Inleiding Recht - UL B1 - TentamenTests (2014/2015 I)

MC-vragen

Vraag 1

“Het doel van het recht is dat er geen vermoorde mensen voorkomen, terwijl de moraal eist dat er geen moordenaars zijn”, lezen we op blz. 2 van het boek Inleiding recht. Wat wordt hier precies mee bedoeld door de auteurs?

  1. In tegenstelling tot de moraal richt het recht zich in beginsel op de intentie, oftewel de bedoeling van ons handelen.
  2. In tegenstelling tot de moraal richt het recht zich in beginsel niet op de intentie, oftewel de bedoeling van ons handelen.
  3. De moraal richt zich op het uiterlijke gedrag omdat het alleen geïnteresseerd is in menselijk handelen.
  4. De moraal is alleen geïnteresseerd in waarneembaar menselijk handelen en niet in de achterliggende bedoeling of intentie.

Vraag 2

Welk van de volgende alternatieven is correct? Iemand die meent dat we subjectieve rechten hebben ook als deze niet ontleend kunnen worden aan het objectieve recht noemen we een:

  1. rationalistisch natuurrechtsaanhanger.
  2. rechtsrealist.
  3. rechtspositivist.
  4. rechtsrationalist.

Vraag 3

Welk van de volgende alternatieven is correct? In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vinden we vooral rechtsregels met een:

  1. materieelrechtelijk karakter.
  2. formeelrechtelijke karakter.
  3. grondwettelijk karakter.
  4. gewoonterechtelijk karakter.

Vraag 4

Welk van de volgende begrippen gebruiken we ter aanduiding van een specifieke modaliteit van een regel?

  1. Misdrijf.
  2. Overtreding.
  3. Richtlijn.
  4. Verbod.

Vraag 5

Welk van de volgende alternatieven met betrekking tot de hiërarchie van wetgeving is niet correct?

  1. Een hogere wet gaat voor een lagere (lex superior derogat legi inferiori).
  2. Een eerdere wet gaat voor een latere (lex prior derogat lex posteriori).
  3. Een bijzondere wet gaat voor een algemene (lex specialis derogat legi generali).
  4. Een latere wet gaat voor een eerdere (lex posterior derogat legi priori).

Vraag 6

Welk van de volgende alternatieven is correct?

  1. Abductie is het ontdekken van patronen en regelmatigheden in empirische waarnemingen in de hoop oorzakelijke verbanden te ontdekken die deze regelmatigheden verklaren.
  2. De empirische cyclus beweegt zich middels abductie uit afzonderlijke waarnemingen naar algemene wetten om daar vervolgens middels reductie concrete voorspellingen uit af te leiden die zich empirisch laten toetsen.
  3. De empirische cyclus beweegt zich middels inductie uit afzonderlijke waarnemingen naar algemene wetten om daar vervolgens middels deductie concrete voorspellingen uit af te leiden die zich empirisch laten toetsen.
  4. Deductie is het ontdekken van patronen en regelmatigheden in empirische waarnemingen in de hoop oorzakelijke verbanden te ontdekken die deze regelmatigheden verklaren.

Vraag 7

Waarom voldoet de rechtswetenschap volgens velen niet aan het standaardbeeld van de wetenschap? Rechtswetenschap kan in het bijzonder niet voldoen aan de standaard-wetenschappelijke eis van:

  1. inductieve toetsbaarheid.
  2. empirische toetsbaarheid.
  3. materiële exactheid.
  4. formeel-wiskundige exactheid.

Vraag 8

Welke wetenschappers zijn in het bijzonder geschikt ons zowel te wijzen op waarnemings- of denkfouten als ook op de schadelijke neigingen (biases) en vooroordelen van de gezagsdragers?

  1. Rechtspsychologen.
  2. Rechtseconomen.
  3. Rechtssociologen.
  4. Rechtsfilosofen.

Vraag 9

Het zogenaamde ‘legisme,’ een opvatting over de rol en taak van de rechter die in de negentiende eeuw dominant was, veronderstelt dat de rechter de wet zoveel mogelijk:

  1. anticiperend interpreteert en het recht zo mede vormgeeft.
  2. teleologisch interpreteert en het recht zo mede vormgeeft.
  3. grammaticaal interpreteert en toepast.
  4. extensief interpreteert en toepast.

Vraag 10

Welk van de volgende alternatieven is correct? De rechtsvindingstheorie van de rechtsfilosoof H.L.A. Hart laat zich begrijpen als een poging om:

  1. het klassieke model van rechtsvinding te verdedigen voor “schaduwgevallen”.
  2. het klassieke model van rechtsvinding te verdedigen voor “kerngevallen”.
  3. het model van vrije rechtsvinding te nuanceren en aan te vullen voor “kerngevallen”.
  4. het model van vrije rechtsvinding te nuanceren en aan te vullen voor “schaduwgevallen”.

Vraag 11

Welk van de volgende redeneringen laat zich kenmerken als een a contrario redenering?

  1. Het is verboden om met auto’s het park in te rijden omdat het gevaarlijk is. Een motor is geen auto maar minstens zo gevaarlijk in het park dus is het ook verboden om met een motor het park in te rijden.
  2. Als het regent, worden de daken nat. Het regent, dus de daken worden nat.
  3. Het is verboden om met voertuigen het park in te rijden omdat het gevaarlijk is. Een kinderfiets is ook een voertuig maar is niet gevaarlijk in het park dus is het niet verboden om met een kinderfiets het park in te rijden.
  4. Als het regent, worden de daken nat. De daken zijn nat, dus het regent.

Vraag 12

Welk van de volgende stellingen is correct?

  1. Grondrechten kunnen in de regel worden beperkt als aan bepaalde procedure- en competentievoorschriften, en/of aan bepaalde doelcriteria is voldaan.
  2. Grondrechten hebben louter verticale werking.
  3. De Grondwet komt op dezelfde manier tot stand als elke andere wet in formele zin.
  4. De sociale grondrechten garanderen een overheidsvrije sfeer voor de burger.

Vraag 13

Welk van de volgende Grondwetsartikelen vormt de grondslag voor het verbod ieder verbindende verdragsbepalingen te toetsen aan de Nederlandse Grondwet?

  1. Art. 120 Gw
  2. Art. 93 Gw
  3. Art. 94 Gw
  4. Art. 1 Gw

Vraag 14

Welk van de volgende alternatieven is correct? Een staat:

  1. laat zich uitputtend definiëren als een volk dat onder een centraal gezag van een overheid is gesteld
  2. geldt in het internationale publiekrecht als een natuurlijke persoon
  3. is een rechtspersoon op grond van art. 2:1 BW
  4. is tegenwoordig per definitie een eenheidsstaat

Vraag 15

Welk van de volgende alternatieven geldt als een grondbeginsel van de democratie?

  1. Het verbod op het passieve kiesrecht
  2. Het verbod op een gekozen rechterlijke macht
  3. Ambtenaren behoren tot de wetgevende macht
  4. De ministeriële verantwoordelijkheid.

Vraag 16

In het rechtbankvonnis van 7 september 2005 in de rechtszaak tussen de Clara Wichmannstichting en de Staat der Nederlanden lezen we dat de Nederlandse staat in strijd heeft gehandeld met artikel 7 sub a en sub c van het Vrouwenverdrag. Dit vormde vervolgens:

  1. een strafbaar feit jegens de personen namens wie de stichting in deze rechtszaak optrad.
  2. een onrechtmatige daad jegens de personen namens wie de stichting in deze rechtszaak optrad.
  3. een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het beginsel van gelijke behandeling jegens de personen namens wie de stichting in deze rechtszaak optrad.
  4. een schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en in het bijzonder het beginsel van détournement de pouvoir jegens de personen namens wie de stichting in deze rechtszaak optrad.

Vraag 17

Het strafrecht is ultimum remedium, een uiterst redmiddel. Ten opzichte van het privaatrecht kenmerkt het strafrecht zich verder door:

  1. de dagvaardingsprocedure.
  2. het begrip toerekenbaarheid.
  3. bewuste leedtoevoeging.
  4. onrechtmatigheid.

Vraag 18

Welk van de volgende denkers geldt als de belangrijkste achttiende-eeuwse vernieuwer van het strafrecht?

  1. Immanuel Kant (1724 –1805).
  2. Jean-Jacques Rousseau (1712 – 1778).
  3. Charles de Montesquieu (1689 –1755).
  4. Cesare Beccaria (1738 –1794).

Vraag 19

Welk van de volgende stellingen is niet correct?

  1. Kinderdoodslag geldt als een gekwalificeerde versie van het gronddelict doodslag.
  2. Stroperij geldt als een geprivilegieerde versie van het gronddelict diefstal.
  3. Artikel 310 Sr is een voorbeeld van een formeel delict: de nadruk ligt op de gedraging en niet op de gevolgen daarvan.
  4. Art. 287 Sr is een voorbeeld van een materieel delict: de nadruk ligt op de gevolgen van de gedragen, niet op de gedraging zelf.

Vraag 20

De overheid mag enkel straffen als dit terug te voeren is op een wet. Dit is volgens de auteurs van Inleiding recht een uitvloeisel van:

  1. het proportionaliteitsbeginsel.
  2. het legaliteitsbeginsel.
  3. het schuldbeginsel.
  4. het onmiddellijkheidsbeginsel.

Vraag 21

Welk van de volgende stellingen is correct?

  1. Ik heb een Audi gekocht bij de dealer en nu ik deze heb betaald, heb ik een objectief recht op levering van de auto verworven.
  2. Het geheel van geldende rechtsregels of rechtsnormen dat onze Nederlandse samenleving ordent noemen we het Nederlandse relatieve recht.
  3. Ik heb een BMW gekocht bij de dealer en nu ik deze heb betaald, heb ik een subjectief recht op levering van de auto verworven.
  4. Het geheel van geldende rechtsregels of rechtsnormen dat onze Nederlandse samenleving ordent noemen we het Nederlandse absolute recht.

Vraag 22

Welke van de volgende alternatieven rekenen we niet tot de categorie van de rechtsfeiten?

  1. Een rechtmatige daad.
  2. Het sluiten van een overeenkomst.
  3. De geboorte van een kind.
  4. Een blikseminslag.

Vraag 23

“Ik zag het bij de geboorte meteen. Ik was er mijn hele zwangerschap al bang voor geweest. Ik had de verloskundige herhaaldelijk gevraagd of niet onderzoek moest worden gedaan naar de vrucht, maar dat vond zij niet nodig.” Aldus de moeder van baby Kelly. De vordering van de moeder om het ziekenhuis te veroordelen tot het vergoeden van de opvoedingskosten van Kelly is een vordering op grond van de:

  1. geneeskundige behandelingsovereenkomst en dus wrongful birth.
  2. geneeskundige behandelingsovereenkomst en dus wrongful life.
  3. onrechtmatige daad en dus wrongful life.
  4. onrechtmatige daad en dus wrongful birth.

Vraag 24

Welk van de volgende alternatieven is correct? Het Haviltex-arrest van de Hoge Raad uit 1981 betreft:

  1. het Nederlandse verbintenissenrecht en gaat over de derogerende werking van de redelijkheid en de billijkheid.
  2. het Nederlandse goederenrecht en gaat over de vraag welke betekenis partijen aan de bepalingen van een overeenkomst mogen toekennen.
  3. het Nederlandse verbintenissenrecht en gaat over de vraag welke betekenis partijen aan de bepalingen van een overeenkomst mogen toekennen.
  4. het Nederlandse goederenrecht en gaat over de derogerende werking van de redelijkheid en de billijkheid.

Vraag 25

Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en niet zou zijn gesloten bij een juiste voorstelling van zaken, is vernietigbaar. Welk van de volgende alternatieven is niet correct?

  1. Dwaling is een voorbeeld van een wilsontbreken en de wederpartij zal dus een beroep doen op 3:35 BW als hij zich daar tegen teweer wil stellen.
  2. Dwaling is een bijzonder wilsgebrek omdat het alleen betrekking heeft op verbintenissen uit overeenkomst.
  3. De wederpartij van de dwalende zal in ieder geval willen aantonen dat er geen mededelingsplicht op hem rustte met betrekking tot waarover wordt gedwaald en dat de inlichtingen die hij heeft verstrekt geen rol hebben gespeeld bij het tot stand komen van de dwaling.
  4. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.

Vraag 26

“In 1803 waren de hoofdlijnen ontwikkeld van een geïnstitutionaliseerde beperking van politieke macht door subjectieve rechten die worden ontleend aan hoger recht, waarbij dat hogere recht is opgetekend in een formeel document en wordt afgedwongen, ook tegenover de wetgever, door de rechter,” lezen we in Inleiding recht. Deze passage gaat over de ontwikkeling van het leerstuk van:

  1. de onrechtmatige overheidsdaad.
  2. de rechten van de mens.
  3. het recht op hoger beroep in het strafproces.
  4. het burgerlijk recht als bron van overheidsaansprakelijkheid.

Vraag 27

Mevrouw Köln, geboren in Duitsland maar inmiddels Italiaans staatsburger, vordert dat de Italiaanse staat haar kinderen onderwijs aanbiedt dat strookt met haar religieuze en filosofische opvattingen, een recht dat haar toekomt krachtens artikel 2 van het Eerste Protocol van het EVRM. Welk van de volgende stellingen is correct?

  1. Het EVRM is het product van de Raad van Europa en dat is een voorbeeld van een intergouvernementele organisatie.
  2. Het EVRM is een voorbeeld van wat we traditioneel internationaal gewoonterecht noemen.
  3. Het EVRM biedt de mogelijkheid om een billijke vergoeding toe te wijzen aan een slachtoffer van een schending maar alleen staten die lid zijn van de Raad van Europa kunnen klagen bij het EHRM over mensenrechtenschendingen.
  4. De Europese commissie heeft de klacht van mevrouw Holmström afgewezen omdat de lidstaten een ruime beoordelingsvrijheid toekomt bij de interpretatie van bovenstaand Protocol.

Vraag 28

Immanuel Kant, een Duitse filosoof, schreef in Zum ewigen Frieden. Ein philosophischer Entwurf (1795) dat:

  1. het internationale recht zich zou moeten ontwikkelen van het recht van coöperatie naar het recht van coëxistentie.
  2. de overheid de eigendom zou moeten verkrijgen van het grondgebied van de moderne staat.
  3. het ius ad bellum impliceert dat mensenrechten ten tijde van oorlog moeten worden gerespecteerd.
  4. de internationale rechtsorde er bij gebaat is dat alle soevereine staten een republikeinse constitutie krijgen.

Vraag 29

Wanneer is er sprake van internationaal gewoonterecht?

  1. Als er sprake is van een resolutie van de Verenigde Naties waarin de gewoonterechtelijke regel expliciet als rechtsregel wordt aangeduid.
  2. Als er in de doctrine sprake is van dit gewoonterecht of als het door het Hof in Straatsburg als zodanig is aangeduid.
  3. Als deze regels ten bate van de rechtszekerheid, de rechtseenheid en de rechtsgelijkheid in een verdrag is gecodificeerd.
  4. Als er sprake is van een bestendige statenpraktijk en er tevens sprake is van een opinio juris: de overtuiging dat deze rechtspraktijk ook rechtmatig is.

Vraag 30

Welk van de volgende alternatieven is correct?

  1. In Nederland kennen we een dualistisch stelsel met betrekking tot de doorwerking van het internationale recht in ons rechtsstelsel.
  2. Het Internationale Gerechtshof in Den Haag treedt in internationaal publiekrechtelijke conflicten op als het rechtsprekende orgaan van de Europese Unie.
  3. De rechtsgebieden die traditioneel tot het klassieke recht van coëxistentie behoren, zijn: het recht van de zee, het recht van de diplomatieke betrekkingen, het recht inzake staatsaansprakelijkheid en regels met betrekking tot het gebruik van geweld in internationale conflicten.
  4. De rechtssubjecten van het internationale recht zijn altijd soevereine staten.

Open vraag

De onbevoegde juridisch adviseur

Jeroen van Hal zit als lid in het bestuur van de stichting ‘Oudsjerk,’ een stichting die zich bezighoudt met het onderhoud van het monumentale Middeleeuwse kasteel aan de rand van het dorp Didam in de Achterhoek. Als bestuurslid heeft hij Loodraam BV de opdracht gegeven om drie glas-in-lood-ramen aan de zuidkant van het kasteel te restaureren. Omdat dit specialistisch werk betreft, gaat het om een flink bedrag; de stichting heeft hier lang voor moeten sparen. Een medewerker van Loodraam beschadigt echter een raam, restaureert dit vervolgens en brengt daarna een hoger bedrag in rekening dan overeengekomen. Jeroen weigert de rekening te betalen omdat het verschil met het overeengekomen bedrag voor rekening van Loodraam zou moeten blijven; en een paar maanden later volgt er een dagvaarding. Zijn buurman Piet van Houten heeft onlangs een studie rechten afgerond en een bordje in zijn tuin gezet met de tekst: ‘Mr. van Houten juridisch adviseur.’ Jeroen had al contact gelegd met Piet maar nu de stichting wordt gedagvaard komen ze overeen dat Piet de stichting zal vertegenwoordigen en daartoe tekent Jeroen ook een volmacht. Jeroen stuurt Piet enige dagen later een mailtje met nadere informatie en vraagt Piet om uitstel te vragen bij de rechtbank omdat er nog een nieuwe taxatie moet plaatsvinden. Piet mailt terug dat het “allemaal helemaal in orde komt” en een paar dagen later mailt Piet dat “de wederpartij van het uitstel op de hoogte is gebracht.”

Een paar weken later blijkt echter dat de stichting bij verstek is veroordeeld tot het betalen van de rekening van Loodraam. De stichting ontvangt daarna een stevige rekening van ‘Van Houten juridisch advies’ maar Jeroen vindt dat deze niet hoeft te worden betaald. Sterker nog, Jeroen vindt dat Piet de schade die de stichting lijdt door het verliezen van de zaak moet vergoeden. Op de website van de Orde van Advocaten leert hij dat alleen advocaten bevoegd zijn tot het verrichten van proceshandelingen bij de rechtbank en Jeroen realiseert zich nu dat Piet geen advocaat is.

De verhouding tussen de buren is inmiddels volledig verziekt en Jeroen neemt een advocaat in de arm die Piet van Houten namens de stichting dagvaardt voor de kantonrechter.

Los deze casus op aan de hand van het vijf stappenplan zoals dat bij Inleiding recht wordt gehanteerd.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. B

  2. A

  3. B

  4. D

  5. B

  6. C

  7. D

  8. A

  9. C

  10. B

  11. C

  12. A

  13. A

  14. C

  15. D

  16. B

  17. C

  18. D

  19. A

  20. B

  21. C

  22. D

  23. A

  24. C

  25. A

  26. B

  27. A

  28. D

  29. D

  30. C

Antwoordindicatie Open vraag

De stichting ‘Oudsjerk’ vordert een schadevergoeding op grond van wanprestatie. (Vordering: 2

punten) Deze vordering is gebaseerd op art. 6:74 BW. (Rechtsgrond: 3 punten) De vraag is of er een schadevergoeding kan worden toegekend op grond van wanprestatie. (Rechtsvraag: 3 punten)

De vraag spitst zich toe op de vraag of de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan Piet kan worden toegerekend en of er sprake is van schade. Jeroen en Piet hebben een overeenkomst gesloten en Jeroen heeft een volmacht getekend. Piet heeft vervolgens de indruk gewekt dat hij bevoegd is om uitstel te vragen bij de rechtbank en dus om proceshandelingen te verrichten namens de stichting. Hij mailt immers dat het “allemaal helemaal in orde komt” nadat Jeroen hem vraagt om uitstel te vragen bij de rechtbank. Een paar dagen later mailt Piet dat “de wederpartij van het uitstel op de hoogte is gebracht,” waarmee hij suggereert dat het uitstel is gevraagd en toegewezen.

Er blijkt echter geen uitstel te zijn gevraagd maar verstek te zijn verleend, waarna de stichting de zaak zelfs verliest. De stichting heeft schade omdat Loodraam het restaureren van het glas-in-loodraam aan de stichting in rekening bracht terwijl ze deze schade zelf hebben veroorzaakt; de schade is het verschil met het overeengekomen bedrag. (Toegespitste rechtsvraag 5 punten en 5 punten voor de rechtsfeiten)

De vordering van de vergoeding van de schade kan worden toegewezen. (Conclusie: 2 punten)

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
3135 1