Oefententamens Inleiding Strafrecht - UvA
- 5275 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
Welke stelling over het legaliteitsbeginsel is juist?
Stelling I Het lex certa-beginsel verbiedt het gebruik van open termen.
Stelling II Uit het legaliteitsbeginsel volgt dat de rechter wettelijke bepalingen niet extensief mag interpreteren.
Naar heersende opvatting is analogische interpretatie van strafbepalingen
Uit het legaliteitsbeginsel van artikel 1 Sr worden in het algemeen vier verboden afgeleid. Welk van de volgende alternatieven behoort daar niet toe?
Welke filosoof wordt geassocieerd met de idee van de vergelding als voornaamste grondslag voor bestraffing?
Art. 5 Wegenverkeerswet 1994 bevat een
In het strafrecht wordt zowel onderscheiden tussen formele en materiële delicten als tussen krenkings- en gevaarzettingsdelicten. Maak de zin af: art. 307 Sr (dood door schuld) is
Welke stelling(en) is/zijn (on)juist?
Stelling I Zowel bij een commissiedelict als bij een formeel omschreven delict dient een bepaald gevolg te zijn ingetreden.
Stelling II Bij een omissiedelict dient een bepaald gevolg te zijn ingetreden.
Het belang van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 1933 (Veearts) is gelegen in het feit dat de Hoge Raad in dit arrest
Het begrip ‘facetwederrechtelijkheid’ verwijst naar
Een onderzoeksbureau heeft de opdracht gekregen van de eigenaar van een jaren geleden gestolen Audi A5 om de revindicatiemogelijkheden te onderzoeken. Bekend is dat de auto in een garage staat in Amsterdam noord. Ben en Wesley, medewerkers van het onderzoeksbureau, gaan naar de garage en zien de auto in de showroom staan. Wesley vraagt de garagehouder de motorkap te openen om te zien hoe de motor er voor staat. Daarbij verifieert hij het chassisnummer om zeker te zijn dat het om de betreffende Audi A5 gaat die gestolen is. Het gaat inderdaad om de gestolen Audi A5. Ben en Wesley vragen de garagehouder of zij een proefrit mogen maken omdat zij belangstelling hebben voor de auto. De verkoper vindt het goed mits zij binnen een half uur terug zijn. Ben en Wesley rijden met de auto naar hun kantoor en parkeren de auto in de garage. De eigenaar krijgt de mededeling dat hij de auto kan komen halen tegen betaling van de kosten. Ben en Wesley adviseren de eigenaar ook de politie te waarschuwen. Diezelfde dag nog eist de garagehouder de Audi A5 op. Maak de zin af: Ben en Wesley hebben
Met het begrip dolus wordt gedoeld op:
Het is 11 uur ’s-avonds als Erik eindelijk vlakbij zijn woning in Den Haag is. Hij rijdt op een lange rechte laan waar hij al honderden keren heeft gereden op dit tijdstip. Hij weet dat er op dit tijdstip maar weinig mensen op straat, hij kijkt ziet niemand en hij geeft nog een extra dot gas. Plotseling steekt voor hem toch een wandelaar met hond over. Erik kan een aanrijding met de wandelaar niet meer vermijden en raakt hem vol. Uit technisch onderzoek blijkt dat op het moment van aanrijden Erik 80 kilometer per uur reed. De wandelaar overlijdt in de ambulance op weg naar het ziekenhuis. Kan Erik worden veroordeeld voor doodslag (art. 287 Sr)?
In het Porsche-arrest (15 oktober 1996, NJ 1997, 199) heeft de Hoge Raad bepaald dat:
Ons concept van ‘voorwaardelijk opzet’ (dolus eventualis) en het Angelsaksische leerstuk van ‘recklessness’ komen overeen, maar zijn toch niet hetzelfde. Geef aan welke uitspraak het verschil correct weergeeft.
Joeri staat in 2015 terecht wegens verduistering (art. 321 Sr). Ter zitting blijkt dat Joeri al voor dit feit is veroordeeld in 2014. De rechter zal:
Lucia is zojuist door rood gereden op de Rozengracht in Amsterdam en wordt aangehouden door twee agenten. Zij geeft aan dat het verkeerslicht voor haar onzichtbaar was vanwege de hoge vrachtwagen die voor haar reed. De agenten zeggen dit wel te kunnen begrijpen en adviseren haar meer afstand te houden van dit soort hoge voertuigen. Zij laten weten geen boete te zullen geven. Na drie weken heeft Lucia echter een boete in de brievenbus van € 170,- voor het door rood rijden op de Rozengracht. Lucia had:
Bij een delictsomschrijving waarbij schuld een bestanddeel is, leidt een geslaagd beroep op een rechtvaardigingsgrond tot de uitspraak
Saïd klust af en toe wat bij door cocaïne te verkopen. Op een vrijdagavond loopt hij over het Rembrandtplein. Het is een feit van algemene bekendheid dat daar met name op vrijdagavond jongeren rondhangen die wel een grammetje coke willen scoren. Juist als hij iemand wil aanspreken ziet hij dat twee agenten hem in de gaten houden. Saïd schrikt van de politie, stopt zijn handen in zijn zakken en gaat er onmiddellijk vandoor. Hij wordt even later aangehouden waarbij een behoorlijke hoeveelheid cocaïne wordt aangetroffen. Maak de zin af: de agenten waren
Linda is opsporingsambtenaar. Zij loopt met een collega op de Leidsestraat waar ze ziet dat een zakkenroller actief is. De agenten houden de zakkenroller aan en zien dat hij iets in zijn mond stopt. Linda dwingt de man zijn mond te openen en treft een bolletje coke aan en haalt het uit zijn mond. Hierop wordt de man aangehouden en naar het bureau vervoerd. Maak de zin af: Linda was
Max werkt als beveiligingsmedewerker in de Bijenkorf. Hij ziet dat een hem bekende junk Pim een tas met spullen naar buiten loodst terwijl het diefstalalarm afgaat. Max loopt op Pim af houdt hem aan en sommeert hem de tas af te geven. Daarmee houdt hij Pim stevig bij zijn arm vast. Maak de zin af: Max is
Jolanda heeft haar hond uitgelaten op een plaats waar dit krachtens een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Alkmaar niet is toegestaan. Zij krijgt een boete van € 40,- opgelegd door de rechtbank Alkmaar. Jolanda was bij de zitting aanwezig maar is het niet eens met het vonnis. Maak de zin af: Jolanda kan
Ray wordt veroordeeld wegens dood door schuld (art 307 Sr). Hij krijgt hiervoor een taakstraf van 100 uur een geldboete van € 500,-. Tevens gelast de rechter openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Maak de zin af: de strafoplegging is
Alex is veroordeeld door de rechtbank Amsterdam tot het betalen van een geldboete van € 45,- wegens het plaatsen van vuilnis naast de vuilcontainer. Hij is er nogal verbaasd over want hij wist van niets. Het blijkt dat er wel een dagvaarding aan hem verzonden is maar naar een verkeerd adres. Alex is niet van plan de geldboete te betalen. Maak de zin af: Alex kan
Frank is gedagvaard voor:
Primair art. 350 Sr (vernieling);
Subsidiair art. 424 (straatschenderij).
Frank wordt van het primair ten laste gelegde vrijgesproken en voor het subsidiaire veroordeeld tot een geldboete van € 50,-. Maak de zin af: Frank kan
Nicky heeft in 2015 een taakstraf opgelegd gekregen van 40 uur wegens overtreding van art. 310 Sr die zij naar behoren heeft verricht. In 2016 wordt Nicky opnieuw veroordeeld wegens winkeldiefstal. De rechter kan in dit geval:
Staat het materieelrechtelijk legaliteitsbeginsel toe dat de gemeente Amsterdam vanwege een aanhoudende duivenplaag in de APV een bepaling opneemt waarin staat dat het niet is toegestaan gedurende de zomermaanden duiven te voeren binnen de gemeentegrenzen?
Welke stelling over het legaliteitsbeginsel is NIET juist?
In het arrest Runescape gaf één interpretatiemethode de doorslag. Welke interpretatiemethode is dat?
In haar fraaie proefschrift ‘The Fragility of Rightness’ breekt Iris van Domselaar een lans voor de rechter als ‘civic friend’. De rechter dient zich werkelijk in te leven in de positie en belevingswereld van degene die door hem/ haar wordt berecht (in het geval van het strafrecht: de verdachte): ‘A judicial decision can be understood as an expression of well-wishing by the judge. This well-wishing together with the judge being virtuous qualifies the discretion that the judge inherently has and together this well-being and virtuousness give meaning to the liberal principle of reciprocity, but also to the principle of respect for the Other. (…) As to respect for the Other, a judge who has the attitude of a civic friend will be sensitive for the particular good of the concrete parties to the proceedings. (…) The attitude of a civic friend implies that the judge indeed has respect for the Other’s otherness, i.e. for the concrete good of the citizen in all his particularity.’ (Iris van Domselaar, The Fragility of Rightness; Adjudication and the Primacy of Practice, Amsterdam 2014, pp. 261/262) Bij welke Nederlandse strafrechtelijke school sluit het denken van van Domselaar het beste aan?
Maak de zin af: de griffier
Welke stelling over de fysieke dader en de functioneel dader is juist?
De delictsomschrijving omvat
Strafbaarstelling van nalaten kan volgens Fletcher op gespannen voet staan met het rechtszekerheid- en legaliteitsbeginsel. Bij de zogenoemde eigenlijke omissiedelicten is dat gevaar grotendeels bezworen. Geef aan welke van de volgende Nederlandse strafbepalingen niet kan worden aangemerkt als een eigenlijk omissiedelict:
Frits staat terecht wegens het vernielen van een ruit in een stilstaande trein (vgl. art. 350 Sr.). De tenlastelegging luidt: ‘dat hij op 18 maart 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit heeft vernield, een goed toebehorende aan de Nederlandse Spoorwegen N.V., door die ruit in te slaan met een zwaar voorwerp.” Stel dat Frits betoogt dat hij de ruit vernielde omdat er brand was uitgebroken in zijn coupé en dat hij een vluchtweg wilde creëren. Indien de rechter Frits gelooft zal zijn uitspraak zijn:
In het Veearts-arrest (HR 20 februari 1933) oordeelde de Hoge Raad dat in ons strafrecht
Om in de zaak die leidde tot het arrest Melk en water (HR 14 februari 1916, NJ 1916, p. 681) de veehouder te kunnen veroordelen ter zake van overtreding van de Algemene Politieverordening Amsterdam diende te worden vastgesteld dat:
Met het begrip culpa wordt gedoeld op:
Klaas rijdt met zijn auto door de binnenstad van Amsterdam. Plotseling steekt een kind pal voor zijn auto over. Omdat hij een ruk aan het stuur geeft, rijdt hij het kind niet aan maar raakt hij wel een geparkeerde auto. Klaas wordt vervolgd wegens beschadiging van deze auto (art. 350 Sr). Tijdens de terechtzitting stelt Klaas dat er geen sprake was van het opzettelijk beschadigen van deze auto. Heeft dit verweer kans van slagen?
Uit het arrest HIV-I (HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552) kan worden afgeleid dat het begrip aanmerkelijke kans:
Welke stelling met betrekking tot het leerstuk van culpa in causa in relatie tot doodslag onder invloed van overmatig drugsgebruik (‘de Tolbert-zaak’) is niet juist?
De Nederlandse Elsbeth staat terecht voor het bezit van een grote hoeveelheid hasj. Haar wordt ten laste gelegd dat zij ‘op 30 december 2014 te Dinxperlo in de laadruimte van een op haar naam staande auto (Citroën Berlingo kenteken 06-CC-BB) een grote hoeveelheid hasj van totaal 5 kilogram bewaarde. (art 3 onder C jo 10 lid 1 sub b Opiumwet).’ Tijdens de zitting komt echter vast te staan dat Elsbeth het feit niet heeft gepleegd in Dinxperlo maar in het even verder gelegen Isselburg (Duitsland). Tot welke einduitspraak zal de rechter komen?
Manuela staat terecht wegens overtreding van een bepaling uit de Algemene Plaatselijke verordening van Amsterdam. Haar raadsvrouw voert aan dat de desbetreffende bepaling in strijd is met art 1 Sr, omdat de delictsomschrijving niet bepaald duidelijk is. De rechter is het met haar eens en aanvaardt het verweer. Zijn beslissing luidt:
Tijdens een ontgroeningsritueel heeft een aantal eerstejaars studenten enkele uren vastgeketend gezeten aan de spijlen van de trap naar de sociëteitszaal. De vereniging moet terecht staan ter zake van wederrechtelijke vrijheidsberoving (282 Sr). Aan de vereniging wordt ten laste gelegd dat zij ‘op of omstreeks 5 september 2015 te Amsterdam opzettelijk A., B. en C wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd door hen gedurende een aantal uren aan de trap van het verenigingsgebouw aan de Warmoesstraat te Amsterdam vastgeketend te houden zodat zij niet konden gaan waar zij wilden (art. 282 lid 1 Sr).’ Tijdens de zitting komt naar voren dat sprake was van impliciete toestemming van de studenten nu zij zich door het lidmaatschap van deze vereniging vrijwillig aan de ontgroeningsrituelen hebben onderworpen. Indien de rechter dit verweer aanvaardt komt hij tot de einduitspraak:
Lotte heeft fraude gepleegd voor een bedrag van € 300,- Voor het onderzoek heeft de politie de boekhouding van het bedrijf nodig waar Lotte werkt. Hierdoor komt het bedrijf stil te liggen waardoor ook een andere werknemer ontslagen dreigt te worden. Het onderzoek van de politie is in strijd met:
Faruk werkt bij het Kruidvat en ziet dat Melanie sieraden in haar zak heeft gestoken. Als Melanie de kassa passeert betaalt zij hetgeen in haar winkelmandje ligt. De sieraden rekent zij niet af. Faruk mag Melanie
Helena heeft op de markt in Amsterdam een gouden broche gekocht. Na een paar dagen komt zij er achter dat het een prul is dat met goudverf is bestreken. Als zij teruggaat naar de markt blijkt de verkoper er niet meer te staan. Helena doet aangifte van bedrog bij verkoop (art 329 sub 2 Sr) en weet de verkoper goed te omschrijven. Het blijkt dat de politie al eerder een melding heeft gehad van bedrog bij verkoop. Zij kennen de identiteit van de verkoper en weten dat hij Jan heet. Na enige dagen zien surveillerende agenten Jan lopen op de Overtoom. De agenten zijn:
Alex is veroordeeld door de rechtbank Amsterdam tot het betalen van een geldboete van € 45,- wegens het plaatsen van vuilnis naast de vuilcontainer. Hij is er nogal verbaast over want hij wist van niets. Het blijkt dat er wel een dagvaarding aan hem verzonden is maar naar een verkeerd adres. Alex is niet van plan de geldboete te betalen. Alex kan:
In de literatuur maakt Summers een onderscheid tussen formal legal truth en substantive truth, ofwel de waarheid zoals die in een (straf)proces wordt vastgesteld en wat er daadwerkelijk gebeurd is. Onderdelen van strafvordering kunnen er toe leiden dat de substantive truth niet kan worden vastgesteld, of dat het benaderen van de daadwerkelijke waarheid zeer wordt bemoeilijkt. Summers maakt een onderscheid tussen rationele en irrationele gronden voor het bemoeilijken van het vaststellen van de materiële waarheid in een strafproces. Welke van de volgende situaties is de meest irrationele barrière bij het vaststellen van de materiële waarheid in het strafproces?
Fokko heeft een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk opgelegd gekregen voor diefstal (art. 310 Sr). Daarnaast een taakstraf van 40 uur. De opgelegde straf is:
Caspar wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor zware mishandeling (art. 302 Sr) van vier jaar waarvan drie jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar plus een contactverbod. De opgelegde straf is
D
C
C
D
B
D
D
D
B
B
C
C
C
B
D
A
A
B
B
A
C
C
B
B
C
D
C
B
D
B
D
C
B
A
C
C
B
C
A
C
D
A
C
C
B
D
B
B
B
C
Oefententamens te gebruiken bij het vak Inleiding Strafrecht aan de UvA.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1841 |
Add new contribution