- Korte samenvatting: recht en legitimiteit
- Recht en macht
- Onderwerpen
- Verlichting, Marx, kritische theorie
- Marx
- Kritische theorie
- Verlichting, Marx, kritische theorie
- Habermas
- Theorie des kommunikativen Handelns
- Verlichting, Marx, kritische theorie en Habermas
- Verspreiding van kritische inzichten
- Ontstaan en verloop van conflicten
- Conflictpiramide
Tijdens dit college wordt het thema recht en macht behandeld.
In een krant is een artikel geschreven over de studentenvereniging in Groningen, Vindicat. Hier hebben we het over gehad als een voorbeeld van een SASV. De vereniging in Groningen is nog steeds niet van de sterke arm van het recht af. Groningen verschilt van de studentenstad Utrecht. Studenten in Groningen houden ook in het weekend in het dispuut huis, ze sporten bij eigen clubs en eten op het dispuut. Ze blijven dus in hun eigen bubbel.
Korte samenvatting: recht en legitimiteit
Startend vanuit de periode van Weber, 1900, heeft er een verandering plaatsgevonden van de formeel-rationele rechtsorde naar de materieel-rationele rechtsorde. Er is ontwikkeling van een generalist naar een specialist. Het recht is een vastleggen van hetgeen wat er in de maatschappij gebeurt. Er is een grote mate van rechtszekerheid en weinig ruimte voor de rechter.
De materieel-rationele rechtsorde heeft andere kenmerken. Het recht is voorspelbaar op basis van de wet, maar op grond van openbare normen wordt er ook steeds meer afgeleid uit de zaak of uit de omstandigheden van het geval zelf. Dat type rechtsorde en dat type bureaucratie leidt tot een bepaald idee over het legitimerende principe van gezag. De vraag wordt wat het draagvlak van het gezag is. in de tijd van Weber was dat het recht. In onze tijd is het wat anders. De vraag is wat dat dan is en hoe dat zo is gekomen. De afgelopen eeuw zijn in een aantal blokken geknipt. In de jaren 1910-1930 zag je een bepaalde vermaatschappelijking van het recht, ook wel social engineering of instrumentalisering. Vroeger had je een vrijwel ultieme contractsvrijheid met een staat die zich op de achtergrond houdt. In die periode had je een aantal zaken die vallen onder de vermaatschappelijking van het recht. Je kunt hierbij aan verschillende wetten denken, waarbij de zwakkere in de samenleving door overheidsbemoeienis iets meer zekerheid kregen dan dat ze daarvoor hadden op basis van de ultieme contractsvrijheid hadden. Bij een ongeluk wordt er ook naar de werkgever gekeken, bij het aangaan van een contract wordt er een proeftijd opgenomen, onder bepaalde voorwaarden kon de rechter ingrijpen in de hoogte van pachtsommen, et cetera. De scherpe kantjes van de contractsvrijheid werden er dus afgeschaafd. In 1950 en 1960 gebeurde weer iets anders. Je ging toen van een schuldcultuur naar een risicocultuur. Daarvoor was het je eigen schuld als je iets overkwam. In een risicocultuur ga je meer uit van een collectieve gedachte. Het kan ons allemaal een keer overkomen en daarom gaan we geld opzijzetten. Er was sprake van een ontstaan van een risicogemeenschap. Iedereen kon dan een uitkering krijgen. Als geheel is dit een onderdeel van het opbouwen van de verzorgingsstaat. De samenleving nam het op voor de armen, zwakken, et cetera. Je had ook een periode van 1970 en 1990 met een toegenomen aandacht voor procedurele kanten. Naar het idee van de Nederlandse burger werd er veel in achterkamertjes besloten. Men wilde meer inspraak, dat zat hem in de jaren zeventig meer in protest. Op den duur zag je een vorm van geregelde inspraak, denk hierbij aan het lobbyen. Er is dus sprake van een verzakelijking van de relatie tussen de overheid en burger. Er ontstaat een wederzijdse afhankelijkheid.
In de tijd van Weber was het gezag gebaseerd op het recht. Nu is het gebaseerd op een aantal elementen. Vanzelfsprekend is het ook nog gebaseerd op het recht. Er hebben aanpassingen plaatsgevonden, er is iets bijgekomen. De overheid heeft ervoor gezorgd dat de scherpe kantjes van de contractsvrijheid afgingen, als burger geef je hiervoor het gezag voor terug. Na de oorlog kwam de verzorgingsstaat. Als burger krijg je nog meer waardoor je het prima vindt dat de overheid gezag krijgt. In de jaren ’70-’90 werd er nog meer naar de burger geluisterd door de inspraak. Dit maakt dat de legitimiteit van het gezag nog steeds overeind staat. Zo ziet hij er dus nu uit.
Met het vertrouwen van de burger in de overheid en het recht zit het in Nederland redelijk goed. Er is altijd een bepaalde groep die wantrouwen heeft. Dat vertrouwen is echter niet vanzelfsprekend, je zal daar elke keer aan moeten blijven werken. Je kunt dat nu zien in de zin van meer transparantie, openheid en betrokkenheid. Je kunt hierbij denken aan de betrokkenheid van de rechter en de overheid.
Recht en macht
Het gaat hier om een ander perspectief, een bijzonder perspectief. Hiervoor is gekeken naar de wisselwerking, het SASV, het vertrouwen en legitimiteit. Het vertrouwen was een soort van graadmeter om na te gaan hoe het met het draagvlak van de overheid zat. Als het vertrouwen stabiel blijft kun je als het ware bijna achterover leunen. Het perspectief van recht en macht redeneert anders. Je zegt dan dat het eigenlijk helemaal niet zo goed is dat burgers vertrouwen hebben in de overheid. Het gaat namelijk niet zo goed met de macht die de overheid heeft. Het zou beter zijn wanneer het vertrouwenspercentage zou dalen. De kritische burger zal dan weer opstaan die de macht zou kunnen terugkomen. Hier zit duidelijk een kritische ondertoon. Met de macht van de overheid is van alles mis. Je ziet dat hier dus iets vreemds gebeurd. Bij Weber hebben we gezegd dat het gek is om aan burgers te vragen om kritisch te zijn. Bij Weber was zekerheid, veiligheid en erkenbaarheid belangrijk. Vanuit het perspectief van recht en macht is dat een hele andere kijk. Het gaat niet alleen om een kritische kijk, maar ook om eentje die normatieve vragen stelt.
Bij recht en macht gaat het om ongelijkheid in de samenleving. Je ziet machtige spelers die op een of andere manier verweven zijn met het recht. Binnen het perspectief hebben ze een onterechte machtspositie verkregen en kunnen ze die ook behouden mede dankzij het recht. Deze stroming zegt dus eigenlijk dat het recht de ongelijkheid in stand houdt. Dit is een slecht ding. Het zou beter zijn wanneer de macht gelijkwaardiger verdeeld zou zijn. Er zit een normatieve stellingname achter de kernvraag hoe recht zich verhoudt tot macht. Een rechtssocioloog stelt verklarende vragen. Bij recht en macht laat je daarnaast ruimte voor vragen of het allemaal wel goed is.
Je kan naar recht en samenleving kijken vanuit verschillende perspectieven. Macht kwam vorige week al een beetje om de hoek door de lobbygroepen. In de PowerPoint is een plaatje opgenomen van de economische ongelijkheid. Er zijn hele kleine groepen hele rijke mensen. Er is een grote groep minder rijke mensen in Nederland. Dit kan je gebruiken als eerste voorbeeld om het idee van gelijkheid enigszins te ondergraven. Ook al is iedereen in Nederland formeel gelijk. Als je kijkt waar het geld zit, dan is het nogal ongelijk verdeeld. De kloof tussen de hele rijken en de grote groep wordt alleen maar groter. Het gaat steeds meer uit elkaar lopen. Ook al hebben we in de 20e eeuw veel gedaan aan welvaartsontwikkeling (verzorgingsstaat, inspraak) zien we toch een toenemende rijkdom van de rijken. Daar is op zich niets mis mee. Dat is hoe het kapitalistische systeem werkt. Je kunt ook zeggen dat de rijken ook aantoonbaar een beter leven hebben, ze leven langer, gezonder en hun kinderen krijgen een betere opleiding. Dit zijn degene die de makkelijkste toegang hebben tot beleid en op een informele manier de meeste kansen hebben om het beleid te beïnvloeden. Als we dat weten, dan zit daar toch wel een reden tot zorg.
1. Hans Wijers (65) Bestuurder en commissaris
2. Paul Polman (60) Bestuursvoorzitter Unilever
3. Klaas Knot (49) President De Nederlandsche Bank
4. Ben van Beurden (58) Bestuursvoorzitter Shell
5. Eberhard van der Laan (61) Burgemeester van Amsterdam
6. Feike Sijbesma (56) Bestuursvoorzitter DSM
7. Hans de Boer (61) Voorzitter VNO-NCW
8. Jeroen van der Veer (69) Oud- bestuursvoorzitter Shell
9. Kim Putters (43) Directeur Sociaal-Cultureel Planbureau
10 Marjan van Loon (50) President-directeur Shell Nederland
In de Volkskrant wordt een lijstje gepresenteerd van de tweehonderd meest invloedrijke mensen. De Volkskrant doet een netwerkanalyse. Dit zijn allemaal mensen die buiten de politieke macht om feitelijk het meeste invloed heeft op het regeringsbeleid. Bovenstaand zie je de top tien. Drie van de tien hebben iets met Shell te maken. Het zijn voornamelijk mannen. Daarnaast zien we ook een groot aantal ondernemingen en mensen van een bepaalde leeftijd. Je moet een bepaalde leeftijd hebben eer je een bepaald netwerk hebt en voldoende kennis hebt verzameld om invloed op het regeringsbeleid uit te kunnen oefenen. Dit zijn dus mensen die rondom de tafel zitten met de overheid en medebeleid bepalen. Vraag is of het leuk is dat veel mensen van Shell het beleid kunnen bepalen. Het is helemaal niet erg om de vraag te stellen of we dit wel correct vinden. De feitelijke macht wordt uitgeoefend door een redelijk aanwijsbare groep naast die van de politiek. Vorige week hebben we het gehad over onderhandelend bestuur en wetgeving. Bij het maken van beleid kan de overheid om een aantal valide redenen met belangengroepen om de tafel gaan zitten. In praktijk werkt het zo dat je toch minimaal een bepaald draagvlak nodig moet hebben. Je moet daarnaast ook kennis hebben. Dit wordt onder meer geleverd door de mensen van Shell. Bij een relatie voor de lange termijn is het niet makkelijk om elke keer maar nee op het rekest te geven. Het formele idee dat het laatste woord altijd bij de democratie ligt is feitelijk niet altijd zo. Je moet als Tweede Kamer heel sterk in je schoenen staan om nee te zeggen. Deze groep heeft dus een behoorlijke invloed op wet- en regelgeving. De werkelijkheid van de feitelijke macht kun je bij de totstandkoming van wetgeving dus eigenlijk niet overslaan. De macht wordt eigenlijk alleen maar vergroot. Soms probeert het recht dingen te sturen, maar dit gebeurt soms ook niet. Het is eerder meer behoudend en conservatief. Vanuit een kritische theorie kan je dan de conclusie trekken dat recht bestaande machtsverhoudingen ondersteunt. Recht houdt dus bepaalde ongelijkheid in stand. Je moet dan aan kunnen geven dat dit een slechte zaak is.
Onderwerpen
· Verlichting, Marx, kritische theorie en Habermas
· Verspreiding van kritische inzichten
· Wat is een conflict?
Verlichting, Marx, kritische theorie
Als we het hebben over Marx, dan hebben we het eigenlijk over dezelfde periode als van Weber. Ze zijn daarom ook aardig met elkaar te vergelijken. Wat beide figuren ook gelijk hebben, is dat zij om verklaringen van hun heden te geven terugkijken in het verleden. We zien dus dat ze terugkijken naar de maatschappelijke ontwikkelingen die verklaren waarom hun tijd is zoals hij is. Ze komen dan beide uit bij de Verlichting. De verlichting is de ontworstelen van de mens aan de onmondigheid waaraan hij zelf schuld is (18e eeuw). Het staat ook wel voor de eeuw van de rede. De leus was ‘durf te denken’. Daarvoor vertelde de kerk hoe je moest trouwen, wanneer je moest trouwen en hoeveel kinderen je moest kijken. De standenmaatschappij bepaalde dat je als boer geboren werd en als boer dood ging. Door de wieg en het graf stond je rol vast. Door de verpersoonlijking van religie en de opkomst van de wetenschappen veranderde dat idee. Weber zei dat mensen dan op basis van hun eigen rationaliteit een staat konden vormen.
Je hebt dus ook nog een ander perspectief. Voorafgaand aan de verlichting zien we de Franse revolutie. Dit gaf het idee van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het idee was dat ze het allemaal anders gingen doen. We zijn gelijke burgers, we zijn vrij, we kunnen ons eigen beroep kiezen. Er zit een bepaald soort van belofte in. De belofte is dat de samenleving beter wordt, omdat ze dat naar hun eigen inzichten in gingen richten. De kerk, paus en standenmaatschappij bepaalden niet meer. Marx leefde ook in de 19e eeuw. Net als Weber zag hij een industrialisatie van de samenleving en een ontwikkeling van de economie. Weber beschreef dat als rationeel, efficiënt en gericht op een bepaald doel. Marx kijkt daar anders naar. Hij kijkt naar het onderdeel van de arbeiders. Hij ziet dat de arbeidersklasse werd uitgebuit. Met de opkomst van de economie en industrie leverden een grote groepen mensen wel hun werk, dat ze daarvoor betaald kregen, maar dat dat ook vrij weinig was. Het ging hier om een karig loontje. Door de industrialisatie werd er meer geld gegenereerd, de hoeveelheid meer geld kwam niet terecht bij degene die er ook werk voor deden, maar voornamelijk bij degene die toch al de macht in handen hadden. Het komt dan terecht bij de rijken en de ondernemers. De eigenaren worden rijker over de rug van de arbeider. Marx heeft er geen bezwaar tegen dat het vermogen vermeerdert. Hij heeft er wel bezwaar tegen dat dat meerdere vermogen niet gelijkelijk wordt verdeeld. Hij staat een gelijke verdeling voor. De macht kan veel meer bepalen. Hij kan mensen aannemen en ontslaan op grond van de contractsvrijheid. Hij kan ook bepalen hoeveel loon ze krijgen. Uit het perspectief van de arbeider. Marx noemt dat vervreemding. Door het systeem van contractsvrijheid wordt de maatschappelijke ongelijkheid alleen maar groter. Weber heeft het ook beschreven maar dan in termen van rationalisatie. Door Marx wordt dezelfde periode op een andere manier beschreven. Dit komt doordat ze andere vragen stellen. Een en hetzelfde fenomeen kan je op een andere manier duiden of beschrijven.
Marx
Je hebt de bourgeoisie en het eigendom aan de ene kant. Aan de andere kant heb je het proletariaat en de arbeid. Het surplus gaat naar de rijken. De armen krijgen onder betaald. De manier waarop de onderbouw geregeld is (productiemiddelen en zeggenschap) bepaald hoe het recht eruit zit. Je hebt dus als het ware een sociale genese. De maatschappelijke ongelijkheid die hij zag wordt op een bepaalde manier vertaald in het recht. Vervolgens druppelt dat naar beneden en bevestigt de ongelijkheid. Het start hem erin dat de ongelijkheid medebepaald hoe de vorm en inhoud van het recht is. Dit vindt door middel van de contractsvrijheid plaats. Je ziet dit als de ideologie van de 19e eeuw. De contractsvrijheid houdt in dat iedereen een contract mag afsluiten met wie hij wil en wat erin staat. Door de machtsongelijkheid blijft de ongelijkheid in stand door de contractsvrijheid. Het eigendom is op een andere manier geregeld. Dit blijft in handen van de elite. Waar het gaat om arbeid wordt het onderling geregeld. Bij een ongelijke verhouding krijg je ongelijke arbeidscontracten en een ongelijke verdeling van het surplus. In de jaren ’10, ’20 en ’30 was er sprake van weerstand tegen de vermaatschappelijking van het recht. De weerstand zat met name bij de elite. We zien dit veel meer vanuit het volgende idee: als we gaan toegeven op de contractsvrijheid, dan raken we een gedeelte van onze macht kwijt.
Kritische theorie
In de 20e eeuw zien we ook wel de kritische theorie. Deze kent zijn basis in de Frankfurter Schüle. De aanhangers van deze theorie beroepen zich op het gedachtegoed van Marx. De ideeën worden in de jaren ’50 en ’60 verder doorgevoerd. Het gebruik van de rede heeft eigenlijk alleen maar geleid tot investering in technologische rationaliteit. Het idee van vrijheid, gelijkheid en broederschap is redelijk verstopt. We worden allemaal iets vrijer, we kunnen onze eigen keuzes maken, er wordt solidariteit opgebouwd, maar daaronder ligt nog steeds de rationaliteit van industrialisering. Men denkt nog steeds in snelheid en berekenbaarheid en alles is geïnvesteerd in de technische kant. Er wordt veel opgepikt door bedrijven, maar veel minder door de democratie en het onderwijs. In de democratie kwam er kiesrecht, maar enkel voor mannen. Ze moesten ook een bepaald bedrag betalen aan belasting. Ten aanzien van het onderwijs werd bijna niets vernieuwd of veranderd. De rationaliteit is voornamelijk geïnvesteerd in de industrie. Je verliest daar iets mee. Er wordt nu scheef verdeeld. Economische voortuitgang levert wel een bepaalde vrijheid op. Men is vergeten om te investeren in bepaalde waarden. Er werd minder geïnvesteerd in solidariteit en onderwijs. Je ziet uiterlijk wel vernieuwing, verbetering en versnelling, maar veel minder zie je investeringen in bepaalde waarden en normen.
Verlichting, Marx, kritische theorie
Men heeft veel statistisch onderzoek gedaan. Men kijkt in hoeverre mensen tevreden zijn met wat ze hebben. Men wil daardoor een begrip krijgen op de Duitse samenleving. Ze willen kijken of de burger tevreden is met wat hij heeft. Het is allemaal erg theoretisch en sociologisch onderzoek. Daar hield het ook wel een beetje mee op. Er werd veel onderzocht, maar er werd niet veel in oplossingen gedacht.
Habermas
Ook Habermas was geïnspireerd door de Frankfurter Schüle en heeft daar op zijn eigen manier zijn draai aan gegeven. Hij voegt iets toe. Er werd door anderen ook wel de vinger gelegd op de zere plek. De burger is na de Tweede Wereldoorlog meer een consument geworden en minder kritisch. Bepaalde mensen zijn gevoelig voor autoriteit en andere mensen. Er werd geen antwoord gegeven op wat je daar mee moet. Habermas deed dat wel door een bepaald soort uitzicht te bieden. Habermas wordt ook wel gezien als een van de meest vooraanstaande filosofen en vertegenwoordigers van de Frankfurter Schüle. Habermas heeft een hoop geschreven.
Theorie des kommunikativen Handelns
In theorie des kommunikativen Handelns. Het boek is gepubliceerd in de jaren 1981. Hierin beschrijft hij de tweede helft van de jaren ’70 omdat hij daarvoor onderzoek heeft verricht. Als Habermas onderzoek doet kijkt hij naar zijn samenleving en hij is kritisch. Hij ziet een burger die op een bepaalde manier buiten het grote systeem wordt gehouden. De burger heeft weinig inspraak en wordt gepiepeld door de mensen die wel macht hebben. Habermas wil daar wat aan doen. Hij gaat in zijn analyse eerst op zoek naar de wortels en komt dan terug bij de verlichting en de belofte van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Habermas ziet dat er sprake is van overheidsbureaucratie die na de oorlog vrij groot is geworden. Daarnaast ziet hij allerlei welvaartsregelingen, waarbij de burger heeft erg in de watten wordt gelegd. De overheidsbureaucratie is zo groot geworden, dat daar een bepaalde manier van denken dominant wordt. Habermas noemt dat een instrumentele rationaliteit. Deze zit aan de kant van het systeem en denkt in termen van efficiency, regelen en sturen. Het systeem is aan het managen. Er worden dus top-down dingen opgelegd door de regenten en elite. Veel inspraak vanuit de samenleving was er niet. Het gaat dus om een in de watten gelegde burgerij die weinig tegenwicht biedt. De kritische massa van de burger is langzamerhand aan het verdwijnen. De burger wordt als het ware een soort consumenten. Tegelijkertijd is er nog steeds een toenemende mate van ongelijkheid. Dit moet volgens hem doorbroken worden. Hij zendt een idee van hoop. De kwalijke kanten van de systeemwereld moeten volgens hem bijgeschaafd worden, waardoor het meer gaat lijken op de hoop die is gezonden in de vorm van vrijheid, gelijkheid en broederschap. Wat hij ziet is de kolonialisatie van de leefwereld. Er is dan sprake van een vreemde mogendheid die in een andere groep de regels oplegt. Als je daar tegenwicht tegen wil bieden, dan moet de kritische burger weer een stem krijgen en zich moeten verzetten.
Denkend vanuit recht en macht zou het niet gek zijn dat er wat van het vertrouwen afneemt. Des te meer kans is er op een kritische burger. Habermas beschrijft een communicatief handelen tegenover het instrumentele handelen. Communicatief handelen is het handelen van alledag. Het instrumentele handelen is het handelen van het systeem. Weber zag de overheid in termen van legitimering. Habermas en anderen zetten daartegenover dat het niet gaat om een overheid die we zouden willen. In essentie is het dus helemaal niet goed dat een overheid alles reguleert en dat het systeemdenken reguleert. Het is op zich goed dat burgers in de watten worden gelegd, maar principieel is er iets mis als dat de ongelijkheid in de hand werkt en je als burger weinig te zeggen hebt. Habermas zegt dat we helemaal geen volgzame burgers willen, maar een kritische burger die zelf meedenkt en invloed uitoefent. Marxisten hebben het dan ook wel over de slaven van het systeem.
Verlichting, Marx, kritische theorie en Habermas
Ondanks het feit dat we ons van alles kunnen veroorloven hebben we het goed dat het een vals bewustzijn is. Eenzelfde fenomeen, het recht in verhouding tot de samenleving, is vanuit de ethiek van Weber vrij neutraal beschreven. De marxisten zijn daar veel kritischer op. Als je ziet dat de technologische kant de aandacht krijgt, het onderwijs waarden en democratie niet, dan is er iets mis. Uiteindelijk zal er een mogelijkheid zijn om het communicatieve handelen onderdeel te maken van de systeemwereld.
Verspreiding van kritische inzichten
Uit deze theorie ontstaat er een brede blik. We hebben het er nu uitgebreid over gehad hoe de overheid op verschillende manieren macht uitoefent en of burgers daar al of niet tegen in verzet moeten komen. Je ziet dat meer concreet terug in tal van studies. Er ontstaat een kritische blik op de samenleving. Je kunt kijken naar recht als middel van repressie. Het is een middel om machtsongelijkheid in stand te houden, het kan ook uitsluiting van groepen in de hand werken, het kan de disciplinering versterken, et cetera. De kritische blik kan gebruikt worden om de hegenomie te duiden. Het kan ook gebruikt worden om een studie te doen naar de legal consciousness. Iemand met enige kennis van het recht en ook positieve ervaringen met het recht beschouwt het recht op een andere manier dan iemand anders die er amper wat vanaf weet en/of negatieve ervaringen mee heeft. Bovengenoemde studies bevragen wat mensen überhaupt onder recht verstaan. Er zijn ook een hele hoop andere factoren die ons gedrag beïnvloeden. Je zou dit door kunnen trekken dat er andere regels denkbaar zijn dan het recht wat in de formele wet is gegeven. Rechtssociologen geven zichzelf de ruimte om een breder rechtsbegrip te hanteren dan in de strikte juridische wetenschap. Je kunt hierbij denken aan het traditionele gewoonterecht. Dit kunnen ook rechtssystemen zijn zonder dat dat gecodificeerd is. Vanuit het perspectief van recht en macht kun je naar bepaalde groepen kijken. Het idee van klassen en klassenstrijd is wellicht enigszins ouderwets. Je zou heel goed naar sociale klassen kunnen kijken. Klassen van arm en rijk worden veel meer ingevuld door andere begrippen, als ras en gender. Dit leidt tot andere soort studies. Deze gaan uitdrukkelijk uit van het idee van recht en macht. Er bestaat een bepaalde soort ongelijkheid van bepaalde groepen in de samenleving. De ongelijkheid is dan onderdeel van het onderzoek. De repeat-player heeft veel ervaring met het recht en weet hoe hij zich moet gedragen en bewegen. Degene die er voor het eerst mee te maken krijgt voelt zich behoorlijk hulpeloos. Dit heeft zeker invloed op het verloop van procedures en de uitkomsten. Je zou dit bijna kunnen zien als twee ideaaltypen. Het is een meetlat waarlangs je partijen kunt liggen. Door ze zo te typeren maak je duidelijk dat er een verschil is in ervaring met rechtszaken. Er bestaat dus ongelijkheid en dit kan op enige manier invloed hebben op de procedure en de uitkomst.
Ontstaan en verloop van conflicten
Rechtssociologie kan een theoretische inslag, maar ook een praktische inslag hebben over de manier waarop mensen met conflicten omgaan. Om Galanter te kunnen snappen volgt er een kleine achtergrond over conflicten.
Een conflict is dynamisch en sociaal proces. Er is een verschil tussen een juridisch geschil en het bredere conflict. Het juridische geschil kan onderdeel zijn van een conflict. Op het moment dat partijen ruzie hebben is er vaak meer aan de hand dan alleen iets juridisch. Geen enkel conflict is vaststaan. Het conflict ontstaat, heeft een verloop en een afloop. In die zin is het dynamisch. Daarnaast gaat het om een sociaal proces, omdat er mensen bij betrokken zijn. Soms wordt er een derde partij bijgehaald om het probleem op te lossen. Ze moeten op een bepaalde manier uitleg geven aan partijen om hen heen. Juist het dynamische en sociale karakter maakt dat conflicten interessant zijn voor rechtssociologen om te bestuderen.
Elk conflict kent verschillende fasen. Een simpele ruzie escaleert op den duur, daar zijn allerlei fasen in. Op een gegeven moment wordt een conflict opgelost, je hebt het dan over de-escaleren. In elk van de fasen zijn verschillende partijen betrokken. Er is eventueel een derde die het beslecht of een hulpverlenende instantie. Er zijn verschillende manieren om die fasering een naam te geven.
De meeste bekende is die van de naming, blaming and claming (Felstiner, Abel en Sarat). Op het moment dat je je nergens van bewust bent is er niets aan de hand. Op het moment dat je bewust wordt van iets vervelends, dan is er sprake van naming.
Voorbeeld: je slaapt al maanden slecht. Je bent hier helemaal niet van bewust, totdat je erachter komt dat je huisgenoten ook slecht slapen. Dit komt doordat er overdag en ook ’s nachts een vervelende lage brom is. Op het moment dat je bewust raakt van geluidshinder is er sprake van naming.
Daarna ga je kijken wie je verantwoordelijk kan stellen is er sprake van blaming. Op zich is er dan nog helemaal niet veel aan de hand. Op het moment dat je naar degene toegaat en het probleem aan hem voorlegt is er sprake van claiming. Je legt dan namelijk een claim neer. Ik heb een probleem en ik ga jou vragen om mijn probleem op te lossen. Wat in eerste instantie bij jezelf lag, leg je nu bij een ander. Het wordt dan een probleem van twee partijen.
Degene kan dan op verschillende manieren reageren. Het probleem kan opgelost worden. Op het moment dat je een claim legt hoeft er nog geen conflict te zijn. Dit conflict ontstaat op het moment dat degene zegt dat hij daar niets mee te maken heeft. Wanneer jij daar geen genoegen mee neemt is er sprake van een conflict. Uiteindelijk moet elk conflict opgelost worden en landen in de sociale werkelijkheid van het moment.
Voor het conflict kan je heel makkelijk de metafoor van een piramide gebruiken. Aan de onderkant heb je een hele grote hoop ongerief. Aan de bovenkant heb je slechts een aantal problemen. Dit mondt dan uiteindelijk uit in rechtszaken. Het gaat hierbij dus om de juridische geschillen. Wat zich onderin bevindt zijn de niet-juridische geschillen. Dit kunnen wel degelijk conflicten zijn.
Conflictpiramide
Miller en Sarat hebben aan mensen gevraagd of ze weleens een probleem hadden en wat ze met dat probleem gingen doen. Ze hebben een piramide gemaakt en dat terug gemaakt tot behapbare cijfers. Van de 1000 klachten komt zo’n 70% tot een claim. 30% van problemen worden niet eens bij een ander neergelegd. Ze blijven bij mensen zelf of worden op een ander moment opgelost. Van de 718 claims worden er een groot aantal meteen opgelost. Het zijn er slechts 449 die daadwerkelijk uitmonden in een conflict. Een hele hoop van die conflicten worden op tal van manieren opgelost. Slechts in 103 gevallen komt er een advocaat bij kijken. Slechts in 50 van de 1000 klachten, komt deze klacht ook bij een rechtbank terecht. Van de hele brede basis leidt dus maar 5% tot een rechtszaak.
Ze hebben vervolgens gekeken of je ook naar de verschillende soorten klachten kunt kijken. Ze hebben daar een aantal van onderscheiden. Het gaat over de onrechtmatige daad, discriminatie en echtscheiding. Je ziet daar andere gevallen en andere vormen van de piramide. Afhankelijk van het soort zaak krijg je een andere vorm van de piramide. Van de 1000 klachten monden er een groot aantal uit in claim bij de onrechtmatige daad. Maar heel weinig leiden tot een conflict. In 3.8% van de gevallen leidt het tot een rechtszaak.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Rechtssociologie - UU - Aantekeningen hoorcolleges
Aantekeningen bij het vak Rechtssociologie - UU - 2016/2017
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2339 |
Add new contribution