Boeksamenvatting - Compendium Burgerlijk Procesrecht - Stein & Rueb - 20e druk
- 1315 reads
Het gedingstuk waarin de eiser de deurwaarder opdracht kan geven de gedaagde op te roepen om op een bepaalde dag voor de rechter te verschijnen ter zake van een door de eiser tegen de gedaagde in te stellen rechtsvordering, heet een dagvaarding. De dagvaarding is de eerste proceshandeling, waarin onder meer de eis en de gronden daarvan worden omschreven (art. 111 lid 2 onder d Rv). Daarnaast is de dagvaarding de wijze waarop de gedaagde in het geding wordt opgeroepen.
In aan aantal gevallen is een dagvaarding niet nodig. Wanneer de gedaagde een tegenvordering heeft op de eiser, kan hij deze bij zijn conclusie van antwoord instellen in de procedure, die de eiser tegen hem aanhangig heeft gemaakt (art. 136 Rv). De regeling van het kort geding kent ook geen dagvaarding. Partijen verschijnen in dit geval namelijk vrijwillig voor de rechter om hem over de door de eiser gewenste voorziening te laten beslissen (art. 255 lid 2 rv). Partijen kunnen ook in een vrijwillige procedure hun geschil voorleggen aan de kantonrechter (art. 96 Rv). In een tussen twee partijen aanhangig geding kan soms een derde vrijwillig als partij opkomen (tussenkomst) (art. 217 en 218 Rv). Dagvaarding is ook niet aanwezig bij een renvooiprocedure, in deze procedure wordt een faillissement uitgesproken. De zaak wordt dus aanhangig zonder dat een dagvaarding vereist is (art. 122 Fw, 486 en 552 lid 4 Rv).
De dagvaarding moet de naam en woonplaats vermelden van degene in wiens opdracht zij wordt uitgebracht. Welke gegevens precies vereist zijn hangt ervan af of het gaat om een natuurlijke persoon of rechtspersoon. Deze vereisten staan in art. 45 lid 3 Rv. Zie voor bepalingen omtrent de woonplaats van de rechtspersoon of natuurlijke persoon Hoofdstuk 4 en art. 111 lid 2 Rv. Vaak is de woonplaats al bekend, doordat de eiser deze wordt geacht te hebben gekozen bij zijn advocaat of gemachtigde (art. 79 lid 2 en 80 lid 4 Rv). Als procesvertegenwoordiging verplicht is, dient de dagvaarding tevens te vermelden wie de procureur is die zich voor eiser heeft gesteld (art. 111 lid 2 sub c Rv). Hoewel er strenge eisen moeten worden gesteld in verband met de aard van de dagvaarding en de belangen van de wederpartij, kunnen onjuiste vermeldingen van namen, woonplaatsen dan wel vestigingsplaats onder omstandigheden worden gerectificeerd. Een rechtspersoon kan overigens ook worden gedagvaard op de naam waarmee de rechtspersoon aan het rechtsverkeer deelneemt, ook al luidt de statutaire naam anders.
Omdat zo veel mogelijk verzekerd moet zijn dat de dagvaarding de gedaagde bereikt, is voorgeschreven dat de dagvaarding bij deurwaardersexploot wordt uitgebracht (art. 111 lid 1 Rv). Een exploot is een ambtsedig proces-verbaal dat gaat over een door de deurwaarder verrichte ambtshandeling. Een exploot heet een dagvaarding wanneer het een oproeping bevat om voor de rechter te verschijnen. De voorschriften over de inhoud zijn te vinden in art. 45-66 (exploten) en 111-124 (dagvaarding) Rv. Enerzijds stelt de wet eisen aan de dagvaarding als oproeping (art. 45 lid 2, 111 lid 2 sub e-j Rv), anderzijds als eerste processtuk (art. 111 lid 2 sub d en lid 3 Rv). De voorschriften worden hieronder verder uitgewerkt.
Betekenen is het doen van een mededeling door middel van een deurwaardersexploot. Het exploot wordt uitgebracht, indien het desbetreffende stuk aan de geadresseerde wordt betekend en een afschrift wordt achtergelaten. Als aan de hierna te noemen eisen is voldaan, wordt de dagvaarding geacht rechtsgeldig te zijn uitgebracht, ook wanneer de gedaagde in werkelijkheid de dagvaarding niet heeft ontvangen. De dagvaarding wordt gewoonlijk door de raadsman van de eiser opgesteld. De raadsman stuurt de dagvaarding vervolgens naar de deurwaarder. De deurwaarder kan de dagvaarding aan de gedaagde in persoon uitbrengen. Dat kan overal in het land (art. 46 lid 1 Rv), in de regel gaat de deurwaarder naar de woonplaats van gedaagde.
Als de geadresseerde de dagvaarding weigert, kan de deurwaarder kiezen een afschrift in een gesloten envelop aan de woonplaats achter te laten of dit per post te verzenden. Wanneer deze manieren redelijkerwijs niet zinvol of mogelijk zijn, kan hij ook het afschrift in een gesloten envelop in de macht van de geadresseerde achterlaten. Sinds kort kan de deurwaarder tevens elektronisch exploot doen (45 lid 2 en 3 Rv). Als de deurwaarder de gedaagde niet aantreft, kan hij dagvaarding ook uitbrengen aan de woonplaats (art. 46 en 47 Rv), namelijk door (a) een afschrift te laten aan een huisgenoot van de gedaagde, zoals een gezinslid, of (b) een afschrift te laten aan een andere persoon die zich daar bevindt en van wie aannemelijk is dat deze zal bevorderen dat het de gedaagde tijdig bereikt, bijvoorbeeld een werknemer, of anders (c) door het in een gesloten envelop achter te laten, bijvoorbeeld door de brievenbus. Indien de gang naar de woonplaats van gedaagde door buitengewone omstandigheden wordt verhinderd (bijvoorbeeld door overstroming of bedreiging met geweld), kan de deurwaarder eveneens de dagvaarding per post uitbrengen.
Voor bijzondere gevallen wordt de regeling omtrent het uitbrengen van exploten aangevuld en wel in art. 48 Rv e.v. Deze artikelen gaan over betekening aan bijvoorbeeld rechtspersonen, aan gedaagden zonder bekende woonplaats of werkelijk verblijf hier te lande, aan de gezamenlijke erfgenamen, aan de Staat en aan niet met name genoemde gedaagden.
N.B. Exploten waarbij een gewoon rechtsmiddel (verzet, hoger beroep en cassatie) wordt ingezet, kunnen mede aan het kantoor van advocaat of de procureur worden betekend, dan wel aan het kantoor van de deurwaarder waar de wederpartij voor het laatst woonplaats heeft gekozen (art. 63 Rv).
De eiser zal de regels inzake de rechtsmacht en bevoegdheid (zie hoofdstuk 3) moeten nagaan om te beslissen welke rechter van zijn zaak kennis zal nemen (absolute competentie). Vervolgens moet de eiser de regels van de relatieve competentie naslaan. Daarna moet worden vastgesteld tegen welke dag gedagvaard zal worden. Daarvoor moet de eiser weten welke dag van de week de roldag van de betreffende rechter is (art. 111 lid 2 sub f Rv). Daarnaast moet eiser rekening houden met de minimumtermijn tussen het uitbrengen van de dagvaarding en de roldatum waartegen de gedaagde wordt opgeroepen (de ‘dienende dag’); er moet ten minste een zeker aantal dagen tussen liggen (119 Rv).
De wet houdt alleen minimumtermijnen voor de dagvaarding in. Het staat de eiser vrij de gedaagde op een veel langere termijn voor de rechter te roepen. De minimumtermijn is in beginsel een week (art. 114 Rv) en langer indien de woon- of werkelijke verblijfplaats van de gedaagde buiten Nederland is gelegen (art. 115 Rv).
N.B. In spoedeisende zaken kan de kortgedingrechter verkorting van deze termijn toestaan (art. 117 Rv). De wet geeft aan de gedaagde een middel om de termijn waarop hij is opgeroepen te verkorten (126 Rv). Een verkorting als deze noemt met anticipatie.
De dagvaarding moet mede de eis en de gronden daarvan inhouden. Dit heet de stelplicht en hierbij hoort de motiveringsplicht. Uit de individualiseringstheorie vloeit voort dat de eiser kan volstaan met bijvoorbeeld de stelling dat hij eigenaar is, zonder dat hij hoeft te omschrijven hoe hij dat recht heeft verkregen. De eiser zal evenwel duidelijk moeten aangeven op welke feiten, rechten en consequenties daarvan hij zich beroept, opdat de wederpartij weet waartegen zij zich moet verweren en de rechter weet waarover hij moet beslissen. Het gevorderde moet logisch uit de aangevoerde gronden voortvloeien. Een te vage of innerlijk tegenstrijdige dagvaarding wordt ook wel een ‘obscuur libel’ genoemd en is niet afdoende. Ook moet de eis zo zijn ingericht dat de tenuitvoerlegging ervan niet op voorspelbare problemen stuit. Daarnaast moet er rekening mee gehouden worden dat de vordering niet kan worden toegewezen als het executierecht geen mogelijkheid tot tenuitvoerlegging biedt.
Om de procedure zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, is de eiser tevens gehouden in de dagvaarding melding te maken van tegen de eis aangevoerde bezwaren en de gronden daarvan, die de gedaagde reeds vóór de procedure heeft aangevoerd. Deze zal hij dan ook in zijn dagvaarding onmiddellijk moeten weerleggen. Dit wordt de ‘substantiëringsplicht’ genoemd. Het gevolg hiervan zal zijn dat de eiser de verweren van de gedaagde direct zal weerleggen. Voorts dient eiser alvast de bewijsmiddelen te noemen waarover hij denkt te gaan beschikken. Het laatste wordt ook wel de ‘bewijs-aandraagplicht’ genoemd (art. 111 lid 3 Rv). Deze bewijs-aandraagplicht is beperkt tot de punten waarop de gedaagde verweer heeft gevoerd en waarvan de bewijslast bij de eiser ligt. Wijziging van de eis is mogelijk, hierover meer in hoofdstuk 6.
Als eiser bijvoorbeeld van een overeenkomst af wil, is het goed de rechter de keuze te geven of dit dient te geschieden door middel van vernietiging – op grond van dwaling of bedrog – of door ontbinding – op grond van wanprestatie. De eiser kan dan meerdere, alternatieve vorderingen instellen, in volgorde van wat hij het liefst toegewezen ziet (primaire vordering) naar wat bij afwijzing daarvan als alternatief graag toegewezen ziet (secundaire vordering). Wordt de primaire vordering afgewezen, dan kan de rechter eventueel nog de secundaire toewijzen.
De eiser kan vorderen de gedaagde te veroordelen tot schadevergoeding ‘op te maken bij staat’, indien de omvang van een toegewezen schadevergoeding nog niet kan worden vastgesteld (art. 613-615b Rv). In het eerste geding wordt louter beslist of de gedaagde schadeplichtig is, in het tweede wat de omvang van de schade is. De tweede procedure wordt ook wel de ‘schadestaatprocedure’ genoemd. De rechter in de schadestaatprocedure is gebonden aan de in de eerder gegeven bindende eindbeslissing omtrent de grondslag.
Naast de eis in de hoofdzaak, kunnen ook andere vorderingen in de dagvaarding worden opgenomen. Dit gebeurt bij voorkeur in de dagvaarding, nadien kan dat namelijk slechts bij vermeerdering van eis, waaraan bezwaren zijn verbonden (zie hoofdstuk 6). Enkele voorbeelden van nevenvorderingen zijn:
De uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis (art. 233 Rv). Bij toewijzing hiervan wordt de tenuitvoerlegging van het vonnis niet geschorst wanneer de gedaagde een (gewoon) rechtsmiddel inzet;
Veroordeling van de gedaagde in de proceskosten (artt. 237 e.v. Rv)
Vergoeding van de wettelijke- of handelsrente indien de eis in de hoofdzaak een geldvordering betreft (art. 6:119 respectievelijk 6:119a en 6:120 BW).
Oplegging van de dwangsom indien een andere prestatie dan het betaling van een geldsom is gevorderd (art. 611a e.v. Rv). De dwangsom is gedaagde verschuldigd (de dwangsom ‘verbeurt’) zolang of zo vaak de gedaagde niet aan het in het vonnis bepaalde voldoet).
Het niet naleven van de vereisten die aan de inhoud en het uitbrengen van de dagvaarding zijn gesteld, leidt in beginsel tot nietigheid van de dagvaarding (art. 120 lid 1 Rv). Als de gedaagde niet verschijnt op de roldatum waartegen zij is opgeroepen, controleert de rechter ambtshalve of het dagvaardingsexploot gebreken vertoont die leiden tot nietigheid van de dagvaarding (art. 121 lid 1 Rv).
Als hij bovendien meent dat de dagvaarding de gedaagde als gevolg van zo'n gebrek niet heeft bereikt, verklaart hij de dagvaarding nietig (art. 121 lid 3 Rv). In alle andere gevallen krijgt de eiser mogelijkheid tot herstel (art. 121 lid 2 Rv). Herstel bij andere gebreken gaat via art. 120 lid 2 jo 66 lid 2 Rv. De rechter honoreert bovendien niet het beroep van gedaagde op de nietigheid van de dagvaarding, indien het gebrek gedaagde niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad (art. 122 Rv). Als de belangen van de gedaagde wel geschaad zijn, kan gedaagde wel een succesvol beroep doen op de nietigheid van de dagvaarding, mits hij verschenen is (art. 122 lid 1 Rv). De zaak is ingewikkelder als de gedaagde niet op de dagvaarding verschijnt. In dit geval zal de rechter een onderzoek naar de geldigheid van de dagvaarding moeten instellen. Wanneer aannemelijk is dat de dagvaarding geldig is, zal verstek worden gewezen en wordt de vordering van de eiser als regel toegewezen (art. 139 Rv en 121 lid 1 Rv). Als de dagvaarding als gevolg van dat gebrek de gedaagde niet heeft bereikt, zal de rechter de nietigheid uitspreken (art. 121 lid 3 Rv). Heeft de dagvaarding de gedaagde wel bereikt, dan wordt een nieuwe dag bepaald, de schade vergoed en wordt de gedaagde opnieuw opgeroepen (art. 121 lid 2 Rv).
Wat is een dagvaarding?
Wat moet er vernoemd zijn in een dagvaarding?
Wanneer is een dagvaarding niet verplicht?
Wat is de substantiëringsplicht?
Wat is het verschil tussen een primaire en secundaire vordering? Hoe verhouden nevenvorderingen zich hiertoe?
Geef 3 voorbeelden van nevenvorderingen.
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Main summaries home pages:
Main study fields:
Business organization and economics, Communication & Marketing, Education & Pedagogic Sciences, International Relations and Politics, IT and Technology, Law & Administration, Medicine & Health Care, Nature & Environmental Sciences, Psychology and behavioral sciences, Science and academic Research, Society & Culture, Tourisme & Sports
Main study fields NL:
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
7789 | 1 |
Dagvaarding Marie de Jonge contributed on 29-10-2021 12:00
Bedankt voor het delen van deze informatie over de inhoud van een dagvaarding. Ik snap dat de gegevens afhangen van de situatie of wanneer het om een bedrijf gaat wat aangeklaagd wordt. Goed om te weten dat dit nog aangepast kan worden wanneer gegevens niet overeenkomen met de persoon die aangeklaagd wordt.
Add new contribution