de omstandigheden van het geval)
    • Degene die zich op uitputting beroept moet dit bewijzen
    • Uitzondering: een gegronde reden

 

 

2.24 BVIE: houder van een ouder merk kan zich niet meer verzetten tegen gebruik van een jonger merk

  • Jonger merk moet ingeschreven zijn
  • Ouder merk moet gebruik bewust gedoogd hebben
  • Gedurende 5 opeenvolgende jaren
    • Termijn gaat in op het moment dat de merkhouder het gebruik voor het eerst kende

 

2.26 BVIE: Verval van recht

  • Lid 1: van rechtswege
  • Lid 2: door de rechter
    • Geen normaal gebruik: een merk moet worden gebruikt om voor de gemerkte waren een afzet te vinden of te behouden met uitsluiting van symbolisch gebruik dat enkel ertoe strekt de aan het merk verbonden rechten te behouden (à lid 3)
      • Factoren: reële commerciële exploitatie, marktaandelen, aard van de waren / diensten, kenmerken van de markt, omvang en frequentie gebruik van het merk
      • Niet-gebruik kan worden gerechtvaardigd door inroeping van een geldige reden.
    • Verwording tot soortnaam (bijv. vaseline, hagelslag)
    • Gebruik leidt tot misleiding

 

 

 

Week 6: Octrooirecht

 

Octrooi = geeft aan de houder een exclusief recht anderen te verbieden de uitvinding toe te passen

  • Tijdelijk monopolie
  • Kan anderen ook onder bepaalde voorwaarden handelingen met betrekking tot zijn uitvinding toestaan

 

Grondslag:

  • Billijkheid
    • Aanmoediging tot het doen van uitvindingen
    • Beloning voor de verrichte prestatie
    • Door verkrijging van deze exclusieve rechten is men bereid investeringen te doen: octrooi geeft de gelegenheid investering terug te verdienen en winst te maken
  • Utiliteit
    • Door de openbaarmaking van het octrooi (voorwaarde) kan de techniek er op voortbouwen

 

Voorwerp van bescherming: art. 2 Row / art. 52 EOV

  • Uitvinding
    • Technisch van aard
    • Nawerkbaar: de vakman moet de uitvinding kunnen toepassen (art. 83 EOV / 25 EOV)
    • Kan zowel een voortbrengsel als een werkwijze zijn:
      • Voortbrengsel: fysiek object/product
      • Werkwijze: “Menselijke beïnvloeding van de natuurkrachten”
  • Nieuwheid: art. 4 ROW / art. 54 EOV
    • Niet op een voor de gemiddelde vakman voor de hand liggende wijze uit datgeen wat al bekend was (‘de stand van de techniek’) voortvloeien
    • Nieuwheid is absoluut: alles wat op de relevante dag openbaar toegankelijk is behoort tot de stand van de techniek (maar ook: fictief: octrooiaanvragen die nog ingeschreven moeten worden)
    • Bepalen stand van de techniek: datum octrooiaanvrage
    • Nieuwheid kan ook zijn nieuwe toepassing van een reeds bestaand voortbrengsel (tweede medische indicatie)
    • Bij een onrechtmatige openbaarmaking gaat deze niet tot de stand van de techniek behoren (art. 5 Row / art. 55 lid 1 EOV)
  • Inventiviteit: art. 6 ROW / art. 56 EOV
    • Uitvinding moet verassend en niet voor de hand liggend zijn
    • Fictieve stand van de techniek speelt geen rol
    • Beoordeeld vanuit de gemiddelde vakman ten tijde van de octrooiaanvrage (niet wat hij op later tijdstip had kunnen bedenken; geen hind sight)
    • “problem solution approach” (EOB): vakman bepaalt de recente stand van de techniek aan de hand van bestaande octrooien, formuleert het nog bestaande probleem en kijkt of het aangevraagde octrooi hier een oplossing op biedt
  • Toepasbaar op het gebied van de nijverheid: art. 7 ROW / 57 EOV
    • Industrie moet breed worden uitgelegd
    • Technisch effect, niet esthetisch (bijv. perpetuum mobile)

 

Verkrijging van het recht

  • Verleend op aanvraag van de rechthebbende
  • Stelsels met of zonder vooronderzoek: NL heeft een stelsel met vooronderzoek
  • EOV: octrooiverlening door EOB, NL: octrooicentrum Nederland

 

Octrooi met gelding in NL:

  1. Verleend via een nationale aanvrage onder de Row
    • Vereisten: art. 24 Row
    • Slechts voor één uitvinding: art. 27 Row
    • Géén vooronderzoek naar de geldigheid van de aanvrage, als aan de formele eisen is voldaan wordt het octrooi verleend
    • Wel onderzoek naar de stand van de techniek (nieuwheidsonderzoek): art. 32 Row
  2. Verleend als Europees octrooi onder het EOV met NL als aangewezen land
    • Vereisten: art. 78 EOV e.v.
    • Verleningsprocedure: art. 90 EOV e.v. (wél vooronderzoek)
    • Verleend op de dag waarop de verlening officieel is gepubliceerd
    • Met 1 aanvraag krijg je in de aangewezen landen nationale octrooien van dezelfde inhoud.
    • Belangrijk verschil nationaal octrooi: regels EOV over materieel octrooirecht zijn van toepassing (octrooieerbaarheid, aanspraak, rechtsgevolgen, nietigheid) à uniformiteit in alle verdragstaten
  3. (Vanaf 2017) Gemeenschapsoctrooi

 

Nederlands octrooi aangevraagd via procedure in EOV?

Art. 2 lid 2 EOV à Nationale wet (ROW) van toepassing, behalve als het EOV anders bepaalt. Er kan een combinatie zijn van een wet uit het EOV en de ROW.

 

Rechthebbende: de aanvrager is de rechthebbende en wordt vermoed dat hij tevens de uitvinder is (art. 8 Row)

 

Uitzonderingen:

  • Recht van voorrang: art. 9 Row
    • Je kan binnen 12 maanden een octrooi in een ander land aanvragen
  • Eerste aanvrager kan zijn wetenshap omtrent de uitvinding op onrechtmatige wijze hebben ontleend: art. 11  Row
  • Arbeidsovereenkomst: art. 12 Row
    • Als een werknemer is aangesteld om uitvindingen te doen, dan is de werkgever rechthebbende (evt. wel een extra beloning / vergoeding voor de werknemer)
  • Mede-eigendom: art. 13 Row

 

Rechten van de octrooihouder

Octrooihouder kan anderen de toepassing van de geoctrooieerde uitvinding beletten (verbodsrecht)

  • Limitatieve opsomming van aan de octrooihouder voorbehouden handelingen: art. 53 Row. Een octrooihouder kan derden dus niet verbieden om andere dan in de wet omschreven handelingen te verbieden.
  • Wat kan je verbieden?
    • Voortbrengselen (sub a)
    • Werkwijze (sub b)
  • Ook: recht op licentie geven van uitvinding aan derden
    • Ontstaat door overeenkomst
    • Uitvinding kan worden overgedragen aan anderen
    • Voor derdenwerking: inschrijving in het register noodzakelijk
  • Rechtsvorderingen: art. 70 Row
    • Schadevergoeding
    • Winstafdracht
    • Informatieverstrekking

 

Beschermingsomvang: art 69 EOV

  • Beschermingsomvang wordt bepaald door de conclusies
  • Beschrijving en tekeningen dienen tot uitleg van de conclusies

 

NL: art. 53 lid 2

HR legt octrooien uit naar de uitvindersgedachte. Dit kan in strijd zijn met de wet, de HR neemt het ruimer.

 

Voorgebruik: art. 55 Row

Voorgebruiker blijft bevoegd handelingen zoals omschreven in 53 (1) Row uit te blijven oefenen, tenzij

  • Nog geen begin van uitvoering
  • Ontlening

Duur octrooirecht: 20 jaar

Verlenging van max. 5 jaar mogelijk (geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen)

 

 

 

Week 7: Portretrecht

 

Grondslag: privacybelang

  • Tegengaan van ontoelaatbare inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit
  • Geportretteerde heeft in beginsel een redelijk belang om zich tegen gebruik van zijn portret als ondersteuning van een commerciële reclame uiting te verzetten

 

Wat is een portret?

  • Afbeelding van het gelaat van persoon, op welke wijze dan ook vervaardigd
  • Uitspraak naturistencamping: ook als je herkenbaar in beeld bent; ook typerende lichaamshouding kan ook een portret zijn. Eis is of je herkenbaar op de foto staat.
    • Ook lookalikes kunnen een inbreuk maken op jouw portretrecht (Katja  Schuurman)

 

Er is een onderscheid tussen auteursrecht en portretrecht: auteursrechthebbende is degene die het portret maakt, van wie het portret wordt gemaakt is de portretrechthebbende

 

Beschermingsomvang: afweging tussen privacybelang en informatievrijheid

Belangrijke factoren:

  • Persoon geportretteerde
    • Bekende personen zullen tot op een zekere hoogte de openbaarmaking van afbeeldingen waarop zij in hun beroepsuitoefening te zien zijn moeten dulden
  • Plaats en wijze van totstandkoming van het portret
  • Aard en mate van intimiteit
  • Karakter van de afbeelding
  • Context van de publicatie
  • Juistheid van de daarin verstrekte informatie
  • Maatschappelijk belang
  • Nieuwswaarde van de publicatie

 

Portretten in opdracht gemaakt: art. 19 en 20 Aw

  • Recht om portret te verveelvoudigen (19)
  • Portretrechthebbende mag foto’s in een tijdschrift etc. openbaar maken (mits naam van de maker wordt vermeld)
  • Auteursrechthebbende mag portret niet openbaar maken zonder toestemming van de geportretteerde (20)

 

Portretten niet in opdracht gemaakt: art. 21 Aw

  • Openbaarmaking portret is niet geoorloofd indien de geportretteerde een redelijk belang heeft dat zich tegen de openbaarmaking verzet

 

Redelijk belang:

  • Privacy belang
  • ’t Schaep met de vijf pooten: een commercieel belang kan ook een redelijk belang zijn wanneer de bekendheid van de geportretteerde van dien aard is dat een commerciële exploitatie van zijn portret mogelijk wordt.
    • Beschermen van personen met verzilverbare populariteit
  • Cruyff/Tirion:
    • Je moet rekening houden met de nieuwswaarde / informatieve waarde van een publicatie, de aard van de afbeeldingen en de context van de publicatie
    • Als de geportretteerde enkel een commercieel belang heeft om zich tegen openbaarmaking te verzetten speelt het ook een belangrijke rol of een redelijke vergoeding is aangeboden voor de exploitatie van het portret.
      • Zo ja? Belangenafweging kan dan met zich meebrengen dat de exploitatie niet in strijd is met het portretrecht

 

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Joostvandenbogaerd
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2822