Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2017 (1)


Vragen

I.Een Hollands drama in Italië (20 punten)

IJscoman Frank uit Nederland heeft in de zomer een grote hit met zijn boerenijs: ambachtelijk ijs gemaakt van verse melk van Hollandse boerderijkoeien. Terwijl de temperaturen in Nederland in september al fors dalen, ziet Frank een mogelijkheid om zijn boerenijs in het zuiden van Europa te verkopen. Daar is het nog heerlijk nazomer weer en Frank denkt dat er daarom genoeg vraag is naar zijn ambachtelijke boerenijs. Frank heeft een goede deal kunnen sluiten met vliegtuigmaatschappij Pyan Rair waardoor hij elke dag vers ijs naar Rome (Italië) kan brengen voor een klein bedrag.

Frank huurt een winkelpand in het centrum van Rome en verhuist naar Italië om fulltime te kunnen werken in de winkel. Frank begint met de verkoop van zijn boerenijs en het blijkt dat met name zijn speciale ‘regenboogijs’ goed in de smaak valt bij de Italianen. De zaken lopen zo goed dat hij besluit om extra mankracht in te huren via een vacature in de krant. Doug is samen met zijn 7-jarige dochter Zoë uit hun geboorteland Engeland vertrokken om een nieuw leven op te bouwen in Italië. Na het zien van de vacature solliciteert Doug voor de functie van verkoopmedewerker. Hij wordt aangenomen en gaat aan de slag in de winkel van Frank voor 16 uur in de week. Voor Zoë is een goede basisschool gevonden op loopafstand van de ijsco-winkel, waar ze doordeweeks naar school gaat.

Na twee glorieuze weken krijgt Frank echter een brief van de Italiaanse overheid met de mededeling dat hij zijn ‘regenboogijs’ niet meer mag verkopen. Volgens de regering bevat dit ijs een hoge concentratie van kunstmatige kleur- en smaakstoffen en dit is schadelijk voor de gezondheid. Alleen ijs op basis van natuurlijke kleur- en smaakstoffen mag verkocht worden in Italië.

Daarnaast ontwikkelt zich nog een probleem. Aan de overkant van Franks winkel bevindt zich de ijsco-winkel van Calvino, die van mening is dat Frank zijn klanten steelt. Hij probeert daarom Frank op allerlei manieren tegen te werken. Na anderhalf jaar van getreiter en een bijzonder nare roddelcampagne zit Frank er zo doorheen dat zijn lang onderdrukte kleptomanie in volle hevigheid naar boven komt. Op een kwade avond ‘knapt’ Frank. Hij steelt het grote uithangbord van Calvino’s winkel (een foto van Calvino zelf met een ijsje in de hand) en dumpt deze in de rosse buurt van Rome. Ook neemt hij Calvino’s goed gevulde kassa mee naar huis als schadevergoeding voor het geleden leed. De Italiaanse politie ziet op de camerabeelden hoe Frank de kassa en het uithangbord heeft gestolen. Frank wordt opgepakt en na twee dagen van verhoren het land uitgezet.

Nu Frank in Nederland is, wordt de ijsco-winkel in Rome gesloten en verliest Doug zijn baan als verkoopmedewerker. Doug heeft hierdoor niet genoeg geld meer om rond te komen, waardoor – volgens Italië – Doug en Zoë geen verblijfsrecht meer hebben en ze Italië moeten verlaten. De Italiaanse overheid verzoekt hen daarom Italie per direct te verlaten.

Zowel Frank en Doug hebben vragen met betrekking tot het Europees recht en wenden zich tot u, als Europees recht specialist, met deze vragen. Bespreek de rechtmatigheid van alle mogelijke inbreuken op het Europees recht in deze casus.

Vraag 2: MegaMallz A (20 punten)

De Nederlandse firma MegaMallz wil een giga-shoppingcentrum openen aan de rand van Leiden. Een gigantisch winkelcentrum, met supermarkten, kledingwinkels, een bioscoop en een verschillende restaurants moet de winkelende Leidenaar van alle gemakken voorzien. De gemeente Leiden is akkoord, op voorwaarde dat er in of in de buurt van het winkelcentrum geen restaurants komen. Dit om te voorkomen dat het giga-shoppingcentrum de HORECA in de binnenstad van Leiden wegconcurreert en daarmee de leefbaarheid van Leiden zelf aantast en leidt tot leegstand in de binnenstad. In het bestemmingsplan wordt daarom opgenomen dat er geen restaurants in het winkelcentrum of in een straal van 1 kilometer rondom het complex gevestigd mogen worden. De Nederlandse Jacob wilde nu juist een pand huren in het winkelcentrum om er een restaurant openen, en stapt naar de rechter. Hij stelt dat het Leidse bestemmingsplan in strijd is met de Dienstenrichtlijn.

Vraag 2a (8 punten)

Beoordeel of het bestemmingsplan van de gemeente Leiden in strijd is met Europees recht.

Het giga-shoppingcentrum dreigt te mislukken nu er niet genoeg winkeliers geïnteresseerd lijken. Voor de gemeente Leiden is dit een groot probleem aangezien het giga-shoppingcentrum nodig is om de stad aantrekkelijk te houden voor gezinnen met hoge inkomens. De gemeente besluit daarom bij te springen en verleent een eenmalige lening van €125.000 per winkelier die een vestiging opent, aangevuld met een jaarlijkse korting op de gemeentelijke belastingen van €25.000. De lening is tegen een renteconform tarief maar hoeft enkel terugbetaald te worden uit behaalde winst van de onderneming. De bestaande middenstand in Leiden ziet deze bevoordeling met lede ogen aan.

Daarnaast besluit de Gemeente om een bijscholingscentrum voor oudere werknemers in complex van het giga-shoppingcentrum te plaatsen. Met de toenemende vergrijzing en digitalisering van de arbeidsmarkt is het immers van groot maatschappelijk belang om ouderen bij te scholen. Na een openbare aanbestedingsprocedure krijgt Thunderbird, een non-profit stichting, het contract. Voor een vergoeding van €2.000 per oudere per jaar zullen zij de geschatte 35.000 ouderen in de regio helpen bij omscholing en het vinden van nieuw werk, een taak die ook in een gemeentelijke verordening wordt opgenomen. Vlotte vijftigers B.V., een commerciële aanbieder van bijscholing voor vijftigplussers is hier niet gelukkig mee.

Vraag 2b (12 punten)

De winkeliersvereniging Haarlemmerstraat en Vlotte Vijftigers B.V. komen bij u en vragen of dit allemaal zomaar kan onder Europees recht.

 

Antwoordindicatie

Casus 1

Drie te analyseren maatregelen:

  1. Verbod regenboogijs (6 punten)

  2. Uitzetting Frank (6 punten)

  3. Verblijfsrecht Doug en Zoe (8 punten)

Verbod van verkoop ijs met kunstmatige kleur- en smaakstoffen (6 punten)

Vrij verkeer? Harmonisatie? Grensoverschrijding?

  • Vrij verkeer van goederen -> IJs is een goed in de zin van EU recht (stoffelijk object).

  • Geen harmonisatie -> primair recht van toepassing

  • Er is een grensoverschrijdend element: boer Frank uit Nederland gaat naar Italië met zijn ijs.

Tarifaire of non-tarifaire maatregel?

  • Non-tarifaire maatregelen: het gaat niet om een geldelijke last, maar om een verbod van ijsverkoop.

Dus we kijken naar art. 34 VWEU. Onder art. 34 is het volgende verboden: kwantitatieve in- of uitvoerbeperking of MGW?

  • Dassonville criterium

Frank kan niet meer handelen in ijs met kunstmatige kleur- en smaakstoffen. Dit maakt het moelijker om zijn ijs te verkopen en dit belemmerd de handel tussen de lidstaten (in casu Nederland en Italië), dus een MGW o.b.v. de Dassonville-formule

Keck-arrest: producteis of verkoopmodaliteit?

  • Keck

    • In casu een producteis, want het product in huidige vorm (met kunstmatige kleur en smaakstoffen) kan niet worden verkocht in Italië. Het product moet worden aangepast wil het verkocht kunnen worden. Gevolg: een producteis, Keck niet van toepassing, blijft een MGW en dus in beginsel verboden onder art. 34 VWEU

Rechtvaardiging?

  • Art. 36 ‘de verdragsexceptie’ of de Rule of Reason (Cassis de Dijon)

  • Als het om directe discriminatie gaat, dan kan de Rule of Reason niet gebruikt worden.

    • In casu geen directe discriminatie, want de regel geldt voor zowel nationale als niet-nationale producten ‘alleen ijs o.b.v. natuurlijke kleur- en smaakstoffen mag verkocht worden’ . Er wordt niets gezegd over de herkomst van het ijs, maar het gaat over al het ijs.

  • Gaat het om een belang opgesomd in art. 36? Of valt het onder de open categorie van de Rule of Reason?

    • In de tekst staat ‘schadelijk voor de gezondheid’, dus het belang van volksgezondheid kan worden ingeroepen. Dit staat als belang genoemd in art. 36

    • Zowel art. 36 als de Rule of Reason kan gebruikt worden.

Geschikt?

  • Is het verbod van ijsverkoop met kunstmatige kleur- en smaakstoffen geschikt om de volksgezondheid te beschermen?

  • Als aangetoond is dat kunstmatige kleur- en smaakstoffen gevaarlijk zijn voor de gezondheid dan wel. Hier zijn verschillende onderzoeken naar verricht en op Europees niveau zijn zelfs regels opgesteld over de hoeveelheid hiervan. Dus aangenomen kan worden dat het van invloed kan zijn op de gezondheid. Als het niet meer mag, kan het ook niet de gezondheid aantasten. Maatregel is dus geschikt

Noodzakelijk?

Zijn er minder belemmerende alternatieven te verzinnen die hetzelfde doel bereiken?

  • Misschien gaat een algeheel verbod wat ver, stel je stelt een maximum in van hoeveelheid kunstmatige kleur en smaakstoffen. Als aangetoond kan worden dat een kleine hoeveelheid niet schadelijk is voor de gezondheid zou dit een goede optie zijn.

  • Hier moeten studenten argumenteren en tot een overwogen conclusie komen. Voor maximale punten tenminste 1 tegenargument

2) uitzetting van Frank (6 punten)

Vrij verkeer? Harmonisatie? Grensoverschrijding?

  • Frank is een Nederlandse EU burger in Italië, hij valt daarom onder verordening 2004/38

  • Frank is verder als zelfstandige gevestigd, hij heeft daarom een verblijfsrecht voor meer dan drie maanden op basis van Artikel 7(1)(a) 2004/38.

  • Omdat de Richtlijn opgaat kijken wij naar de Richtlijn en niet naar primair EU recht

  • Deze vraag gaat verder over uitzetting, dus kijken wij naar de specifieke bepalingen inzake uitzetting, zowel materieel als procedureel

Materieel: (3 punten)

Studenten moeten in casu de verschillende relevante elementen goed toepassen, waarbij het beste antwoord is dat uitzetten niet mag maar ook enkele argumenten gegeven kunnen worden voor uitzetting.

  1. Het stelen van de kassa en een uithangbord is verboden en in strijd met het (Italiaanse) strafrecht. Italië kan zich derhalve beroepen op de bescherming van de openbare orde.

  2. Het gaat om het persoonlijke gedrag van Frank, maar strafrechtelijke veroordelingen zelf zijn niet afdoende: het dient te gaan om actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging. Dit betekent mede dat er ook een dreiging voor de toekomst moet zijn:

    1. Enerzijds is Frank eenmalig geknapt door omstandigheden,

    2. Anderzijds komt de kleptomanie weer boven. Dit is een chronische aandoening die ook een risico voor de toekomst met zich mee kan brengen. Eventueel is er dus wel een risico voor de toekomst

  3. Verder dient het te gaan om een een fundamenteel belang van de samenleving.

    1. Aan de ene kant is bescherming van eigendom en voorkomen van vernieling een belangrijk doel

    2. Aan de andere kant waren de delicten van Frank ook weer niet heel erg ernstig. Vergelijk dit bijvoorbeeld met drugshandel of misbruik van kinderen. De vraag is of een lichtere sanctie zou voldoen

  4. Daarnaast moeten overige factoren worden meegewogen; proportionaliteit

    1. duur van verblijf, leeftijd, gezondheid, gezins- en economische situatie sociale en culturele integratie -> Frank is alleenstaand, en woont relatief kort in Italie, maar heeft daar wel een bedrijf opgebouwd

    2. langduriger verblijfsrecht -> op basis van de casus lijkt het erop dat Frank minder dan 5 jaar in Italië is, en dus geen langdurig verblijfsrecht heeft. Daarom geld de relatief ‘laagste’ eis.

  5. Conclusie: hoewel er een beperkt risico kan zijn voor de toekomst voor het recht op eigendom lijkt uitzetting disproportioneel en niet gerechtvaardigd gezien de bedreiging. Een gewone strafrechtelijke sanctie zou meer voor de hand liggen. De uitzetting is waarschijnlijk niet toegestaan onder 27 en 28 2004/38

Procedureel (2 punten)

  • Onder Artikel 30 heeft Frank recht op een kennisgeving -> niet gerespecteerd

  • Onder 31 heeft Frank recht op rechtsmiddelen -> niet gerespecteerd

  • De casus stelt niet voor hoe lang de uitzetting geldt, maar als meer dan drie jaar zonder kans op herziening > strijd met 32 van 2004/38

  • Conclusie: er is ook procedureel in strijd met Artikel 30-32 2004/38 gehandeld

3) uitzetting Doug en Zoe (8 punten)

In essentie gaat het hier om een toepassing van 2004/38 en Baumbast

  • Zowel Doug als Zoe zijn EU burgers (20 VWEU) die gebruik maken van hun rechten door naar Italië te gaan. Zij vallen daarom onder EU recht en onder 2004/38 in het bijzonder.

Rechten van Doug en Zoe voor ontslag

  • Doug was een werknemer (Lawrie Blum / Trojani arrest: “iemand die gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag prestaties verricht tegen beloning, de arbeid moet reëel en daadwerkelijk zijn (niet slechts marginaal en bijkomstig van aard).” > 16 uur per week in een ijs zaak onder gezag van Frank en waarschijnlijk voor salaris.

  • Doug had een verblijfsrecht voor meer dan drie maanden onder 7(1)(a) 2004/38

  • Zoe had zelfstandig een verblijfsrecht voor minder dan drie maanden onder Artikel 6

  • Daarnaast was Zoë familie van Doug o.g.v. art. 2 lid 2 sub c en had zij daarom een afgeleid verblijfsrecht o.g.v. art. 7 lid 1 sub d

Rechten Doug en Zoe na ontslag

  • Na ontslag is Doug in beginsel geen werknemer meer en kan Zoe dus in beginsel geen rechten ontlenen. Maar er zijn 2 gronden onder Europees recht op basis waarvan Doug en Zoe toch nog rechten hebben

  1. Doug kan zich op art. 7(3)(c)beroepen. Een burger van de Unie die niet meer werknemer is behoudt zijn status voor een bepaalde periode. (gezien de casus is Doug korter dan een jaar in dienst), het gaat over één zomer):

    1. Doug is onvrijwillig werkloos geworden,

    2. als hij zich inschrijft bij de bevoegde dienst voor arbeidsvoorziening

    3. dan blijft hij de status van werknemer behouden en kan hij nog steeds verblijven op grond van art. 7 lid 1 sub a juncto lid 3 sub b voor 6 maanden.

  • Zolang Doug zijn status als werknemer behoudt, behoudt ook Zoe haar afgeleide rechten o.g.v. art. 2 lid 2 sub c jo. art. 7 lid 1 sub d (jo 7(1)(a))

  1. daarnaast/daarna kunnen Zoe en Doug rechten ontlenen aan Baumbast

    1. Onder 45 VWEU/ art. 10. Vo 492/2011/Baumbast had Doug als werknemer het recht om zijn kind naar school te laten gaan en het recht om het kind de opleiding af te laten ronden

    2. Zoe had heeft daarom een afgeleid recht om de opleiding die zij begonnen is af te ronden

    3. Om dit recht effectief te maken, heeft Zoe ook het recht om haar primaire verzorger (Doug) bij zich te hebben.

    4. Ook na verlies van zijn status als werknemer kan Doug daarom een verblijfsrecht afleiden van Zoe zolang zij haar opleiding aan het afronden is

    5. Italië mag Doug en Zoe daarom niet het land uitzetten.

    6. (Bonus) Omdat zij een verblijfsrecht hebben, hebben zij juist recht op gelijke behandeling onder 24 2005/38, en daarmee op sociale bijstand (zie Dano en Alimanovic).

Casus 2

Vraag 2a

A) Dienstenrichtlijn (8 punten)

Vrij verkeer? Harmonisatie? Grensoverschrijding?

  • Vrij verkeer van vestiging > 49 VWEU.

  • harmonisatie > Dienstenrichtlijn

Interstatelijk element?

  • Trijber

  • Jacob zal gasten uit buitenland ontvangen, dus afdoende interstatelijk voor toepassing Dienstenrichtlijn

De eis van de Gemeente leiden vormt een aan evaluatie onderworpen eis/belemmering onder Artikel 15(2)(a) van de dienstenrichtlijn

Deze zijn alleen toegestaan als ze aan alle voorwaarden van Artikel 15(3) voldoen De lidstaten controleren of de in lid 2 bedoelde eisen aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) discriminatieverbod: de eisen maken geen direct of indirect onderscheid naar nationaliteit of, voor vennootschappen, de plaats van hun statutaire zetel;

b) noodzakelijkheid: de eisen zijn gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;

c) evenredigheid: de eisen moeten geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken; zij gaan niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken en dat doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt.

Discriminatie: de regel maakt geen direct of indirect onderscheid, geldt gelijkelijk voor alle partijen) (Evt geavanceerd: bestaande ondernemingen in Leiden voor verbod evt een voordeel, voordeel voor bestaande Leidse Horeca

Noodzakelijkheid: voorkomen wegconcurreren Leidse Horeca, op zich een zuiver economisch doel en problematisch, maar gekoppeld aan betere, anders geformuleerde doelen te weten leefbaarheid en leegstand, deze zullen wel geaccepteerd worden

Evenredigheid (valt uit elkaar in geschiktheid en noodzakelijkheid) . Hier gaat het met name om dat de studenten juist argumenteren, zeker bij noodzakelijkheid.

Geschikt: op zich is het middel geschikt om de gestelde doelen te bereiken, immers door verbod komt er geen extra concurrentie en dus minder druk op centrum. (bonus evt: is de maatregel wel consistent: immers andere zaken in centrum (mode etc) worden wel weggeconcurreerd)

Noodzakelijk:

  • Argumenten voor:

    • Het is maar een straal van 1 kilometer, is al beperkt

    • Enkel verbod op Horeca, niet op andere zaken

  • Argumenten tegen:

    • Totaalverbod vergaand, waarom niet een beperkt aantal?

    • 500 meter genoeg?

    • Heeft Leiden bewezen dat dit werkt?

Conclusie: waarschijnlijk niet evenredig, maar andere uitkomst kan beredeneerd worden.

Vraag 2b

2 maatregelen:

Winkeliers 125.000 lening met 25.000 korting per jaar (6 punten)

Contract Thunderbird (6 punten)

Steun winkeliers (6 punten)

107 VWEU

Onderneming? > ja winkeliers verrichten een economische activiteit en zijn ondernemingen (Leipzig-Halle)

De steunmaatregel is toegekend door een lidstaat en in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd > Ja, het gaat om een directe toekenning van fondsen van de Gemeente De steunmaatregel verschaft aan de begunstigde(n) een niet-marktconform voordeel;

Er is geen sprake van een ALTMARK (geen DAEB)

De overheid handelt niet als een MEIP (markt wil juist niet investeren, lening tegen gunstigere voorwaarden dan normaal)

De ondernemingen krijgen daarmee met de som geld een niet-marktconform voordeel

steun is selectief > ja, de steun wordt toegekend aan een bepaalde groep winkeliers die een vestiging in een project openen en is dus selectief ;De steunmaatregel leidt tot (dreigende) vervalsing van de mededinging en tot ongunstige beïnvloeding van de tussenstaatse handel > Ja, door het voordeel wordt de concurrentie verstoord, en de Leidse winkels ontvangen internationale klanten (studenten) en zijn evt ook online actief.

De Minimis? Is de steun meer van 200K per 3 jaar?

In beginsel krijgt iedere winkelier exact 200K (125 plus 3x25), en valt de maatregel daarmee onder de De Minimis

Als gevolg geen steun, en ook geen aanmelding vereist

Maar risico op cumulatie: wat als een bedrijf meerdere winkels opent > dan bedrag boven de minimis

Indien boven de minimis > in beginsel steun onder 107(1) > groepsvrijstelling en 107(3) checken

Procedure:

Als boven De Minimis > niet aangemeld

Steun onrechtmatig onder 108(3)VWEU jo Verordening 2015/1589

Extra: terugvordering door nationale rechter of door Cie

Thunderbird (6)

Mogelijke steun door verlening contract, maar mogelijk Altmark geval

Onderneming? > ja, Thunderbird verricht een economische activiteit en is ondernemingen (Leipzig-Halle)

De steunmaatregel is toegekend door een lidstaat en in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd > Ja, het gaat om een directe toekenning van fondsen van de Gemeente

De steunmaatregel verschaft aan de begunstigde(n) een niet-marktconform voordeel? Is er sprake van ALTMARK? > vier voorwaarden:

  1. daadwerkelijk belast met DAEB? > ja, opleiding ouderen, ook opgenomen in regelgeving

  2. vooraf, objectieve en doorzichtige parameters voor vergoeding? > Ja, vast bedrag vooraf op basis van transparante en objectieve criteria (aantal)

  3. niet hoger zijn dan kostendekkend met redelijke winst: > ja, aangezien er is aanbesteed mag je er van uitgaan dat de prijs redelijk is, en niet te hoog

  4. Indien niet aanbesteed > compensatie op basis van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming zou hebben gemaakt om deze verplichtingen uit te voeren, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitoefening van deze verplichtingen > aangezien er is aanbesteed gaat dit niet op

Conclusie: aan Altmark voldaan, er is geen steun onder 107(1)

Er hoeft dus ook niet gerechtvaardigd of aangemeld te worden.

Check page access:
Public
Check more or recent content:

Europees recht - Recht - UL - B2 - Oefenbundel

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2019

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2019


Vragen

I. Nederlandse Spoorwegen

Vraag 1a

De grootste gebruiker van het Nederlandse spoorwegnet is de N.V. Nederlandse Spoorwegen (NS). Dit komt voornamelijk omdat de minister van Infrastructuur en Milieu heeft besloten om de concessie voor het hoofdrailnet tot het jaar 2030 te verlenen aan de NS. Dit wordt bekendgemaakt in het besluit “Concessie voor het hoofdrailnet 2020-2030”, waarin de minister verder stelt dat met het bieden van vervoer op het hoofdrailnet het publieke belang van de bereikbaarheid in het land wordt gediend.  De NS is voor de uitvoering van de concessie aan de Nederlandse overheid jaarlijks een bedrag verschuldigd van 100 miljoen euro. Het traject Tilburg-Brussel is deel van het hoofdrailnet. Om meer mensen over te halen gebruik te maken van het openbaar vervoer, verwacht de minister dat de NS op dit traject hoogwaardig en zeer frequent treinvervoer biedt. Het aantal reizigers op de lijn valt vooralsnog echter tegen, waardoor de inkomsten voor NS op dit traject 750.000 euro lager zijn dan verwacht. Vanwege de verliesgevende exploitatie wil de NS het treinvervoer op dit traject niet langer voor haar rekening nemen. Om de NS over te halen de exploitatie voort te zetten, stelt de minister voor om jaarlijks aan de NS 1,5 miljoen euro over te maken.

Toets het voorstel van de minister aan zowel materieel als procedureel Europees mededingingsrecht.

Vraag 1b

De onderneming NS Stations is tevens een dochteronderneming van de NS Groep N.V. en verantwoordelijk voor het beheer van de Nederlandse stations, waartoe ook de zorg voor het retailbeleid behoort. De formules Julia’s en Kiosk worden door NS Stations zelf geëxploiteerd, terwijl de exploitatie van de vestigingen van Starbucks en Ako door externe ondernemers wordt verzorgd.
Vooral de omzet van koffie in de vestigingen van Kiosk is winstgevend voor NS Stations, maar deze inkomsten lopen sterk terug sinds Starbucks steeds populairder wordt in ons land.
NS Stations behoudt Starbucks graag op de stations omdat een belangrijk deel van de stijging van de tevredenheid onder reizigers over de stationsvoorzieningen te danken is aan de komst van Starbucks. Tegelijkertijd wil NS Stations zoveel mogelijk omzet blijven halen uit de eigen vestigingen van de Kiosk. Tijdens een conference call bespreekt de operationeel directeur van NS Stations zijn zorgen met de vier ondernemers die samen de in totaal 30 stationsvestigingen van Starbucks verspreid over Nederland exploiteren. Met zijn vijven komen zij overeen dat de NS op alle stations ten noorden van de grote rivieren exclusief koffie verkoopt via de Kiosk. In alle overige stations in Nederland heeft Starbucks dit voorrecht.

Is in casu in strijd gehandeld met EU recht? Motiveer.

II. Rondtrekkende Roma

Vladimir en Rachel Sputnik zijn rondtrekkende Roma uit het zuiden van Roemenië. Begin juni komen ze samen met hun dochter Maria aan in Parijs. Vader en dochter bezitten een Russisch

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2017 (2)

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2017 (2)


Vragen

I. Heel gewoon, 70% schoon (20 punten)

Geïnspireerd door het kersverse klimaatakkoord van Parijs besluit het Franse kabinet om CO2-uitstoot nog dwingender te gaan bestrijden met twee nieuwe maatregelen die in korte tijd via spoedprocedures worden aangenomen.

Ten eerste wil de wetgever zorgen dat consumenten vooral aan schone auto’s worden blootgesteld bij het maken van hun keuze. Daarom mogen volgens de ‘heel gewoon 70% schoon’ maatregel autoverkopers of distributeurs nog maar maximaal 30% van hun showroomruimte aanwenden voor de verkoop van vervuilende auto’s met een milieulabel van D of lager. De overige 70% van de ruimte moet gevuld worden met (relatief) schone auto’s. Deze eis kan tot gevolg hebben dat de autoverkopers of distributeurs hun verkoopinfrastructuur moeten aanpassen, maar dit is niet noodzakelijk het geval, zolang zij maar minder dan 30% van hun showroomruimte voor vervuilende wagens benutten.

Vraag 1a

Is de Franse maatregel in overeenstemming met het Europese recht inzake het vrije verkeer? Motiveer uw antwoord.

De Franse overheid is nog niet tevreden, met name omdat de verkoop van elektrische auto’s en ‘plug-in-hybrids’ achterblijft. Daarom besluit Frankrijk het Schone Lucht Fonds uit te breiden. De overheid zal voortaan jaarlijks twee miljard in dit fonds storten, dit ten koste van de ontwikkelingssamenwerking en defensie. Van dit geld, samen met de heffingen op importeurs, zal het fonds een aankoopsubsidie geven op in Frankrijk geproduceerde elektrische auto’s en ‘plug-in-hybrids’. Iedere producent die elektrische auto of ‘plug-in-hybride’ in Frankrijk produceert, krijgt een subsidie van 9% van de productiekosten tot een maximum van 9.000 euro. Hiermee hoopt Frankrijk de ‘groene industrie’ in Frankrijk een boost te geven, en daarmee het milieu verder te beschermen in de toekomst.

Vraag 1b

Is deze aanvullende Franse maatregel in overeenstemming met Europees recht? Betrek in uw antwoord zowel materiele als procedurele aspecten.

II. Van Hank en Citrus

Hank, een Duitse autoproducent met 35% marktaandeel in Duitsland, doet het met 5% van de markt heel slecht in Frankrijk. Dit komt grotendeels vanwege de in casus 1 besproken nieuwe maatregelen. De auto’s van Hank hebben namelijk meestal een milieu label D of lager. Om competitief te blijven in Frankrijk moet Hank daarom constant stunten met haar prijzen. Vooral Citrus, het oudste en meest gevestigde autobedrijf van Frankrijk met een marktaandeel van 39%, is een geduchte concurrent van Hank. Bovendien is Citrus ook steeds succesvoller in Duitsland, de thuismarkt van Hank. De CEO van Hank wordt dan ook langzamerhand wanhopig: de stuntprijzen in Frankrijk hebben de financiële reserves van Hank bijna volledig uitgeput, en Hank kan haar lage prijzen in Frankrijk niet lang meer volhouden, zeker niet met de thuisbasis onder druk.

Op de autobeurs van Genève lopen Gunther, de CEO van Hank, en Penelope, de CEO van Citrus, elkaar toevallig tegen het lijf. Gunther geeft aan dat hij de ‘good old days’

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2017 (1)

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2017 (1)


Vragen

I.Een Hollands drama in Italië (20 punten)

IJscoman Frank uit Nederland heeft in de zomer een grote hit met zijn boerenijs: ambachtelijk ijs gemaakt van verse melk van Hollandse boerderijkoeien. Terwijl de temperaturen in Nederland in september al fors dalen, ziet Frank een mogelijkheid om zijn boerenijs in het zuiden van Europa te verkopen. Daar is het nog heerlijk nazomer weer en Frank denkt dat er daarom genoeg vraag is naar zijn ambachtelijke boerenijs. Frank heeft een goede deal kunnen sluiten met vliegtuigmaatschappij Pyan Rair waardoor hij elke dag vers ijs naar Rome (Italië) kan brengen voor een klein bedrag.

Frank huurt een winkelpand in het centrum van Rome en verhuist naar Italië om fulltime te kunnen werken in de winkel. Frank begint met de verkoop van zijn boerenijs en het blijkt dat met name zijn speciale ‘regenboogijs’ goed in de smaak valt bij de Italianen. De zaken lopen zo goed dat hij besluit om extra mankracht in te huren via een vacature in de krant. Doug is samen met zijn 7-jarige dochter Zoë uit hun geboorteland Engeland vertrokken om een nieuw leven op te bouwen in Italië. Na het zien van de vacature solliciteert Doug voor de functie van verkoopmedewerker. Hij wordt aangenomen en gaat aan de slag in de winkel van Frank voor 16 uur in de week. Voor Zoë is een goede basisschool gevonden op loopafstand van de ijsco-winkel, waar ze doordeweeks naar school gaat.

Na twee glorieuze weken krijgt Frank echter een brief van de Italiaanse overheid met de mededeling dat hij zijn ‘regenboogijs’ niet meer mag verkopen. Volgens de regering bevat dit ijs een hoge concentratie van kunstmatige kleur- en smaakstoffen en dit is schadelijk voor de gezondheid. Alleen ijs op basis van natuurlijke kleur- en smaakstoffen mag verkocht worden in Italië.

Daarnaast ontwikkelt zich nog een probleem. Aan de overkant van Franks winkel bevindt zich de ijsco-winkel van Calvino, die van mening is dat Frank zijn klanten steelt. Hij probeert daarom Frank op allerlei manieren tegen te werken. Na anderhalf jaar van getreiter en een bijzonder nare roddelcampagne zit Frank er zo doorheen dat zijn lang onderdrukte kleptomanie in volle hevigheid naar boven komt. Op een kwade avond ‘knapt’ Frank. Hij steelt het grote uithangbord van Calvino’s winkel (een foto van Calvino zelf met een ijsje in de hand) en dumpt deze in de rosse buurt van Rome. Ook neemt hij Calvino’s goed gevulde kassa mee naar huis als schadevergoeding voor het geleden leed. De Italiaanse politie ziet op de camerabeelden hoe Frank de kassa en het uithangbord heeft gestolen. Frank wordt opgepakt en na twee dagen van verhoren het land uitgezet.

Nu Frank in Nederland is, wordt de ijsco-winkel in Rome gesloten en verliest Doug zijn baan als verkoopmedewerker. Doug heeft hierdoor niet genoeg geld

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2015 (1)

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2015 (1)


Onderdeel I: meerkeuzevragen

Vraag 1

Hannah (1 jaar) is geboren in België en heeft de Belgische nationaliteit. Haar ouders hebben beiden de Algerijnse nationaliteit. Na vijf jaar illegaal in België te hebben verbleven, vragen zij nu een verblijfsrecht aan in België. Maken zij onder Europees recht kans op dit verblijfsrecht?

  1. Ja, ze zijn nu al vijf jaar in België en mogen daardoor blijven op basis van EU recht.

  2. Nee, zij zijn derdelanders en zullen met Hannah terug naar Algerije moeten.

  3. Ja, want het effectieve genot van de EU-burgerrechten van Hannah mag niet beperkt worden.

  4. Nee, omdat zij illegaal in België hebben verbleven, hebben ze hun recht op verblijfsrecht onder Richtlijn 2004/38 vergooid.

Vraag 2

De gemeente Dronten besluit een expresbusdienst naar Utrecht in te leggen, om haar burgers een waardig alternatief te bieden voor erg onbetrouwbare treindiensten. De expresbus zou elke 15 minuten vertrekken en inwoners van Dronten zouden een automatische korting van 50% op de prijs van een kaartje krijgen; eventuele verliezen worden door de gemeente Dronten aangezuiverd. De gemeente geeft 15 miljoen euro extra compensatie aan de uitvoerder van de dienst, bovenop de aanzuivering van de kosten, die gemiddeld 30 miljoen per jaar bedragen. Na het uitschrijven van een wedstrijd (aanbesteding) tot het gunnen van de expresdienst kwam Lely-buzz, een lokale ondernemer, als winnaar uit de bus. Transtravel (Altmark), een Duitse aanbieder van transportdiensten, nam echter ook deel aan de aanbesteding en ving hierbij bot. Voor de nationale rechter roept Transtravel in dat de gunning van het contract aan Lely-buzz staatssteun uitmaakt, waarop Lely-buzz zich op de Altmark-uitzondering beroept. Welke stelling is juist in dat verband?

  1. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet niet aan de vierde Altmark-voorwaarde omdat bij de gunning geen uitdrukkelijke melding gemaakt werd van de raming van kosten door een goed beheerde onderneming.

  2. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet aan alle vijf cumulatieve Altmark-voorwaarden.

  3. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet mogelijk niet aan de derde Altmark-voorwaarde omdat bij de berekening van de door de overheid te betalen vergoeding een onredelijke winstmarge wordt toegekend in aanvulling op de compensatie voor verliezen.

  4. De gunning van het contract aan Lely-buzz voldoet waarschijnlijk niet aan de eerste voorwaarde van de Altmark-uitzondering, nu een expressbusdienst niet als een openbare dienstverplichting beschouwd kan worden.

Vraag 3

In aanvulling op het bestaan van staatssteun, roept Transtravel in dat de gunning van het contract aan Lely-buzz ook onrechtmatige en onverenigbare staatssteun was. Welk van onderstaande argumenten aangevoerd door Transtravel zal kans op slagen hebben?

  1. De nationale rechter mag vaststellen dat de gunning van het

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2015 (2)

Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2015 (2)


Vragen

Vraag 1

Aan welke voorwaarden moet een natuurlijk persoon voldoen om direct beroep in te kunnen stellen bij het Hof van Justitie?

  1. Een natuurlijke persoon kan alleen direct beroep instellen bij het Hof van Justitie als hij alle nationale rechtsmiddelen heeft uitgeput.

  2. Een natuurlijk persoon kan nooit direct beroep instellen bij het Hof van Justitie, alleen indirect beroep via een prejudiciële vraag bij de nationale rechter.

  3. Een natuurlijk persoon kan direct beroep instellen indien hij rechtstreeks en individueel geraakt is.

  4. Een natuurlijk persoon kan alleen direct beroep instellen indien hij rechtstreeks en individueel geraakt is door een aan hem geadresseerde beschikking.

Vraag 2

In het Francovich-arrest is vastgesteld dat:

  1. Staten aansprakelijk kunnen worden gesteld wanneer zij in strijd handelen met een regel van Unierecht die rechten beoogt toe te kennen aan particulieren met verplichtingen die volgen uit het Unieverdrag en het Werkingsverdrag

  2. Burgers zich voor de nationale rechter direct kunnen beroepen op Europese soft law

  3. Particulieren bij staatsaansprakelijkheid het nodige moeten doen om eigen schade zoveel mogelijk te beperken.

  4. Bepalingen van Unierecht voorrang hebben boven nationaalrechtelijke bepalingen, maar niet boven de grondwet

Vraag 3

De Nederlandse Hidde Jansma wil wat meer avontuur in zijn leven en besluit de Nederlandse bodem te verruilen voor het verre Tsjechië. Eenmaal in Tsjechië aangekomen vindt hij werk bij een klusbedrijf als onderaannemer. Zijn vriendin van de afgelopen 9 jaar, Marjorie, woont in Frankrijk, maar hij wil haar graag meenemen naar Tsjechië. Welke van de volgende stellingen zijn juist:

I: Hidde mag in Tsjechië verblijven op grond van artikel 7a richtlijn 2004/38, want hij is een werknemer op grond van artikel 45 VWEU.

II: Marjorie mag niet in Tsjechië verblijven want ze komt niet in aanmerking als familielid op grond van artikel 2 lid 2 richtlijn 2004/38.

  1. I is juist

  2. II is juist

  3. Beiden zijn juist

  4. Beiden zijn onjuist

Vraag 4

Hakim en Lou zijn als vluchtelingen uit Irak naar Frankrijk gekomen. Ze hebben twee kinderen gekregen die van rechtswege de Franse nationaliteit hebben gekregen. Hakim en Lou dreigen echter te worden uitgezet. Hebben zij een afgeleid verblijfsrecht?

  1. Nee, ze bezitten immers niet de nationaliteit van een EU-lidstaat. Daarom is art. 20 VWEU in casu niet van toepassing.

  2. Nee, het feit dat de kinderen van Hakim en Lou de Franse nationaliteit bezitten, betekent niet dat hun ouders hierdoor automatisch een afgeleid verblijfsrecht hebben.

  3. Ja, als Hakim en Lou het land moeten verlaten dan moeten de kinderen mee; hierdoor kunnen zij hun recht als EU-burger niet uitoefenen.

  4. Ja, de kinderen van Hakim

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2013 (1)

Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2013 (1)


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Welke van de onderstaande stellingen over de prejudiciële procedure is juist?

I: Waar de uitlegging van Europees recht noodzakelijk is voor de oplossing van een geschil moeten alle nationale rechters een prejudiciële vraag stellen aan het Hof van Justitie.

II: Een nationale rechter hoeft geen prejudiciële vraag over de uitlegging van Europees recht te stellen, indien over het antwoord op deze vraag redelijkerwijze geen twijfel kan bestaan.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

  3. Beide stellingen zijn juist.

  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 2

Welke van de onderstaande stellingen over de toepassing van artikel 101 VWEU is onjuist?

  1. Nationale rechterlijke instanties zijn bevoegd om de artikelen 101(1) en 101(2) VWEU toe te passen, maar niet artikel 101(3) VWEU.

  2. Indien de Commissie een procedure start die moet leiden tot de vaststelling van een inbreuk op artikel 101 VWEU zijn nationale mededingingsautoriteiten niet langer bevoegd om zelf artikel 101 VWEU toe te passen.

  3. Een onderneming die partij is bij een kartel kan in aanmerking komen voor immuniteit tegen een boete, indien zij als eerste informatie en bewijsmateriaal verschaft die de Commissie in staat stelt een inbreuk op artikel 101 VWEU vast te stellen.

  4. Een verticale overeenkomst valt onder de groepsvrijstelling in Verordening 330/2010 indien zowel de leverancier als de afnemer marktaandelen bezitten die niet meer bedragen dan 30%.

Vraag 3

Welke van deze voorwaarden is volgens het arrest Brasserie du Pêcheur niet vereist voor een recht op schadevergoeding ingevolge het Unierecht?

  1. De geschonden rechtsregel strekt ertoe rechten toe te kennen aan particulieren.

  2. De schending van het Unierecht is voldoende gekwalificeerd.

  3. Er is een direct causaal verband tussen de schending en de door benadeelde personen geleden schade.

  4. De persoon moet rechtstreeks en individueel geraakt zijn.

Vraag 4

Welke van de volgende stellingen over het vrij verkeer van goederen is juist?

I: In het arrest Cassis de Dijon introduceerde het Hof de ‘rule of reason’, op basis waarvan maatregelen van gelijke werking met onderscheid kunnen worden gerechtvaardigd door dwingende vereisten van algemeen belang.

II: In het arrest Keck heeft het Hof duidelijk gemaakt dat verkoopmodaliteiten buiten de reikwijdte van het verbod in artikel 34 VWEU kunnen vallen.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

  3. Beide stellingen zijn juist.

  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 5

Welke van de onderstaande stellingen betreffende het vrij verkeer van personen is juist:

  1. De kinderen van een Duitser

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2013 (2)

Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2013 (2)


Vragen

Het is zwaar weer op de koffiemarkt. Hoewel er nog steeds genoeg koffie wordt gedronken, ondervinden de gevestigde koffiehandelaren steeds meer concurrentie. Bovendien stijgen de arbeidskosten omdat koffieboeren steeds meer opkomen voor een eerlijk salaris.

Om de stress even opzij te zetten besluiten de drie grootste koffieproducenten op de Nederlandse markt, Relax NV (50% marktaandeel), Zwart BV (30% marktaandeel) en Slobber NV (10% marktaandeel) tijdens een bijeenkomst van de ondernemingsvereniging om een voetbaltoernooi te organiseren. Onderneming Kees Kopje BV wordt niet uitgenodigd voor het toernooi.

Het toernooi wordt gehouden op een mooie herfstdag bij de voetbalclub ‘FC De Athener’. Tijdens de derde helft komen de drie directeuren bijeen in een achterkamertje van de kantine om het toernooi te evalueren.

Na kort gesproken te hebben over het grote succes van deze dag gaat het gesprek al snel over belangrijkere zaken, zoals de toegenomen concurrentie en de almaar stijgende arbeidskosten. Zonder tot concrete toezeggingen te komen betoogt Bob Bakkie, directeur van Relax NV, dat vanwege de stijgende arbeidskosten ‘de koffieprijs haar werkelijke waarde beter zou vertegenwoordigen bij een prijsstijging van 50 cent per pond.’ Mariëlle Mok, directeur van Zwart BV,meent dat Bob hier ‘geen onwaarheden spreekt’. Daarbij vult zij aan dat ‘zonder een prijsstijging de kwaliteit van de koffie op de Nederlandse markt niet meer gewaarborgd kan worden’. Bert Beker, directeur van Slobber NV, staart afwezig uit het raam en neemt nauwelijks deel aan de conversatie.

Dan wordt het gesprek onderbroken door een polonaise van werknemers die de kamer komt binnenvallen. Een week later stijgt de koffieprijs van Relax NV met 50 cent per pond. Zwart BV verhoogt haar prijs twee dagen later met een prijsstijging van 35 cent per pond. Slobber NV verhoogt haar prijs twee weken later met een prijsstijging van 55 cent per pond. Concurrent Kees Kopje BV hoort over dit gesprek, en heeft het sterke vermoedens dat deze prijsstijging geen zuivere koffie is.

Hij richt zich met enkele vragen tot u als deskundige in het Europese recht.

Vraag 1

Hebben Relax NV, Zwart BV en Slobber NV in strijd gehandeld met artikel 101 en/of artikel 102 VWEU?

Vraag 2

Geef advies over welke rechtsgangen Kees Kopje BV ter beschikking staan, en de respectievelijke voor- en nadelen van deze rechtsgangen?

Vraag 3

Kees Kopje wordt zwaar getroffen door deze maatregel. Hij benadert u weer, ditmaal met de vraag of deze maatregelen van de Nederlandse overheid in overeenstemming is met Europees Recht. Wat is uw oordeel over de verenigbaarheid van onderhavige maatregel?

Als gevolg van al deze omstandigheden gaat het niet goed met de Nederlandse koffiesector. De provincie Zuid-Holland besluit dan ook in actie te komen. De provincie verplicht zich daarom per direct om de komende vijf jaar een forse hoeveelheid koffie af te nemen, waarbij zij 10 cent per kilo extra

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2012 (1)

Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2012 (1)


Essayvragen

De rechtspraak van het Hof van Justitie heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van het vrij verkeer van goederen en daarmee in de ontwikkeling van het vrije verkeer in het algemeen. In de klassieke arresten Dassonville, Cassis de Dijon en Keck bepaalde het Hof onder meer de omvang van het vrije verkeer van goederen alsmede de doelstellingen daarvan. In het arrest Italiaanse brommeraanhangwagens gaf het verder vorm aan deze vrijheid.

Bespreek de ontwikkeling in de jurisprudentie van het Hof omtrent het vrije verkeer in deze arresten en betrek daarbij in ieder geval de concepten markttoegang en discriminatie in uw antwoord. Bekritiseer en/of verdedig daarbij één of meer van de door het Hof gemaakte keuzes en motiveer daarbij uw eigen positie. Het staat u natuurlijk vrij ook andere rechtspraak te gebruiken om uw antwoord te illustreren of nader te onderbouwen. (5 punten worden toegekend voor een juiste beschrijving van de jurisprudentie en de ontwikkeling, en de overige vijf worden toegekend voor een overtuigende analyse en eigen positie)

Casus I

Sven Bjottabrøker is een Deense fysiotherapeut. Ieder jaar reist hij 14 weken door Frankrijk. Hij bekostigt deze werkvakantie met het geven van pijnlijke maar heilzame massages op dorpspleinen. Hiervoor huurt hij vaak ter plekke een marktkraam voor ongeveer een week tot twee weken. Wanneer een agent van de inspectie voor gezondheid hem aan het werk heeft gezien tijdens een wel erg heftige massage verbiedt hij Sven in het belang van de openbare orde en de volksgezondheid nog verder te werken in zijn gemeente. Omdat hij nu niet meer economisch actief is, wordt Sven bovendien bevolen per direct Frankrijk te verlaten. Sven, een trots Europeaan, is woedend over deze maatregelen. Hij wil zich, met het Europees recht in de hand, verdedigen.

Vraag 1

Zijn de tegen Sven genomen maatregelen in overeenstemming met het Europese recht?

Sven besluit zijn aandacht te verleggen naar Portugal en solliciteert daar naar een functie als parttime fysiotherapeut. De privékliniek waar hij solliciteert eist echter drie jaar werkervaring in Portugal, opdat culturele problemen met de (dik betalende) Portugese clientèle worden vermeden. Daarnaast eisen zij een diploma van een select aantal top universiteiten met een wereldwijd erkende expertise op het gebied van de fysiotherapie. Sven, die al 10 jaar werkervaring heeft in Denemarken en is afgestudeerd aan een erkende Deense universiteit die niet op de lijst voorkomt, wordt daarom niet aangenomen.

Vraag 2

Zijn deze voorwaarden in overeenstemming met het Europese recht?

Casus II

Muziek op je mobiel is een steeds belangrijker product aan het worden en vormt dan ook een snel groeiende markt. Deze markt kent echter ook enkele problemen. Het grootste probleem is dat veel consumenten door de bomen het bos niet meer zien: hoe tussen al die liedjes te kiezen? Daarnaast heeft Apple heeft een zeer dominante

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2012 (2)

Europees Recht - Rechten - UL - B2 - Oefententamen 2012 (2)


Meerkeuzevragen

Vraag 1

Voor het vaststellen van een overtreding van artikel 102 VWEU dienen verscheidene aspecten in overweging genomen te worden. Welk aspect hoort daar niet bij?

  1. Het marktaandeel.

  2. De de minimis drempels.

  3. De productmarkt

  4. Het begrip onderneming.

Vraag 2

In welk van de onderstaande gevallen is de nationale rechter onder Europees Unierecht verplicht om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de EU (HvJ EU)?

  1. De nationale rechter behandelt een vraag over de uitlegging van het Unierecht die zakelijk gelijk is aan een eerdere vraag waarover het HvJ EU reeds heeft beslist.

  2. De nationale rechter overweegt te concluderen tot de ongeldigheid van een richtlijn die reeds eerder door het HvJ EU is uitgelegd.

  3. De juiste uitleg van het Unierecht is zo evident dat er redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan over de toepassing, maar beide partijen in de nationale procedure eisen bij pleidooi een preliminaire vraag.

  4. De nationale rechter behandelt een vraag over de uitlegging van het Unierecht. Er staat hoger beroep open en de beantwoording is noodzakelijk voor de beslissing van het geschil.

Vraag 3

Welke van de onderstaande stellingen over de arresten McCarthy en Zambrano is juist?

  1. In McCarthy werd de reikwijdte van het Unie Burgerschap verbreed ten opzichte van Zambrano, aangezien hier sprake was van een dubbele nationaliteit.

  2. Zowel McCarthy als Zambrano beperkten de rechten van Unieburgers aanzienlijk door het eisen van een grensoverschrijdend element.

  3. In McCarthy oordeelde het Hof van Justitie, anders dan in Zambrano, dat het effectieve genot van burgerschapsrechten niet was geschonden.

  4. De rechtspositie van werknemers was in beide arresten doorslaggevend voor het toekennen van burgerschapsrechten.

Vraag 4

Lees onderstaande stellingen betreffende voorrang en direct effect en geef aan welke juist is:

I: Omdat het Europese recht voorrang heeft boven het nationale recht, mag het EU Hof van Justitie strijdig nationaal recht vernietigen.

II: In het arrest Van Gend en Loos bepaalde het EU Hof van Justitie dat het Europese recht in zijn geheel directe werking heeft in de nationale rechtsordes.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  2. Stelling I is onjuist, stelling II is juist.

  3. Beide stellingen zijn juist.

  4. Beide stellingen zijn onjuist.

Vraag 5

Hybride auto’s worden steeds populairder. De Europese markt voor hybride auto’s is overzichtelijk en wordt gekenmerkt door een beperkt aantal spelers. De grootste autoproducent is Toyota, met een marktaandeel van 85%. Daarna komen Volkswagen (6%) en Opel (3%). De overige producenten hebben verwaarloosbare marktaandelen.

Volkswagen en Opel besluiten om hun krachten te bundelen in hun strijd tegen Toyota.

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2011

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2011


Meerkeuzevragen

Vraag 1

De Europese Raad is:

  1. Een instelling van de Europese Unie

  2. Een internationale organisatie die mede het Europese Hof voor de Rechten van de Mens omvat.

  3. Hoewel geen formele instelling onder het VWEU wel de facto het machtigste orgaan van de Europese Unie.

  4. Sinds het Verdrag van Lissabon betrokken bij de ‘gewone wetgevingsprocedure’.

Vraag 2

Het Sinterklaasfeest staat weer voor de deur. Om te voorkomen dat kinderen te veel suiker binnenkrijgen, met alle gezondheidsrisico’s van dien, besluit de Nederlandse regering om producenten van pepernoten te verbieden suiker in de lekkernij te verwerken. Willy Suikeroom, banketbakker in Vlaanderen, is niet te spreken over de Nederlandse maatregel. Hij ziet zijn kansen om pepernoten te verkopen op de Nederlandse markt in sterke mate afnemen.

De maatregel van de Nederlandse regering is:

  1. Een maatregel die verbonden is aan de Nederlandse nationale identiteit en derhalve gerechtvaardigd kan worden onder art. 4 lid 2 VEU.

  2. Een maatregel van gelijke werking met onderscheid, omdat gediscrimineerd wordt tussen snoepgoed met en snoepgoed zonder suiker.

  3. Een maatregel van gelijke werking zonder onderscheid omdat de maatregel geldt ongeacht in welke lidstaat de pepernoot is geproduceerd.

  4. Een verkoopmodaliteit omdat het pepernoten op zich niet verbiedt, maar slechts het verkopen van gesuikerde pepernoten.

Vraag 3

Lees onderstaand stukje uit de Volkskrant van 12 oktober jl en beantwoord daarna de bijbehorende vraag:

Nederland dwarsboomde Servische droom jarenlang

Servië heeft er lang op moeten wachten, maar eindelijk mag het land zich kandidaat-lid van de Europese Unie noemen. Dat besloot de Europese Commissie vandaag. Het Servische verzoek hiertoe dateert van 2009, maar het was altijd Nederland dat dwarslag.

Hoe kon Nederland het verlenen van de kandidaat-status aan Servië tegenhouden?

  1. Zolang Servië niet voldeed aan de convergentiecriteria kon Nederland het verlenen van kandidaat-status dwarsbomen.

  2. De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken stemde tegen in de Raad van Ministers.

  3. De Nederlandse Europarlementariërs brachten geen stem uit in het Europees Parlement, omdat Servië de waarden schond waarop de Europese Unie berust.

  4. De Eurocommissaris van Nederland gaf geen goedkeuring voor de verlening van een kandidaat-status.

Vraag 4

Welke van de onderstaande stellingen betreffende Diensten van Algemeen Economisch Belang is juist?

I: Lidstaten mogen in principe voor iedere dienst besluiten deze via een staatsonderneming publiek te gaan leveren. Zodra zij dit doen valt een dienst in beginsel meer onder de regels van het VWEU.

II: Een onderneming die belast is met een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) mag daarop een redelijke winst maken.

  1. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.

  2. Stelling I is onjuist, stelling II

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2010

Europees Recht - B2 - Rechten - UL - Oefententamen 2010


Meerkeuzevragen

Vraag 1

De Roemeense Roma familie Ursaru is door de Franse politie zonder pardon op het vliegtuig naar Boekarest gezet. Wat kan de familie doen?

  1. Voor de Franse nationale rechter een beroep doen op het EU recht op vrij verkeer van personen.

  2. De commissie dwingen een beroep wegens niet nakoming van het EU recht op vrij verkeer van personen te starten.

  3. Een procedure beginnen tegen Frankrijk voor het gerecht van de EU.

  4. De Roemeense regering dwingen een beroep wegens niet nakoming van het EU recht op vrij verkeer van personen te starten.

Vraag 2

In zijn conclusie bij de zaak Josemans (C-137/09) concludeert Advocaat Generaal Bot dat de handel in softdrugs in Nederlandse coffeeshops:

  1. noch onder het vrij verkeer van goederen, noch onder het vrij verkeer van diensten valt.

  2. onder het vrij verkeer van goederen en diensten valt.

  3. onder het vrij verkeer van diensten valt.

  4. moet worden bezien in het licht van Artikel 18 VWEU.

Vraag 3

Welke van de onderstaande stellingen met betrekking tot het kartelverbod in art. 101 VWEU is niet juist?

  1. Doelbeperkingen (strekkingsbeperkingen), zoals afspraken over de verkoopprijs, vallen niet onder de ‘de minimis’ bekendmaking.

  2. In de Delemitis zaak (C-234/89) was sprake van zogeheten bundeleffecten, waardoor de overeenkomst onder de werking van art. 101, lid 1 VWEU viel.

  3. Doelebeperkingen (strekkingsbeperkingen), zoals afspraken over de verkoopprijs, kunnen op basis van art. 101, lid 3 VWEU een vrijstelling krijgen van het kartelverbod.

  4. Afspraken die de markt verdelen zijn toegestaan indien dergelijke afsprake een toename van de mededinging als effect hebben.

Vraag 4

In Nederland is de verkoop van zwaar vuurwerk niet toegestaan omdat het ieder jaar weer veel slachtoffers maakt. In België worden zogenaamde ‘Killerstrijkers’ vrij verhandeld. Omdat veel Nederlanders voor de jaarwisseling bij onze zuiderburen vuurwerk gaan kopen wordt hier door de Nederlandse politie streng op gecontroleerd.

  1. Het Nederlandse verkoopverbod kan wel worden gerechtvaardigd met een beroep op art. 36 VWEU, maar niet met een beroep op de Cassis de Dijon jurisprudentie.

  2. De Nederlandse regels vormen een maatregel van gelijke werking die kan worden gerechtvaardigd op basis van dwingende vereisten van algemeen belang.

  3. Het Nederlandse verkoopverbod vormt een verkoopmodaliteit, maar valt toch onder art. 34 VWEU opdat niet aan de voorwaarden van het Keck-arrest (paragraaf 16) is voldaan.

  4. De politiecontroles vormen een schending van het vrij verkeer van personen dat wordt gewaarborgd door art. 21 VWEU.

Vraag 5

Welke uitspraak heeft het Hof in de zaak Gebhard (C-55/94) gedaan over het onderscheid tussen de vrijheid van vestiging en het vrij verkeer van

.....read more
Access: 
Public
Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

Europees Recht: Samenvattingen, uittreksels, aantekeningen en oefenvragen - UL

In deze bundel worden o.a. samenvattingen, oefententamens en collegeaantekeningen gedeeld voor het vak Europees Recht voor de opleiding Rechten, jaar 2, aan de Unversiteit Leiden.

Voor een compleet overzicht van de door JoHo aangeboden samenvattingen & studiehulp en de beschikbare geprinte samenvattingen voor Europees Recht ga je naar Rechten Leiden: Bachelor en Master UL - Samenvattingen en studiehulp

Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Check more of this topic?
How to use more summaries?


Online access to all summaries, study notes en practice exams

Using and finding summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Starting Pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
  3. Tags & Taxonomy: gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  4. Follow authors or (study) organizations: by following individual users, authors and your study organizations you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Search tool : 'quick & dirty'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject. The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study (main tags and taxonomy terms)

Field of study

Access level of this page
  • Public
  • WorldSupporters only
  • JoHo members
  • Private
Statistics
2634
Comments, Compliments & Kudos:

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.
Promotions
special isis de wereld in

Waag jij binnenkort de sprong naar het buitenland? Verzeker jezelf van een goede ervaring met de JoHo Special ISIS verzekering