| |
| |
| |
Het biopsychosociale model | de focus ligt op preventie en promotie van gezondheidsgedrag en dit wordt nagestreefd door het combineren van de biologische, psychologische en sociale componenten. |
Pathofysiologie | een verstoorde fysiologie. |
Psycho-neuroimmunologie | de wisselwerking tussen het psychische systeem, het neurologische systeem en het immuunsysteem. |
Body-mind vraagstellingen | vraagstellingen die gaan over de wisselwerking tussen lichaam en geest. In hoeverre zijn beide verbonden als 1 geheel, enzovoorts. |
Primaire preventie | een direct aanwezige ziekte behandelen door middel van interventies. |
Secundaire preventie | het vroegtijdig ontdekken en behandelen van een ziekte. Daarmee dus het voorkomen van verdere uitingen van een ziekte. |
Ambulante zorg | de zorgverlener verplaatst zich voor de zorg naar de patiënt. |
ICD-10 | classificatie van mentale en gedragsstoornissen. |
| |
| |
Myocardiaal infarct (MI) | hartinfarct. |
Hypertensie | hoge bloeddruk. |
Systolische bloeddruk | de bovendruk. Het is de maximale druk bij het pompen van bloed uit het hart. |
Cardiovasculaire ziekte (CVD) | iedere ziekte die het cardiovasculaire systeem aangaat. |
Vital exhaustion | een psychologisch stresssyndroom wat vaak voorafgegaan wordt door een hartinfarct. |
Diastolische bloeddruk | de onderdruk. Het is de minimale druk tijdens ontspanning van het hart. |
Ischemie | onvoldoende doorbloeding, waardoor voedingsstoffen niet kunnen worden doorgevoerd. |
Psychoeducatie | een interventie waarbij onderwijs over de ziekte wordt geboden. |
Biofeedback | bewustzijn creëren over vele fysiologische processen. |
Bypass operatie | een omleidingsoperatie van de kransslagaders. |
Restenose | de terugkeer van een stenose (een vernauwing van een bloedvat). |
Angioplastiek | het verwijden van vernauwde slagaders. |
| |
| |
Psychofarmacologische interventies | een combinatie van psychologische interventie met medicatie. |
Humaan papillomavirus (HPV) | een virus wat abnormale celgroei van slijmvliezen en huid teweegbrengt. De kans op kanker kan ook worden vergroot. Het virus is seksueel overdraagbaar. |
Karposisarcoom | een zeldzame vorm van kanker die ook seksueel overdraagbaar is. |
Non-Hodgekinlymfoom | een kwaadaardige vorm van kanker die uitgaat van de lymfeklieren. |
Metastatische kanker | kwaadaardige gezwellen die op een andere plek ontwikkelen dan de oorsprong. Ze worden ook wel uitzaaiingen genoemd. |
Profylactische mastectomie | het preventief weghalen van een bepaald deel van het lichaam. |
Mammografie | het maken van een afbeelding van de borstklier door middel van röntgenstraling. |
Kankergerelateerde vermoeidheid (CRF) | een subjectieve vermoeidheid die in bijna alle kankerpatiënten wordt waargenomen. |
Coronary heart disease (CHD) | in het Nederlands 'ischemische hartklachten'. De klachten ontstaan doordat de bloedtoevoer naar de hartspier zelf onvoldoende is. |
| |
| |
Nociceptie | pijnzin. Het waarnemen van pijn. |
Unidimensionale theorieën | focussen zich maar op 1 aspect. |
Multidimensionale theorieën | focussen zich op verschillende factoren en integreren deze tot een geheel. |
Catastrofaal denken | zeer negatief denken over een bepaalde situatie. |
Self-efficacy | de overtuiging dat men iets zelf aan kan. |
Cognitieve herstructurering | het aanpassen van de cognities en zo ook onaangepaste gedragingen veranderen. |
Exposure | de patiënt blootstellen aan de beangstigende situatie en zo vermijding tegengaan. |
| |
| |
Chronische obstructieve longziekten (COPD) | een ziekte die gekenmerkt wordt door moeite met ademhalen, wat wordt veroorzaakt door een slechte doorlating van lucht in de luchtwegen. |
Longrehabilitatieprogramma’s | interventies die het herstellen van de longinhoud bevorderen en daarmee als doel hebben om de kwaliteit van leven te vergroten. |
Bronchiën | luchtwegvertakkingen die zich in de longen bevinden. |
Dyspneu | benauwdheid. |
Spirometrie | een medisch onderzoek wat de longfunctie meet. |
FEV1 (forced expiratory volume) | de eenheid waarin de resultaten van een spirometer worden weergegeven. Een lage FEV1 waarde kan duiden op symptomen van COPD. |
Acidose | een abnormaal grote hoeveelheid zuur in het bloed. |
Sickness Impact Profile (SIP) | een meetinstrument voor de kwaliteit van leven. |
Health Related Quality of Life (HRQoL) | meetinstrumenten die de ziekte meenemen in het meten van kwaliteit van leven. |
Corticosteroïden | een medicatievorm die gelijkstaat aan lichaamseigen bijnierschorshormonen. Echter, dit is de chemische variant. |
Hypoxaemie | een tekort van zuurstof in aderlijk bloed. |
Emfyseem | een toestand waarin de longen meer zijn uitgerekt dan normaal. |
| |
| |
BMI | body mass index: een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon aangeeft. |
Dyslipidemie | een abnormaal grote hoeveelheid aan vetten in het bloed. |
Artrose | een aandoening aan de kraakbenen in gewrichten. |
Bibliotherapie | een uitgesproken vorm van therapie die de individuele relatie tussen de inhoud van een boek, poëzie en andere geschreven vormen gebruikt als therapievorm. |
Bariatric surgery | dit is een vorm van chirurgie die meerdere procedures omvat voor mensen met zwaarlijvigheid |
verticaal geringde gastroplastiek | dit is een operatie die obesitas beperkt door middel van een maagverkleining. |
Roux- en y gastrische bypass | een nieuwe maag wordt door middel van een Roux deel vastgemaakt aan de dunne darm in een Y-connectie. |
Jejunum | ander woord voor darm. |
Malabsorptie | het niet goed absorberen van bepaalde stoffen. |
Gastric dumping syndrome | een conditie waarbij voedsel te snel door de maag gaat en zo voornamelijk onverteerd aankomt in de dunne darm. |
Sedentaire levensstijl | een levensstijl waarin geen fysieke activiteit plaatsvind of op erg onregelmatige basis. |
| |
| |
Hypoglykemie | een te hoge bloedsuikerspiegel. |
Zwangerschapsdiabetes | een vorm van diabetes waarbij bij vrouwen tijdens de zwangerschap een te hoge bloedsuikerspiegel ontstaat. |
Diabetes type 1 | een vorm van diabetes waarbij het lichaam geen insuline meer aanmaakt. Het gaat hierbij om een auto-immuunziekte. |
Diabetes type 2 | een ontwikkelde vorm van diabetes waarbij het lichaam het bloedsuiker niet meer kan reguleren. |
Retinopathie | een aantasting van het netvlies door schade aan kleine haarvaatjes en slagaders van het oog. |
Neuropathie | schade aan de zenuwen van het perifere zenuwstelsel. |
Hypo(glycemie) | een te lage bloedsuikerspiegel, vaak als gevolg van te weinig voedselinname of teveel lichaamsbeweging. |
Ketonuria | een medische conditie waarbij er ketonlichaampjes aanwezig zijn in de urine. |
Keto-acidose | een conditie waarin sprake is van hoge ketongehalten die gevormd zijn bij de afbraak van vetzuren. |
Geglyceerd hemoglobine | HbA1c. Dit ontstaat door het versuikeren van de alpha keten in hemoglobine. |
Nefropathie | ziekte of schade aan de nier. |
Islet cell antilichamen | cellen in de alvleeskliereilandjes. |
Motivationeel interviewen | een interventievorm waarbij een doel georiënteerde, cliëntgerichte stijl van vragen wordt gebruikt om bepaald gedrag teweeg te brengen. |
| |
| |
Chronisch vermoeidheidssyndroom | een complex syndroom waarbij een gevoel van aversie tegen activiteit optreed en het gevoel niet te kunnen presteren. |
Neurasthenie | de vroegere naam voor het chronisch vermoeidheidssyndroom. |
Myalgische encefalomyelitis | (ME): een met spierpijn gepaarde ontsteking van het ruggenmerg en/of de hersenen. |
HPA-as | het systeem wat bestaat uit de hypothalamus, hypofyse en de bijnier. Dit systeem reguleert de hormoonhuishouding. |
Somatoforme stoornissen | psychische aandoeningen waarbij de patiënten lichamelijke klachten ervaren waarvoor geen duidelijke oorzaak kan worden aangegeven. |
Somatisatie | het projecteren van lichamelijke klachten op het psychische welzijn. |
Graded exercise therapy | fysieke activiteit die erg traag opstart en dan gradueel toeneemt over de tijd. |
| |
| |
Gynaecologisch systeem | het systeem wat alleen de vrouw bevat en haar dus onderscheid van de man. |
Premenstruele symptomen | symptomen die voorafgaan aan de menstruatie. |
Premenstrueel syndroom | klachten die kunnen optreden net voor de menstruatie. Klachten die kunnen voorkomen zijn: huilbuien, duizeligheid, hartkloppingen, hoofdpijn, enzovoorts. |
Calendar of premenstrual experience | een methode om aan te geven in hoeverre er fysieke en emotionele symptomen worden ervaren. |
Vasomotorische symptomen | symptomen als opvliegers en het zweten 's nachts. |
Chronische bekkenpijn | een klacht die veelvoorkomend is onder vrouwen. De oorzaak is vaak stress. |
| |
| |
Orthopedische chirurgie | chirurgie aan de botten. |
Electieve chirurgie | niet spoedeisende chirurgie. |
Traumatische chirurgie | de chirurgie die wordt toegepast bij slachtoffers van ernstige ongevallen. |
Orthopedisch trauma | botbreuken. |
Intensive care syndroom | een syndroom waarbij een aantal psychologische reacties plaatsvinden, zoals angst, depressie, hallucinaties en een staat van delier (desoriëntatie speelt hierbij een rol). |
Acute stressstoornis | Een stoornis die gekenmerkt wordt door dezelfde symptomen als bij een posttraumatische stressstoornis, echter houdt deze maar 2 dagen tot maximaal 4 weken aan. |
| |
| |
Gonorroe | een seksueel overdraagbare bacteriele infectie. |
Genitale herpes | een seksueel overdraagbare infectie die vaak kan terugkeren. |
Aciclovir | medicatie tegen een herpes infectie. |
Humaan papillomavirus (HPV) | zie deel D. Het virus wordt in verband gebracht met baarmoederhalskanker. |
Human immunodeficiency virus (HIV) | dit kan leiden tot AIDS. Het is een virus wat het immuunsysteem drastisch kan verzwakken. |
Antiretrovirale medicatie | medicatie die het retrovirus te lijf gaat. |
Lipodystrofie | de verandering van lichaamsvet. |
Primaire appraisal | het inschatten van de dreiging die de ziekte met zich meebrengt. |
Secundaire appraisal | het inschatten van de vaardigheden die beschikbaar zijn om met de ziekte om te kunnen gaan. |
Add new contribution