Join with a free account for more service, or become a member for full access to exclusives and extra support of WorldSupporter >>

BulletPoints European Union Law van Barnard & Peers - 1e druk 2014

Hoofdstuk 2

  • In 1945 werden de Verenigde Naties (VN) opgericht.

  • In 1951 werd, op initiatief van Frankrijk, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht. Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg waren partij bij het verdrag. Doel was toezicht te houden op de twee belangrijkste grondstoffen voor oorlogsvoering.

  • EGKS bestond uit vier organen:

    • Hoge Autoriteit (uitvoerend, bevoegd tot nemen van besluiten)

    • Vergadering (adviserend)

    • Raad (adviserend, beperkt bevoegd tot het nemen van besluiten)

    • Hof van Justitie (controlerend)

  • Tegenvallers in Europese integratie:

    • EDC – Engeland wilde niet meedoen, vereist gemeenschappelijk buitenlands beleid.

    • EPC – Zowel linkse als rechtse partijen in Frankrijk lagen dwars.

  • In 1955 werd een conferentie gehouden met als uitgangspunt de gemeenschappelijke markt. Twee verdragen werden er gesloten:

    • Euratom-verdrag

    • EEG-verdrag (ook wel Verdrag van Rome genoemd)

  • Gemeenschappelijke markt:

    • Vrij van handelsbelemmering.

    • Vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal. (de vier vrijheden).

  • In 1957 was de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) een feit en volgde daarmee de EGKS op. De EEG vulde de organen van de EGKS aan met:

    • Ministerraad

    • Commissie (uitvoerend, leden behartigen belang van EEG, niet van individuele lidstaten)

  • In 1973 trad Engeland toe tot de EEG, samen met Ierland en Denemarken. In 1981 trad Griekenland toe en in 1986 ook Spanje en Portugal.

  • Twee visies op EEG en de Europese integratie:

    • Intergouvernementele visie (lidstaten zijn gelijkwaardig aan elkaar en EEG)

    • Supranationale visie (EEG staat boven lidstaten)

  • De Europese Akte (1986), wijzigde de EEG ingrijpend:

    • Één Commissie en één Raad voor de toen nog drie losse Gemeenschappen (EGKS, Euratom, EEG)

    • Door een nieuwe wetgevingsprocedure werd voor bepaalde besluiten de mening van het Europees Parlement nodig, in plaats van slechts van de Commissie en Raad.

  • In 1992 werd het Verdrag van Maastricht ondertekend, waarmee de EU werd opgericht. De drie-pijlerstructuur werd daarmee ingevoerd:

  1. Economisch, sociaal en milieubeleid en asiel en migratie

  2. Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB)

  3. Politiële en Justitiële Samenwerking in Strafzaken (PJSS)

  • In 1997 werd het Verdrag van Amsterdam ondertekend:

    • EEG-verdrag en EU-verdrag werden hernummerd en geconsolideerd.

    • EU-instellingen werden hervormd met het oog op toetreden van nieuwe landen.

    • Gewone wetgevingsprocedure werd op meer situaties van toepassing verklaard.

  • In 2000 werd het Verdrag van Nice ondertekend:

    • Samenstelling van de Commissie wijzigde.

    • Nieuwe stemprocedure voor de Raad.

  • Een Europese Grondwet werd in 2004 afgewezen, maar in 2007 werd het Verdrag van Lissabon getekend. Dat betekende:

    • Meer bevoegdheden voor het Europees Parlement.

    • Nieuwe stemprocedures in de Raad.

    • Invoering van het burgerinitiatief.

    • Benoeming van een permanente voorzitter van de Europese Raad.

    • Invoering van een nieuwe hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken.

    • Invoering van een nieuwe diplomatieke dienst van de EU.

  • Theorieën die de Europese integratie verklaren:

    • Neofunctionalisme (integratie in een gebied, leidt tot integratie op ander gebied)

    • Liberaal intergouvernementalisme (integratie moet op supranationaal niveau gebeuren)

    • Multi-level governance (integratie vindt plaats op meerdere niveaus)

    • Rationele keus institutionalisme (individuen kiezen acties die passen bij hun voorkeur)

Hoofdstuk 3

  • Art. 10 EU-verdrag:

    • lid 1 – De EU is gebaseerd op een representatieve democratie

    • lid 2 – Burgers worden rechtstreeks vertegenwoordigd in het Europees Parlement

  • Burgers kiezen bij elke verkiezing zelf op wie zij stemmen. Probleem is: hoe groter het electoraat, hoe meer kans dat de zienswijzen binnen het electoraat erg afwijken.

  • Lidstaten kunnen regelgeving van de EU niet blokkeren middels een veto.

  • Commissie (uitvoerende macht)

    • Één lid uit elke lidstaat, dus 28 leden.

    • Voorzitter:

      • Bepaalt algemene beleidsleiden van de Commissie

      • Beslist over interne organisatie van de Commissie

      • Verantwoordelijk voor efficiëntie, consistentie en collegialiteit

    • Hoge Vertegenwoordiger:

      • Sinds Verdrag van Lissabon onderdeel van Commissie, daarvoor van de Raad

      • Wordt gekozen door Europese Raad bij gekwalificeerde meerderheid en met goedkeuring van de voorzitter

    • Enkele bevoegdheden van de Commissie:

      • Wetsvoorstellen indienen bij het Europees Parlement en de Raad

      • Beheren van communautair beleid en tenuitvoerlegging daarvan

      • Controleren of het Gemeenschapsrecht wordt nageleefd

      • Als woordvoerder van de EU onderhandelen over internationale handels- en samenwerkingsovereenkomsten

  • Europees Parlement (wetgevende macht samen met Raad)

    • 751 zetels, verdeeld op basis van degressieve proportionaliteit. Iedere lidstaat heeft minimaal zes, maximaal 96 zetels.

    • Leden worden gekozen voor vijf jaar, ontbinding is en vervroegde verkiezingen zijn niet mogelijk.

    • Enkele bevoegdheden van het Europees Parlement:

      • wetgeven (samen met de Raad)

      • budgetteren (samen met de Raad)

      • politieke controle door toestemming te verlenen voor:

        • opleggen van sancties aan lidstaten die mensenrechten schenden;

        • sommige wijzigingen van verdragen;

        • uitbreiding van de EU;

        • beëindiging van het lidmaatschap van een lidstaat;

        • uitbreiding van de strafrechtelijke bevoegdheden van de EU;

        • aangaan van internationale overeenkomsten;

        • samenwerking.

  • Raad

    • Bestaat uit ministers van lidstaten en heeft een wisselende samenstelling, afhankelijk van het onderwerp ter tafel.

    • Is niet hetzelfde als de Europese Raad, waarin de regeringsleiders plaatshebben.

    • Enkele bevoegdheden van de Raad;

      • wetgeven (samen met Europees Parlement)

      • budgetteren (samen met Europees Parlement)

      • zorgen voor politieke en economische samenwerking tussen lidstaten

  • Europese Raad

    • Bestaat uit regeringsleiders van de lidstaten, voorzitter van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger.

    • Belangrijkste taken:

      • geven van impulsen voor de ontwikkeling van de Unie

      • bepalen van algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten

      • stimuleren van Europese integratie

    • Is bevoegd Unieverdragen te wijzigen en nieuwe verdragen te sluiten.

Hoofdstuk 7

  • EU-recht wordt beschouwd als internationaal recht, hoewel er argumenten zijn die betogen dat het niet helemaal hetzelfde is. Juridische werkelijkheid leidt tot nieuwe juridische wetenschap.

  • In het algemeen wordt de EU in de literatuur niet als federale staat gezien, maar ook niet slechts als internationale organisatie. Het is een sui generis.

  • Twee redenen om EU-recht te zien als internationaal recht:

    • Oorsprong ligt in internationale verdragen. EU-recht is herleidbaar tot de verdragen.

    • Ieder verdrag vormt een klein specifiek onderdeel binnen internationaal recht.

  • De evolutie van het EU-recht kenmerkt zich doordat bij het Verdrag van Lissabon twee organisaties (EG en EU) opgegaan zijn in de EU.

  • Veel lidstaten zien de EU als internationale organisatie. In hun grondwetten verwijzen ze dan naar internationale organisaties waar de EU ook onder valt.

  • Hof van Justitie van de EU geeft ook geen eenduidig antwoord op de vraag of EU-recht een apart onderdeel is van internationaal recht. Het HvJEU heeft nooit expliciet aangegeven dat EU-recht los staat van internationaal recht, wel dat de EU haar eigen rechtsorde heeft gecreëerd (zie de arresten: Van Gend & Loos, Costa/ENEL).

Hoofdstuk 13

  • Meer in het algemeen heeft iedereen met een EU-nationaliteit het EU-burgerschap verkregen op grond van art. 20 VwEU. Dit geeft hen op grond van art. 21 VwEU bepaalde rechten zoals vrij verkeer, of ze nu economisch actief zijn of niet. (par. 1)

  • Het recht is ook terug te vinden in de ‘Citizens’ Right Directive’ (CRD) en voor werknemers in de ‘Regulation 491/11’. (par. 1)

  • Het Verdrag is alleen van toepassing op degenen die:
    > de nationaliteit hebben van een lidstaat;
    > zich verplaatst hebben naar een andere lidstaat, en

  • > (in het geval van de artikelen 45, 49 en 56 VwEU), economisch actief zijn/waren in de lidstaat waarnaar zij zich verplaatst hebben. (par. 3)

  • Op grond van de zaak Jundt is dit de doorslaggevende factor die een activiteit brengt onder het Verdrag. In deze zaak besloot het Hof ook dat de activiteit niet met niets beloond kan worden, er moet sprake zijn van een beloning met een bepaalde waarde. (par. 3)

  • In de zaak Lawrie-Blum heeft het Hof geoordeeld dat de essentie van de werkverhouding is dat iemand voor een bepaalde periode diensten verricht onder leiding van een ander en in ruil hiervoor een beloning ontvangt. (par. 4)

  • Dit betreft in tegenstelling tot een werknemer waar afhankelijkheid vereist is, juist onafhankelijkheid. In de zaak Gebhard heeft het Hof een definitie gegeven: het concept van vestiging is volgens het Hof erg wijd, het staat een EU-burger toe om op een stabiele en langer durende basis, deel te nemen aan de economie in een andere lidstaat en hiervan te profiteren. (par. 4)

  • Bij de diensten is het verschil dat het gaat om een tijdelijke werkzaamheid. Wat precies verstaan wordt onder ‘tijdelijk’ is niet helemaal duidelijk. In de zaak Gebhard heeft het Hof beslist dat de tijdelijkheid moet worden beoordeeld in het licht van de ‘duration, regularity, periodicity and continuity’. (par. 4)

  • Art. 6 van de Richtlijn is van toepassing indien iemand verblijft tussen de 0 en 3 maanden. EU-burgers mogen met hun familie tot 3 maanden vrij in een andere lidstaat verblijven, behalve het hebben van een geldig paspoort, zijn er geen vereisten. Niet economisch actieve burgers hebben geen recht op sociale voorzieningen of studentenvoorzieningen. (par. 6)

  • Art. 7 van de Richtlijn is van toepassing indien iemand verblijft tussen de 3 maanden en 5 jaar.

  • Art. 16 en 17 van de Richtlijn zijn van toepassing indien iemand het ‘right of permanent residence’ heeft. Deze personen hebben de beste positie. Zij zijn geïntegreerd in de gastlidstaat en genieten complete zelfde behandeling als de ingezetenen, ook wat betreft sociale voorzieningen en studentenvoorzieningen. (art. 6)

  • Weigering tot toegang of deportatie en alle andere maatregelen die direct discriminerend zijn, kunnen alleen worden gerechtvaardigd op grond van de drie rechtvaardigingsgronden die te vinden zijn in het Verdrag zelf. Ze zijn opgesomd in art. 45 lid 3 VwEU voor de werknemers, in art. 62 VwEU voor de vestiging en diensten en in het CRD: ‘public policy, public security and public health’. (par. 8)

  • Wanneer er (1) een breuk met het EU-recht is gevonden, (2) de lidstaat een beroep heeft gedaan op een ‘exception, derogation or justification’, dan moet (3) deze worden onderworpen aan de toets van fundamentele mensenrechten en proportionaliteit. (par. 9)

Hoofdstuk 14

  • Het recht van vestiging van art. 49 VwEU houdt in dat het migrant bedrijf een ‘permanent link’ heeft met de gast lidstaat, terwijl het recht op het verrichten van diensten op grond van art. 56 en 57 VwEU een meer tijdelijk relatie inhoudt tussen de verrichter/gebruiker en de gast lidstaat. (par. 1)

  • Art. 49 VwEU betreft de vestiging van EU-burgers en bedrijven, agentschappen, filialen en dochterondernemingen in andere lidstaten op een permanente of semi-permanente basis. Dit artikel stelt dat beperkingen van de vrijheid van vestiging voor onderdanen van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat verboden zijn. (par. 2)

  • Het artikel bestrijkt ten eerste het recht voor onderdanen en rechtspersonen om een onderneming op te zetten en te managen in andere lidstaten. Dit is bekend als ‘primary establishment’. In de zaak Cadbury’s Schweppes werd gesteld dat art. 49 VwEU twee vereisten inhoudt: (a) een vesting van een bedrijf in de gaststaat en (b) een ‘genuine economic activity’ in deze gastlidstaat. Aan beide vereisten moet voldaan zijn. Ten tweede bestrijkt art. 49 VwEU het recht voor rechtspersonen om agentschappen, filialen of dochterondernemingen op te richten in andere lidstaten. Dit is bekend als ‘secondary establishment’. (par. 2)

  • Art. 57 VwEU geeft vervolgens een definitie van het begrip ‘diensten’. Onder ‘diensten’ wordt hier beschouwd de dienstverrichtingen die gewoonlijk tegen vergoeding geschieden, voorzover de bepalingen betreffende het vrije verkeer van goederen, kapitaal en personen niet hierop van toepassing is. (par. 2)

  • Art. 57 lid 3 VwEU: degene die de diensten tijdelijk verricht in de gaststaat, kan deze verrichten onder dezelfde voorwaarden als de onderdaan van deze gaststaat. (par. 2)

  • Ten eerste moet er sprake zijn van een dienst. Ten tweede moet de dienstverrichting gewoonlijk tegen vergoeding geschieden. Tot slot moet de dienst van tijdelijke aard zijn. (par. 2)

  • De eerste betreft het recht op vrijheid om naar een andere lidstaat te reizen om daar diensten te verrichten. De tweede betreft het recht op vrijheid om naar een andere lidstaat te reizen om daar diensten te gebruiken. De derde betreft de situatie waarin zowel de verrichter als de gebruiker van de dienst niet reizen, bijvoorbeeld elektronische diensten. (par. 2)

  • Art. 49 en 56 VwEU zijn alleen van toepassing op het verkeer van zelfstandige ondernemers en bedrijven binnen de EU. Art. 63 VwEU is echter van toepassing op het verkeer van kapitaal binnen de EU en tussen de EU én derde landen. (par. 2)

  • Directe discriminatie betreft een mindere behandeling op gronden van afkomst. Indirecte discriminatie betreft een algemene regel die geldt voor alle ondernemingen, maar voor buitenlandse ondernemingen nadelig uitpakt. Deze regels kunnen echter onder bepaalde omstandigheden gerechtvaardigd worden. (par. 2)

  • Art. 52 lid 1 en 62 VwEU geven lidstaten het recht om af te wijken van de regels voor vrijheid van vestiging en vrijheid tot het verrichten. Dit kunnen zij doen op gronden van ‘public policy, public security and public health’. (par. 3)

Hoofdstuk 16, par. 6

  • Art. 27 lid 2 van de Richtlijn stelt dat de beslissingen op grond van ‘public policy’ en ‘public security’ onderwerp zijn van proportionaliteit en alleen gebaseerd mogen zijn op het gedrag van het individu zelf. Het gedrag moet een serieuze bedreiging zijn voor de fundamentele belangen van de maatschappij.

  • Art. 27 lid 1 van de Richtlijn stelt dat de gronden van ‘public policy, public security or public health’ niet mogen worden ingeroepen om een economisch belang te dienen.

Hoofdstuk 17, par. 1-6

  • Art. 101 lid 1 VwEU stelt: ‘onverenigbaar met de interne markt en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst’. (par. 2)

  • Vervolgens worden in art. 101 VwEU enkele voorbeelden genoemd zoals het bepalen van aan- en verkoopprijzen, het beperken of controleren van de productie of bijvoorbeeld het toepassen van ongelijke voorwaarden ten opzichte van verschillende handelspartners. (par. 2)

  • Dit artikel betreft het misbruik van een machtspositie voor zover de handel tussen lidstaten daardoor ongunstig kan worden beïnvloed. Er worden ook nog wat voorbeelden genoemd, zoals het rechtstreeks opleggen van onbillijke aan- of verkoopprijzen of het beperken van de productie of afzet. (par. 2)

  • Het beschermen van de concurrentie op de markt om zo de consumentenwelvaart te beschermen en het verzekeren van een efficiënte toewijzing van bronnen. (par. 2)
    1) publiekelijk: door een netwerk van mededingingsautoriteiten (‘European Competition Network), door de Commissie, nationale mededingingsautoriteiten, en
    2) privaatrechtelijk: door nationale civiele zaken.

  • Art. 101 en 102 VwEU zijn beiden van toepassing op ondernemingen. Onder ‘onderneming’ wordt volgens de zaak Höfner het volgende verstaan: ‘elke entiteit die betrokken is in een economische activiteit, ongeacht de juridische status van de onderneming en de manier waarop het gefinancierd wordt’. (par. 4)

  • Onder ‘economische activiteit’ wordt verstaan het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt. (par. 4)

  • Het Hof heeft bepaald dat om te komen tot een verboden gedraging in de zin van art. 101 lid 1 VwEU, er sprake moet zijn van een beïnvloeding van de handel tussen lidstaten. Er moet dus sprake zijn van een minimum niveau van grensoverschrijdend effect. (par. 4)

  • De last ligt bij de Commissie om te bewijzen dat er sprake is van een inbreuk op het EU-recht. Echter, wanneer er een beroep wordt gedaan op lid 3, ligt de last bij de onderneming. (par. 6)

  • Art. 101 lid 2 VwEU verbiedt gezamenlijk gedrag, dus geen individueel gedrag. Het moet gaan om onderling afgestemde gedragingen. Er zijn verschillende vormen te onderscheiden zoals overeenkomsten, praktijken en beslissingen. (par. 6)

Hoofdstuk 17, par. 7

  • Art. 102 VwEU verbiedt alle misbruik van een machtspositie. Deze dominante positie moet in de interne markt zijn of in ieder geval een groot gedeelte daarvan. Om het effect te bepalen wordt de consumentenwelvaart aangehouden.

  • In de zaak Hoffmann-La Roche heeft het Hof geoordeeld dat een dominante positie gerelateerd is aan de positie van economische kracht die de onderneming heeft om ervoor te zorgen dat de normale concurrentie op die bepaalde markt verhinderd wordt, aangezien deze onderneming vanwege deze dominante positie een onafhankelijke positie heeft van zijn klanten en concurrenten.

  • De relevante markt moet bepaald worden: zowel de product- als de geografische markt, en vastgesteld moet worden of de onderneming op deze bepaalde markt een dominante positie heeft. Dit wordt gedaan door te kijken naar de marktaandelen en andere factoren die op dominantie kunnen wijzen.

  • Soms kan het marktaandeel duiden op een machtspositie. Het gaat om de gevallen waarin ondernemingen meer dan 50% van het marktaandeel hebben. Dominante posities kunnen ook gevonden worden bij een marktaandeel van lager dan 50%, dan zijn ook andere factoren vereist. Indien het percentage onder de 40 komt, dan wordt het lastiger om een dominante positie vast te stellen.

  • Het kan gaan om legale barrières zoals tarieven of belastingen, maar er kan ook sprake zijn van misbruik van een machtspositie, denk bijvoorbeeld aan lange termijn contracten of gebruik van gespecialiseerde en dure machines.

Hoofdstuk 18

  • Onder SGEIs wordt verstaan: ‘services of general economic interest’.

  • Een overheidsdienst is een dienst die voorziet in een publiek goed. Onder publiek goed wordt dan verstaan: een goed waarvan de consumptie in het voordeel van het algemeen belang is en welke niet verstrekt kan worden indien het wordt overgelaten aan de ‘gewone’ markt. Voorbeelden zijn gezondheidsdiensten, sanitatie en transport.

  • Dit artikel stelt dat lidstaten met betrekking tot de openbare bedrijven en ondernemingen waaraan zij bijzondere of uitsluitende rechten verlenen, geen enkele maatregel mogen nemen of handhaven die in strijd zijn met de artikelen 18 en 101-109 VwEU. Het gaat vooral om de regels van concurrentie en het vrij verkeer.

  • Bepaalde maatregelen kunnen echter wel gerechtvaardigd worden indien er sprake is van proportionaliteit en een publiek belang. De maatregel moet echter wel passend zijn om het doel te bereiken en het minst zware middel zijn.

  • Art. 107 lid 1 VwEU stelt dat steunmaatregelen van de staten die de mededinging vervalsen, onverenigbaar zijn met de interne markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt. Hier zijn echter wel uitzonderingen op. Deze zijn te vinden in het tweede en derde lid van dit artikel.

  • De ontvangende onderneming is verplicht om de PSOs af te staan; de compensatie is op voorhand vastgesteld op een objectieve en transparante manier; de compensatie is niet meer dan nodig is om de kosten te dekken, en onderneming is verkozen op objectieve gronden.

Image

Access: 
Public

Image

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
Activity abroad, study field of working area:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why would you use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, study notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the menu above every page to go to one of the main starting pages
    • Starting pages: for some fields of study and some university curricula editors have created (start) magazines where customised selections of summaries are put together to smoothen navigation. When you have found a magazine of your likings, add that page to your favorites so you can easily go to that starting point directly from your profile during future visits. Below you will find some start magazines per field of study
  2. Use the topics and taxonomy terms
    • The topics and taxonomy of the study and working fields gives you insight in the amount of summaries that are tagged by authors on specific subjects. This type of navigation can help find summaries that you could have missed when just using the search tools. Tags are organised per field of study and per study institution. Note: not all content is tagged thoroughly, so when this approach doesn't give the results you were looking for, please check the search tool as back up
  3. Check or follow your (study) organizations:
    • by checking or using your study organizations you are likely to discover all relevant study materials.
    • this option is only available trough partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
    • by following individual users, authors  you are likely to discover more relevant study materials.
  5. Use the Search tools
    • 'Quick & Easy'- not very elegant but the fastest way to find a specific summary of a book or study assistance with a specific course or subject.
    • The search tool is also available at the bottom of most pages

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Field of study

Follow the author: Law Supporter
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
863