Beginselen van de democratische rechtsstaat - UL - Oefententamen 2012

Meerkeuzevragen

Vraag 1

De Raad van Europa is onderdeel van de Europese Unie.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 2

Een ministeriële regeling die algemeen verbindende voorschriften bevat is een voorbeeld van wetgeving in materiële zin.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 3

Het rigide karakter van onze Grondwet draagt bij aan het bestaan van het fenomeen van ongeschreven staatsrechtelijke regels.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 4

Het lidmaatschap van de Tweede Kamer is verenigbaar met het lidmaatschap van de Raad van State.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 5

De verplichting voor de ministers om de Kamers uit eigen beweging te informeren is niet in artikel 68 Grondwet neergelegd, maar vormt een uitvloeisel van de ministeriële verantwoordelijkheid van artikel 42, tweede lid, Grondwet.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 6

Artikel 120 Grondwet houdt in dat de rechter in Nederland wetten in formele zin en verdragen niet aan de Grondwet mag toetsen. In de jurisprudentie is echter een belangrijke uitzondering op dit toetsingsverbod geformuleerd, namelijk dat toetsing van formele wetten aan het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en aan ongeschreven rechtsbeginselen wel is toegestaan.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 7

De beperkingsclausule van de godsdienstvrijheid in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevat een proportionaliteitseis. De grondwettelijke beperkingsclausule van dit recht bepaalt slechts dat de wetgever bevoegd is de uitoefening van de godsdienstvrijheid in te perken, zonder daarbij aan te geven hoe ver die beperking mag gaan.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 8

Een van de staatsrechtelijke knelpunten rondom het bestaan van een grote hoeveelheid zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) is de aantasting van de ministeriële verantwoordelijkheid en van de mogelijkheden tot controle door het parlement. Daarom is tegenwoordig wettelijk vastgelegd dat zbo’s alleen om bepaalde redenen kunnen worden opgericht. Eén van die redenen is de behoefte aan onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke deskundigheid.

  1. Dit is juist.

  2. Dit is onjuist.

Vraag 9

Welke van de onderstaande opmerkingen over de Nationale ombudsman is juist?

  1. De Nationale ombudsman kan alleen een onderzoek instellen naar aanleiding van een ingediend verzoekschrift en niet uit eigen beweging.

  2. In de Algemene wet bestuursrecht is geen beperking aangebracht ten aanzien van de personen die een verzoekschrift kunnen indienen bij de Nationale ombudsman.

  3. De competentie van de Nationale ombudsman strekt zich wel uit tot gedragingen van ministers en daaraan ondergeschikte ambtenaren, maar niet tot de organen van openbare lichamen.

  4. Het vereiste dat het betrokken bestuursorgaan op de hoogte moet zijn gebracht van de bezwaren die bestaan tegen de gedraging waarover geklaagd wordt, geldt niet in een procedure bij de Nationale ombudsman.

Vraag 10

Welke van de onderstaande opmerkingen over de kwalificatie van besluiten is onjuist?

  1. Een gemeentelijke verordening is een besluit in de zin van art 1:3 lid 1 Awb.

  2. De in een e-mail vastgelegde beslissing van het college van burgemeester en wethouders om een kapvergunning te verlenen aan Piet Klaassen is een beschikking.

  3. De in een brief vastgelegde afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van een door Jan Kolk ingediende aanvraag van een kapvergunning is een beschikking.

  4. Een in een schriftelijke uitspraak vastgelegde beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om een besluit tot vergunningverlening van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland te vernietigen is een besluit in de zin van art. 1:3 lid 1 Awb.

Vraag 11

Veel van de rechten die zijn neergelegd in het EVRM mogen slechts beperkt worden als dit ‘noodzakelijk in een democratische samenleving’ is. Dit betekent dat een beperking van die rechten:

  1. in een redelijke verhouding moet staan tot het daarmee te dienen doel;

  2. moet zijn neergelegd in een wet in formele zin;

  3. gericht moet zijn op de bescherming van de openbare orde;

  4. de democratische legitimatie ervan ten goede moet komen.

Vraag 12

Anna Kamminga is eigenaar van een perceel grond in de gemeente Krommenie. Zij exploiteert daar een horecagelegenheid. Volgens het vigerende bestemmingsplan is de grond bestemd voor tuin, horeca en verkeer. Anna verzoekt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente medewerking te verlenen aan de bouw van een zestal woningen naast de horecagelegenheid. Het college laat weten dat dit in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat zij daarvan vrijstelling kan verlenen indien Anna met de gemeente overeenkomt dat zij de woningen enkel zal verkopen of verhuren aan ingezetenen van de gemeente Krommenie. Anna’s advocaat raadt haar aan niet akkoord te gaan met deze overeenkomst, omdat deze – bij de huidige stand van de woningmarkt – haar mogelijkheden om de woningen te verkopen of verhuren te sterk beperkt. Bovendien stelt hij dat de overeenkomst in strijd komt met een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

Welk beginsel van behoorlijk bestuur is hier dan geschonden?

  1. Het vertrouwensbeginsel.

  2. Het verbod van détournement de pouvoir.

  3. Het beginsel van zorgvuldige voorbereiding.

  4. Het onpartijdigheidsbeginsel.

Vraag 13

Op 19 september 2012 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep uitspraak in een zaak waarin een appellant in bezwaar en beroep was gegaan tegen de gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag voor een subsidie door de Stichting Noodopvang Papendrecht (de SNP). Deze subsidie zou onder meer worden aangewend voor de financiële ondersteuning van de appellant en zijn gezin.

Is de appellant in deze zaak belanghebbende in de zin van artikel 1:2 lid 1 Algemene wet bestuursrecht bij het besluit tot afwijzing van de subsidieaanvraag?

  1. Nee, er is geen sprake van een rechtstreeks belang.

  2. Nee, er is geen sprake van een objectief belang.

  3. Nee, de afwijzing van de aanvraag is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.

  4. Dat hangt ervan af. Voor de beantwoording van deze vraag moeten de statuten en feitelijke werkzaamheden van de SNP worden onderzocht.

Vraag 14

Welk fenomeen heeft in de 20e eeuw gezorgd voor een toename van met name lagere regelgeving?

  1. De delegatie van bestuursbevoegdheden.

  2. De versterking van klassieke grondrechten.

  3. De overgang van een klassiek-liberale rechtsstaat naar een sociale rechtsstaat.

  4. Het belangrijker worden van de idee van machtenscheiding.

Vraag 15

Welk van de onderstaande Grondwetsbepalingen biedt de formele wetgever de mogelijkheid om de bevoegdheid tot het beperken van een grondrecht te delegeren aan een lagere wetgever?

  1. Artikel 6 lid 1 Grondwet.

  2. Artikel 8 Grondwet.

  3. Artikel 10 lid 1 Grondwet.

  4. Artikel 13 lid 1 Grondwet.

Vraag 16

Welke van de onderstaande opmerkingen over algemene maatregelen van bestuur (amvb’s) is onjuist?

  1. De Raad van State geeft advies over ontwerp-amvb’s.

  2. Als in een amvb voorschriften staan waarin een strafbaar feit wordt geformuleerd, dan mag de maximum voor dat feit op te leggen straf niet in die amvb staan; deze moet in een wet in formele zin vermeld staan.

  3. Amvb’s worden bekendgemaakt in het Staatsblad.

  4. De regering kan een bepaald onderwerp slechts regelen in een amvb, indien er een wet in formele zin is die aan de regering de bevoegdheid delegeert om over dat onderwerp algemeen verbindende voorschriften uit te vaardigen.

Vraag 17

Welke van de onderstaande opmerkingen over de positie van de koning in het staatsbestel is onjuist?

  1. De koning is voorzitter van de Raad van State.

  2. De koning is lid van de regering.

  3. De koning kan geen rechtsgeldige besluiten nemen zonder medewerking van een minister of staatssecretaris.

  4. De koning neemt koninklijke besluiten.

Vraag 18

Welke van de volgende stellingen over de procedure tot wijziging van de Nederlandse Grondwet is juist?

  1. De behandeling van een eerste-lezingsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer geschiedt op dezelfde wijze als bij een gewoon wetsvoorstel.

  2. Indien een voorstel tot herziening van de Grondwet in eerste lezing de status van wet verwerft en is bekendgemaakt, dienen de Tweede en Eerste Kamer te worden ontbonden.

  3. Een grondwetsherziening is in de praktijk dikwijls voorwerp van discussie in de verkiezingsstrijd.

  4. De behandeling in tweede lezing door de Tweede en Eerste Kamer geschiedt op dezelfde wijze als de behandeling in eerste lezing.

Vraag 19

Niet alleen de regering kan wetsvoorstellen indienen. Als de Tweede Kamer een voorstel van wet indient, en dit voorstel door zowel de Tweede als de Eerste Kamer wordt aanvaard, dan:

  1. treedt het wetsvoorstel direct na de aanvaarding door de Eerste Kamer automatisch in werking;

  2. is voor de inwerkingtreding bekrachtiging door de regering en publicatie in het Staatsblad noodzakelijk;

  3. kan de regering de wet nog amenderen alvorens deze in het Staatsblad wordt gepubliceerd en in werking treedt;

  4. kan de regering door middel van een novelle afdwingen dat de wet niet in werking zal treden totdat de bekrachtiging door de koning heeft plaatsgevonden.

Vraag 20

Welke van de onderstaande opmerkingen over klassieke en sociale grondrechten is juist?

  1. Net als de klassieke grondrechten zijn de sociale grondrechten doorgaans bij de rechter afdwingbaar.

  2. Hoewel de klassieke grondrechten in de eerste plaats gericht zijn op overheidsonthouding, vloeien er in bepaalde gevallen ook, net als bij de sociale grondrechten, inspanningsverplichtingen voor de overheid uit voort.

  3. De klassieke grondrechten zijn voor het grootste deel gecodificeerd in de Grondwet, terwijl de sociale grondrechten slechts in enkele internationale en Europese verdragen te vinden zijn.

  4. Waar de klassieke grondrechten zich vooral richten op de bescherming van de individuele vrijheid tegen inmenging door de overheid, is het belang van de sociale grondrechten vooral gelegen in hun betekenis voor de horizontale verhoudingen tussen burgers.

Vraag 21

Op welke wijzen kan de Gevolmachtigde Minister van Aruba, Curaçao of Sint Maarten invloed uitoefenen op de totstandkoming van een rijkswet?

  1. De Gevolmachtigde Minister kan op de totstandkoming van een rijkswet geen invloed uitoefenen.

  2. De Gevolmachtigde Minister kan de totstandkoming van een rijkswet eenzijdig blokkeren.

  3. De Gevolmachtigde Minister kan een initiatiefwetsvoorstel voor een rijkswet indienen.

  4. De Gevolmachtigde Minister kan aan de Tweede Kamer het voorstel doen om het wetsvoorstel voor een rijkswet te amenderen.

Vraag 22

Wat is geen aspect van het huidige Nederlandse kiesstelsel voor de Tweede Kamerverkiezingen?

  1. De mogelijkheid om op basis van voorkeursstemmen gekozen te worden in de Tweede Kamer.

  2. Het lijstenstelsel.

  3. Het bestaan van diverse kiesdistricten.

  4. Het bestaan van een kiesdeler.

Antwoordindicatie

  1. b

  2. a

  3. a

  4. b

  5. a

  6. b

  7. a

  8. a

  9. b

  10. a

  11. a

  12. Geen antwoordindicatie beschikbaar

  13. Geen antwoordindicatie beschikbaar

  14. c

  15. c

  16. d

  17. d

  18. a

  19. b

  20. b

  21. d

  22. c

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2954