Psychology and behavorial sciences - Theme
- 15722 reads
Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>
De klinische psychologie houdt zich bezig met gedragsstoornissen. Men zoekt daarbij naar verklaringen voor het afwijkende gedrag. Zulke verklaringen worden mogelijk gemaakt aan de hand van theorieën. Er zijn inmiddels heel veel theorieën. Elk vakgebied heeft te maken met een veelvoud aan theorieën, maar het interessante aan de theorieën binnen de klinische psychologie is dat de theorieën fundamenteel van elkaar verschillen.
Doordat klinische psychologen met zoveel verschillende theorieën te maken hebben, kunnen zij er voor kiezen een theorie te onderschrijven die het meeste aansluit bij hun eigen wereldbeschouwing. Een belangrijk vraagstuk waarover de theorieën verschillen is de vrije wil versus determinisme. Gedrag wordt vaak gezien als het resultaat van een samenspel tussen aanleg en omstandigheden. Echter, geen van beiden heeft men altijd voor het kiezen. Het kiezen van een theorie op basis van aansluiting bij de eigen levensbeschouwing is weinig wetenschappelijk. De wetenschap wil immers algemene uitspraken doen die gelden ongeacht de persoonlijke opvattingen van de onderzoeker. Het uitbannen van de levensbeschouwelijke idealen moet het richtinggevend ideaal zijn.
Het relativistische standpunt bepaalt dat een verklaring wel of niet deugt, op basis van de theorie die wordt aangehangen. Verschillende theorieën kunnen hetzelfde fenomeen verklaren, zonder elkaar daarbij tegen te spreken of de andere theorie uit te sluiten. Wanneer de theorieën niet strijdig zijn met elkaar, bijvoorbeeld omdat ze zich richten op andere aspecten van hetzelfde fenomeen, kunnen de theorieën vreedzaam co-existeren.
Problemen ontstaan wanneer theorieën zich richten op hetzelfde aspect van hetzelfde verschijnsel. Er is dan sprake van één feit en twee verklarende perspectieven. De theorieën kunnen ook wel worden aangeduid als paradigma’s. Dit zijn stelsels van theoretische concepten, impliciete ideeën over wat relevante feiten zijn, methodiek, en voorbeelden van de te volgen werkwijze. Een veelvoorkomende reactie op de aanwezigheid van strijdige (of strijdig lijkende) theorieën is het relativisme, maar er zijn toch klinisch psychologen die niet tevreden zijn met het naast elkaar bestaan van verschillende theorieën en die willen weten welke verklaring klopt.
Gevolg van het relativisme is dat de waarheid relatief is en afhankelijk van de achterliggende theorie. Het relativisme is in de gezondheidszorg in bepaalde mate geïnstitutionaliseerd, in de vorm van organisaties en verenigingen van bepaalde referentiekaders (paradigma’s). Deze institutionalisering gaat gepaard met tolerantie en samenwerking, wat voor de professionele verhoudingen een voordeel is. Maar voor de wetenschap is het niet bevorderlijk. De wetenschap heeft baat bij meningsverschillen, debatten en onderlinge kritiek. Onder meer omdat de verschillende referentiekaders verschillende gevolgen hebben voor de behandelingen. Het is belangrijk om alsnog te onderzoeken wat de relatieve effecten zijn van de verschillende behandelingsvormen.
Het pragmatisme is een meer zakelijke en praktische reactie op de hoeveelheid aan theorieën. Belangrijker volgens het pragmatisme is het onderzoeken van de effectiviteit van de verschillende therapieën die door de paradigma’s worden beïnvloed. Dit kan worden gedaan aan de hand van meta-analyse. Dit is een statistische methode waarmee de resultaten van verschillende onderzoeken kunnen worden vergeleken en gecombineerd aan de hand van berekenende effectgroottes. Een mogelijk gevaar van deze methode is dat uitspraken worden gedaan over het relatieve effect van therapieën die eigenlijk niet goed met elkaar te vergelijken zijn. Een ander gevaar is dat men kan concluderen dat het voor de behandeling dan niet uitmaakt welke therapie wordt gekozen, omdat ze beiden even effectief zouden zijn.
Een oplossing is aangeboden door middel van empirisch ondersteunende theorieën. Om een behandeling als een empirisch ondersteunende therapie te kunnen beschouwen moet deze voldoen aan één van de volgende criteria voldoen. De behandeling moet in ten minste twee gerandomiseerde vergelijkende studies bewezen hebben effectiever te zijn dan een psychotherapeutische of medicamenteuze placebotherapie, of minstens even effectief als een andere, reeds als empirisch ondersteunende therapie aangemerkte aanpak. Of, de behandeling moet in een grote reeks single-case design experimenten uitgevoerd door ten minste twee onafhankelijke onderzoeksteams effectief gebleken zijn.
Het biopsychosociale perspectief stelt dat aan gedragsstoornissen biologische, psychologische en sociale aspecten te onderscheiden zijn. Een stoornis zou op verschillede niveaus te analyseren zijn. Een sterkere variant van dit perspectief is de multicausaliteitsopvatting. Deze stelt dat stoornissen worden bepaald door verschillende oorzaken op biologisch, psychologisch en sociaal niveau en dat daar rekening mee moet worden gehouden bij de diagnostiek en de behandeling. Dit perspectief is gepast wanneer verschillende processen los van elkaar of in combinatie met elkaar verantwoordelijk zijn voor de problemen.
Er zijn drie ontwikkelingen waar te nemen met betrekking tot de theoretische diversiteit van de klinische psychologie:
Het negeren van filosofische vraagstukken.
Verzakelijking van de klinische psychologie.
Toepassing van zowel psychologische interventies als medicamenten.
There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.
Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?
Field of study
JoHo can really use your help! Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world
1324 | 1 |
Add new contribution