Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen V

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

  1. Leg uit waarom Suarez – de ontwerper van het Pruisische Landrecht (ALR) – naast het Landrecht ook een soort uittreksel voor de burger vormde (een Volkscodex).

  2. Leg uit waarom deze Volkscodex geen succes was.

Vraag 2

Wie kreeg soevereiniteit over de provincie Gelderland nadat koning Filips II van Spanje afgezworen was met het Placaet van Verlatinghe in 1581?

Vraag 3

  1. Wat betekent lex semper loquitur (de wet spreekt altijd)?

  2. Leg uit waarom dit beginsel in Engeland niet opgaat.

Vraag 4

Hoe is de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te kwalificeren?:

  1. Als een democratie, een oligarchie of een monarchie.

  2. Als een statenbond of als een bondsstaat.

Vraag 5

Wanneer men tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen in beroep gaat, dan gaat men naar het Hof Leeuwarden. Het Hof is de appelrechter.

  1. Is de rechtbank Groningen gebonden aan de arresten van het Hof Leeuwarden?

  2. Is de rechtbank Groningen gebonden aan de arresten van de Hoge Raad?

Vraag 6

Art. 120 Nederlandse Grondwet: “De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.

Waarom past dit artikel goed in de leer van de Trias Politica?

Vraag 7

Waarom zijn de volgende ontwerpen van een codificatie nooit wet geworden dan wel ‘mislukt’?

  1. Het ontwerp Nicolaï

  2. Het ontwerp Von Cocceji

  3. Het eerste ontwerp Cambacérès

Vraag 8

Wat is een salvatorische clausule?

Vraag 9

  1. Hoe heten de wetgevingsdocumenten met rechtstreekse werking van de Europese Unie?

  2. Motiveer of en, zo ja, waarom de eenwording en harmonisatie van het Europees privaatrecht ingrijpend worden beïnvloed door wetgeving beschreven onder a.

Vraag 10

De juridische grondslag voor de unificatie van het privaatrecht in Zwitserland werd in 1848 in de Zwitserse Grondwet neergelegd. Wat was de belangrijkste reden voor het vormen van een Zwitserse codificatie?

Vraag 11

  1. Het Oost-Romeinse Rijk werd geregeerd door Keizer Justinianus die zetel hield in Constantinopel. Ondanks dat er in Constantinopel Grieks werd gesproken, is de wetgeving van Justinianus voornamelijk in Latijn. Welke reden had hij hiervoor?

  2. Welk deel was juist voornamelijk in het Grieks geschreven?

Vraag 12

In de westerse traditie bestaat – naast het Engelse recht – enkel één ander rechtsstelsel dat twee geldende rechtsbronnen kent die naast elkaar functioneren. Welk rechtsstelsel is dat?

Vraag 13

Het Corpus Iuris Canonici bestond uit vijf rechtsboeken. Welke twee daarvan vormen een codificatie?

Vraag 14

‘Het doel van het recht is vrede, het middel daartoe is strijd tussen verschillende belangen’.

  1. Welke Duitse jurist schreef deze woorden aan het einde van de 19e eeuw?

  2. Tegen welke ‘school’ zette hij zich af?

Vraag 15

De optekening van rechten in de verschillende Germaanse stammen is in te delen in twee categorieën. Enerzijds staan het Edictum Rothari en het Breviarium van Alric. Anderzijds staan de Wet van de Friezen (Lex Frisionum) en de Wet van de Saksen (Lex Saxonum). Wat is het verschil tussen de twee kanten?

Vraag 16

In de feodale maatschappij stonden leenman en leenheer in een soort vertrouwensrelatie waaruit voor beiden verplichtingen voortvloeiden.

  1. Noem tenminste één verplichting van de leenheer.

  2. Noem tenminste één verplichting van de leenman.

Vraag 17

Wanneer en door welke gebeurtenis werd in ons land het Romeins recht afgeschaft?

Vraag 18

De paus schreef in 968 een brief aan de Byzantijnse keizer waarin hij hem de titel ‘Keizer der Grieken’ gaf. Waarom was de Byzantijnse keizer hierover zwaar beledigd?

Vraag 19

Wie van de drie volgende Europese ‘dictatoren’ kwam legaal aan de macht? Napoleon, Lenin of Hitler.

Vraag 20

  1. Was de Romeinse praetor wetgevingsbevoegd?

  2. Waren de Franse parlementen (rechtbanken) wetgevingsbevoegd?

  3. Is onze Hoge Raad wetgevingsbevoegd?

Vraag 21

Christian Thomasius, een Duitse rechtsgeleerde die leefde tussen 1655 en 1728, vond het overbodig en belachelijk om zijn beweringen te verantwoorden met bronnen in de vorm van noten (voetnoten, dan wel eindnoten, etc.). Waarom vond hij dat?

Antwoordindicatie

Vraag 1

  1. Hoofdstuk IV; ‘Het allgemeine landrecht für die preussischen staaten (ALR)’

Het wetsvoorstel van Suarez was in eerste instantie te uitgebreid. Koning Frederik merkte op dat wetten kort moesten zijn, maar Suarez was van mening dat de rechter zo min mogelijk ruimte voor interpretatie moest krijgen en had daarom bepaalde delen tot in detail neergelegd. Hij kwam met het idee dat er één wetboek voor rechters (de uitgebreide) en één wetboek voor burgers moest komen. Die voor burgers moest kort en laagdrempelig zijn, zodat het makkelijk was voor burgers om door te lezen.

  1. Hoofdstuk IV; ‘Het allgemeine landrecht für die preussischen staaten (ALR)’

De codificatie voor rechters bleek te uitgebreid en ingewikkeld om een simpele versie voor de gewone burger te maken. Daarnaast was men in de 18e eeuw nog niet bereid om het ideaal van materiële volledigheid te laten varen, aangezien dit de rechter te veel macht zou geven. Om deze redenen werd de Volkscodex uiteindelijk geen succes.

Vraag 2

Hoofdstuk VII; De republiek der verenigde nederlanden’

Over de vraag wie de soevereiniteit had over de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden na het Placaet van Verlatinghe bestond discussie. Sommige mensen waren van mening dat deze soevereiniteit bij de koning van Spanje bleef, aangezien Filips enkel in persoon was afgezet, terwijl aan de koning van Spanje nog altijd de titels Hertog van Gelre en Graaf van Holland en Zeeland toebehoorde. Anderen waren van mening dat de soevereiniteit bij de Staten van ieder gewest rustte, aangezien de landsheer zijn gezag aan de Staten had ontleend en nu hij was afgezet kwam de soevereiniteit weer aan de Staten toe. Het resultaat was dat de soevereiniteit aan uitgekozenen werd aangeboden. Dit was in eerste instantie Frans van Anjou en vervolgens Elisabeth I van Engeland. Zij wezen het echter af. Niemand kwam op het idee dat de soevereiniteit bij het volk lag, tot een pamflet van de Graaf van Leicester. De Staten lieten vervolgens een geschrift opstellen door François Francken, waarin deze gedachte verder werd uitgewerkt. Dit gedachtegoed werd vervolgens als de enige juiste bestempeld door de Staten van Holland in oktober 1587. Als een gevolg hiervan lag de soevereiniteit bij de aparte Staten van de provincies. Echter, in 1675 bood de Staten van Gelderland de prins de soevereiniteit aan, maar deze wees dit af nadat er hevig verzet tegen kwam (p. 350). De soevereiniteit behoorde aldus toe aan de Staten van Gelre.

Vraag 3

  1. Hoofdstuk I; ‘De rechter’

Lex semper loquitur is het idee dat door interpretatie van de rechter leemtes in de wet altijd worden opgevuld. De wet biedt dus altijd een oplossing door middel van interpretatie van de rechter.

  1. Hoofdstuk IX; ‘ ‘Common law’ and ‘statutory law’

In Engeland hanteert men een striktere interpretatie van de wet. De rechter mag eventuele leemtes niet opvullen met een extensieve wetinterpretaties en daardoor zal de wet niet altijd een uitkomst bieden. Bovendien heeft het recht een andere functie in de Engelse “common law”; de wet dient eventuele ongewenste common law regels bij te sturen of te corrigeren. De wet hoeft dus niet altijd te spreken, aangezien de rechter zelf tot een oplossing kan komen. Hij kan buitenwettelijk (niet buitenrechtelijk) tot een oplossing komen.

Vraag 4

  1. Hoofdstuk VII; ‘De republiek der verenigde nederlanden’

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden is het meest vergelijkbaar met een oligarchie, of een aristocratie. De Staten van de aparte gewesten werden gevormd door de landadel en het stedelijk patriciaat. De leden traden niet op als vertegenwoordigers zoals in een democratie. Bovendien was het overduidelijk geen monarchie, aangezien het een republiek was en geen koninkrijk.

  1. Hoofdstuk VII; ‘De republiek der verenigde nederlanden’

De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was een statenbond. De genoemde gewesten waren eerst verbonden door de koning van Spanje en na het Placaet van Verlatinghe door de Unie van Utrecht. Het waren zelfstandige staten die losjes bij elkaar werden gehouden. Een bondstaat zou verdere samenwerking vereisen; dan zouden ze een eenheid zijn.

Vraag 5

  1. Hoofdstuk I; ‘De rechter’

De rechtbank is niet gebonden aan de arresten van het Hof. De rechter in eerste aanleg kan van de jurisprudentie van het Hof – en andere gerechtshoven – afwijken. Echter, vermoedelijk zal de partij in wiens nadeel dit is tegen het vonnis in beroep gaan. Bovendien moet de rechter zijn keuze kunnen verantwoorden in zijn motivering.

  1. Hoofdstuk I; ‘De rechter’

De rechtbank is niet gebonden aan de arresten van de Hoge Raad. De rechter in eerste aanleg kan van de jurisprudentie van de Hoge Raad afwijken. Echter, de partij in wiens nadeel dit is zal daar hoogstwaarschijnlijk tegen in beroep gaan en daar gelijk krijgen. Bovendien moet de rechter zijn keuze kunnen verantwoorden in zijn motivering.

Vraag 6

De Trias Politica van Montesquieu gaat uit van drie gelijkwaardige delen van de overheid: de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. Indien de rechter formele wetten aan de Nederlandse Grondwet zou mogen toetsen, dan zou de rechtgevende macht zich daarmee boven de wetgever verheffen.

Vraag 7

  1. Hoofdstuk VII; ‘Revolutie, restauratie en codificatie’

Nicolaï nam plaats in de Tweede Kamer en stelde tussen 1820 en 1829 een wetsontwerp voor een burgerlijk wetboek op, nadat de wetsontwerpen van Kempers – als reactie op de samenvoeging van de Nederlanden in 1815 – tot niets hadden geleid. Het ontwerp was een bewerking van de Franse Code Civil, met enige verwerkingen van het Noord- en Zuid-Nederlandse gewoonterecht. Het ontwerp zou daadwerkelijk wet zijn geworden, was het niet voor de Belgische opstand in 1830. Daarna vond men het te Belgisch om het in te voeren in Nederland. Het werd echter uiteindelijk wel het uitgangspunt voor het uiteindelijke Burgerlijk Wetboek (de voorganger van onze huidige).

  1. Hoofdstuk VI; ‘Het allgemeine landrecht für die preussischen staaten (ALR)’

Het ALR moest het Romeinse recht dat gold in het gehele keizerrijk vervangen, maar niet het lokale recht. Het was echter wel gebaseerd op het Romeins recht De zogenaamde Codex Fridericianus kreeg uiteindelijk slechts in een aantal provincies partieel rechtskracht. Bovendien had koning Frederik een hekel aan advocaten en probeerde hij hun invloed op het recht te beperken. Duidelijke wetten moesten invloeden van juristen beperken en de rechter behoorde enkel “la bouche la loi” te zijn, die het recht mechanisch toepaste. Zo waren annotaties in wetboeken en commentaren erop verboden. Uiteindelijk moest de Codex Fridericianus het onderspit delven toen Frederik wind kreeg van de “Arnold zaak” (p. 284 e.v.).

  1. Hoofdstuk V; ‘Revolutie’

Cabacérès was opgedragen de nieuwe Code Civil van Frankrijk te vormen en kwam in 1793 met zijn eerste voorstel. Echter, tegen die tijd hadden de Jacobijnen het voor het zeggen in de Conventie en zij vonden het ontwerp te ingewikkeld, te traditioneel en te uitgebreid.

Vraag 8

Hoofdstuk VI; ‘De Habsburgers als Roomse keizers’

Een salvatorische clausule, wat ook wel de clausule van voorbehoud genoemd wordt, is het tegenovergestelde van een exclusiviteitsclausule. Dit betekent dat het gewoonterecht blijft gelden. Het Spaanse Burgerlijk Wetboek had een aanvullende werking.

Vraag 9

  1. Hoofdstuk X; ‘De Europese Unie, het Gemeenschapsrecht en het Europese Hof van Justitie’

Ze heten verordeningen.

  1. Hoofdstuk X; ‘De Europese Unie, het Gemeenschapsrecht en het Europese Hof van Justitie’

Verordeningen hebben rechtstreekse werking en hoeven derhalve niet omgezet te worden tot nationaal recht om werking te hebben in de lidstaten. Daardoor zorgen ze voor een grote mate van harmonisatie en eenwording. Echter, de bevoegdheid van de EU voor het uitvaardigen van verordeningen is beperkt. Dit kan de EU enkel doen waar de het Verdrag van de Europese Unie of het Werkingsverdrag van de Europese Unie dit specificeert en dergelijke bevoegdheden zijn uitzonderingen. Daarom is de invloed van verordeningen op privaatrecht beperkt.

Vraag 10

Hoofdstuk VIII; ‘Van rechtsverscheidenheid naar rechtseenheid’

De juridische grondslag voor de unificatie van het privaatrecht was gelegd met de Grondwet van 1848, doordat daarin de mogelijkheid om de soevereiniteit van de kantons van de bond te beperken was opgenomen. Het was aldus wachten op een grondwetswijziging. De belangrijkste reden voor deze wijziging was uiteindelijk het interkantonale betalingsverkeer. Het betalingsverkeer nam toe, waardoor uniformering noodzakelijk werd. Men begon met een wissel- en chequerechtverdrag, maar dat mislukte. Daarna poogde men het handelsrecht te regelen, totdat ze tot de conclusie kwamen dat het handelsrecht te verweven is met het gehele privaatrecht. Men besloot daarom een groter deel van het privaatrecht te uniformiseren.

Vraag 11

  1. Hoofdstuk III; ‘Keizer Justinianus (527-565)’

Justinianus en zijn onderdanen voelde zich niet Grieks, maar Romeins. Daarom bleef de officiële bestuurlijke taal Latijns. Ze grepen terug op de grootheid van het Romeinse rijk.

  1. Hoofdstuk III; ‘Keizer Justinianus (527-565)’

De Novellen waren grotendeels in het Grieks.

Vraag 12

Hoofdstuk IX; ‘Het Anglo-Amerikaanse recht’

Het rechtsstelsel van de Verenigde Staten.

Vraag 13

Hoofdstuk IV; ‘Canoniek recht’

Het Corpus Iuris Canonici bestaat uit de Clementinen, de Liber Sextus, de Decretalen van Gregorianus IX, het Decretum van Gratianus en de Extravaganten. Enkel de Decretalen van Gregorius IX (ook wel het Liber Extra) en de Liber Sextus zijn codificaties, omdat ze exclusief zijn en komen van een autoriteit die wetgevingsbevoegd is.

Vraag 14

  1. Hoofdstuk VI; ‘Begriffsjurisprudenz tegenover interessenjurisprudenz’

Jhering schreef deze woorden in zijn boek Het doel van het recht.

  1. Hoofdstuk VI; ‘Begriffsjurisprudenz tegenover interessenjurisprudenz’

Jhering zette zich af tegen de Pandektisten. Hij dacht dat de Pandektisten Savigny hadden overtroffen. De wetenschap hield zich te veel bezig met het maken van een dogmatisch stelsel, dat te abstract was en ontwikkeling van het recht onderdrukte. Ze hadden het middel (de rechtswetenschap) tot doel verheven. Het recht was juist een levende kracht volgens Jhering. De rechtspraak had volgens hem dezelfde ontwikkeling doorgemaakt. Het ging niet langer om het afwegen van belangen, maar te veel om de rechtsdogmatiek.

Vraag 15

Hoofdstuk IV; ‘Volksrechten en gewoonterechten’ & ‘Renovatio imperii’

Het Edictum Rothari en het Breviarium van Alric werkten volgens het personaliteitsbeginsel en het Lex Frisionum en het Lex Saxonum volgens het territorialiteitsbeginsel.

Vraag 16

  1. Hoofdstuk IV; ‘Feodaliteit, belening en leenrecht’

De leenheer was verplicht zijn leenman en de zijne te beschermen. Daarnaast was het normaal dat de leenheren in het levensonderhoud van zijn leenmannen voorzag. Dit hield eerst in dat ze bij hem aan tafel schoven en later dat hij vee ter beschikking stelde. Het was echter ook heel normaal om een stuk grond (een beneficium) aan de leenmannen te leen te geven. De leenman was geen eigenaar van deze grond, maar had een gebruiksrecht. Uiteindelijk werd dit gebruiksrecht erfelijk.

  1. Hoofdstuk IV; ‘Feodaliteit, belening en leenrecht’

De leenman was verplicht bij de leenheer in krijgsdienst te treden.

Vraag 17

Hoofdstuk VII; ‘Revolutie, restauratie en codificatie’

Door de invoering van de voor Nederland aangepast Code Napoleon (het Wetboek Napoleon, ingerigt voor het Koninkrijk Holland (WNH)) op 1 mei 1809 werd het Romeins recht afgeschaft. Dit gebeurde expliciet in artikel 3. De WNH heeft maar twee jaar gegolden in Nederland.

Vraag 18

Hoofdstuk III; ‘Het Oost-Romeinse ofwel Byzantijnse Rijk’

Het West-Romeinse rijk was vergaan in chaos. Het Oost-Romeinse (of Byzantijnse) rijk bleef een staatskundige eenheid, maar de grenzen brokkelde langzaam af totdat een zuiver Griekse staat overbleef. Ondanks de verkleining beschouwde de inwoners van het Byzantijnse rijk zich nog altijd als de rechtmatige opvolgers van het Romeinse rijk, ook al sprak iedereen Grieks. De Byzantijnse keizer zag zichzelf als ware Romeinse keizer en aldus was Keizer der Grieken een belediging.

Vraag 19

Hoofdstuk VI; ‘Codificatie en ideologie’

Napoleon en Lenin zijn nooit verkozen door het volk. Ze zijn aan de macht gekomen door respectievelijk een coup en een revolutie. Hitler was op 20 januari 1933 door president Hindenburg tot Rijkskanselier benoemd. Hij schreef nieuwe verkiezingen uit en werd daarin op 5 maart 1933 verkozen. Aangezien de conservatieve Duits-Nationale partij met een twee derde meerderheid won, kreeg Hitler dictatoriale bevoegdheden. Na de dood van president Hindenburg op 2 augustus 1934 riep Hitler zichzelf uit tot Führer.

Vraag 20

  1. Hoofdstuk III; ‘Ius civile en ius naturale’

Ja, de praetor was wetgevingsbevoegd. De praetor vormde het Ius Praetorium dat een aanpassing of interpretatie van het Ius Civile was, maar dat slechts één jaar gold. Deze wetgevingsbevoegdheid was gebaseerd op de autoritaire beschikkingsmach van de met imperium beklede magistraat.

  1. Hoofdstuk V; ‘De parlementen (gerechtshoven)’

Ja, de Franse parlementen hadden voor de tijd van de machtenscheiding ook wetgevende bevoegdheden. Ze konden maatregelen uitvaardigen die golden voor alle inwoners in hun jurisdictie. Deze maatregelen werden ‘arrêts de règlement’ genoemd.

  1. Hoofdstuk I; ‘De rechter’

Nee, de Hoge Raad is niet wetgevingsbevoegd. Uiteraard is het college wel van groot belang in de toepassing van het recht.

Vraag 21

Hoofdstuk II; ‘Vernunftrecht’

Thomasius stelt dat aan verwijzen geen zelfstandige betekenis behoort toe te komen, aangezien het verstand door noten meer wordt afgeleid dan dat het wordt geholpen. Daarnaast kunnen ze slechts zelden gebruikt worden als bewijs, omdat er vaak meningsverschillen bestaan over beweringen. Bovendien kan van mensen verwacht worden dat ze meer naslaan dan één artikel, dus dat ze zelf de validiteit van beweringen kunnen controleren.

Access: 
Public

Image

This content is also used in .....

Oefententamens Rechtsgeschiedenis - RUG - Recht - B1

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen I

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen I

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Voor het bewijzen van het bestaan van een regel van gewoonterecht kan de optekening van een regel van gewoonterecht behulpzaam zijn. Het optekenen van de regel geldt alleen geen sluitend bewijs op. Motiveer uw antwoord waarom dit geen sluitend bewijs oplevert?

Vraag 2

De overheid had het plan om iedere burger een exemplaar van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, die in 1992 werd ingevoerd, gratis als cadeau te geven. Door dit plan wou de overheid bereiken dat elke burger vanaf toen wist wat de wet inhield en waar ze aan toe waren, om de rechtszekerheid te bewerkstelligen. De Romeinse comitia, de volksvergadering, heeft met ditzelfde doel in 450 v. C. een codificatie uitgevaardigd en om die reden is de inhoud van de wet op twaalf tafelen op het Forum opgesteld en opgeschreven. Is er voldoende rechtszekerheid voor de burger door deze kennisgeving van de inhoud van de wet? Geef bij het beantwoorden van de vraag een gemotiveerd antwoord.

Vraag 3

In de Romeinse tijd was er het natuurrecht (ius naturale) en het recht der volkeren (ius gentium). Waarin bestond volgens de Romeinse juristen het onderscheid tussen deze soorten recht?

Vraag 4

Hugo de Groot legt in zijn studieboek Inleidinghe tot de Hollandsche Rechts-Geleerdheid uit hoe het mogelijk is dat in Holland niet alleen Nederlands recht wat van inheemse oorsprong is, maar dat ook het recht van de vreemde origine, zoals bijvoorbeeld het Romeinse recht van toepassing is. Waarom is het volgens Hugo de Groot dat het Roemeins recht in Holland en de overige gewesten opnieuw in gebruik is genomen?

Vraag 5

In Nederland is het verboden dat de rechter de wet toetst aan de Grondwet. In de Verenigde Staten heeft de rechter wel de bevoegdheid om de wet aan de Grondwet te toetsen. De reden voor een toetsingsbevoegdheid is dat de democratie de grondslag is van de rechtsstaat. Waarom past het in een democratisch bestel eigenlijk niet om wetten te toetsen aan de Grondwet?

Vraag 6

In de Middeleeuwen procedeerden burgers liever voor de kerkelijke rechtbank dan voor de wereldlijke rechtbank. Wat was de reden hiervoor? Motiveer uw antwoord bij het beantwoorden van de vraag.

Vraag 7

De opstand van de Noordelijke Nederlanden tegen de landsheer Philips II, die leidde tot zijn afzetting bij het Placeat van Verlatinghe, werd een conservatieve revolutie genoemd. Waarom werd dit een conservatieve revolutie genoemd?

Vraag 8

Wat wordt bedoeld met een authentieke interpretatie?

Vraag 9

Voor de codificatie konden de Franse parlementen onder het Franse recht de arrêts de règlement wijzen. Geef gemotiveerd aan wat hiermee bedoeld wordt.

Vraag 10

Het Romeinsrecht is in Nederland formeel afgeschaft. Bij welke gelegenheid is dit voor het eerst formeel afgeschaft?

Vraag 11

Geef beredeneerd aan waarom.....read more

Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen II

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen II

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Door twee kenmerken werd de feodaliteit bepaald. Eén van die kenmerken voor de feodaliteit is een persoonlijk kenmerk. Waarin is het persoonlijk kenmerk gelegen?

Vraag 2

Door twee kenmerken werd de feodaliteit bepaald. Naast het persoonlijk kenmerk wordt de feodaliteit bepaald door een zakelijk kenmerk. Waarin is het zakelijk kenmerk gelegen?

Vraag 3

Theodor Mommsen heeft in zijn testament geschreven dat hij na het ontstaan van het Duitse keizerrijk en na de oorlog van 1870 zich volledig op de wetenschap had gestort en zijn politieke ambities had opgegeven. In 1870 werd er oorlog gevoerd, wie voerde oorlog tegen wie?

Vraag 4

Een oude Eedgenootschap wordt ook wel aangeduid als een bondsstaat. Wat is een bondsstaat?

Vraag 5

Het oude Zwitserse Eedgenootschap was geen bondsstaat en zelfs geen statenbond. Wat is een statenbond?

Vraag 6

Ons recht kent het ‘référé législatif’ niet, dit is een taak die bij de rechter berust. Wat wordt bedoeld met het référé législatif’?

Vraag 7

De oudste Romeinse wetgeving van de Romeinen kan als codificatie worden gekwalificeerd. Waarom zou u dit een codificatie kunnen noemen?

Vraag 8

De Spaanse minister van justitie, Manuel Alonso Martinez, stelde in de zogeheten Fundamentele wet (‘Ley de Bases’) in het Spaanse burgerlijk wetboek een zogenaamde salvatorische clausule op. Wat betekende dit?

Vraag 9

Naast het Spaans burgerlijk wetboek was er nog een wetboek die eveneens een salvatorische clausule kende. Welk wetboek was dit?

Vraag 10

Hendrik II, de Engelse koning, heeft meerdere maatregelen genomen die de verandering van het recht diepgaand beïnvloed heeft. Noem tenminste één maatregel.

Vraag 11

De literator Rousseau, een geboren burger van Genéve, hield zich bezig met de vraag hoe een individu gebonden kon zijn aan een wet (met behoud van zijn natuurlijke vrijheid), waarvan de inhoud niet correspondeerde met zijn individuele wil. Wat was het uitgangspunt van Rousseau betreft de vraag waarom de minderheid gebonden kon zijn aan de wil van de meerderheid?

Vraag 12

In de Middeleeuwen maakte Irnerius gebruik van glossen. Wat zijn glossen?

Vraag 13

Wat voor werk verrichtten glossatoren?

Vraag 14

De rechter maakt gebruik van verscheidene interpretatiemethoden, waaronder de teleologische interpretatiemethode. Leg uit wat deze interpretatiemethode inhoudt.

Vraag 15

De grondslag van het conflict tussen keizer en paus is gelegen in de kerstnacht van het jaar 800 toen Karel de Grote zijn keizerstitel heeft verkregen. Verklaar dit.

Vraag 16

In Duitsland heeft de beoefening van het natuurrecht zicht tot het Vernunftrecht ontwikkelt. Wat wordt er bedoeld met het Vernunftrecht?

Vraag 17

Cornelis van Bijnkershoek, de President van de Hoge Raad van Holland en Zeeland, gaf blijk van een afkeer van de toenmalige natuurrechtelijke denkwijze. Waarom was Cornelis van Bijnkershoek het niet eens met de natuurrechtelijke denkwijze?

Vraag 18.....read more

Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen III

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen III

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Vroeger maakten de Romeinen ook het onderscheid tussen ongeschreven recht en geschreven recht. Er is behoefte aan optekening van het recht, waaruit vloeit deze behoefte?

Vraag 2

Rome had al in 450 voor Chr. een wetgeving die alle kenmerken van een codificatie vertoond. Hoe werd deze eerste geschreven wetgeving genoemd.

Vraag 3

Na de revolutie stond er in Frankrijk een rivaal van de Heilige Roomse keizer op. Welke rivaal was dit?

Vraag 4

Ieder van de consuls had het volle imperium. Wat is imperium?

Vraag 5

In Italië begon de behoefte aan internationaal privaatrecht te ontstaan. Waarom ontstond deze behoefte juist in Italië?

Vraag 6

Wie was de grondlegger van het internationaal privaatrecht?

Vraag 7

‘De schimmel van de Gallische kritiek tastte niet alleen de randen van de geglosseerde manuscripten aan, maar vrat zich een weg naar de tekst zelf’. Tegen wie of tegen welke school was deze kritiek bedoeld?

Vraag 8

‘De schimmel van de Gallische kritiek tastte niet alleen de randen van de geglosseerde manuscripten aan, maar vrat zich een weg naar de tekst zelf’. Wat hield de inhoud in van de kritiek?

Vraag 9

Er waren meerdere vertegenwoordigers van de mos gallicus. Wie was voornamelijk de vertegenwoordiger van de mos gallicus?

Vraag 10

Tegenover de ‘Begriffsjurisprudenz’ stond de ‘Interessenjurisprudenz’. Wat werd verstaan onder de interessenjurisprudenz?

Vraag 11

Wie was een geleerde van de Interessenjurisprudenz?

Vraag 12

De Interessenjurisprudenz was gericht tegen een bepaalde stroming. Welke stroming was dit?

Vraag 13

Na zijn erkenning als soevereine republiek in 1648 heeft Nederland in één keer zijn staatsrechtelijke onafhankelijkheid verloren. Wanneer heeft Nederland zijn staatsrechtelijke onafhankelijkheid verloren?

Vraag 14

De grootvorst van Moskou, Ivan III, nam de toorts van het Oost-Romeinse keizerschap over. Ivan III mat zichzelf de titel aan van tsaar. Waar is tsaar een verbastering van?

Vraag 15

Is de rechtbank van Assen gebonden aan een beslissing van de Hoge Raad?

Vraag 16

Welke rechtsbron gold in Drenthe in het jaartal 1810 voor het privaatrecht?

Vraag 17

Welke rechtsbron gold in Groningen in het jaartal 1835 voor het privaatrecht?

Vraag 18

De Oxford English Dictionary is een onmisbaar instrument voor de Engelse rechter. Waarom is dit een onmisbaar instrument?

Vraag 19

Koning Hendrik II van Engeland maakte op ruime schaal gebruik van rondreizende rechters, de zogeheten ‘justices in eyre’, die overal in zijn koninkrijk namens hem bevoegd waren recht te spreken, zij het in een beperkt aantal zaken. Welk doel beoogde Koning Hendrik II met deze rondreizende rechters te bereiken?

Vraag 20

Sommige wetboeken hebben een subsidiaire gelding. Wat betekent het als een wetboek subsidiaire gelding heeft?

Vraag 21

De Europese gemeenschap heeft een belangrijkste wetgevende orgaan. Welk orgaan is dit?

Vraag 22

Aan wie kan.....read more

Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen IV

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen IV

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Voor een codificatie worden drie kenmerken wezenlijk geacht, als er één ontbreekt dan is er geen sprake van een codificatie. Welke drie kenmerken heeft een codificatie?

Vraag 2

Waarom voelden de plebejers zich rechteloos en teleurgesteld na de uitvaardiging van de Wet der twaalf tafelen?

Vraag 3

Men kan volhouden dat de wet volledig, onuitputtelijk is en dat de wet altijd spreekt. Wat betekent de zinspreuk lex semper loquitur? (De wet spreekt altijd).

Vraag 4

Er zijn verscheidene interpretatiemethoden. Wat is de authentieke interpretatie?

Vraag 5

Het Corpus Iuris Canonici (het corpus van het canonieke recht) bestaat uit vijf rechtsboeken. Welke twee van de vijf rechtsboeken zijn te beschouwen als een codificatie?

Vraag 6

Wie was de eerste koning van Nederland?

Vraag 7

Heeft de praetor een wetgevende bevoegdheid gehad?

Vraag 8

Als zich er een geval voordoet waardoor de Zwitserse rechter geen onmiddellijke oplossing vindt in de wet, hoe moet de Zwitserse rechter hier dan mee omgaan?

Vraag 9

Heeft de Hoge Raad in Nederland een wetgevende bevoegdheid?

Vraag 10

Hadden de parlementen (de gerechtshoven) in Frankrijk een wetgevende bevoegdheid?

Vraag 11

Feodaliteit was voornamelijk in de middeleeuwen erg populair. Wat wordt er verstaan onder het beneficium?

Vraag 12

Waarom is in Nederland al het recht rechtersrecht?

Vraag 13

Wat is de mos italicus?

Vraag 14

Op den duur komt er een methode tegenover de mos italicus te staan. Welke methode is dit?

Vraag 15

Welke verschillen bestaan er tussen het Allgemeines Landrecht für die Preussischen Staaten (ALR) en het Allgemeines Bürgerliches Gesetzbuch (ABGB)?

Vraag 16

Wat bedoelde Montesquieu met het feit dat hij de rechter beschouwde als de mond van de wet, de ‘bouche de la loi’?

Vraag 17

Welk uitgangspunt koos Jeremy Bentham voor zijn codificaties?

Vraag 18

Wat werd beoogd met het zogeheten ‘Placaet van Verlatinghe’?

Vraag 19

Op welk moment werd Karel de Grote gekroond tot keizer?

Vraag 20

Stel als Karel de Grote wist wat er ging gebeuren bij zijn kroning, waarom was hij dan nooit gekomen naar de kerk?

Vraag 21

Bij het toepassen van een wet door de rechter wordt verschil gemaakt tussen ‘interpretation’ en ‘construction’. Wat is het verschil?

Vraag 22

Waartoe dienden koninklijke ‘writs’ en wat waren deze koninklijke ‘writs’ van oorsprong?

Vraag 23

Toepassing van het Europees recht is aan een bepaalde rechter voorbehouden. Welke rechter is dit?

Antwoordindicatie

Vraag 1

De drie kenmerken voor een codificatie zijn:

  1. Er is een overheid, die gezag uitoefent over haar onderdanen;
  2. Het recht is op schrift gesteld;
  3. De volledigheid van dat recht, die bewerkstelligd wordt door het machtswoord van de overheid, dat aan dat recht een
  4. .....read more
Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen V

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen V

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

  1. Leg uit waarom Suarez – de ontwerper van het Pruisische Landrecht (ALR) – naast het Landrecht ook een soort uittreksel voor de burger vormde (een Volkscodex).

  2. Leg uit waarom deze Volkscodex geen succes was.

Vraag 2

Wie kreeg soevereiniteit over de provincie Gelderland nadat koning Filips II van Spanje afgezworen was met het Placaet van Verlatinghe in 1581?

Vraag 3

  1. Wat betekent lex semper loquitur (de wet spreekt altijd)?

  2. Leg uit waarom dit beginsel in Engeland niet opgaat.

Vraag 4

Hoe is de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te kwalificeren?:

  1. Als een democratie, een oligarchie of een monarchie.

  2. Als een statenbond of als een bondsstaat.

Vraag 5

Wanneer men tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen in beroep gaat, dan gaat men naar het Hof Leeuwarden. Het Hof is de appelrechter.

  1. Is de rechtbank Groningen gebonden aan de arresten van het Hof Leeuwarden?

  2. Is de rechtbank Groningen gebonden aan de arresten van de Hoge Raad?

Vraag 6

Art. 120 Nederlandse Grondwet: “De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.

Waarom past dit artikel goed in de leer van de Trias Politica?

Vraag 7

Waarom zijn de volgende ontwerpen van een codificatie nooit wet geworden dan wel ‘mislukt’?

  1. Het ontwerp Nicolaï

  2. Het ontwerp Von Cocceji

  3. Het eerste ontwerp Cambacérès

Vraag 8

Wat is een salvatorische clausule?

Vraag 9

  1. Hoe heten de wetgevingsdocumenten met rechtstreekse werking van de Europese Unie?

  2. Motiveer of en, zo ja, waarom de eenwording en harmonisatie van het Europees privaatrecht ingrijpend worden beïnvloed door wetgeving beschreven onder a.

Vraag 10

De juridische grondslag voor de unificatie van het privaatrecht in Zwitserland werd in 1848 in de Zwitserse Grondwet neergelegd. Wat was de belangrijkste reden voor het vormen van een Zwitserse codificatie?

Vraag 11

  1. Het Oost-Romeinse Rijk werd geregeerd door Keizer Justinianus die zetel hield in Constantinopel. Ondanks dat er in Constantinopel Grieks werd gesproken, is de wetgeving van Justinianus voornamelijk in Latijn. Welke reden had hij hiervoor?

  2. Welk deel was juist voornamelijk in het Grieks geschreven?

Vraag 12

In de westerse traditie bestaat – naast het Engelse recht – enkel één ander rechtsstelsel dat twee geldende rechtsbronnen kent die naast elkaar functioneren. Welk rechtsstelsel is dat?

Vraag 13

Het Corpus Iuris Canonici bestond uit vijf rechtsboeken. Welke twee daarvan vormen een codificatie?

Vraag 14

‘Het doel van het recht is vrede, het middel daartoe is strijd tussen verschillende belangen’.

  1. Welke Duitse jurist schreef deze

  2. .....read more
Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen VI

Rechtsgeschiedenis - RUG B1 - Oefententamen VI

Gekoppeld aan het boek Hoofdstukken uit de Europese Codificatiegeschiedenis van Lokin & Zwalve.


Vragen

Vraag 1

Het neerleggen van een regel van gewoonterecht kan makkelijk zijn als het bestaan van de regel ooit bewezen moet worden. Waarom is dit alsnog geen sluitend bewijs?

Vraag 2

In Nederland werd in 1992 een nieuw Burgerlijk Wetboek ingevoerd. De overheid wilde iedere burger hier een exemplaar van cadeau doen, zodat men daadwerkelijk de wet kende en kon naslaan. Dit moest de rechtszekerheid dienen. Met hetzelfde doel werd in 450 voor Christus een codificatie neergelegd op twaalf stenen tafelen en op het Forum openbaar gemaakt. Is deze vorm van kennisgeving voldoende om de rechtszekerheid voor burgers te bewerkstelligen? Motiveer uw antwoord.

Vraag 3

Wat was volgens de Romeinse jurist het verschil tussen het ius naturale (natuurrecht) en ius gentium (het recht der volken)?

Vraag 4

De zaak over Oades speelde zich af in het Amerikaanse stadje San Bernardino. De burgers van San Bernardino hadden grote verwachtingen van de codificatie, de Civil Code, die in Californië was ingevoerd. In welke verwachting werden zij teleurgesteld, zoals blijkt uit de zaak Oades.

Vraag 5

In het boek Inleidinghe tot de Hollandsche Rechts-Geleerdheid van Hugo de Groot legt uit waarom in Holland niet alleen Nederlands recht van kracht is, maar ook oud Romeins recht. Welke reden geeft hij voor het opnieuw in gebruik nemen van Romeins recht in Holland en de overige gewesten

Vraag 6

De Romeinse praetor speelde een belangrijke rechtsvormde rol in het Romeinse recht. Dankzij hem bleef het recht in ontwikkeling. Hoe hield de praetor het Romeins recht actueel?

Vraag 7

Frankrijk was opgedeeld in twee verschillende gebieden voor wat betreft rechtsbronnen bij de invoering van codificatie van het privaatrecht. Welke twee gebieden waren dat?

Vraag 8

Aan het begin van de Romeinse keizertijd trok de keizer langzamerhand alle wetgevende macht naar zich toe. Op welke manier probeerde hij daarnaast meer greep te krijgen op Romeinse juristen.

Vraag 9

  1. Het Allgemeines Landrecht für die Preussischen Staaten (ALR) moest in 1794 de bestaande rechtsbron vervangen. Welke rechtsbron was dit?

  2. Noem een overeenkomst en verschil tussen het ALR en het ABGB van Oostenrijk uit 1811.

Vraag 10

  1. Waarom procedeerden burgers in de Middeleeuwen vaak liever voor een kerkelijke rechtbank dan voor een wereldlijke?

  2. De bestudering van het Corpus Iuris Civilis in Bologna na 1100 heeft geresulteerd in vele glossen. In deze hoeveelheid glossen heeft Accursius met zijn Glossa Ordinaria ordening aangebracht in de dertiende eeuw. Zijn glosse kent een eerdere tegenhanger in het canonieke recht die gemaakt was door Johannes Teutonicus. Over welk onder deel van het Corpus Iuris Canonici heeft Teutnoicus zijn standaardglosse geschreven?

Vraag 11

Waarom werd de Noord Nederlandse opstand tegen Filips II – die uiteindelijk.....read more

Access: 
Public
Rechtsgeschiedenis: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Rechtsgeschiedenis: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - RUG

Image

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Rechtsgeschiedenis voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, jaar 1, aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor dit vak ga je naar de Recht & Bestuur in Nederland: leren, studeren en kennis delen- startpagina

Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
Image

Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !

Werkzaamheden: o.a.

  • Het werven, aansturen en contact onderhouden met auteurs, studie-assistenten en het lokale studentennetwerk.
  • Het helpen bij samenstellen van de studiematerialen
  • PR & communicatie werkzaamheden

Interesse? Reageer of informeer

Check how to use summaries on WorldSupporter.org


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Check related topics:
Activities abroad, studies and working fields
Institutions and organizations
Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2548