Rechtseconomie - RUG - Werkgroepopdrachten 2017/2018
- 1820 reads
Wat zijn de welvaartseffecten van een monopolie?
Leg grafisch uit waarom een monopolist naar de marginale inkomsten kijken?
Roofprijzen zijn in strijd met art 102 VWEU. Roofprijzen houden in dat een bedrijf onder de kostprijs blijft voor een bepaalde periode om concurrenten uit de markt te drijven. Zodra dit is bereikt, kan het bedrijf de prijzen opnieuw verhogen? Bespreek dit vanuit een rechtseconomisch perspectief.
Cases 56/64 en 58/64 Consten Grundig.
Grundig heeft Consten het recht tot ‘alleenverkoper’ voor zijn elektronische producten in Frankrijk verleend. Consten heeft een verplichting om een minimale hoeveelheid van het product af te nemen; het moest publiciteit en after-sales service bieden en heeft zich ertoe verplicht de producten van concurrerende fabrikanten niet te verkopen. Bovendien was het Franse grondgebied feitelijk geïsoleerd (absolute gebiedsbescherming). Consten beloofde de goederen niet buiten het contractgebied te verkopen. Een soortgelijk verbod bestond ook voor andere distributeurs in andere landen. Grundig heeft Consten een merk toegekend dat Consten zou kunnen gebruiken tegen ongeoorloofde verkopen in Frankrijk. UNEF kocht Grundig-goederen in Duitsland en verkocht ze in Frankrijk. Consten heeft een vordering wegens inbreuk op haar handelsmerk ingesteld. UNEF betoogde dat de gehele overeenkomst van Grundig en Consten artikel 85 EG-Verdrag (nu 101 VWEU) schond.
Leg uit waarom van uit de rechtseconomische benadering verstandig is een deminimis regel in het mededingingsrecht te gebruiken?
Leg uit waarom een kartel instabiel is.
De EU-Mededingingswet vereist dat consumenten een redelijk aandeel van de voordelen bij kartels krijgen (zie 101 (3) VWEU) – anders blijven zij verboden. Bespreek dit vanuit een Rechtseconomisch perspectief.
De maatschappelijke welvaart daalt, want het totale surplus bij monopolie wordt kleiner dan bij een concurrerender markt. Dit noemt men ook wel een deadweight loss.
Marginale opbrengst is altijd de helft van marginale kosten. Prijs gelijk aan marginale kosten dat wil je bij volledige mededinging. Dat zie je bij pc als je die lijn doortrekt. Pc is prijs van volledige mededinging en pm is prijs van monopolie. De monopolist kijkt naar de marginale opbrengsten en hoe deze zich verhoudt met de marginale kosten. In de foto is het witte vlak de kosten, geel producenten surplus en bovenste driehoek (boven dat gele vlak) is consumentsurplus.
Er is sprake van statistische efficiëntie:
Je wilt altijd meer verdienen bij het produceren van meer producten. Je begint altijd met hoogste prijs. Kijken hoeveel mensen dat willen kopen, vaak zijn dit er maar weinig en daarom ga je naar een lagere prijs. Wil je een additionele eenheid verkopen dat moet je met de prijs zakken. Dat is het onderscheid tussen een monopolist en een producent in volledige mededinging. Groene vlak moet de monopolist op de grafiek opgeven om het rode te kunnen krijgen. Het rode is groter dus dat zou een monopolist hier doen.
Hij kan de prijs wel verhogen als hij monopolist is. Dit duurt echter niet lang, omdat er weer snel nieuwe concurrenten zijn, waardoor je weer bij begin bent. Zodra de prijs te hoog is verlangen mensen naar lagere prijzen en zullen concurrenten zien dat het product ook wel te verkopen is voor een lagere prijs. Dan is het gemakkelijk voor concurrenten om tot de markt toe te treden, omdat ze een lagere prijs kunnen geven voor de koper dan de andere producent.
Uitbreiding op het antwoord welke later op nestor deels werd gegeven: Commissie: de gemiddelde vermijdbare kosten (AAC) zullen naar verwachting vergelijkbaar zijn met de gemiddelde variabele kosten, omdat op de korte termijn alleen variabele kosten als vermijdbaar worden beschouwd.
Het Hof hanteert een op kostprijs gebaseerde benadering van predatie. Volgens deze test worden niet alleen prijzen onder de gemiddelde variabele kosten veroordeeld als misbruik, maar het verbiedt ook prijzen te geven die onder de gemiddelde totale kosten zijn. Wanneer dit deel uitmaakt van een strategie om concurrentie uit te schakelen door te beweren dat er geen winstmaximaliserende motivatie is om dergelijke praktijken toe te passen.
Er waren veel antwoorden mogelijk. Geen eenduidig antwoord gegeven. Er is alleen duidelijk gemaakt wat er ongeveer in het antwoord voor komen moest. Gelet moest worden op het volgende:
Verder moest ingegaan worden op de effecten op de efficiëntie:
En als laast moest er ingegaan worden op de effecten op de sociale welvaart:
Het Hof verduidelijkte dat het Verdrag gericht is op de opheffing van handelsbelemmeringen tussen staten en derhalve "ondernemingen niet kan toestaan dergelijke belemmeringen te reconstrueren’. Het aanpakken van concurrentieverstorende verstoringen tussen lidstaten zal een positieve uitwerking hebben op de interne markt.
Het is vanuit de rechtseconomie verstandig een de minimis regel in het mededingingsrecht te gebruiken gelet op de kosten en baten analyse. Soms is het beter voor de maatschappij om wel staatssteun te geven, wel moet deze staatssteun niet te groot zijn. Dit komt doordat er soms te grote problemen zijn die de maatschappij niet zelf op kan lossen, maar door staatssteun zou dit wel opgelost kunnen worden.
Een de minimis regel is een uitzonderingsbepaling volgens Europese regelgeving voor het geven van staatssteun.
Er zijn in een kartel prikkels voor het niet naleven van afspraken. Er zijn binnen een kartel problemen met sanctioneringsmechanismen, dit komt vooral ook doordat een kartel niet toegestaan is waardoor men beter zo weinig mogelijk overleg kan hebben, omdat anders men erachter kan komen dat er een kartel is. Doordat er weinig overleg is is het ook lastig om sancties op te leggen aan elkaar. Verder is er sprake van verticale integratie die ervoor kan zorgen dat een kartel instabiel is. En ook is er sprake van risico van detectie van overtreders.
Wanneer consumenten niet een redelijk aandeel van de voordelen van kartels krijgen is er geen economische rechtvaardiging. Dit komt doordat op dat moment alleen kartels erop vooruitgaan en consumenten niet. Want door kartelvorming blijft concurrentie uit waardoor prijzen hoger kunnen zijn dan wanneer er geen kartels zijn.
Bereken het consumentensurplus voor een prijs van 2 en van 0. Waarbij figuur 1 een lijn weergeeft tussen een prijs van 10 en een aantal van 100.
Figuur 1.
Je bedrijf produceert luxe vliegtuig maaltijden. Air France betaalt je 10 euro per maaltijd. Het aantal maaltijden per dag is afhankelijk van het aantal werknemer-uren per dag (zie tabel 1).
Tabel 1.
Als het loon 15 euro per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw 60 euro bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?
Als het loon 15 euro per uur is en uw dagelijkse vaste kosten voor het gebouw 30 euro bedragen, wat is dan de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden?
Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van 10 euro wordt geïntroduceerd (loon 15euro per uur, vaste kosten voor het gebouw 60 euro)
Wat is de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden als er een belasting van 2 euro wordt geïntroduceerd permaaltijd? (loon 15 euro per uur, vaste kosten voor het gebouw 60 euro)
Wat is het winstmaximaliserende niveau van output en hoeveel winst zal dat opleveren als de Prijs per koffie $0.50 is? Bij deze vraag wordt figuur 2 weergegeven met de lijnen: MC (marginal kosten), ATC (gemiddelde totale kosten) en AVC (gemiddelde variabele kosten).
Figuur 2.
Bereken het producentensurplus bij figuur 3. Daar is de aanbod en vraaglijn weergegeven.
Figuur 3.
Energieproductie leidt tot broeikasgasemissies. Bedrijven zijn alleen geïnteresseerd in hun eigen kosten. Hoe kan de wetgever dit corrigeren? Toon dit grafisch aan. Dit wordt aangetoond in figuur 4.
Figuur 4.
Reserveringsprijs: de maximale prijs die men bereid is te betalen om een bepaald goed of een bepaalde service te kopen. Verschil tussen reserveringsprijs en daadwerkelijke prijs is het consumentensurplus. Berekening van het consumentensurplus bij een prijs van 2: (10−2) * 80,000 gallons * (1/2) = 320,000.Berekening van het consumenten surplus bij een prijs van 0:(10-0)∗100,000gallons∗(1/2)= 500,000. De berekeningen zijn gebaseerd op het uitrekenen van de driehoek die het consumentensurplus voorstelt.
Daarvoor maak je een tabel (zoals tabel 1) waarbij je 5 rijen maakt: aantal maaltijden, totale omzet (/dag), totale arbeidskosten (uren x salaris), totale kosten (arbeidskosten + vaste kosten) en de winst (/dag) (omzet-kosten). Hierbij is te vinden dat bij 20 maaltijden per dag de winst 35 euro is. Wanneer je meer of minder maaltijden gaat produceren wordt de winst minder. Dus is 20 maaltijden de winstmaximaliserende hoeveelheid maaltijden. Berekening: omzet is 200 bij 20 maaltijden, de totale arbeidskosten zijn: 7x15 = 105. (7 volgt uit tabel 1,
.....read moreBereken de kosten die nog niet gegeven zijn:
Q | TK | CK | VK | GTK | GVK | GCK | MC | ||
0 | 24 |
|
|
| 0-1 | ||||
1 |
|
|
|
|
|
| 1-2 |
| |
2 |
|
| 50 |
|
| 2-3 |
| ||
3 | 108 |
|
|
|
|
| 3-4 | 52 | |
4 |
|
|
|
|
| 4-5 |
| ||
5 |
|
|
| 39.2 |
| 5-6 |
| ||
6 |
|
|
| 47 |
|
|
Wat moet je doen om een octrooi te verkrijgen? Zijn er redenen waarom bedrijven er liever geen aanvragen
Wat zijn de rechtseconomische problemen gerelateerd aan octrooien?
De overheid moet één groot stuk onroerend goed kopen om één satellietvolgstation te bouwen. Er is slechts één geschikte plaats. Moet de overheid de eigenaar kunnen dwingen om het onroerend goed tegen een redelijke marktwaarde te verkopen?
Lazer-printers genereren Fijnstof. Welke instrumenten kunnen worden gebruikt om de samenleving te beschermen?
Transavia overboekt altijd haar vluchten. Onderzoek dit vanuit een rechtseconomische perspectief.
Vraag 1
Constante kosten zijn altijd hetzelfde en zijn daarom overal 24. MC bereken je door het verschil te bereken tussen het produceren van 0-1 product of tussen 1-2 producten en zo verder. Dus MC in het eerste vakje = TK1-TK0 = 40-24 = 16. GTK = TK/Q. GVK = VK/Q. GCK = CK/Q.
Q | TK | CK | VK | GTK | GVK | GCK | MC | ||
0 | 24 | 24 | 0 | -0 | -0 | -0 | 0-1 | 16 |
Deze week was er geen werkgroep, in plaats daarvan behandelen we volgende week een casus.
Wat is een eenzijdig ongeval? En wat is een bilateraal ongeval? Geef voorbeelden.
Wat is de essentie van de risicoaansprakelijkheidsregel? Geeft het optimale prikkels om optimale zorg te betrachten?
Wat is de essentie van schuldaansprakelijkheid? Geeft het prikkels om optimale zorg te betrachten?
Werkgevers hebben de plicht om te zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving voor hun werknemers. In bepaalde landen kunnen medewerkers schadevergoeding eisen voor schade veroorzaakt door iets op de werkplek. Leg uit, van een rechtseconomisch perspectief, welk soort aansprakelijkheidsregel moet worden toegepast voor dergelijke problemen. Overweeg het type ongeval en welke alternatieve aansprakelijkheidsregel kunnen gebruikt worden?
Leg uit waarom het activiteitenniveau van een belangrijk aandachtspunt is voor de wetgever en hoe dit kan worden gewaarborgd.
In de aardbevingszaak heeft de rechtbank schadevergoeding voor economische schade toegekend en daardoor een andere conclusie getrokken dan wat de rechtseconomische theorie voorspelt. Leg dit uit.
Stel dat we een spel hebben met twee spelers: Oma (O) en een beleggingsadviseur (B). Oma wil € 100.000 in aandelen beleggen voor een jaar, maar heeft geen idee hoe dit moet gebeuren tot dat er een beleggingsadviseur verschijnt. Hij beweert dat hij in dat jaar een rendement op die investering kan opleveren 5%, dus € 5.000. De twee partijen zijn het erover eens dat deze € 5.000 aan winst gelijkelijk worden verdeeld, d.w.z. € 2.500 voor Oma en € 2.500 voor de beleggingsadviseur. Gebruik de speltheorie en laat zien dat we contractrecht (inclusief een systeem van sancties) nodig hebben om ervoor te zorgen dat Oma het geld uit leent aan de beleggingsadviseur. Vergelijk de spellen zonder en met contractrecht, en leg eventuele efficiëntie-effecten (Pareto, Kaldor Hicks) uit. Voor de spel met contractrecht, laat ook zien wat voor soort sancties nodig zijn om ervoor te zorgen dat het geld wordt investeert. (Dit is een soort tentamenvraag).
Een fabrikant van steps A komt met B overeen om 100 steppen te leveren voor een totale prijs van 5.000. B verwacht in de nabije toekomst de steppen te verkopen voor 7.000. A krijgt dan een aanbod van C om 100 steppen te kopen voor 9.000 om dat C de steppen voor 10.500 denkt te kunnen verkopen. A kan niet aan de vraag van C voldoen zonder zijn contract met B te schenden, want hij heeft slechts 100 steppen om te verkopen op dit moment. Wat zou er moeten geburen? Is dit efficiënt?
Een eenzijdig ongeval is bijvoorbeeld een auto ongeluk of een vliegtuigcrash. Een botsing tussen fietser en auto is bilateraal want dan kan het slachtoffer ook een mate van eigen schuld hebben. Dus bij bilateraal kijken of er iemand anders in staat was om een ongeval te voorkomen
.....read moreWat zijn de welvaartseffecten van een monopolie?
Leg grafisch uit waarom een monopolist naar de marginale inkomsten kijken?
Roofprijzen zijn in strijd met art 102 VWEU. Roofprijzen houden in dat een bedrijf onder de kostprijs blijft voor een bepaalde periode om concurrenten uit de markt te drijven. Zodra dit is bereikt, kan het bedrijf de prijzen opnieuw verhogen? Bespreek dit vanuit een rechtseconomisch perspectief.
Cases 56/64 en 58/64 Consten Grundig.
Grundig heeft Consten het recht tot ‘alleenverkoper’ voor zijn elektronische producten in Frankrijk verleend. Consten heeft een verplichting om een minimale hoeveelheid van het product af te nemen; het moest publiciteit en after-sales service bieden en heeft zich ertoe verplicht de producten van concurrerende fabrikanten niet te verkopen. Bovendien was het Franse grondgebied feitelijk geïsoleerd (absolute gebiedsbescherming). Consten beloofde de goederen niet buiten het contractgebied te verkopen. Een soortgelijk verbod bestond ook voor andere distributeurs in andere landen. Grundig heeft Consten een merk toegekend dat Consten zou kunnen gebruiken tegen ongeoorloofde verkopen in Frankrijk. UNEF kocht Grundig-goederen in Duitsland en verkocht ze in Frankrijk. Consten heeft een vordering wegens inbreuk op haar handelsmerk ingesteld. UNEF betoogde dat de gehele overeenkomst van Grundig en Consten artikel 85 EG-Verdrag (nu 101 VWEU) schond.
Leg uit waarom van uit de rechtseconomische benadering verstandig is een deminimis regel in het mededingingsrecht te gebruiken?
Leg uit waarom een kartel instabiel is.
De EU-Mededingingswet vereist dat consumenten een redelijk aandeel van de voordelen bij kartels krijgen (zie 101 (3) VWEU) – anders blijven zij verboden. Bespreek dit vanuit een Rechtseconomisch perspectief.
De maatschappelijke welvaart daalt, want het totale surplus bij monopolie wordt kleiner dan bij een concurrerender markt. Dit noemt men ook wel een deadweight loss.
Marginale opbrengst is altijd de helft van marginale kosten. Prijs gelijk aan marginale kosten dat wil je bij volledige mededinging. Dat zie je bij pc als je die lijn doortrekt. Pc is prijs van volledige mededinging en pm is prijs van monopolie. De monopolist kijkt naar de marginale opbrengsten en hoe deze zich verhoudt met de marginale kosten. In de foto is het witte vlak de kosten, geel producenten surplus en bovenste driehoek (boven dat gele vlak) is consumentsurplus.
Er is sprake van statistische efficiëntie:
Je wilt altijd meer verdienen bij het produceren van meer producten. Je begint altijd met hoogste prijs. Kijken hoeveel mensen dat willen
.....read moreWat zijn de voordelen en nadelen van belastingen vs ETS.
Zijn er situatie waarbij een combinatie van beide (belasting en ETS) de beste optie is?
Leg uit waarom de wetgever (soms) een uniforme heffing boven een proportionele heffing verkiest.
Leg uit onder welke omstandigheden privaatrecht onvoldoende is om externaliteiten te internaliseren.
Wat zijn de problemen van publiek recht vanuit een rechtseconomisch perspectief?
Zijn er eigenlijk wel voordelen? Een voordeel zou kunnen zijn dat er minder administratieve kosten zijn bij belasting. Bij ETS moet achteraf gecontroleerd worden of bedrijven niet meer uitgestoten hebben dan dat ze ingekocht hebben. Belasting betaal je gewoon en hoef je verder niet echt te controleren. Vaak is er een uniforme belasting, alleen bij een kleine hoeveelheid bedrijven kijken hoe en wat er gebeurd, dus er is veel minder controle. En op basis daarvan belasting gaan heffen en deze wordt dan doorgegeven in een belastingsysteem naar de consument of producent. Bij ETS gaat men dus echt naar ieder bedrijf. Dus is het voor de regering makkelijker om belasting te introduceren dan een ETS systeem. Veel landen kiezen toch voor een ETS systeem. Bij het introduceren van ETS is een bepaalde hardware voor nodig. En het kan deel nemen aan een handelssysteem. Bij emissierechten moet je rapporten schrijven en ook zelf gaan bepalen hoeveel rechten je misschien gaat bijkopen. Ook zitten er veel administratieve kosten aan de handel in emissierechten, daarom doen veel kleinere bedrijven dit niet, dat is voor hen te duur.
Wat is het voordeel van ETS? Meer invloed door overheid op ETS, omdat ze zelf bepalen hoeveel rechten erop de markt komen.
Heeft regering wel goede informatie over de kosten van reductie van uitstoot? Optimale belasting, dan heb je wel deze goede informatie nodig. Dat is moeilijk voor elkaar te krijgen, omdat ze in Den Haag niets weten van jouw productie kosten. Bij ETS systeem, laat je dat gewoon aan die industrie over en dat is dan dus eigenlijk wel beter. Verder moet er voor een optimale uitkomst er de mogelijkheid zijn om emissies te reduceren.
Voorbeeld: zijn de emissierechten laag, is er namelijk te veel in de handel gebracht? Dan kan het zijn dat de economie van die emissierechten instort. Dan kan er via belasting voor gezorgd worden dat de kosten weer hoger worden zodat emissierechten weer duurder worden. Dat is voor het milieu beter. Dus dan is er belasting als additionele prikkel, als emissie niet rijkt tot prikkels om zuiniger te produceren. Voor grote bedrijven is een belasting systeem beter.
Gedragingen per personen zijn erg lastig tot te berekenen. Daarom is een uniforme heffing makkelijker dan een proportionele heffing. Dit komt door informatie asymmetrie. Overheid heeft
.....read moreDe vragen 1 tot en met 7 zijn al besproken in eerdere werkgroepen. Alleen vraag 8 is nieuw
In zijn lezing ging prof. Philipsen in op de welvaartseffecten van lobbyen en dat Olson verschillende criteria vaststelde wanneer lobbyen waarschijnlijk succesvol zou zijn. Maak een lijst van deze criteria en leg ze uit.
De lijst met criteria voor wanneer lobbyen waarschijnlijk succesvol is:
Deze bundel bevat studiematerialen en samenvattingen te gebruiken bij het vak Rechtseconomie aan de RIjksuniversiteit Groningen (bachelor 2).
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
Op zoek naar een uitdagende job die past bij je studie? Word studentmanager bij JoHo !
Werkzaamheden: o.a.
Interesse? Reageer of informeer
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
Add new contribution