Inleiding Strafrecht - Rechten - B1 - UL - Oefenbundel
- 3827 reads
De broers Bram en Mike hebben een rijk crimineel verleden. In de loop der jaren zijn ze met name bedreven geraakt in woninginbraken, maar nu acht Bram de tijd rijp voor het grotere werk. Daarom heeft hij een aantal weken geleden het plan opgevat een kunstroof te doen. De keuze valt op een zelfportret van Vincent van Gogh dat in het Van Gogh museum in Amsterdam hangt. Na een aantal weken van voorbereiding brengen Bram en Mike het plan van Bram in de nacht van zondag 19 maart 2012 op maandag 20 maart 2012 tot uitvoering. Op de bewuste zondag kopen zij een kaartje bij het museum en smokkelen de spullen die ze nodig hebben bij de roof onder hun kleding mee naar binnen. Aan het eind van de middag verlaat Mike het museum via de bezoekersuitgang, terwijl Bram in het museum achterblijft en zich verstopt in één van de toiletten. Om twee uur ’s nachts komt hij in actie. Binnen luttele seconden schakelt hij het infrarood alarm uit, zodat hij ongestoord de museumzalen kan betreden. Vervolgens boort hij met een kleine handboor het slot uit een raam aan de straatkant, waarna hij zich richting het bewuste doek begeeft. Daar aangekomen trekt hij het doek een stukje weg van de muur en knipt met een tang behendig de beveiligingsdraden los. Met het doek onder zijn arm rent hij richting het raam aan de straatkant, waar Mike hem staat op te wachten. Mike zet snel een trapje tegen de buitenmuur, pakt het schilderij aan en legt het in de vluchtauto. Als ook Bram beneden is, springen zij samen in de auto en rijden met hoge snelheid de nacht in.
Gealarmeerd door een door Bram niet uitgeschakeld beveiligingssysteem komt de politie gelijk in actie. Ook wordt het OM onmiddellijk op de hoogte gesteld van de roof. De uitvalswegen van Amsterdam worden zo snel mogelijk afgesloten en de directe omgeving van het Van Gogh museum wordt uitgekamd. Tevergeefs, de kunstrovers zijn al gevlogen. Het rechercheonderzoek in en rond het museum levert meer op. Na snelle bestudering van de banden van de beveiligingscamera’s bij de ingang van het museum, constateert de politie dat twee mannen het museum samen hebben betreden, maar dat slechts één van hen het museum ook heeft verlaten. Nu er geen enkel spoor van braak vanaf buiten is aangetroffen, gaat de politie er vanuit dat de kunstroof van binnenuit heeft plaatsgevonden. Natrekking van de beeltenissen van de twee mannen in het politiearchief leert dat het hier mogelijk gaat om Bram en Mike en dat zij eerder in aanraking zijn geweest met politie en justitie wegens woninginbraak. Vanaf dat moment worden Bram en Mike door de politie en het OM aangemerkt als verdachte.
Op 20 maart om 7.00 uur besluiten officier van justitie De Vries en rechercheurs JAmyen en Van Beek, beiden opsporingsambtenaren in de zin van artikel 141 sub b Sv en beiden hulpofficier van justitie, dat er snel moet worden gehandeld. In afwachting van de nadere uitkomsten van het buurtonderzoek en het technisch onderzoek in het museum, worden JAmyen en Van Beek alvast richting de woning van de beide broers gestuurd. Zij laten zich hierbij vergezellen door de agenten Dijkstra en De Boer, beiden opsporingsambtenaren in de zin van artikel 141 sub b Sv doch geen hulpofficier van justitie. Bij de woning aangekomen ziet het viertal dat er binnen de woning licht brandt. Hierop besluiten zij de woning een tijdje in de gaten te houden, in de hoop dat de beide broers – al dan niet met het schilderij – naar buiten zullen komen. Na ongeveer een uur komen de beide broers inderdaad naar buiten, maar zonder een pakket dat het schilderij zou kunnen bevatten. Ze stappen in hun auto en rijden rustig de straat uit. JAmyen en Van Beek besluiten de taken te verdelen: JAmyen en Dijkstra zullen het huis van de beide broers binnengaan om te kijken of het schilderij in het huis is achtergebleven, terwijl Van Beek en De Boer de beide broers onopvallend en op gepaste afstand zullen blijven volgen.
Voordat JAmyen en Dijkstra de woning van de broers betreden, nemen zij contact op met officier van justitie De Vries die hen direct schriftelijk machtigt tot het betreden van de woning ter inbeslagneming van het schilderij, voor het geval zij dat in de woning aantreffen. Na het telefoongesprek komen JAmyen en Dijkstrain actie, ze forceren het slot van de voordeur van de beide verdachten en betreden de woning. Nadat zij alle kamers hebben doorlopen en niets hebben aangetroffen, doorzoeken JAmyen en Dijkstraalle kasten van de woning. Wanneer ook dit geen succes oplevert, gaan zij grondiger te werk. Ze schuiven het meubilair van de muur, tillen de bedden van de grond en beginnen te tikken op vloeren en muren, op zoek naar eventuele holle ruimtes. Helaas levert hun zoektocht niets op. Eenmaal terug in hun auto stellen ze hun collega’s op de hoogte van hun verrichtingen.
Nadat zij zijn ingelicht door hun collega’s, besluiten Van Beek en De Boer dat het hun beurt is om tot actie over te gaan. Ze halen Bram en Mike in en dwingen hen te stoppen. Omdat Van Beek eerst met zekerheid de identiteit van de beide jongens wil vaststellen, vraagt hij Bram naar zijn rijbewijs. Inzage in het rijbewijs bevestigt Van Beek in zijn vermoeden dat hij hier te maken heeft met de verdachten. Hierop vraagt hij de beide jongens waarheen zij op weg zijn. Bram antwoordt: ‘Gewoon naar een klant. Waarom wilt u dat weten, agent?’. Dan valt het oog van Van Beek op een groot bruin pak dat plat op de achterbank ligt. ‘Wat zit er in dat pak, als ik mag vragen?, vraagt hij. Bram antwoordt dat het een levering voor een klant is. Hierop besluit Van Beek dat het welletjes is en voegt de beide jongens toe: ‘Heren, ik verzoek u uit te stappen, ik houd u bij deze aan op verdenking van diefstal van een kostbaar schilderij.’ De beide broers gehoorzamen en worden door Van Beek en De Boer ingerekend. Bij de latere doorzoeking van de auto van de broers wordt het schilderij echter niet aangetroffen.
Na aankomst op het bureau om 12.00 uur worden beide broers opgehouden voor onderzoek en direct – zonder overleg te hebben kunnen voeren met een raadsman – aan een verhoor onderworpen. Hierbij bekennen zij die dag daarvoor naar het Van Gogh museum te zijn geweest, maar ontkennen elke betrokkenheid bij de diefstal. Om 21.00 uur worden zij in verzekering gesteld door Van Beek en De Boer. Op donderdag 23 maart 2012 worden Bram en Mike om 10.00 uur voorgeleid bij de rechter-commissaris die hen voor veertien dagen in bewaring stelt. Hierna wordt de gevangenhouding van de beide broers voor de duur van negentig dagen bevolen. Op 10 juni 2012 wordt aan de beide broers op rechtens correcte wijze een dagvaarding betekend.
Aan zowel Bram als Mike wordt tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks de periode van 19 maart 2012 tot en met 20 maart 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, althAmy alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen het schilderij ‘Zelfportret’ van Vincent van Gogh, althAmy een schilderij, althAmy enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Van Gogh museum, althAmy aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s).
(artikel 310 jo. 311 lid 1 sub 4° Wetboek van Strafrecht)
2. hij op of omstreeks de periode van 19 maart 2012 tot en met 20 maart 2012 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een raam, althAmy een goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Van Gogh museum, althAmy aan een ander dan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een boormachine, althAmy met een stuk gereedschap, het slot van dat raam te forceren en/of uit dat raam te boren.
(artikel 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Uiteindelijk wordt de zaak na een eerdere pro forma zitting op 6 september 2012 inhoudelijk behandeld. De beide broers verblijven op dat moment nog steeds in voorlopige hechtenis.
Waren de vier opsporingsambtenaren bevoegd de woning van Bram en Mike in de gaten te houden?
Waren de agenten JAmyen en Dijkstra bevoegd de woning van Bram en Mike te betreden en te doorzoeken ter inbeslagneming van het schilderij?
Was opsporingsambtenaar Van Beek bevoegd Bram en Mike te vragen waarheen zij op weg waren en wat er in het bruine pakket op de achterbank zat?
Op welke datum is in de onderhavige casus volgens de systematiek van het Wetboek van Strafvordering de vervolging gestart?
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting voeren Bram en Mike bij monde van hun raadsman het verweer dat zij voorafgaand aan hun eerste verhoor toegang tot een raadsman hadden moeten hebben. Welke van de volgende stellingen is in dit verband juist?
Om wat voor type tenlastelegging gaat het in deze casus?
Hoe kan het onder 1 tenlastegelegde delict het best worden omschreven?
Stel dat het schilderij beschadigd in de auto van Bram en Mike zou zijn aangetroffen en dat de schade op € 120.000,- wordt begroot. Kan het Van Gogh museum deze schade in de context van het strafproces op Bram en Mike verhalen?
Bram en Mike worden op 20 september 2012 zowel ter zake van diefstal in vereniging (artikel 310 jo. 311 lid 1 sub 4° Sr) als ter zake van vernieling (artikel 350 lid 1 Sr) veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar. Tegen dit vonnis wordt noch door het Openbaar Ministerie noch door de beide broers hoger beroep ingesteld.
Omstreeks welke dag zullen Bram en Mike dan weer op vrije voeten komen?
Nederland kent een negatief wettelijk bewijsstelsel. Dit houdt in dat de rechter alleen maar gebruik mag maken van hetgeen in de wet als bewijsmiddelen is aangewezen. Daarnaast moet de rechter op grond van de bewijsmiddelen ook de overtuiging hebben bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde begaan heeft.
Verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer zijn beide maatregelen gericht op het uit de samenleving halen van voorwerpen die naar aanleiding van een mogelijk gepleegd strafbaar feit in beslag zijn genomen.
Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, is strafbaar indien de voorbereiding zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
Bij een voorwaardelijke veroordeling wordt altijd de algemene voorwaarde gesteld dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit. Daarbovenop kunnen eventueel bijzondere voorwaarden worden gesteld waaraan de veroordeelde zich binnen de proeftijd moet houden.
Indien de officier van justitie ervoor kiest een aantal strafbare feiten ad informandum te voegen aan de dagvaarding en de rechter deze feiten ook als zodanig afdoet, is er ten aanzien van die feiten geen sprake van vervolging. Hierdoor stuit een eventueel latere vervolging van deze feiten niet af op het ne bis in idem beginsel.
Het legaliteitsbeginsel staat in de weg aan de toepassing van extensieve interpretatie.
Op verzoek van de verdachte kan de rechter-commissaris bevelen dat een getuige de status van bedreigde getuige krijgt toegekend.
In het De auditu arrest (HR 20 december 1926, NJ 1927, 85) heeft de Hoge Raad een belangrijke nuancering aangebracht op het beginsel van interne openbaarheid.
Van de deelnemingsvorm doen plegen (art. 47 lid 1, 1° Sr) is alleen sprake als degene die het gedrag uit de delictsomschrijving heeft verricht, niet kan worden gestraft.
In de delictsomschrijving van strafbare feiten die als misdrijven zijn aangewezen, is altijd een subjectief bestanddeel opgenomen.
Mees moet op 10 april 2013 voor de meervoudige kamer in Den Haag verschijnen. Hem wordt een diefstal (art. 310 Sr) gepleegd op 5 maart 2013 en vernieling (art. 350 lid 1 Sr) gepleegd op 8 maart 2013 ten laste gelegd. Wat is de maximale duur van de gevangenisstraf die in dit geval aan Karel kan worden opgelegd indien de rechter tot een veroordeling komt?
Welke stelling over schulduitsluitingsgronden is niet juist?
Robin heeft een dagvaarding uitgereikt gekregen waarin hem een gewapende overval ten laste wordt gelegd. Hij meent echter dat het voor hem te belastend is om voor de rechtbank te verschijnen. Daarom stelt hij bezwaar in tegen de dagvaarding. Wat is niet juist met betrekking tot dit bezwaar?
De tweede hoofdvraag van art. 350 Sv die de rechter moet beantwoorden betreft de zogeheten kwalificatievraag. Welk van de onderstaande gevallen staat niet in de weg aan een positieve beantwoording van de vraag of het door de rechter bewezen verklaarde feit ook een strafbaar feit is?
Welk van de onderstaande alternatieven met betrekking tot de rechterlijke competentie is niet juist?
Sanne vraagt ter terechtzitting voor het eerst om het horen van een getuige die niet eerder is gehoord. Welk van onderstaande mogelijkheden heeft zij hiertoe?
Aan welk beginsel toetst de rechter de rechtmatigheid van de vervolgingsbeslissing van de officier van justitie niet?
De surveillerende opsporingsambtenaar Joost ziet in het park Michiel zitten. Enige dagen geleden is Michiel weggerend toen Joost hem wilde aanhouden wegens een poging tot diefstal in een winkel (art. 45 jo. art. 310 Sr). Joost wil nu zijn kAmy grijpen door Michiel buiten heterdaad aan te houden. Terwijl Joost op Michiel afloopt maken de twee oogcontact. Michiel glimlacht en vraagt vriendelijk of er iets is. Joost neemt geen enkel risico en wil Michiel door middel van een karatetrap tegen de grond werken om hem te kunnen aanhouden. Michiel weet Joost echter eenvoudig af te weren door hem een stevige duw te geven. Joost valt achterover, komt ten val en raakt met zijn hoofd een stoeprand. Hij loopt daarbij een schedelbasisfractuur op.
Michiel wordt vervolgd voor ‘zware mishandeling’ (art. 302 lid 1 Sr). Op welke strafuitsluitingsgrond zou Michiel zich succesvol kunnen beroepen?
Op een mooie dag besluit Daan nu eens niet te gaan eten met zijn collega’s in de bedrijfskantine van ABC Publishing te Amsterdam, maar eens lekker te gaan lunchen in de buitenlucht op het terras van restaurant Buitengewoon. Na een exquise lunch verlaat Daan het terras, echter zonder te betalen. Dit bevalt Daan uitermate goed en hij gaat die zomer structureel lunchen in het centrum van Amsterdam en elke keer verlaat hij het terras zonder te betalen. Dit gaat goed totdat hij op een dag door een politieagent in de kraag wordt gegrepen wanneer hij, wederom zonder te betalen, het terras probeert te verlaten. Daan wordt door de rechtbank veroordeeld ter zake van flessentrekkerij (art. 326a Sr). Tot welke van de volgende combinaties van straffen kan de rechtbank hem niet veroordelen?
Amy helpt al jaren een vermogende alleenstaande dame. Zij weet dat de dame haar spaargeld ergens in huis heeft verstopt. Amy heeft hoge schulden en denkt er al maanden over om de dame met een mes te bedreigen en haar geld te stelen. Op een vroege morgen besluit Amy de daad bij het woord te voegen. Ze parkeert haar auto voor de woning van de dame, trekt een masker voor haar gezicht en neemt een keukenmes stevig in de hand. Amy twijfelt en blijft nog zeker vijf minuten in haar auto zitten. Dan stapt ze uit, loopt naar de deur van de woning en belt aan. Op dat moment gaat de deur van de buurman open. De buurman kijkt Amy verwonderd aan. Amy schrikt en rent weg. Een paar straten verderop wordt ze door een motoragent opgevangen. Een buurtbewoner die Amy in haar auto heeft zien zitten blijkt de politie te hebben gebeld. Amy wordt vervolgd voor een poging tot diefstal met geweld (art. 45 jo. 312 lid 1 Sr).
Welk van de onderstaande beweringen is juist?
Waarom wordt door de wetgever in bepaalde delictsomschrijvingen het bestanddeel wederrechtelijkheid opgenomen?
De derde vraag van art. 348 Sv ziet op de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Welke van de volgende alternatieven vormt geen mogelijke reden voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie?
Merel vernielt een bushokje. De vernieling wordt geregistreerd door bewakingscamera’s van een nabijgelegen warenhuis. Merel wordt vervolgd voor het vernielen van het bushokje (art. 350 Sr). Tijdens het onderzoek ter terechtzitting voert de raadsman van Merel aan dat zij handelde onder grote druk van een paar meiden met wie zij ruzie had en die dreigden haar huis in de fik te zitten als ze het bushokje niet zou vernielen. Welke van de onderstaande stellingen is juist?
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Deze bundel bevat diverse oefententamens bij het vak Inleiding strafrecht aan de Universiteit Leiden.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
2894 | 1 |
Add new contribution