Inleiding strafrecht - UL - Recht - B1 - Oefententamen 2013 (1)

MC-vragen

Casus – Van Gogh Los

De broers Bram en Mike hebben een rijk crimineel verleden. In de loop der jaren zijn ze met name bedreven geraakt in woninginbraken, maar nu acht Bram de tijd rijp voor het grotere werk. Daarom heeft hij een aantal weken geleden het plan opgevat een kunstroof te doen. De keuze valt op een zelfportret van Vincent van Gogh dat in het Van Gogh museum in Amsterdam hangt. Na een aantal weken van voorbereiding brengen Bram en Mike het plan van Bram in de nacht van zondag 19 maart 2012 op maandag 20 maart 2012 tot uitvoering. Op de bewuste zondag kopen zij een kaartje bij het museum en smokkelen de spullen die ze nodig hebben bij de roof onder hun kleding mee naar binnen. Aan het eind van de middag verlaat Mike het museum via de bezoekersuitgang, terwijl Bram in het museum achterblijft en zich verstopt in één van de toiletten. Om twee uur ’s nachts komt hij in actie. Binnen luttele seconden schakelt hij het infrarood alarm uit, zodat hij ongestoord de museumzalen kan betreden. Vervolgens boort hij met een kleine handboor het slot uit een raam aan de straatkant, waarna hij zich richting het bewuste doek begeeft. Daar aangekomen trekt hij het doek een stukje weg van de muur en knipt met een tang behendig de beveiligingsdraden los. Met het doek onder zijn arm rent hij richting het raam aan de straatkant, waar Mike hem staat op te wachten. Mike zet snel een trapje tegen de buitenmuur, pakt het schilderij aan en legt het in de vluchtauto. Als ook Bram beneden is, springen zij samen in de auto en rijden met hoge snelheid de nacht in.

Gealarmeerd door een door Bram niet uitgeschakeld beveiligingssysteem komt de politie gelijk in actie. Ook wordt het OM onmiddellijk op de hoogte gesteld van de roof. De uitvalswegen van Amsterdam worden zo snel mogelijk afgesloten en de directe omgeving van het Van Gogh museum wordt uitgekamd. Tevergeefs, de kunstrovers zijn al gevlogen. Het rechercheonderzoek in en rond het museum levert meer op. Na snelle bestudering van de banden van de beveiligingscamera’s bij de ingang van het museum, constateert de politie dat twee mannen het museum samen hebben betreden, maar dat slechts één van hen het museum ook heeft verlaten. Nu er geen enkel spoor van braak vanaf buiten is aangetroffen, gaat de politie er vanuit dat de kunstroof van binnenuit heeft plaatsgevonden. Natrekking van de beeltenissen van de twee mannen in het politiearchief leert dat het hier mogelijk gaat om Bram en Mike en dat zij eerder in aanraking zijn geweest met politie en justitie wegens woninginbraak. Vanaf dat moment worden Bram en Mike door de politie en het OM aangemerkt als verdachte.

Op 20 maart om 7.00 uur besluiten officier van justitie De Vries en rechercheurs JAmyen en Van Beek, beiden opsporingsambtenaren in de zin van artikel 141 sub b Sv en beiden hulpofficier van justitie, dat er snel moet worden gehandeld. In afwachting van de nadere uitkomsten van het buurtonderzoek en het technisch onderzoek in het museum, worden JAmyen en Van Beek alvast richting de woning van de beide broers gestuurd. Zij laten zich hierbij vergezellen door de agenten Dijkstra en De Boer, beiden opsporingsambtenaren in de zin van artikel 141 sub b Sv doch geen hulpofficier van justitie. Bij de woning aangekomen ziet het viertal dat er binnen de woning licht brandt. Hierop besluiten zij de woning een tijdje in de gaten te houden, in de hoop dat de beide broers – al dan niet met het schilderij – naar buiten zullen komen. Na ongeveer een uur komen de beide broers inderdaad naar buiten, maar zonder een pakket dat het schilderij zou kunnen bevatten. Ze stappen in hun auto en rijden rustig de straat uit. JAmyen en Van Beek besluiten de taken te verdelen: JAmyen en Dijkstra zullen het huis van de beide broers binnengaan om te kijken of het schilderij in het huis is achtergebleven, terwijl Van Beek en De Boer de beide broers onopvallend en op gepaste afstand zullen blijven volgen.

Voordat JAmyen en Dijkstra de woning van de broers betreden, nemen zij contact op met officier van justitie De Vries die hen direct schriftelijk machtigt tot het betreden van de woning ter inbeslagneming van het schilderij, voor het geval zij dat in de woning aantreffen. Na het telefoongesprek komen JAmyen en Dijkstrain actie, ze forceren het slot van de voordeur van de beide verdachten en betreden de woning. Nadat zij alle kamers hebben doorlopen en niets hebben aangetroffen, doorzoeken JAmyen en Dijkstraalle kasten van de woning. Wanneer ook dit geen succes oplevert, gaan zij grondiger te werk. Ze schuiven het meubilair van de muur, tillen de bedden van de grond en beginnen te tikken op vloeren en muren, op zoek naar eventuele holle ruimtes. Helaas levert hun zoektocht niets op. Eenmaal terug in hun auto stellen ze hun collega’s op de hoogte van hun verrichtingen.

Nadat zij zijn ingelicht door hun collega’s, besluiten Van Beek en De Boer dat het hun beurt is om tot actie over te gaan. Ze halen Bram en Mike in en dwingen hen te stoppen. Omdat Van Beek eerst met zekerheid de identiteit van de beide jongens wil vaststellen, vraagt hij Bram naar zijn rijbewijs. Inzage in het rijbewijs bevestigt Van Beek in zijn vermoeden dat hij hier te maken heeft met de verdachten. Hierop vraagt hij de beide jongens waarheen zij op weg zijn. Bram antwoordt: ‘Gewoon naar een klant. Waarom wilt u dat weten, agent?’. Dan valt het oog van Van Beek op een groot bruin pak dat plat op de achterbank ligt. ‘Wat zit er in dat pak, als ik mag vragen?, vraagt hij. Bram antwoordt dat het een levering voor een klant is. Hierop besluit Van Beek dat het welletjes is en voegt de beide jongens toe: ‘Heren, ik verzoek u uit te stappen, ik houd u bij deze aan op verdenking van diefstal van een kostbaar schilderij.’ De beide broers gehoorzamen en worden door Van Beek en De Boer ingerekend. Bij de latere doorzoeking van de auto van de broers wordt het schilderij echter niet aangetroffen.

Na aankomst op het bureau om 12.00 uur worden beide broers opgehouden voor onderzoek en direct – zonder overleg te hebben kunnen voeren met een raadsman – aan een verhoor onderworpen. Hierbij bekennen zij die dag daarvoor naar het Van Gogh museum te zijn geweest, maar ontkennen elke betrokkenheid bij de diefstal. Om 21.00 uur worden zij in verzekering gesteld door Van Beek en De Boer. Op donderdag 23 maart 2012 worden Bram en Mike om 10.00 uur voorgeleid bij de rechter-commissaris die hen voor veertien dagen in bewaring stelt. Hierna wordt de gevangenhouding van de beide broers voor de duur van negentig dagen bevolen. Op 10 juni 2012 wordt aan de beide broers op rechtens correcte wijze een dagvaarding betekend.

Aan zowel Bram als Mike wordt tenlastegelegd dat:

1. hij op of omstreeks de periode van 19 maart 2012 tot en met 20 maart 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, althAmy alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen het schilderij ‘Zelfportret’ van Vincent van Gogh, althAmy een schilderij, althAmy enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Van Gogh museum, althAmy aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s).

(artikel 310 jo. 311 lid 1 sub 4° Wetboek van Strafrecht)

2. hij op of omstreeks de periode van 19 maart 2012 tot en met 20 maart 2012 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een raam, althAmy een goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Van Gogh museum, althAmy aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een boormachine, althAmy met een stuk gereedschap, het slot van dat raam te forceren en/of uit dat raam te boren.

(artikel 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Uiteindelijk wordt de zaak na een eerdere pro forma zitting op 6 september 2012 inhoudelijk behandeld. De beide broers verblijven op dat moment nog steeds in voorlopige hechtenis.

MC-vragen met vier alternatieven naar aanleiding van de casus

Vraag 1

Waren de vier opsporingsambtenaren bevoegd de woning van Bram en Mike in de gaten te houden?

  1. nee, een opsporingsambtenaar is slechts bevoegd tot observatie na een bevel hiertoe van de officier van justitie;
  2. nee, er was geen sprake van een heterdaad situatie;
  3. ja, zij waren hiertoe bevoegd op grond van artikel 3 Politiewet 2012 en artikel 141 Sv;
  4. ja, zij waren hiertoe bevoegd op basis van de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

Vraag 2

Waren de agenten JAmyen en Dijkstra bevoegd de woning van Bram en Mike te betreden en te doorzoeken ter inbeslagneming van het schilderij?

  1. zij waren noch tot het betreden van de woning noch tot het doorzoeken van de woning bevoegd;
  2. zij waren wel bevoegd tot het betreden van de woning, maar zij waren niet bevoegd tot het doorzoeken van de woning;
  3. zij waren zowel tot het betreden van de woning als tot het doorzoeken van de woning bevoegd;
  4. dat hangt af van de vraag of de agenten zich daarbij hebben gehouden aan de beginselen van een behoorlijke strafrechtspleging.

Vraag 3

Was opsporingsambtenaar Van Beek bevoegd Bram en Mike te vragen waarheen zij op weg waren en wat er in het bruine pakket op de achterbank zat?

  1. ja, er was immers slechts sprake van toezicht;
  2. ja, maar Van Beek had Bram en Mike eerst de cautie moeten geven;
  3. nee, hiermee maakte Van Beek een ernstige inbreuk op de grondrechten van Bram en Mike;
  4. nee, er was immers geen sprake van een verhoorsituatie.

Vraag 4

Op welke datum is in de onderhavige casus volgens de systematiek van het Wetboek van Strafvordering de vervolging gestart?

  1. 20 maart 2012;
  2. 23 maart 2012;
  3. 10 juni 2012;
  4. 6 september 2012.

Vraag 5

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting voeren Bram en Mike bij monde van hun raadsman het verweer dat zij voorafgaand aan hun eerste verhoor toegang tot een raadsman hadden moeten hebben. Welke van de volgende stellingen is in dit verband juist?

  1. dit verweer is niet gegrond, aangezien Bram en Mike door bij hun eerste verhoor een verklaring af te leggen, afstand hebben gedaan van hun consultatierecht;
  2. dit verweer is niet gegrond, nu het consultatierecht slechts geldt vanaf het moment van inverzekeringstelling;
  3. dit verweer is gegrond, maar dit behoeft geen consequenties te hebben nu Bram en Mike hierdoor niet in hun belangen zijn geschaad;
  4. dit verweer is gegrond, hetgeen dient te leiden tot uitsluiting voor het bewijs van de tijdens het eerste verhoor afgelegde verklaringen.

Vraag 6

Om wat voor type tenlastelegging gaat het in deze casus?

  1. een enkelvoudige tenlastelegging;
  2. een gekwalificeerde tenlastelegging;
  3. een primair/subsidiaire tenlastelegging;
  4. een cumulatieve tenlastelegging.

Vraag 7

Hoe kan het onder 1 tenlastegelegde delict het best worden omschreven?

  1. als een commissiedelict;
  2. als een materieel omschreven delict;
  3. als een door het gevolg gekwalificeerd delict;
  4. als een culpoos delict.

Vraag 8

Stel dat het schilderij beschadigd in de auto van Bram en Mike zou zijn aangetroffen en dat de schade op € 120.000,- wordt begroot. Kan het Van Gogh museum deze schade in de context van het strafproces op Bram en Mike verhalen?

  1. ja, mits wordt aangenomen dat Bram en Mike naar burgerlijk recht aAmyprakelijk zijn voor de schade aan het schilderij;
  2. nee, een dergelijke vordering is te hoog om in de context van het strafproces te kunnen behandelen;
  3. nee, er is hier immers geen sprake van rechtstreekse schade;
  4. nee, maar de rechter kan wel uit eigen beweging een schadevergoedingsmaatregel in de zin van art. 36f Sr aan Bram en Mike opleggen.

Vraag 9

Bram en Mike worden op 20 september 2012 zowel ter zake van diefstal in vereniging (artikel 310 jo. 311 lid 1 sub 4° Sr) als ter zake van vernieling (artikel 350 lid 1 Sr) veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar. Tegen dit vonnis wordt noch door het Openbaar Ministerie noch door de beide broers hoger beroep ingesteld.

Omstreeks welke dag zullen Bram en Mike dan weer op vrije voeten komen?

  1. op of omstreeks 20 maart 2016;
  2. op of omstreeks 20 september 2016;
  3. op of omstreeks 20 maart 2018;
  4. op of omstreeks 20 september 2018.

Overige MC-vragen

Vraag 10

Nederland kent een negatief wettelijk bewijsstelsel. Dit houdt in dat de rechter alleen maar gebruik mag maken van hetgeen in de wet als bewijsmiddelen is aangewezen. Daarnaast moet de rechter op grond van de bewijsmiddelen ook de overtuiging hebben bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde begaan heeft.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 11

Verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer zijn beide maatregelen gericht op het uit de samenleving halen van voorwerpen die naar aanleiding van een mogelijk gepleegd strafbaar feit in beslag zijn genomen.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 12

Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, is strafbaar indien de voorbereiding zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 13

Bij een voorwaardelijke veroordeling wordt altijd de algemene voorwaarde gesteld dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit. Daarbovenop kunnen eventueel bijzondere voorwaarden worden gesteld waaraan de veroordeelde zich binnen de proeftijd moet houden.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 14

Indien de officier van justitie ervoor kiest een aantal strafbare feiten ad informandum te voegen aan de dagvaarding en de rechter deze feiten ook als zodanig afdoet, is er ten aanzien van die feiten geen sprake van vervolging. Hierdoor stuit een eventueel latere vervolging van deze feiten niet af op het ne bis in idem beginsel.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 15

Het legaliteitsbeginsel staat in de weg aan de toepassing van extensieve interpretatie.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 16

Op verzoek van de verdachte kan de rechter-commissaris bevelen dat een getuige de status van bedreigde getuige krijgt toegekend.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 17

In het De auditu arrest (HR 20 december 1926, NJ 1927, 85) heeft de Hoge Raad een belangrijke nuancering aangebracht op het beginsel van interne openbaarheid.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 18

Van de deelnemingsvorm doen plegen (art. 47 lid 1, 1° Sr) is alleen sprake als degene die het gedrag uit de delictsomschrijving heeft verricht, niet kan worden gestraft.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 19

In de delictsomschrijving van strafbare feiten die als misdrijven zijn aangewezen, is altijd een subjectief bestanddeel opgenomen.

  1. Dit is juist
  2. Dit is onjuist

Vraag 20

Mees moet op 10 april 2013 voor de meervoudige kamer in Den Haag verschijnen. Hem wordt een diefstal (art. 310 Sr) gepleegd op 5 maart 2013 en vernieling (art. 350 lid 1 Sr) gepleegd op 8 maart 2013 ten laste gelegd. Wat is de maximale duur van de gevangenisstraf die in dit geval aan Karel kan worden opgelegd indien de rechter tot een veroordeling komt?

  1. 2 jaar
  2. 4 jaar
  3. 5 jaar en 4 maanden
  4. 6 jaar

Vraag 21

Welke stelling over schulduitsluitingsgronden is niet juist?

  1. een geslaagd beroep op een schulduitsluitingsgrond leidt in beginsel tot ontslag van alle rechtsvervolging. Dit is anders bij een culpoos delict, waarbij een geslaagd beroep op een schulduitsluitingsgrond leidt tot vrijspraak;
  2. schulduitsluitingsgronden tasten de verwijtbaarheid aan;
  3. afwezigheid van alle schuld is een buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond, ontwikkeld door de Hoge Raad in het Veearts-arrest (HR 20 februari 1933, NJ 1933, 918);
  4. een geslaagd beroep op een schulduitsluitingsgrond zorgt ervoor dat de dader niet meer strafbaar is.

Vraag 22

Robin heeft een dagvaarding uitgereikt gekregen waarin hem een gewapende overval ten laste wordt gelegd. Hij meent echter dat het voor hem te belastend is om voor de rechtbank te verschijnen. Daarom stelt hij bezwaar in tegen de dagvaarding. Wat is niet juist met betrekking tot dit bezwaar?

  1. de rechtbank toetst de vervolgingsbeslissing van het Openbaar Ministerie integraal;
  2. het bezwaar moet binnen acht dagen na de betekening van de dagvaarding worden ingediend bij de rechtbank;
  3. het bezwaar wordt door de raadkamer van de rechtbank achter gesloten deuren behandeld;
  4. de ratio van het bezwaar is het bieden van een waarborg tegen het terechtstaan in het openbaar.

Vraag 23

De tweede hoofdvraag van art. 350 Sv die de rechter moet beantwoorden betreft de zogeheten kwalificatievraag. Welk van de onderstaande gevallen staat niet in de weg aan een positieve beantwoording van de vraag of het door de rechter bewezen verklaarde feit ook een strafbaar feit is?

  1. de officier van justitie is vergeten een bestanddeel uit de delictsomschrijving in de tenlastelegging op te nemen;
  2. de tenlastelegging bevat slechts een (feitelijke) omschrijving van een bestanddeel uit de delictsomschrijving;
  3. de feitelijke omschrijving van een bestanddeel in de tenlastelegging komt niet overeen met het bestanddeel in de delictsomschrijving;
  4. de toepasselijke strafbepaling wordt onverbindend verklaard.

Vraag 24

Welk van de onderstaande alternatieven met betrekking tot de rechterlijke competentie is niet juist?

  1. binnen de rechtbank worden zware misdrijven afgedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters;
  2. binnen de rechtbank worden lichte misdrijven en overtredingen afgedaan door de enkelvoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit één rechter;
  3. op het niveau van de rechtbank voorziet de wet in nadere aanduidingen van de enkelvoudige kamer voor strafzaken, namelijk in die van de kantonrechter en die van de politierechter;
  4. binnen de rechtbank worden lichte misdrijfzaken afgedaan door de kantonrechter en overtredingen door de politierechter.

Vraag 25

Sanne vraagt ter terechtzitting voor het eerst om het horen van een getuige die niet eerder is gehoord. Welk van onderstaande mogelijkheden heeft zij hiertoe?

  1. Sanne kan ingevolge art. 182 Sv de rechter-commissaris verzoeken onderzoekshandelingen te verrichten, bestaande uit het oproepen van getuigen;
  2. Sanne kan ingevolge art. 263 Sv deze getuige bij de officier van justitie opgeven;
  3. Sanne kan ingevolge art. 287 Sv de rechtbank verzoeken deze getuige te laten oproepen;
  4. Sanne kan ingevolge art. 315 jo. 328 Sv de rechtbank verzoeken deze getuige te laten oproepen.

Vraag 26

Aan welk beginsel toetst de rechter de rechtmatigheid van de vervolgingsbeslissing van de officier van justitie niet?

  1. gelijkheidsbeginsel;
  2. vertrouwensbeginsel;
  3. het verbod op détournement de pouvoir;
  4. opportuniteitsbeginsel.

Vraag 27

De surveillerende opsporingsambtenaar Joost ziet in het park Michiel zitten. Enige dagen geleden is Michiel weggerend toen Joost hem wilde aanhouden wegens een poging tot diefstal in een winkel (art. 45 jo. art. 310 Sr). Joost wil nu zijn kAmy grijpen door Michiel buiten heterdaad aan te houden. Terwijl Joost op Michiel afloopt maken de twee oogcontact. Michiel glimlacht en vraagt vriendelijk of er iets is. Joost neemt geen enkel risico en wil Michiel door middel van een karatetrap tegen de grond werken om hem te kunnen aanhouden. Michiel weet Joost echter eenvoudig af te weren door hem een stevige duw te geven. Joost valt achterover, komt ten val en raakt met zijn hoofd een stoeprand. Hij loopt daarbij een schedelbasisfractuur op.

Michiel wordt vervolgd voor ‘zware mishandeling’ (art. 302 lid 1 Sr). Op welke strafuitsluitingsgrond zou Michiel zich succesvol kunnen beroepen?

  1. noodweer;
  2. niet op noodweer, maar wel op noodweerexces;
  3. zowel op noodweer als op noodweerexces;
  4. noch op noodweer, noch op noodweerexces.

Vraag 28

Op een mooie dag besluit Daan nu eens niet te gaan eten met zijn collega’s in de bedrijfskantine van ABC Publishing te Amsterdam, maar eens lekker te gaan lunchen in de buitenlucht op het terras van restaurant Buitengewoon. Na een exquise lunch verlaat Daan het terras, echter zonder te betalen. Dit bevalt Daan uitermate goed en hij gaat die zomer structureel lunchen in het centrum van Amsterdam en elke keer verlaat hij het terras zonder te betalen. Dit gaat goed totdat hij op een dag door een politieagent in de kraag wordt gegrepen wanneer hij, wederom zonder te betalen, het terras probeert te verlaten. Daan wordt door de rechtbank veroordeeld ter zake van flessentrekkerij (art. 326a Sr). Tot welke van de volgende combinaties van straffen kan de rechtbank hem niet veroordelen?

  1. een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en een geldboete van € 5.000,-;
  2. een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar waarvan zes maanden voorwaardelijk;
  3. een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar en een taakstraf voor de duur van 200 uur;
  4. een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar en een voorwaardelijke geldboete van € 17.500,-.

Vraag 29

Amy helpt al jaren een vermogende alleenstaande dame. Zij weet dat de dame haar spaargeld ergens in huis heeft verstopt. Amy heeft hoge schulden en denkt er al maanden over om de dame met een mes te bedreigen en haar geld te stelen. Op een vroege morgen besluit Amy de daad bij het woord te voegen. Ze parkeert haar auto voor de woning van de dame, trekt een masker voor haar gezicht en neemt een keukenmes stevig in de hand. Amy twijfelt en blijft nog zeker vijf minuten in haar auto zitten. Dan stapt ze uit, loopt naar de deur van de woning en belt aan. Op dat moment gaat de deur van de buurman open. De buurman kijkt Amy verwonderd aan. Amy schrikt en rent weg. Een paar straten verderop wordt ze door een motoragent opgevangen. Een buurtbewoner die Amy in haar auto heeft zien zitten blijkt de politie te hebben gebeld. Amy wordt vervolgd voor een poging tot diefstal met geweld (art. 45 jo. 312 lid 1 Sr).

Welk van de onderstaande beweringen is juist?

  1. er is geen sprake van een strafbare poging, want er is geen begin van uitvoering;
  2. er is geen sprake van een strafbare poging, want de verdachte heeft geen voornemen gehad om het strafbare feit diefstal met geweld te begaan.
  3. er is geen sprake van een strafbare poging, want de verdachte is vrijwillig teruggetreden;
  4. er is wel sprake van een strafbare poging.

Vraag 30

Waarom wordt door de wetgever in bepaalde delictsomschrijvingen het bestanddeel wederrechtelijkheid opgenomen?

  1. omdat het opnemen van wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving de mogelijkheid opent een beroep te doen op een rechtvaardigingsgrond;
  2. omdat de delictsomschrijving onvoldoende zou onderscheiden tussen strafwaardig en niet-strafwaardig gedrag wanneer dit bestanddeel niet zou zijn opgenomen;
  3. omdat zonder het opnemen van wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving de tenlastelegging niet bewezen zou kunnen worden.
  4. omdat wederrechtelijkheid een algemene voorwaarde voor strafbaarheid is, waaraan altijd moet worden voldaan.

Vraag 31

De derde vraag van art. 348 Sv ziet op de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Welke van de volgende alternatieven vormt geen mogelijke reden voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie?

  1. schending van het vertrouwensbeginsel;
  2. overlijden van de verdachte;
  3. schending van de redelijke termijn;
  4. overdracht van de vervolging aan het buitenland.

Vraag 32

Merel vernielt een bushokje. De vernieling wordt geregistreerd door bewakingscamera’s van een nabijgelegen warenhuis. Merel wordt vervolgd voor het vernielen van het bushokje (art. 350 Sr). Tijdens het onderzoek ter terechtzitting voert de raadsman van Merel aan dat zij handelde onder grote druk van een paar meiden met wie zij ruzie had en die dreigden haar huis in de fik te zitten als ze het bushokje niet zou vernielen. Welke van de onderstaande stellingen is juist?

  1. de raadsman doet een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand. Aanvaarding van dit verweer leidt tot vrijspraak;
  2. de raadsman doet een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand. Aanvaarding van dit verweer leidt tot ontslag van alle rechtsvervolging;
  3. de raadsman doet een beroep op psychische overmacht. Aanvaarding van dit verweer leidt tot vrijspraak;
  4. de raadsman doet een beroep op psychische overmacht. Aanvaarding van dit verweer leidt tot ontslag van alle rechtsvervolging.

Antwoordindicatie MC-vragen

  1. C
  2. B
  3. B
  4. B
  5. B
  6. D
  7. A
  8. A
  9. A
  10. A
  11. B
  12. B
  13. A
  14. B
  15. B
  16. A
  17. B
  18. A
  19. A
  20. C
  21. C
  22. A en D
  23. B
  24. D
  25. D
  26. D
  27. A
  28. C
  29. D
  30. B
  31. C
  32. D

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Institutions, jobs and organizations:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
2894 1