Vragen
Vraag 1
Volgens Evelien worden attributies gewoonlijk in twee fasen gevormd.
- In de eerste fase vindt er ankeringsproces plaats waarin situationele informatie wordt verwerkt, en in de tweede fase vindt er een correctie voor het ankeringsproces plaats en vindt er verwerking van persoonsgerelateerde informatie plaats
- In de eerste fase wordt een interne attributie gemaakt, en in de tweede fase wordt distinctieve informatie in het oordeel verwerkt
- In de eerste fase wordt consistente informatie verwerkt, en in de tweede fase distinctieve informatie
- In de eerste fase wordt een interne attributie gemaakt, en in de tweede fase wordt voor situationele invloeden gecorrigeerd
Vraag 2
Onderzoek laat zien dat mensen die bloot worden gesteld aan herrie waar ze geen invloed op uit kunnen oefenen vaak moeite hebben om nieuwe taken te leren (b.v. Glass & Singer, 1972). Dit wordt veroorzaakt door:
- fobische angst
- geleerde hopeloosheid
- gehoorverlies
- sensorische overbelasting
Vaag 3
Annemarie eet alleen maar repen met veel granen en vezels, en eet geen chocoladerepen, ook al bevatten granenrepen gewoonlijk 50% meer vet en 15% meer zout dan chocoladerepen. Volgens een sociale cognitie-benadering komt dit omdat Annemarie:
- gemotiveerd is om zichzelf als een gezonde persoon te zien
- gemotiveerd is om zijn vrienden te overtuigen dat hij een gezonde persoon is
- nagelaten heeft om alle relevante voedingsfeiten over de verschillende repen uit te zoeken
- zichzelf moet rechtvaardigen omdat hij meer voor granen- dan voor chocoladerepen moet betalen
Vraag 4
Volgens de meeste sociaal psychologen is stress te omschrijven als negatieve gedachten en gevoelens die bij mensen ontstaan komen wanneer ze:
- een groot aantal veranderingen in hun leven ondergaan
- zij slecht op veranderingen in hun leven reageren
- zij leiden aan fysieke of psychologische aandoeningen
- zij geloven dat ze niet kunnen omgaan met de eisen die hun omgeving aan hen stelt
Vraag 5
In onderzoek van Higgins, Rholes en Jones (1977) werd proefpersonen gevraagd het woord "roekeloos" of het woord "avontuurlijk" te onthouden. Vervolgens lazen proefpersonen een ambigu verhaal over een stimuluspersoon Aris. In dat verhaal werd Aris afgeschilderd als iemand die in zijn vrije tijd een aantal gedragingen vertoont die tot ernstige ongelukken hadden kunnen leiden. Het onderwerp van dit onderzoek was:
- priming
- attribution formation
- representativeness
- counterfactual thinking
Vraag 6
Self-fulfilling prophecies zijn vaak het gevolg van:
- weloverwogen pogingen om schema's te gebruiken
- de niet-intentionele en onbewuste invloed van schema's
- weloverwogen pogingen om anderen op een niet-bevooroordeelde manier tegemoet te treden
- priming
Vraag 7
Hoe verschillen sociaal psychologen van filosofen, literaire schrijvers, en politici in hun beschouwingen over hoe de mens in elkaar zit? Sociaal psychologen:
- zijn het zelden met elkaar eens
- negeren de rol van het menselijk bewustzijn
- gebruiken wetenschap om hun hypotheses over de sociale wereld te toetsen
- vertrouwen voornamelijk op hun inzicht in de menselijke natuur
Vraag 8
"Blaming the victim" is het sterkst gerelateerd aan:
- consensus information
- belief in a just world
- distinctiveness information
- the primacy effect
Vraag 9
Onderzoekers vonden dat proefpersonen uit Aziatische culturen minder de fundamentele attributiefout maakten dan Amerikaanse proefpersonen. Dit toont aan dat:
- waarden en normen cognitieve processen kunnen beïnvloeden
- het moeilijk is om Amerikaans stimulusmateriaal goed te vertalen voor Aziatische proefpersonen
- het vrij gemakkelijk is om mensen te leren logisch na te denken
- Aziatische culturen meer ontwikkeld zijn dan de Amerikaanse cultuur
Vraag 10
Wanneer er geen objectieve maten zijn om na te gaan hoe mensen gepresteerd hebben dan gaan zij, om na te gaan hoe goed zij presteren, gebruik maken van:
- sociale vergelijking
- introspectie
- cognitieve inschattingsprocessen
- attributie van arousalprocessen
Vraag 11
Welke van de volgende personen doet aan opwaartse sociale vergelijking?
- Wouter, die nagaat hoe anderen hebben gescoord op het tentamen
- Derya, die Shakespeare leest om haar eigen schrijfvaardigheden te beoordelen
- Anoek, die na haar wekelijkse rondje rond het park op haar stopwatch kijkt en met zichzelf afspreekt de volgende keer sneller te lopen
- Laila, die zichzelf beter voelt wanneer ze zich realiseert dat rijke mensen meer belasting betalen dan zij doet
Vraag 12
Onderzoek dat in Aronson e.a. wordt beschreven toont aan dat andere mensen soms beter kunnen voorspellen hoe wij ons zullen gedragen dan dat wij dat zelf kunnen. Door welke van de volgende redenen komt dit niet?
- Mensen willen niet erkennen dat zij over negatieve persoonseigenschappen beschikken
- Veel van ons gedrag komt automatisch tot stand, met als gevolg dat ons gedrag door anderen wordt opgemerkt voordat wij dat doen
- Mensen hebben soms weinig inzicht in de redenen waarom ze bepaald gedrag vertonen
- Mensen hebben geen stabiel idee over wie zijzelf zijn, maar de beelden die zij over zichzelf hebben worden gevormd door de situatie waarin zij zich bevinden
Vraag 13
Volgens de cognitieve dissonantieverklaring die Thomas Friedman heeft opgesteld om de gebeurtenissen op 11 september 2001 te verklaren (toen kapers met twee vliegtuigen het World Trade Center in New York binnenvlogen), deden de kapers dit omdat:
- zij religieuze fanatici waren
- zij dachten dat deze daad directe politieke gevolgen zou hebben
- zij hun cultuur als superieur beschouwden ten opzichte van de inferieure Amerikaanse cultuur
- zij geloofden dat zij over bovennatuurlijke krachten beschikten waardoor zij het binnenvliegen van het World Trade Center zouden overleven
Vraag 14
Carl vindt zichzelf een heel goede basketballspeler. Just, de broer van Carl, begint opeens heel erg goed te basketballen, wat Carl slecht over zichzelf doet voelen. Welke theorie verklaart het beste hoe Carl zich voelt?
- self-discrepancy theory
- self-perception theory
- self-evaluation maintenance theory
- self-affirmation theory
Vraag 15
Drie van de vier volgende processen worden gedreven door een behoefte om onze gevoelens van eigenwaarde te handhaven of te verhogen. Voor welk proces geldt dit niet?
- Onze attitudes veranderen in de richting van het gedrag dat we hebben vertoond
- Afstand nemen van een goede vriend die beter presteert op een belangrijk domein in ons leven
- Het maken van opwaartse sociale vergelijkingen
- Het schuld toekennen aan onschuldige slachtoffers
Vraag 16
Mensen hebben de neiging om dat wat er rondom hen in de wereld gebeurt:
- zelden te evalueren
- alleen te evalueren wanneer zij daartoe gemotiveerd zijn
- alleen te evalueren wanneer zij niet afgeleid of cognitief belast zijn
- continu te evalueren
Vraag 17
Welke van de volgende begrippen vormt geen onderdeel van attitudes?
- emotionele reacties
- gedragstendenties
- zelfpercepties
- gedachten en overtuigingen
Vraag 18
Welke van de volgende aspecten is een instrumenteel ("utilitarian") aspect van een attitude-object, zoals bijvoorbeeld een consumptieartikel?
- het benzineverbruik van een auto
- de foto van het fotomodel in de parfumreclame
- de humor in een ansichtkaart
- hoe leuk je eruit ziet in een spijkerbroek
Vraag 19
Normatieve sociale beïnvloeding:
- leidt vaak tot publieke meegaandheid, maar niet tot privé-acceptatie
- leidt vaak tot privé-acceptatie, maar niet tot publieke meegaandheid
- leidt vaak tot individuatie, maar niet tot volledige onafhankelijkheid
- leidt vaak tot privé-meegaandheid, maar niet tot publieke acceptatie
Vraag 20
Mensen die minderheidsstandpunten innemen beïnvloeden de meerderheid in een groep doordat zij:
- informationele sociale invloed uitoefenen
- normatieve sociale invloed uitoefenen
- publiekelijk meegaandheid ("public compliance") vertonen
- assertief hun mening er doorheen weten te drukken
Vraag 21
Het onderzoek van Asch (1951, 1956, 1957), waarin proefpersonen lijnen op hun grootte moesten beoordelen, toont aan dat mensen
- anderen van wie zij afhankelijk zijn gunstig willen stemmen
- niet voor gek willen staan bij andere mensen
- hun onafhankelijkheid willen bewaren
- anderen van hun meningen willen overtuigen
Vraag 22
Experimenteel onderzoek naar conflicten heeft laten zien dat de grootste hoeveelheid coöperatie optreedt wanneer:
- proefpersonen gebruik maken van een tit-for-tat strategie
- een van twee proefpersonen dreigingen kan gebruiken en zodoende het conflict kan oplossen
- beide twee proefpersonen dreigingen kunnen gebruiken om zodoende het conflict op te lossen
- een proefpersoon consistent voor de coöperatieve strategie kiest
Vraag 23
Welke van de volgende personen zal het meest negatief beoordeeld worden?
- Eva, die assertief is, taak-georiënteerd, en leiding geeft aan mannen
- Kacper, die assertief is, taak-georiënteerd, en leiding geeft aan vrouwen
- Melissa, die over interpersoonlijke vaardigheden beschikt, een democratische leiderschapsstijl hanteert, en leiding geeft aan vrouwen
- Daan, die over interpersoonlijke vaardigheden beschikt, een democratische leiderschapsstijl hanteert, en leiding geeft aan mannen
Vraag 24
Welk verschijnsel verwijst naar de neiging van groepen om extremere beslissingen te nemen dan wat individuele groepsleden eerst van plan waren?
- groupthink
- risky shift
- group polarization
- negotiation
Vraag 25
Welk idee over afstand verwijst naar aspecten van hoe een gebouw ontworpen is door een architect, en die bepalen dat sommige mensen meer met elkaar in contact zullen komen dan andere mensen?
- fysieke afstand
- sociale afstand
- functionele afstand
- praktische afstand
Vraag 26
Walster e.a. (1966) vormden willekeurige wijze koppels van eerstejaarsstudenten om mee te doen aan een dansavond voor nieuwe eerstejaarsstudenten. Hun bevindingen toonden aan dat mannen:
- fysieke aantrekkelijkheid meer waardeerden dan vrouwen
- fysieke aantrekkelijkheid minder waardeerden dan vrouwen
- aantrekkelijkheid waardeerden, terwijl vrouwen intelligentie waardeerden
- en vrouwen beiden fysieke aantrekkelijkheid waardeerden
Vraag 27
Welke van de volgende variabelen zijn de belangrijkste situationele factoren die interpersoonlijke attractie voorspellen?
- similarity
- self-esteem
- propinquity
- reciprocal liking
Vraag 28
Sander is een miljonair en besluit om geld te doneren aan een politieke partij. Dit is een voorbeeld van welk type gedrag?
- prosociaal gedrag
- altruïstisch gedrag
- sociobiologisch gedrag
- gedrag gericht op eigenbelang
Vraag 29
Evolutionair psychologen stellen dat drie van de vier volgende factoren bijdragen aan het vertonen van prosociaal gedrag. Welke hoort niet in het rijtje van de evolutionair psychologen thuis?
- "kin selection"
- altruïsme
- reciprociteitsnorm
- mogelijkheid om social normen te leren en op te volgen
Vraag 30
Mensen in interdependente culturen zijn
- meer geneigd om leden van een outgroup te helpen dan Westerse mensen
- meer geneigd om prosociaal gedrag te vertonen dan Westerse mensen
- meer geneigd om leden van een ingroup te helpen, maar minder geneigd om leden van een outgroup te helpen
- minder geneigd om heroïsche daden te verrichten, maar meer geneigd om langdurig anderen te helpen
Vraag 31
Henrique is op zoek naar een kamer van de Studentenhuisvestiging. Hij wordt zo langzamerhand erg gefrustreerd in zijn speurtocht naar een mooie kamer die weinig kost. Wat zijn volgens de frustratie-agressie theorie de factoren die maken dat de kans het grootst is dat Henriques frustratie zal leiden tot agressief gedrag?
- Henrique realiseert zich dat zijn verwachtingen onrealistisch zijn
- Henrique realiseert zich dat de mensen van de Studentenhuisvestiging hun best voor hem doen
- De perfecte kamer (mooi en goedkoop) brandde helemaal uit de dag voordat Henrique zijn borg ging betalen om in deze kamer te mogen gaan wonen
- De vertraging is niet onverwacht want er zijn veel studenten die op zoek zijn naar een mooie, niet te dure kamer
Vraag 32
Welke theorie stelt dat we door observeren en imiteren van anderen we leren onszelf agressief te gedragen?
- frustratie-agressie theorie
- directe reinforcement theorie
- sociaal leren theorie
- agressie spillover theorie
Vraag 33
Elke keer dat Lisalotte kwaad wordt op haar broertje pakt ze een kussen en slaat daar keihard op. Hierdoor voelt ze zich opgelucht en meer relaxed. Dit is een voorbeeld van:
- agressieve stimuli
- catharsis
- vermijdend copinggedrag
- dehuminisatie
Vraag 34
Welk begrip verwijst naar een negatieve attitude ten opzichte van een onderscheidbare groep mensen, louter en alleen gebaseerd op het groepslidmaatschap van die mensen?
- discriminatie
- stereotypen
- racisme
- vooroordelen
Vraag 35
Onderzoek van Henderson-King en Nisbett (1997) toonde aan dat wanneer een gekleurde proefpersoon een kleine misstap beging, blanke proefpersonen aarzelden om te interacteren met een andere gekleurde persoon. Deze resultaten laten zien dat:
- stereotypen eenvoudig geactiveerd kunnen worden en gedrag kunnen beïnvloeden
- heuristieken stereotypen meer toegankelijk kunnen maken
- bepaalde stereotypen meer toegankelijk zijn dan andere stereotypen
- de relatie tussen vooroordelen en discriminatie niet duidelijk is
Vraag 36
Onderzoek naar illusoire correlaties laat zien dat mensen een verband waarnemen tussen minderheidsstatus en negatieve gebeurtenissen omdat minderheidsstatus:
- informatief is
- machteloos is
- distinctief is
- arm is
Vraag 37
Waarom gebruiken we schema's?
- We worden ermee geboren
- Schema's worden tijdens onze kindertijd en ons opgroeien aangeleerd
- Zonder schema's zou de wereld moeilijk te verklaren zijn en onbegrijpelijk zijn
- Schema's zorgen ervoor dat we de wereld op een accurate wijze kunnen interpreteren
Vraag 38
Waar moeten stressonderzoekers terdege rekening mee houden wanneer zij nagaan hoeveel objectief positieve en negatieve belangrijke gebeurtenissen mensen in hun leven hebben meegemaakt?
- Alleen negatieve gebeurtenissen dragen bij aan stress
- De percepties van mensen zijn belangrijker dan wat er objectief gebeurt is
- De meeste mensen maken onvoldoende belangrijke gebeurtenissen mee om stress te ervaren
- Een reeks van kleine gebeurtenissen levert vaak meer stress op dan een grote belangrijke gebeurtenis
Vraag 39
Davey, Andre, Kasper, en Frenkie hebben zojuist de finale om de Champions League verloren. Davey attribueert het verlies aan een bevooroordeelde scheidsrechter, Andre aan het slechte weer, Kasper aan het feit dat hij te langzaam is om op dit niveau goed te kunnen presteren, en Frenkie aan de uitstekende prestatie van de doelman van de tegenstander. Welke speler heeft de grootste kans om depressief te raken?
- Davey
- Andre
- Kasper
- Frenkie
Vraag 40
Volgens het boek van Aronson e.a. is een belangrijk bezwaar tegen het teveel gebruik maken van het "alledaagse verstand" ("common sense") dat:
- het onmogelijk is om overeenstemming te krijgen over wat het alledaagse verstand inhoudt
- het alledaagse verstand vaak een foute of te eenvoudige stand van zaken weergeeft
- het alledaagse verstand van geen enkel nut is voor sociaal psychologen
- journalisten en anderen die van het alledaagse verstand gebruik maken hopeloos gebiased zijn
Antwoordindicatie
1. D
2. B
3. C
4. D
5. A
6. B
7. C
8. B
9. A
10. A
11. B
12. D
13. C
14. C
15. C
16. D
17. C
18. A
19. A
20. A
21. B
22. A
23. A
24. C
25. C
26. D
27. C
28. A
29. B
30. C
31. C
32. C
33. B
34. D
35. A
36. C
37. C
38. B
39. C
40. B
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Contributions: posts
Spotlight: topics
Online access to all summaries, study notes en practice exams
- Check out: Register with JoHo WorldSupporter: starting page (EN)
- Check out: Aanmelden bij JoHo WorldSupporter - startpagina (NL)
How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?
- For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
- For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
- For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
- For compiling your own materials and contributions with relevant study help
- For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.
Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
- Use the summaries home pages for your study or field of study
- Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
- Use and follow your (study) organization
- by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
- this option is only available through partner organizations
- Check or follow authors or other WorldSupporters
- Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
- Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
- Check out: Why and how to add a WorldSupporter contributions
- JoHo members: JoHo WorldSupporter members can share content directly and have access to all content: Join JoHo and become a JoHo member
- Non-members: When you are not a member you do not have full access, but if you want to share your own content with others you can fill out the contact form
Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance
Main summaries home pages:
- Business organization and economics - Communication and marketing -International relations and international organizations - IT, logistics and technology - Law and administration - Leisure, sports and tourism - Medicine and healthcare - Pedagogy and educational science - Psychology and behavioral sciences - Society, culture and arts - Statistics and research
- Summaries: the best textbooks summarized per field of study
- Summaries: the best scientific articles summarized per field of study
- Summaries: the best definitions, descriptions and lists of terms per field of study
- Exams: home page for exams, exam tips and study tips
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
- Studies: Bedrijfskunde en economie, communicatie en marketing, geneeskunde en gezondheidszorg, internationale studies en betrekkingen, IT, Logistiek en technologie, maatschappij, cultuur en sociale studies, pedagogiek en onderwijskunde, rechten en bestuurskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en SPSS
- Studie instellingen: Maatschappij: ISW in Utrecht - Pedagogiek: Groningen, Leiden , Utrecht - Psychologie: Amsterdam, Leiden, Nijmegen, Twente, Utrecht - Recht: Arresten en jurisprudentie, Groningen, Leiden
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
3667 |
Add new contribution