Beginselen van de democratische rechtsstaat: TentamenTests - UL
- 2614 reads
Eén van de onderwerpen die centraal stond in de zogenoemde ‘Schoolstrijd’, welke leidde tot de grondwetsherziening van 1917, was de invoering van algemeen kiesrecht.
De vrijheid van een staat om de eigen organisatie en de eigen verhouding van gezagsdragers tot onderdanen te regelen, noemt men soevereiniteit.
De rechter mag een algemene maatregel van bestuur toetsen aan de Grondwet.
Aangezien rijkswetten gelden voor alle landen van het Koninkrijk, moet een wetsvoorstel tot wijziging van een rijkswet ter stemming worden gebracht in de parlementen van alle landen van het koninkrijk en kan de Koning zo’n wetsvoorstel pas bekrachtigen als die parlementen het wetsvoorstel hebben goedgekeurd.
Preventief toezicht tast de autonomie van decentrale overheden meer aan dan repressief toezicht.
Artikel 89 lid 1 van de Grondwet vormt een bijna letterlijke codificatie van het Meerenberg-arrest (HR 13 januari 1879, W 1879, 4330). In dit arrest stelde de Hoge Raad immers voor het eerst vast dat de Koning (tegenwoordig: regering) zelfstandige algemene maatregelen van bestuur kan uitvaardigen, omdat anders realisering van de verzorgingsstaat onmogelijk zou zijn.
Volgens artikel 120 van de Grondwet mag de rechter wetten en verdragen niet aan de Grondwet toetsen. Dit wordt ook wel aangeduid als het ‘toetsingsverbod’. Desondanks biedt de Grondwet rechters wél de mogelijkheid wetten aan bepaalde bepalingen van verdragen te toetsen.
In het arrest Prof. Van den Bergh (HR 17 januari 1961, NJ 1963, 248) oordeelde de Hoge Raad dat het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet met zich brengt dat de rechter de inhoud van een wet in formele zin niet mag toetsen aan de Grondwet, maar wel de wijze waarop de wet tot stand is gekomen.
Op basis van artikel 67 lid 3 Grondwet mogen parlementariërs stemmen zonder dat ze daarover verantwoording hoeven af te leggen aan hun kiezers, maar mogen zij daarbij niet van het partijstandpunt afwijken.
Volgens de vertrouwensregel of vertrouwensnorm heeft het Nederlandse parlement de mogelijkheid haar vertrouwen in een bewindspersoon of het gehele kabinet op te zeggen. Dat kan met een zogeheten motie van wantrouwen. Vanwege het primaat van de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer is de vertrouwensregel in de praktijk echter vooral een controlemiddel van dit orgaan en zal de Eerste Kamer er om die reden niet snel gebruik van maken.
De codificatie in de Grondwet van de politieke ministeriële verantwoordelijkheid in 1848 betekende tegelijkertijd de vestiging van de vertrouwensregel.
De verplichting die de Hoge Raad in het arrest De Schans afleidt uit artikel 9 Grondwet en artikel 11 EVRM is aan te merken als een zogenoemde ‘positieve verplichting’.
Artikel 2 lid 1 Grondwet staat toe dat nadere voorschriften omtrent het Nederlanderschap kunnen worden neergelegd in een algemene maatregel van bestuur.
In Nederland wordt een dualistische leer ten aanzien van de doorwerking van internationaal recht gehanteerd, omdat verdragsbepalingen altijd rechtstreeks doorwerken in het Nederlandse recht.
Een minister kan de bevoegdheid tot het nemen van bepaalde categorieën besluiten wel mandateren aan ambtenaren die op zijn departement werkzaam zijn, maar hij kan die bevoegdheid niet aan die ambtenaren delegeren.
Welk van de onderstaande grondwetsartikelen kan niet worden beschouwd als een uitdrukking van het legaliteitsbeginsel?
De Nederlandse Grondwet is een ‘rigid constitution’. Dat wil zeggen dat:
De natuurrechtelijke leer van het maatschappelijk contract gaat uit van:
De leden van de Eerste Kamer vertegenwoordigen de provincies op landelijk niveau. De Eerste Kamer wordt immers gekozen door de leden van de provinciale staten.
De casus in de zaak Westland (ABRvS 2 maart 2011, JB 2011, 99) laat een voorbeeld zien van:
Welke stelling over de wijzigingsprocedure van de Grondwet is onjuist?
Welke van de onderstaande opmerkingen over het Nederlandse kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging is juist?
Welk van de onderstaande opmerkingen over het gemeentebestuur is juist?
Zelfstandige bestuursorganen (zbo’s):
Stel, het bestuur van een linksradicale vereniging uit Oss is van plan een persconferentie te houden bij één van de bestuursleden thuis. De burgemeester verwacht ordeverstoringen. De Wet Openbare Manifestaties geeft de burgemeester de bevoegdheid om:
Van Ommeren maakt in zijn in de reader opgenomen artikel onderscheid tussen het legaliteitsbeginsel en het rechtsstaatbeginsel. Welke van de onderstaande opmerkingen hierover is juist?
Georges vraagt zich af in hoeverre het voor de overheid mogelijk is een gerechtvaardigde inbreuk op zijn in artikel 8 EVRM neergelegde recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven te maken. Aan welke van de volgende eisen hoeft daarbij niet te worden voldaan?
Welk van de onderstaande opmerkingen met betrekking tot de algemene maatregel van bestuur is juist?
Welk van de onderstaande opmerkingen over de (mede)wetgevende bevoegdheid van de Tweede Kamer is onjuist?
Uit het arrest Van Gend en Loos (HvJ EG 5 februari 1963, zaak 26/62, Jur. 1963, 8) blijkt dat het EU- recht:
De grondwetsherziening van 1848 is in het bijzonder van belang vanwege:
In Beginselen van het Nederlandse staatsrecht wordt opgemerkt dat het legaliteitsbeginsel in de Nederlandse praktijk slechts in formele zin wordt nageleefd.
Welke van de onderstaande opmerkingen hierover is juist?
Volgens de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen:
In de sfeer van het EU-recht is een prejudiciële vraag:
Welke van de onderstaande uitspraken is correct?
Welk(e) van de onderstaande stellingen is/zijn juist?
I. In tegenstelling tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevat de Nederlandse Grondwet geen sociale grondrechten.
II. Uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens volgen voor de verdragsstaten zowel onthoudingsverplichtingen als zogenoemde ‘positieve’ verplichtingen.
In welk van de onderstaande grondwetsbepalingen ligt het parlementaire budgetrecht verankerd?
De overgang van een klassiek-liberale naar een sociale rechtsstaat heeft onder andere gezorgd voor:
Volgens het Spoorwegstaking-arrest (HR 30 mei 1986, NJ 1986, 688):
Een gemeentelijke verordening:
In dit vak is veel aandacht besteed aan de belangrijke functie die de grond- en mensenrechten vervullen binnen de rechtsstaat. Centrale onderwerpen daarbij zijn de verschillende categorieën van grondrechten en de wijze waarop beperkingen kunnen worden gesteld aan de uitoefening van grondrechten.
Schrijf een opstel van 250-350 woorden waarin u:
aangeeft wat de verschillen zijn tussen klassieke en sociale grondrechten, zowel wat betreft het karakter van de rechten als wat betreft de afdwingbaarheid voor de rechter;
schetst welke instantie de Grondwet aanwijst als eerstverantwoordelijke voor de inperking van grondrechten en welke methoden van grondrechtenbeperking in de Grondwet worden gehanteerd (verwijs daarbij naar voorbeelden);
uiteenzet in hoeverre de Grondwet delegatie van de bevoegdheid om grondrechten te beperken toelaatbaar acht;
duidelijk maakt in hoeverre een mensenrechtenverdrag zoals het EVRM andere beperkingsclausules kent – en dus andere eisen stelt aan de inperking van een grondrecht – dan de Grondwet.
Voorzie het opstel van een titel, maak duidelijk wat het onderwerp is en zorg ervoor dat het geheel een duidelijk en logisch overzicht biedt. Schrijf uw opstel in goed lopende zinnen en niet in telegramstijl. Maak in uw opstel gebruik van de begrippen die u in de studiestof bent tegengekomen en verwijs telkens naar de relevante wetsbepalingen.
Voor dit opstel kunt u maximaal 10 punten verdienen: voor elk genoemd aandachtspunt maximaal 2,5 punten. Het opstel wordt ook beoordeeld op structuur en opbouw en op een correct taalgebruik (voor taalkundige gebreken kunnen maximaal 2 punten van het totaal van 10 worden afgetrokken).
1. De Nederlandse Grondwet wordt wel een ‘rigide’ Grondwet genoemd. Licht toe waarom de Grondwet een inflexibel karakter heeft.
2. Kenmerkend voor het Nederlandse staatsbestel is dat niet alle essentiële constitutionele rechtsregels in de Grondwet zijn opgenomen. De vertrouwensregel vormt hiervan het bekendste voorbeeld. Leg uit wat de vertrouwensregel inhoudt, wanneer deze regel is ontstaan, en waarom deze regel altijd buiten de Grondwet is gehouden.
3. Een van de gedachten achter de grondwetsherzieningsprocedure is dat het volk de kans krijgt zich middels zijn actieve kiesrecht uit te spreken over een voorgestelde grondwetsherziening. Beschrijf op welk moment van de herzieningsprocedure dit kiesrecht kan worden uitgeoefend en aan welke eisen iemand moet voldoen om van dit recht gebruik te kunnen maken?
4. Een op handen zijnde grondwetsherziening is de toevoeging van het recht op een eerlijk proces. Hoewel dit recht momenteel niet in de Grondwet is te vinden, is de staat er al wel aan gebonden. Waar is dit recht wel te vinden en zou opneming in de Nederlandse Grondwet wel of geen meerwaarde hebben, en waarom?
a
a
a
b
a
b
a
b
b
a
b
a
b
a
a
d
b
b
b
c
d
b
a
b
c
c
b
c
d
b
c
d
a
c
d
d
c
d
d
a
Klassieke grondrechten richten zich in de eerste plaats op overheidsonthouding (creëren een vrijheidssfeer voor het individu waar de overheid zich niet in moet mengen) (1 punt). Sociale grondrechten vergen echter veeleer een inspanning van de overheid om op een bepaald terrein actief op te treden door bepaalde voorzieningen te treffen. (1 punt)
Doordat de sociale grondrechten niet heel precies aangeven hoe ver die inspannings- of zorgverplichting van de overheid nu precies gaat zijn deze rechten, anders dan de klassieke rechten, minder goed afdwingbaar door middel van rechterlijke procedures. (0,5 punt)
Uit het systeem van de Grondwet vloeit voort dat de formele wetgever het eerstaangewezen orgaan is om de grondrechten in te perken. In de meeste grondrechtenartikelen wordt aangegeven dat zij door middel van een wet kunnen worden ingeperkt (1 punt). Daarnaast wordt, bijvoorbeeld in artikel 9 lid 2, in de grondwettelijke beperkingsclausules doorgaans aangegeven met het oog op welk doel de wetgever het betreffende recht mag beperken (doelcriteria, term hoeft niet per se genoemd, mag ook worden omschreven) (1 punt). In sommige grondwetsartikelen, artikelen 12 en 13, komt men daarnaast nog procedurevoorschriften tegen: de procedure die gevolgd moet worden op het moment dat een bepaald recht wordt ingeperkt (0,5 punt), bijvoorbeeld bij binnentreden in een woning (inperking huisrecht) moet altijd een verslag worden gemaakt.
Uit de tekst van de grondwettelijke grondrechtenartikelen kan worden afgeleid of de Grondwet toelaat dat de wetgever in formele zin de bevoegdheid on het betreffende recht in te perken mag delegeren (0,5 punt). Als men in die tekst een vorm van het werkwoord “regelen” (0,5 punt), de term “regeling” (0,5 punt) of de term “bij of krachtens de wet” (0,5 punt) tegenkomt geeft dit aan dat delegatie door de wetgever in formele zin aan een lagere regelgever is toegestaan (0,5 punt).
Het belangrijkste verschil tussen de grondwettelijke beperkingsclausules en die in het EVRM is dat in die laatste de eis is opgenomen dat de beperking “noodzakelijk in een democratische samenleving” moet zijn (0,5 punt). Deze eis houdt (a) een noodzakelijkheidsvoorwaarde (0,5 punt) en (b) een evenredigheidsvoorwaarde /proportionaliteitsvoorwaarde in (0,5 punt). Dit betekent dat (a) de beperking moet worden ingegeven door een dringende maatschappelijke noodzaak (0,5 punt) en (b) de beperking in een redelijke verhouding moet staan tot het doel dat met de beperking wordt nagestreefd (0,5 punt).
De uitsplitsing naar noodzakelijkheidsvoorwaarde en proportionaliteitsvoorwaarde hoeft niet te worden gemaakt voor het behalen van het volle aantal punten. Een gedegen toelichting op de zinsnede “noodzakelijk in een democratische samenleving” en een gemotiveerde vertaalslag daarvan naar, in ieder geval, proportionaliteit/evenredigheid is wel vereist. Voor het antwoord dat de bepalingen in de Gw en het EVRM een verschillend wetsbegrip kennen en een juiste toelichting daarop wordt maximaal 1,5 punt toegekend.
1. Dat de Nederlandse Grondwet inflexibel/rigide is, blijkt uit het feit dat zij moeilijk te wijzigen is (1 punt voor een algemene omschrijving van het inflexibele/rigide karakter van de Grondwet waarbij verwezen wordt naar de zware wijzigingsprocedure). Wijziging geschiedt in twee lezingen (0,5 punt; géén punt voor de enkele opmerking dat de Kamer ontbonden dient te worden, dit an sich maakt de Grondwet immers niet rigide), waarbij in tweede lezing een tweederdemeerderheid vereist is (0,5 punt). Zie art. 137 Grondwet (0,5 punt).
2. De vertrouwensregel houdt in dat een minister of het kabinet als geheel zijn ontslag aan de Koning dient aan te bieden/dient op te stappen zodra blijkt dat de Tweede Kamer geen vertrouwen meer heeft in de betreffende minister dan wel het kabinet (1 punt voor een goede uitleg van de vertrouwensregel waarbij iets wordt gezegd over ontslag/opstappen, Tweede Kamer (of volksvertegenwoordiging/parlement) en het opzeggen van vertrouwen).
Het bestaan van de vertrouwensregel is definitief vast komen te staan tijdens de Luxemburgse kwestie, tussen 1866 en 1868 (0,5 punt voor het noemen van de Luxemburgse kwestie óf een juist jaartal). Bij de laatste grondwetsherziening heeft de grondwetgever er bewust voor gekozen de vertrouwensregel niet te codificeren, opdat deze regel flexibel blijft. Met andere woorden, door het ‘buiten de Grondwet houden’ van de vertrouwensregel wordt de ontwikkeling van deze regel niet bemoeilijkt (1 punt; géén punt voor de opmerking dat het niet nodig was om de vertrouwensregel te codificeren omdat deze algemeen bekend is/gewoonterecht is geworden).
3. Dit kiesrecht kan worden uitgeoefend tussen de twee lezingen in. De Tweede Kamer wordt ontbonden en bij de daaropvolgende Tweede Kamerverkiezingen kan de burger zich over de op handen zijnde Grondwetsherziening uitspreken door op de partij/politicus te stemmen die zijn visie op deze wijziging vertegenwoordigt. (1 punt voor een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om een verkiezing van de Tweede Kamer die tussen de twee lezingen/midden in de grondwetsherzieningsprocedure plaatsvindt). Om zijn stem te kunnen uitbrengen dient iemand (op de dag van de kandidaatstelling) Nederlander te zijn (0,5 punt) en de leeftijd van achttien jaar te hebben bereikt (0,5 punt). Zie art. 54 Grondwet óf art. B1 Kieswet (0,5 punt).
4. Het recht op een eerlijk proces is te vinden in art. 6 van het EVRM (1 punt; 0,5 punt voor het enkel noemen van het EVRM; alternatief kan worden genoemd art. 14 IVBPR; géén punt wordt toegekend voor een verwijzing naar de UVRM, omdat dit document geen bindend karakter heeft). Betoogd kan worden dat dit geen meerwaarde zal hebben: immers, de Nederlandse rechter kan nu ook al toetsen aan art. 6 EVRM, nu dit artikel een ieder verbindend is (1 punt; géén punt voor de opmerking dat het recht op een eerlijk proces nu ook al bindend is, dit betekent namelijk nog niet dat iemand er voor de rechter een beroep op kan doen, en opname in de Grondwet kan dan wel degelijk een meerwaarde hebben). Zie art. 93 Grondwet (0,5 punt). Alternatief kan betoogd worden dat, ook al kan de rechter nu al aan dit recht toetsen, opname in de Grondwet symbolische waarde kan hebben, omdat het van belang is dit fundamentele recht ook in onze Grondwet te verankeren (maximaal 1 punt voor een goede toelichting op het belang van het opnemen van dergelijke fundamentele rechten in de Nederlandse Grondwet, ook al staan deze al in het EVRM).
Welke van de onderstaande stellingen over de Eerste Kamer is juist?
Welke van de onderstaande stellingen ten aanzien van door de regering bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstellen is juist?
Welke van de onderstaande elementen is geen onderdeel van de rechtsstaat?
Anders dan de sociale rechtsstaat:
Medebewind kan (op basis van de Grondwet) in ieder geval niet worden gevorderd bij:
Artikel 12 Grondwet bevat geen:
Welke van de onderstaande stellingen over de binding aan het recht van de Europese Unie is juist?
Welke van onderstaande stellingen is onjuist?
De vereniging van Frisdranken, Waters en Sappen is niet tevreden over de belastingverhoging op water en sap die laatst is aangekondigd door de regering. De vereniging wil de kwestie door middel van een burgerinitiatief, art. 132 a van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer, op de agenda van de Tweede Kamer krijgen. Dit burgerinitiatief zal echter niet zijn toegestaan omdat het belastingen betreft.
Een anterieure gemeentelijke verordening die hetzelfde onderwerp bestrijkt als een hogere regeling komt van rechtswege te vervallen.
Op grond van art. 9 lid 2 Gw kan de regering in een algemene maatregel van bestuur beperkingen stellen aan het recht tot vergadering en betoging ter bescherming van gezondheid, mits de formele wetgever de bevoegdheid om beperkingen te stellen heeft gedelegeerd aan de regering.
Leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast kunnen door de Tweede Kamer der Staten-Generaal disciplinair worden ontslagen.
Artikel 3, eerste lid van het IVRK luidt:
'Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.'
Uit het arrest Spoorwegstaking (HR 30 mei 1986, NJ 1986, 688) volgt dat deze bepaling slechts 'een ieder verbindend' in de zin van artikelen 93 en 94 Gw kan zijn, indien de opstellers van het betreffende verdrag dit hebben geoogd.
De regering kan een door haar ingediend wetsvoorstel dat door de Tweede Kamer is geamendeerd altijd intrekken, zolang het nog niet is aangenomen door de Staten-Generaal.
De procedure voor het vormen van een nieuw kabinet kan alleen worden veranderd als er tweederdemeerderheid van de Tweede Kamer ermee instemt.
Artikel 89 lid 1 Gw:
Om zijn 'positieve verplichtingen' na te komen, dient de staat zich te onthouden van inmenging in de vrijheden van de burgers.
Bij mandaat is het bestuursorgaan niet langer verantwoordelijk voor de wijze waarop de gemandateerde taak wordt uitgevoerd, terwijl het bestuursorgaan bij delegatie wel verantwoordelijk blijft voor de uitoefening van een gedelegeerde bevoegdheid.
Welke stelling klopt?
Als Nederland uit de Europese Unie stapt is ons land volledig soeverein.
Voor de invoering van het contraseign was de Koning verantwoording verschuldigd aan de Tweede Kamer en sinds de invoering zijn de ministers verantwoording verschuldigd aan de Tweede Kamer.
De burgemeester is voorzitter van zowel de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 6 lid 1 Grondwet bepaalt dat de vrijheid van godsdienst door de formele wetgever mag worden beperkt en dat deze beperkingsbevoegdheid mag worden gedelegeerd aan lagere organen.
Tegenwoordig wordt de Koning tijdens een kabinetsformatie geadviseerd door de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer, door de vice-president van de Raad van State en door alle fractievoorzitters uit de Tweede Kamer.
Het recht van parlementaire enquête kan in de Tweede Kamer wel en in de Eerste Kamer niet door een minderheid worden uitgeoefend.
Een zelfstandige algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld op grond van artikel 89 lid 1 Grondwet.
Uit het arrest APV Schiermonnikoog (HR 23 december 1980, NJ 1981, 171) volgt dat indien het onderwerp van een later in werking getreden verordening verschilt van een eerder in werking getreden wet, de verordening alsnog onverbindend moet worden verklaard wanneer hij in strijd is met het stelsel van de eerdere wet.
Zelfstandige bestuursorganen zijn buiten de departementale organisatie geplaatst en niet hiërarchisch ondergeschikt aan een minister. Toch kunnen ministers controle uitoefenen op het functioneren van zelfstandige bestuursorganen.
Regels over aangelegenheden van het Koninkrijk die gelden in Aruba, Sint Maarten of Curaçao, worden bij rijkswet vastgesteld.
Indien de Gemeentewet verplichtingen oplegt aan een gemeentebestuur, dan spreekt men van medebewind.
De politieagent die onbevoegd een fietser een bekeuring geeft oefent gezag uit.
Een lid van de Europese Commissie vertegenwoordigt op Europees niveau zijn lidstaat.
Het discriminatieverbod in artikel 1 Grondwet verbiedt iedere ongelijke behandeling op grond van bijvoorbeeld godsdienst, levensovertuiging of geslacht......read more
Eén van de onderwerpen die centraal stond in de zogenoemde ‘Schoolstrijd’, welke leidde tot de grondwetsherziening van 1917, was de invoering van algemeen kiesrecht.
De vrijheid van een staat om de eigen organisatie en de eigen verhouding van gezagsdragers tot onderdanen te regelen, noemt men soevereiniteit.
De rechter mag een algemene maatregel van bestuur toetsen aan de Grondwet.
Aangezien rijkswetten gelden voor alle landen van het Koninkrijk, moet een wetsvoorstel tot wijziging van een rijkswet ter stemming worden gebracht in de parlementen van alle landen van het koninkrijk en kan de Koning zo’n wetsvoorstel pas bekrachtigen als die parlementen het wetsvoorstel hebben goedgekeurd.
Preventief toezicht tast de autonomie van decentrale overheden meer aan dan repressief toezicht.
Artikel 89 lid 1 van de Grondwet vormt een bijna letterlijke codificatie van het Meerenberg-arrest (HR 13 januari 1879, W 1879, 4330). In dit arrest stelde de Hoge Raad immers voor het eerst vast dat de Koning (tegenwoordig: regering) zelfstandige algemene maatregelen van bestuur kan uitvaardigen, omdat anders realisering van de verzorgingsstaat onmogelijk zou zijn.
Volgens artikel 120 van de Grondwet mag de rechter wetten en verdragen niet aan de Grondwet toetsen. Dit wordt ook wel aangeduid als het ‘toetsingsverbod’. Desondanks biedt de Grondwet rechters wél de mogelijkheid wetten aan bepaalde bepalingen van verdragen te toetsen.
In het arrest Prof. Van den Bergh (HR 17 januari 1961, NJ 1963, 248) oordeelde de Hoge Raad dat het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet met zich brengt dat de rechter de inhoud van een wet in formele zin niet mag toetsen aan de Grondwet, maar wel de wijze waarop de wet tot stand is gekomen.
Op basis van artikel 67 lid 3 Grondwet mogen parlementariërs stemmen zonder dat ze daarover verantwoording hoeven af te leggen aan hun kiezers, maar mogen zij daarbij niet van het partijstandpunt afwijken.
Volgens de vertrouwensregel of vertrouwensnorm heeft het Nederlandse parlement de mogelijkheid haar vertrouwen in een bewindspersoon of het gehele kabinet op te zeggen. Dat kan met een zogeheten motie van wantrouwen. Vanwege het primaat van de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer is de vertrouwensregel in de praktijk echter vooral.....read more
De raad van Europa is onderdeel van de Europese Unie.
Een kandidaat kan slechts in de Tweede Kamer worden gekozen indien op hem/haar voldoende stemmen zijn uitgebracht om de kiesdeler te halen.
De Nationale ombudsman doet onderzoek naar klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.
Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt ten aanzien van de beperking van mensenrechten eisen aan de omvang en evenredigheid van die beperkingen, waar de grondwettelijke beperkingsclausules dit niet doen.
De Nederlandse regering onderhandelt over de verdragstekst en ondertekent een verdrag. Voordat Nederland als staat gebonden wordt aan een verdrag moet het verdrag echter altijd eerst door de Staten-Generaal worden geratificeerd.
Conform de jurisprudentie van de Hoge Raad verbiedt artikel 120 Grondwet de rechter onder andere:
Tijdens een werkgroepbijeenkomst van het vak Inleiding staats- en bestuursrecht wordt het begrip ‘wetgeving in materiële zin’ behandeld.
Student X merkt op dat wetten in materiële zin slechts tot stand kunnen komen door samenwerking tussen regering en Staten-Generaal.
Student Y stelt dat wetten in materiële zin ook zelfstandig kunnen worden vastgesteld door de regering, in de vorm van algemene maatregelen van bestuur.
Student Z meent dat wetten in materiële zin zelfs kunnen worden vastgesteld door een individuele minister, mits hem de bevoegdheid daartoe door een wet of algemene maatregel van bestuur is gedelegeerd. Wie van hen heeft/hebben gelijk?
Binnen het Nederlandse constitutionele recht, met name het recht inzake het functioneren van het parlementaire stelsel, komen enkele regels voor die niet zijn gecodificeerd. Een belangrijke reden voor het niet codificeren van die regels is gelegen in:
Welke van de.....read more
De Raad van Europa is onderdeel van de Europese Unie.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Een ministeriële regeling die algemeen verbindende voorschriften bevat is een voorbeeld van wetgeving in materiële zin.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Het rigide karakter van onze Grondwet draagt bij aan het bestaan van het fenomeen van ongeschreven staatsrechtelijke regels.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Het lidmaatschap van de Tweede Kamer is verenigbaar met het lidmaatschap van de Raad van State.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
De verplichting voor de ministers om de Kamers uit eigen beweging te informeren is niet in artikel 68 Grondwet neergelegd, maar vormt een uitvloeisel van de ministeriële verantwoordelijkheid van artikel 42, tweede lid, Grondwet.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Artikel 120 Grondwet houdt in dat de rechter in Nederland wetten in formele zin en verdragen niet aan de Grondwet mag toetsen. In de jurisprudentie is echter een belangrijke uitzondering op dit toetsingsverbod geformuleerd, namelijk dat toetsing van formele wetten aan het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en aan ongeschreven rechtsbeginselen wel is toegestaan.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
De beperkingsclausule van de godsdienstvrijheid in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevat een proportionaliteitseis. De grondwettelijke beperkingsclausule van dit recht bepaalt slechts dat de wetgever bevoegd is de uitoefening van de godsdienstvrijheid in te perken, zonder daarbij aan te geven hoe ver die beperking mag gaan.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Een van de staatsrechtelijke knelpunten rondom het bestaan van een grote hoeveelheid zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) is de aantasting van de ministeriële verantwoordelijkheid en van de mogelijkheden tot controle door het parlement. Daarom is tegenwoordig wettelijk vastgelegd dat zbo’s alleen om bepaalde redenen kunnen worden opgericht. Eén van die redenen is de behoefte aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Welke van de onderstaande opmerkingen over de Nationale ombudsman is juist?
De Nationale ombudsman kan alleen een onderzoek instellen naar aanleiding van een ingediend verzoekschrift en niet uit eigen beweging.
In de Algemene wet bestuursrecht is geen beperking aangebracht ten aanzien van de personen die een verzoekschrift kunnen indienen bij de Nationale ombudsman.
De competentie van de Nationale ombudsman strekt zich wel uit tot gedragingen van ministers en daaraan ondergeschikte ambtenaren, maar niet tot de organen
De vertrouwensregel is niet vermeld in de Grondwet maar maakt wel deel uit van de Nederlandse constitutie.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging is in de Grondwet verankerd en maakt als zodanig deel uit van de Nederlandse constitutie.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
De Trias Politica (of de scheiding der machten) van Montesquieu vindt in het hedendaagse Nederlandse staatsrecht nog altijd strikte toepassing.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Volgens Rousseau's theorie van het 'contrat social' is het uitoefenen van overheidsgezag gebaseerd op vrijwillige aanvaarding daarvan door de burger.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Volgens de Nederlandse Grondwet is uitsluitend de formele wetgever bevoegd om beperkingen aan grondrechten te stellen; daarbij heeft de formele wetgever heeft niet de mogelijkheid om die beperkingsbevoegdheid te delegeren, aangezien het woord 'wet', dat in alle grondwettelijke beperkingsclausules voorkomt, gelezen moet worden als 'wet in formele zin'.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Volgens het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) kunnen beperkingen aan grondrechten ook worden gesteld door lagere vormen van regelgeving, zoals gemeentelijke verordeningen of ministeriële beleidsregels, aangezien het woord 'law' dat in de beperkingsclausules in dit verdrag voorkomt een ruimere betekenis heeft dan alleen 'wet in formele zin'.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Het koninklijk besluit bedoeld in artikel 11:2 Awb is een zogenoemd 'klein KB'.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Als het gaat om de grenzen aan de verordenende bevoegdheid van de gemeenteraad speelt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burgers niet alleen een rol in het kader van de benedengrens, maar ook in het kader van de bovengrens, aangezien dit recht in de Grondwet en in diverse verdragen wordt gewaarborgd.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Een volksinitiatief houdt in dat een groep burgers de mogelijkheid krijgt om aan de regering te verzoeken om een bindend referendum te houden en dit referendum bij voldoende steun onder de kiesgerechtigden zelfs kan afdwingen.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Wie van de onderstaande personen maakt in grondwettelijke zin geen deel uit van de Nederlandse regering?
Koningin Beatrix, omdat sinds de Grondwet van 1848 de ministers staatsrechtelijk verantwoordelijk zijn.
Minister-president Rutte. Hij is als
Als de regering een wetsvoorstel indient bij de Staten-Generaal kan zowel de Tweede Kamer als de regering wijzigingen aanbrengen in het wetsvoorstel, namelijk tot het moment dat de Tweede Kamer over het wetsvoorstel heeft gestemd.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Voor de gevallen dat een internationaalrechtelijke bepaling rechtstreekse werking heeft, hanteert de Grondwet de term ‘een ieder verbindende bepaling’. Of een bepaling van verdragsrecht ‘een ieder verbindend’ is, wordt uiteindelijk uitgemaakt door een rechter. Heeft de rechter eenmaal vastgesteld dat het om een een ieder verbindende bepaling van internationaal recht gaat en constateert hij verder dat de toepassing van een nationaal wettelijk voorschrift daarmee onverenigbaar is, dan kan hij de betreffende verdragsbepaling buiten toepassing laten.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Het kabinet heeft in het regeerakkoord vastgelegd dat er in deze kabinetsperiode in totaal 18 miljard Euro bezuinigd dient te worden. Eén van de bezuinigingsmaatregelen die de regering daarbij voor ogen heeft is een verhoging van de eigen bijdrage die de burgers moeten betalen in de kosten van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De minister van Veiligheid en Justitie kondigt in de Tweede Kamer aan dat de regering het voornemen heeft op basis van artikel 35 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand een algemene maatregel van bestuur op te stellen waarin de hoogte van de eigen bijdragen wordt verdubbeld. De Wet op de rechtsbijstand is niet opgenomen in uw wettenbundels; in artikel 35 lid 2 van deze wet staat echter dat de hoogte van de eigen bijdragen bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld.
Een Tweede Kamerlid van één van de oppositiepartijen windt zich vreselijk op over dit voornemen van de regering en stelt tijdens het Kamerdebat daarover dat een dergelijke beperking van het recht op gefinancierde rechtshulp bij algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 18 Grondwet sowieso niet is toegestaan, omdat een regeling met betrekking tot het recht op rechtsbijstand alleen bij wet in formele zin gegeven mag worden.
De stelling van het betreffende Kamerlid is:
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Binnen het Nederlandse staatsbestel heeft zich sinds het ontstaan van het Koninkrijk langzaam een democratisch systeem van ‘checks and balances’ ontwikkeld. Daarbij vonden diverse malen belangrijke constitutionele ontwikkelingen plaats, zonder dat de tekst van de Grondwet werd aangepast.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Het huidige artikel 42 lid 2 Grondwet stamt uit 1848, in de jaren daarvoor was de Koning derhalve niet ‘onschendbaar’.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Als het gaat om.....read more
In de klassiek-liberale opvatting over de rechtsstaat neemt de binding van de overheid aan de wet een centrale plaats in. In deze opvatting vervult de wet een aantal functies. Omschrijf twee van die functies.
Lees het nu volgende nieuwsbericht uit NRC Handelsblad van 4 juni 2009:
“Politici die kritiek leveren op de rechter moeten in hun toonzetting in elk geval respect voor de positie van de rechter uitdrukken.”
Dit zei de president van de Hoge Raad, Geert Corstens, gisteren bij de presentatie van het jaarverslag. Corstens signaleert dat politici steeds vaker openlijke kritiek hebben op de rechtspraak. Onlangs lieten minister Ter Horst (Binnenlandse Zaken, PvdA) en de Amsterdamse burgemeester Cohen weten ongelukkig te zijn met vonnissen voor geweld tegen agenten. Volgens Corstens moeten politici de rechter niet alleen respecteren maar dat respect ook actief uitdragen. [..]
Geef een argument, samenhangend met de eisen van de democratische rechtsstaat, dat de hierboven weergegeven stelling van de heer Corstens onderbouwt.
Geef een argument, samenhangend met de eisen van de democratische rechtsstaat, dat tegen deze stelling van de heer Corstens kan worden ingebracht.
De heer Tuinman, als ambtenaar werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), heeft heimelijk een grote hekel aan Roma (zigeuners). Als de heer Tuinman op een kwade dag een krantenartikel leest over de uitzetting van Roma in Frankrijk, laat hij zijn schroom varen. Hij schrijft een opruiende ingezonden brief voor een landelijk dagblad, waarin hij zich in zeer boude, negatieve bewoordingen over Roma uitlaat en voorstelt om ‘het Franse voorbeeld te volgen’. Tuinman ondertekent de brief met zijn naam en functie. Zijn brief wordt echter niet geplaatst. Tuinman belt daarop de krantenredactie. Tegenover de hoofdredacteur stelt hij onder meer dat het niet-plaatsen van zijn brief in strijd is met het grondwettelijk censuurverbod (art. 7 lid 1 Grondwet).
Met betrekking tot de werking van grondrechten wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen verticale en horizontale werking van grondrechten. Leg uit welk van deze twee soorten in de bovenstaande casus aan de orde is.
In het telefoongesprek weet Tuinman de hoofdredacteur over te halen de brief toch te plaatsen. Enkele dagen later verschijnt deze in de krant. Als de chef van de heer Tuinman bij de IND de brief onder ogen krijgt, wordt Tuinman op staande voet ontslagen. Tuinman vecht zijn ontslag daarop aan bij de bestuursrechter. Tegenover de rechtbank stelt hij onder meer dat zijn ontslag een ontoelaatbare inbreuk op zijn door art. 7 Grondwet beschermde vrijheid van meningsuiting inhoudt.
Kan de heer Tuinman zich als ambtenaar op art. 7 Grondwet beroepen, en zo ja in hoeverre? [In uw antwoord hoeft u niet in te gaan op de vraag of het beroep ook kans van slagen heeft.] (2
De Europese Commissie is geen onderdeel van de Europese Unie.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Het is niet mogelijk om tegelijkertijd lid te zijn van zowel de Tweede Kamer als van de Raad van State.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Volgens art. 125a Ambtenarenwet kunnen ambtenaren zich beroepen op de vrijheid van meningsuiting.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
De uitspraak in het Van Gend & Loos-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is vooral van belang in dualistische stelsels.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is een beperkingsclausule opgenomen welke een proportionaliteitseis bevat. De beperkingsclausule van dit recht bepaalt dat alleen de wetgever de godsdienst mag inperken. De beperkingsclausule bepaalt echter niet hoe ver deze beperking mag gaan.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
De beruchte groep volleybalhooligans wil een bijeenkomst houden op de Dam in Amsterdam. Deze groep staat bekend als een criminele organisatie en is zeer gevaarlijk. De burgemeester verwacht een gewelddadige tegendemonstratie van concurrent volleybalhooligans. Om dit te voorkomen kan de burgemeester de bijeenkomst preventief verbieden, met als rechtsgrond van de Wet openbare manifestaties.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Er is tegenwoordig veel commentaar op het bestaan van zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s). Om een grote hoeveelheid aan dit soort bestuursorganen te voorkomen is wettelijk vastgelegd dat ZBO’s alleen om bepaalde redenen opgericht kunnen worden. Een van die redenen is niet de behoefte aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Artikel 120 van de Grondwet houdt in dat Nederlandse rechters de grondwet niet aan wetten in formele zin en verdragen niet aan de Grondwet mag toetsen.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Met een motie van wantrouwen kan het Nederlandse parlement het vertrouwen in een bewindspersoon of het gehele kabinet opzeggen. Aangezien de Tweede Kamer direct door de bevolking gekozen is, wordt de motie van wantrouwen in de praktijk niet veel gebruikt en geldt het meer als een controlemiddel.
Dit is juist.
Dit is onjuist.
Wanneer er ernstige wanordelijkheden zijn dan kan de burgemeester besluiten om tijdelijk af te wijken van voorschriften die bij de Grondwet zijn gesteld.
Dit is juist.
1. De Raad van Europa is onderdeel van de Europese Unie.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
2. Een kandidaat kan slechts in de Tweede Kamer worden gekozen indien op hem/haar voldoende stemmen zijn uitgebracht om de kiesdeler te halen.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
3. De Nationale ombudsman doet onderzoek naar klachten van burgers over zowel onbehoorlijk overheidsoptreden als over uitspraken van nationale rechters, zonder dat hij zelf een juridisch bindend oordeel kan geven.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
4. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt ten aanzien van de beperking van mensenrechten eisen aan de omvang en evenredigheid van die beperkingen, waar de grondwettelijke beperkingsclausules dit niet doen.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
5. De Nederlandse regering onderhandelt over de verdragstekst en ondertekent een verdrag. Voordat Nederland als staat gebonden wordt aan een verdrag moet het verdrag echter altijd eerst door de Staten-Generaal worden geratificeerd.
a) Dit is juist.
b) Dit is onjuist.
6. Conform de jurisprudentie van de Hoge Raad verbiedt artikel 120 Grondwet de rechter onder andere:
a) het toetsen van wet- en regelgeving aan ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen;
b) het toetsen van verdragen aan wetten in formele zin;
c) het toetsen van wetten in formele zin aan de Grondwet en het Statuut voor het Koninkrijk;
d) het toetsen van de Grondwet aan verdragen.
7. Tijdens een werkgroepbijeenkomst van het vak Inleiding staats- en bestuursrecht wordt het begrip ‘wetgeving in materiële zin’ behandeld.
Student X merkt op dat wetten in materiële zin slechts tot stand kunnen komen door samenwerking tussen regering en Staten-Generaal.
Student Y stelt dat wetten in materiële zin ook zelfstandig kunnen worden vastgesteld door de regering, in de vorm van algemene maatregelen van bestuur.
Student Z meent dat wetten in materiële zin zelfs kunnen worden vastgesteld door een individuele minister, mits hem de bevoegdheid daartoe door een wet of algemene maatregel van bestuur is gedelegeerd. Wie van hen heeft/hebben gelijk?
a) Alleen student X.
b) Student Y en student Z.
c) Student X en student Y.
d) Alleen student Z.
8. Binnen het Nederlandse constitutionele recht, met name het recht inzake het functioneren van het parlementaire stelsel, komen enkele regels.....read more
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution