Bulletpoints H5-H9

Hoofdstuk 5

  • De regeling van de registers van de burgerlijke stand staat in art. 1:17-17c BW. Er bestaan vier registers: geboorten, huwelijken, geregistreerde partnerschappen en overlijden. In 's-Gravenhage bestaat een vijfde register voor rechterlijke uitspraken waarvan akten van inschrijving worden opgemaakt, met betrekking tot niet-Nederlandse akten (art. 1:17 lid 2). De bewaring van de registers staat in art. 1:17a, zij worden bewaard in het gemeentehuis daarna naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats. 
  • De moeder van het kind kan aangifte doen (art. 1:19e lid 1), tot aangifte is verplicht de vader of moeder uit wie het kind niet is geboren (art. 1:19e). Elektronische aangifte van geboorte is mogelijk, maar is nog niet in werking getreden. Wanneer de aangifte niet wordt gedaan, geschiedt deze door de burgemeester waar de geboorteakte moet worden opgemaakt (1:19e lid 5). De verplichting moet worden vervuld binnen drie dagen na de dag der bevalling, daarna zal de ambtenaar van de burgerlijke stand mededeling doen aan het Openbaar Ministerie. Bij aangifte kan de ambtenaar een door de arts of verloskundige gedane verklaring omtrent de geboorte van het kind uit de moeder. 
  • De akten van geboorte en overlijden zijn authentieke akten met een afwijkende bewijskracht (art. 1:22 en 1:22a BW). Beide akten bevatten een ambtenaarsverklaring (art. 157 lid 1 Rv) en een partijverklaring (art. 157 lid 2 Rv). Het bijzondere van deze akten is dat zij in het geheel dwingend bewijs opleveren ten aanzien van eenieder (art. 1:22). De kracht van het schriftelijk bewijs ligt in de oorspronkelijke akte, art. 160 lid 1 Rv. Lid 2 stelt dat grossen en afschriften afgegeven door een daartoe bevoegde ambtenaar, hetzelfde bewijs opleveren als de oorspronkelijke akte. Authentieke afschriften of uittreksels van akten van de burgerlijke stand hebben dezelfde bewijskracht als het origineel, mits opgemaakt volgens wettelijke voorschriften (art. 1:22a). 
  • De juridische aspecten van transseksualiteit staan in art. 1:28-28c BW. Iedere Nederlander van 16 jaar of ouder die de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren, kan hiervan aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand (art. 1:28). Nadere eisen worden gesteld aan een niet-Nederlander in lid 3. De minderjarige van 16 of 17 jaar is voor dit artikel handelingsbekwaam. Art. 1:28a vereist een verklaring van een aangewezen deskundige bij de aangifte. De akte wordt gevoegd aan de geboorteakte, de ambtenaar kan tevens overgaan op voornaamswijziging (art. 1:28b). De rechtsgevolgen van de geslachtswijziging staan in art. 1:28c. De gevolgen zijn er vanaf de dag waarop de ambtenaar de latere vermelding van wijziging toevoegt. Er is geen terugwerkende kracht. De wijziging van het geslacht laat bestaande familierechtelijke betrekkingen, rechten, verplichtingen en bevoegdheden onverlet. 

Hoofdstuk 6

  • Een huwelijk kan worden aangegaan door twee personen van verschillend of van gelijk geslacht, dit is hoe de wet het ook beschouwd (art. 1:30 BW). Een huwelijk is een duurzame levensverbintenis tussen twee personen, met afstammingsrechtelijke gevolgen als deze personen van verschillend of van het vrouwelijk geslacht zijn en zonder deze gevolgen als zij van het mannelijk geslacht zijn. Het geregistreerd partnerschap staat open voor homoseksuele als heteroseksuele paren. Juridisch is er bijna geen reden om het geregistreerd partnerschap te laten bestaan.
  • De vereisten zijn in te delen in materiële of inwendige vereisten (art. 1:31-42) en formele of uitwendige vereisten (art. 1:44-49a en 1:58-68).
  • De uitwendige vereisten voorafgaand het huwelijk staan in art. 1:44-49a BW. Indien het huwelijk niet binnen een jaar na het kenbaar maken van het voornemen tot het aangaan van een huwelijk,  niet is voltrokken dan moet het voornemen opnieuw kenbaar worden gemaakt (art. 1:46). Indien de geboortegegevens van een aanstaande echtgenoot ontbreken en deze persoon niet in staat is een geboorteakte aan te tonen, kan deze persoon een beëdigde verklaring afleggen jegens de ambtenaar van de burgerlijke stand (art. 1:45). Van deze verklaring wordt een melding gemaakt in de huwelijksakte art. 1:45 lid 2. Er kan ook een beëdigde verklaring worden afgelegd indien de gegevens omtrent overlijden ontbreken, ook deze zullen in de huwelijksakte worden gemeld (art. 1:45a). 
  • Er bestaat een bevoegdheid tot stuiting en een verplichting voor het Openbaar Ministerie. De bevoegde personen staan in art. 1:51, dit zijn de bloedverwanten in rechte lijn van de aanstaande echtgenoten, broeders en zusters van de aanstaande echtgenoten en de voogden en curatoren van de aanstaande echtgenoten. Op grond van art. 1:52 kan een echtgenoot of geregistreerd partner het huwelijk stuiten in verband met het verbod op bi- en polygamie. In art. 1:53 lid 1 staat de verplichting voor het Openbaar Ministerie om het huwelijk te stuiten, in lid 2 en lid 3 staan de bevoegdheden van het Openbaar Ministerie om het huwelijk te stuiten na machtiging van de rechtbank (lid 4).
  • De formaliteiten voor de voltrekking van het huwelijk staan in art. 1:58-68 BW. Het huwelijk mag worden voltrokken na de veertiende dag na de dag van het voornemen van het huwelijk (art. 1:62). Het huwelijk wordt voltrokken in het gemeentehuis met 2-4 meerderjarige getuigen ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand (art. 1:63). Als het huwelijk wordt voltrokken in een bijzonder huis dan moeten er 6 meerderjarige getuigen aanwezig zijn, dit is alleen mogelijk indien er een goede reden is (art. 1:64). Aanstaande echtgenoten zijn verplicht aanwezig te zijn bij het huwelijk (art. 1:65), behalve de uitzondering van trouwen met de handschoen (art. 1:66). Dit betekent dat de Minister van Justitie de mogelijkheid biedt om het huwelijk te voltrekken door een bijzondere bij authentieke gevolmachtigde. Indien beide aanstaande echtgenoten aanwezig zijn, moeten zij verklaren '"dat zij elkander aannemen tot echtgenoten en dat zij getrouw alle plichten zullen vervullen, die door de wet aan de huwelijkse staat worden verbonden" (art. 1:67). Daarna maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte op waarin hij verklaard dat de partijen door de echt aan elkander zijn verbonden en schrijft deze in het huwelijksregisters (lid 2). Ten slotte bepaald art. 1:68 dat een kerkelijk huwelijk pas kan plaatsvinden aan het burgerlijk huwelijk. 
  • De nietigverklaring van een huwelijk wordt geregeld in art. 1:69-77 BW. Let op, de wetgever bedoelt men hiermee vernietigbaar, het huwelijk is dus niet van rechtswege nietig. Art. 1:69 bepaalt dat om de nietigverklaring kan worden verzocht voor zover in de artikelen 1:70-75 niet anders is bepaald. In dit artikel worden de personen benoemd die bevoegd zijn om een verzoek te doen . De gronden staan in art. 1:69-75. In art. 1:69 staat de grond dat "echtgenoten niet de vereisten in zich verenigden om tezamen een huwelijk aan te gaan". In art. 1:70 staat het geval waarbij het huwelijk niet bij een bevoegde ambtenaar  of met getuigen is voltrokken. In art. 1:71 lid 1 staat grond over dwang, dit kan alleen door de bedreigde echtgenoot of door het Openbaar Ministerie worden gebruikt binnen een termijn van drie jaar samenwonen van de echtgenoten. In lid 2 staat de grond over dwaling, deze grond vervalt na zes maanden van samenwonen (lid 3). Hier geldt dus niet de verjaringstermijn van drie jaar van art. 3:52.  Daarnaast kan het Openbaar Ministerie het huwelijk schijnheilig verklaren wegens strijd met de Nederlandse openbare orde, dit zorgt voor nietigheid (art. 1:71a). Het huwelijk kan ook nietig worden verklaard door degene die destijds geestelijk gestoord was (art. 1:73). Deze mogelijkheid vervalt na zes maanden van samenwonen na het einde van de stoornis. Indien een huwelijk is aangegaan met een minderjarige, kan niet om nietigverklaring worden verzocht. Indien de vereiste toestemming ontbrak, kan de nietigverklaring alleen door die derde of door de curator (in geval van art. 1:38) worden verzocht. Dit vervalt indien sprake is van stilzwijgende goedkeuring of na drie maand van bekendwording van het huwelijk (art. 1:75). 
  • Na de Wet openstelling huwelijk kon een huwelijk zonder ontbinding hiervan worden omgezet in een geregistreerd partnerschap, een geruisloze overgang. Dit kon door een akte van omzetting. De omzetting begon nadat de omzetting in het register van geregistreerde partnerschappen was vermeld. Dit zorgde niet voor wijzigingen in familierechtelijke betrekkingen. Het gevolg van de omzetting was de 'flitsscheiding'. Dit hield in dat voor beëindiging van het geregistreerd partnerschap de tussenkomst van een rechter niet meer nodig was, terwijl dit bij het huwelijk wel het geval was. Deze mogelijkheid is in 2009 afgeschaft, de mogelijkheid om van geregistreerd partnerschap naar huwelijk te gaan is wel mogelijk (art. 1:80g). 

Hoofdstuk 7

  • "Een geregistreerd partnerschap is een wettelijk geregelde leefvorm tussen twee personen van hetzelfde of van verschillend geslacht met zoveel mogelijk dezelfde rechtsgevolgen als het huwelijk, inclusief afstammingsrechtelijke gevolgen voor kinderen die uit of binnen dit partnerschap geboren worden, althans voor zover het gaat om een geregistreerd heteropartnerschap of lesbisch partnerschap, en onder omstandigheden ook met gezagsrechtelijke gevolgen voor deze kinderen (art. 1:253aa en 253sa)." 
  • Art. 1:80b houdt in dat de regelingen omtrent het huwelijk eveneens van toepassing zijn op het geregistreerd partnerschap, met uitzondering van artikel 1:92a en 99. Tussen geregistreerd partners geldt de economische deelgerechtigdheid en de toestemmingsregeling (art. 1:87-89), daarnaast zijn de partners hoofdelijk aansprakelijk voor de kosten van de gewone gang van de huishouding. Ook geldt tussen hen de wettelijke gemeenschap van goederen, tenzij bij partnerschapsvoorwaarden hiervan is afgeweken. Na ontbinding is het een bijzondere gemeenschap in de zin van afdeling 3.7.2. Indien sprake is van een informele relatie geldt het samenlevingsvermogensrecht, dan is voor de gemeenschappelijke eigendom sprake van een eenvoudige gemeenschap in de zin van afdeling 3.7.1. Ook de regelingen van Faillissement van art. 61 en 63 Fw gelden voor het geregistreerd partnerschap. Als een van de partners failliet is verklaard betekent dit het faillissement van de gehele gemeenschap en ziet dus op alle goederen die in de gemeenschap vallen. Indien het een informele relatie betreft, en dus een eenvoudige gemeenschap dan valt alleen de onverdeelde helft in het faillissement. Op erfrechtelijk gebied worden geregistreerd partners gelijkgesteld met echtgenoten. 
  • Het einde van het geregistreerd partnerschap wordt geregeld in art. 1:80c-80g. In art. 1:80c worden vijf manieren van het einde van het geregistreerd partnerschap genoemd. De ambtenaar van de burgerlijke stand dient de verklaringen tot beëindiging in te schrijven. In art. 1:80d wordt de convenant behandeld waarin van beide partners een verklaring staat dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en dat zij hun relatie willen beëindigen. De overeenkomst betreft vier aangelegenheden en een aantal bepalingen uit het echtscheidingsconvenant worden van overeenkomstige toepassing verklaard. De verklaring van de partners moet binnen drie maand worden ingediend, indien dit niet wordt gedaan zal er een nieuwe verklaring op moeten worden gesteld. Art. 1:80e ziet op de consequenties van de rechterlijke ontbinding van het geregistreerd partnerschap, een aantal regels van het echtscheidingsrecht zijn van overeenkomstige toepassing. De ontbinding komt door inschrijving van de rechterlijke uitspraak in de burgerlijke registers tot stand, op verzoek van een van de partijen. Indien zij opnieuw een geregistreerd partnerschap of huwelijk met elkaar aangaan dan zullen alle gevolgen van het geregistreerd partnerschap herleven (art. 1:80f).

Hoofdstuk 8

  • Art. 1:81 stelt dat sprake is van een duurzaam samenleven, dit leidt tot een wederzijdse zorgplicht. Een echtgenoot kan zich beroepen op verzorgingsaanspraken ten aanzien van een nalatenschap waarbij deze persoon onterfd is. Art. 1:82 ziet op de verzorgingsplicht, deze geldt jegens elkaar, de kinderen, stiefkinderen en pleegkinderen. Deze verzorgings- en opvoedingsplicht gelden voor minderjarige kinderen. Personen tussen de 18 en 21 jaar hebben recht op een voorziening van de ouders in de kosten voor levensonderhoud en studie (art. 1:395a), het is niet vereist dat zij in een huis met elkaar wonen. De verzorgingsplicht voor echtgenoten onderling kan geregeld worden via art. 1:84 lid 3. 
  • In het huwelijksvermogen kunnen drie subvermogens bestaan, namelijk het eigen vermogen van beide echtgenoten en het gemeenschappelijk vermogen. Indien men trouwt zonder huwelijkse voorwaarden geldt een apart regime. Indien met trouwt met huwelijkse voorwaarden geldt tussen de echtgenoten een eenvoudige gemeenschap. Tussen de drie vermogens vindt vermogensverschuiving plaats, hierdoor ontstaan vergoedingsrechten. De vergoedingsrechten zijn niet onder invloed van waardeverandering, behoudens onvoorziene omstandigheden. Art. 1:87 ziet op de vergoedingsrechten tussen eigen vermogens, door art. 1:95 en 1:96 ziet het tevens op vergoedingsrechten tussen een eigen vermogen met het gemeenschapsvermogen. Indien geïnvesteerd wordt in een goed dat volledig of voor een gedeelte van het vermogen van de andere echtgenoot gaat behoren, levert dit geen vergoedingsrecht op maar een economisch belang in dat goed. Als de investering gedaan is met toestemming, wordt de waardedaling ook gedeeld. Indien de investering wordt gedaan zonder toestemming van de andere echtgenoot, is de waardedaling alleen voor de echtgenoot aan wie het goed toekomt. Lid 5 bepaalt dat de vergoeding wordt geschat, aangezien echtgenoten vaak geen administratie bijhouden. Er kan van de wet worden afgeweken door een overeenkomst van geldlening inclusief rente aan te gaan (art. 7:129-129f). Indien hiermee aan art. 1:87 lid 4 wordt voldaan, verliest art. 1:87 zijn werking. 
  • Belangrijke begrippen zijn aansprakelijkheid, draagplicht en verhaalsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid ziet op één persoon die wordt aangesproken om een prestatie te verrichten. Een voorbeeld is de betaling van een gekocht goed dat niet wordt nagekomen. Draagplicht ziet op de persoon wie de schuld draagt, indien de schuld ten laste komt van het gemeenschappelijk vermogen wordt de schuld gedragen door beide echtgenoten. De verhaalsaansprakelijkheid ziet op de persoon op wie schuldeisers verhaal kunnen halen, welke goederen zij kunnen uitwinnen. Een schuld van een echtgenoot is verhaalbaar op zijn eigen vermogen en op het gemeenschappelijk vermogen. Hierbij gelden de vergoedingsrechten van reprise en récompense art. 1:96 lid 4 en lid 5. 
  • De kosten van de huishouding, verzorging en opvoeding van kinderen, komen ten laste van het gemeenschappelijk inkomen (art. 1:84). Indien er geen gemeenschappelijk vermogen is, worden de kosten gelijk verdeeld over de echtgenoten. Het inkomen ziet op arbeidsinkomen, sociale uitkeringen en pensioenen. Eerst kijkt men naar de inkomens van de echtgenoten, daarna naar de vermogens van de echtgenoten. De regeling omtrent draagplicht is wenselijk in combinatie met de bijdrage- of fourneerplicht. Lid 2 stelt dat echtgenoten gelden ter beschikking moeten stellen voor bestrijding van de kosten van de huishouding uit 'de onder hun bestuur staande goederen'. Indien een echtgenoot een verbintenis aangaat in het kader van de huishouding, is alleen die echtgenoot aansprakelijk. Indien een verbintenis is aangegaan voor de gewone gang van de huishouding, zijn beide echtgenoten aansprakelijk/ hoofdelijk verbonden voor het geheel (art. 1:85). ndien sprake is van een feitelijke scheiding worden gescheiden huishoudingen gevoerd, art. 1:84 lid 1 en lid 2 ziet ook op de gesplitste huishoudens.
  • Het eigen vermogen van de echtgenoot staat onder bestuur van die echtgenoot. Het gemeenschappelijk vermogen staat onder het bestuur van beide echtgenoten. Indien een goed op naam van de een echtgenoot staat valt het goed onder zijn beheer, dit geldt ook voor erfrechtelijke verkrijgingen. Voor roerende zaken die geen registergoed zijn, geldt dat beide echtgenoten zelfstandig bevoegd zijn (art. 1:97). Er kan van art. 1:97 worden afgeweken in de huwelijkse voorwaarden door middel van een bestuursovereenkomst (art. 1:93). Er is een algemene zaaksvervangingsregel ingevoerd (art. 1:95). 
  • De ene echtgenoot kan via de rechter regelen dat hij de bestuursbevoegdheid krijgt. Zo'n verzoek kan indien door afwezigheid of door een andere oorzaak het onmogelijk is zijn eigen goederen of goederen van de gemeenschap te besturen, of indien een echtgenoot ernstig tekortschiet in het bestuur van de gezamenlijke goederen. Soms kan een meerderjarigenbewind oplossing bieden. Aan de rechtbank kan opheffing van de gemeenschap van goederen worden verzocht (art. 1:109). Dit kan ook in geval van huwelijkse voorwaarden waarbij een beperkte gemeenschap is afgesproken. Door de opheffing volgt dat de gemeenschap van rechtswege wordt ontbonden (art. 1:99 lid 1). De schulden van de echtgenoten kunnen worden verhaald op de goederen van de gemeenschap. Opheffing kan verzocht worden indien de andere echtgenoot op lichtvaardigde wijze schulden maakt of de goederen van de gemeenschap verspilt of handelingen verricht die tegen het bestuur van de andere echtgenoot over de gemeenschappelijke goederen ingaat of weigert de nodige informatie te verschaffen over de stand van de gemeenschapsgoederen inclusief de schulden.  Indien de gemeenschap is ontbonden kan men vereffenen en verdelen. Art. 1:111 geeft de optie tot schadevergoeding indien binnen zes maanden voor het verzoek de andere echtgenoot op lichtvaardigde wijze schulden heeft gemaakt, goederen heeft verspild of een rechtshandeling heeft verricht zonder toestemming. 
  • Art. 1:88 BW stelt wanneer toestemming van de andere echtgenoot vereist is. Toestemming is niet vereist indien de echtgenoot verplicht is tot het verrichten van de rechtshandeling op grond van de wet of op grond van een voorafgaande rechtshandeling waarbij de toestemming al gegeven was of niet nodig was (lid 2). De eerste categorie betreft art. 1:88 lid 1 onder a; overeenkomsten die strekken tot vervreemding, bezwaring of ingebruikgeving of rechtshandelingen die strekken tot beëindiging van het gebruik van een woning of inboedel. Zie bijvoorbeeld een koopovereenkomst. Indien de echtgenoten niet meer samenwonen, is alsnog de toestemming van beide echtgenoten vereist. Een echtgenoot die in de woning blijft is wel bevoegd overeenkomsten strekkende tot vervreemding, bezwaring of ingebruikgeving aan te gaan. Dit geldt niet indien het verlaten van de woning een voorlopige voorziening is tijdens de echtscheidingsprocedure, de toestemming van de andere echtgenoot is dan vereist. 
  • Voor schenkingen en giften (art. 1:175 en 7:186) is toestemming van beide echtgenoten vereist. Art. 1:88 lid 1 onder b geeft een uitzondering voor gebruikelijke en niet bovenmatige giften. Daarnaast is geen toestemming vereist voor schenkingen die pas worden uitgevoerd bij het overlijden van de schenker, art. 1:88 lid 4, dit zijn quasi-legaten. In geval van een sommenverzekering waarbij de begunstigde dit tijdens leven kan aanvaarden, geldt wel het toestemmingsvereiste. Daarnaast is sprake van een gift in het geval van een verblijvingsbeding, hierbij spreekt men af dat het goed toekomt aan de langstlevende zonder vergoeding. Als dit verblijvingsbeding wordt gezien als een kansovereenkomst, is dit geen gift. Indien de aanwijzing van een derde als begunstigde wordt herroepen, heeft de derde hier geen recht. Er is geen sprake van een gift. Een voldoening aan een natuurlijke verbintenis is ook geen schenking. Een gift is wel hetgeen dat door betaling van de koopprijs van een goed van de ene echtgenoot door de andere echtgenoot, waarbij geen aanspraak op een vergoeding is. 
  • Art. 1:81 BW over de wederzijdse zorgplicht, art. 1:83 over de wederzijdse inlichtingenplicht en art. 1:88 over de toestemming voor rechtshandelingen, geldt voor ieder huwelijksvermogensregime. De wettelijke gemeenschap van goederen omvat alle schulden en alle goederen, zie art. 1:94 lid 7. De huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap is een bijzondere gemeenschap, titel 3.7 is niet van toepassing hierop (art. 3:189 lid 1). Dit is pas het geval bij de ontbinding van de gemeenschap. Voor de ontbinding gelden de regels over bestuur volgens art. 1:90 en 97, verdeling is niet mogelijk. Indien een ander huwelijksvermogensrechtstelsel wordt gekozen, kan pas tot verdeling worden overgegaan indien de wettelijke gemeenschap is ontbonden (art. 1:99 aanhef en onder g). Een huwelijksrechtelijke gemeenschap ontstaat door de voltrekking van een huwelijk, dit is niet het geval van huwelijkse voorwaarden. Via huwelijkse voorwaarden kan de omvang van die gemeenschap namelijk worden ingeperkt of verruimd. De wettelijke beperkte gemeenschap van goederen bevat alle goederen die voor het huwelijk al gemeenschappelijk van de echtgenoten waren. De goederen die door de echtgenoten vanwege het huwelijk worden aangebracht vallen niet meer in de gemeenschap zoals dit in het oude stelsel het geval was. De boedelmenging is slechts van toepassing op hetgeen echtgenoten tijdens het huwelijk verkrijgen en dus niet ervoor of erna ontvangen. Tijdens het huwelijk is sprake van een algemene verkrijging van goederen. Het overgangsrecht bepaalt dat de oude wettelijke regeling geldt ten aanzien van de huwelijken van gemeenschap van goederen gesloten voor 1 januari 2018. 
  • Art. 1:94 en art. 1:95 geven uitzonderingen op de werking van boedelmenging. Boedelmenging is niet van toepassing op vermogen dat wordt verkregen krachtens erfopvolging bij versterf, making, lastbevoordeling of via gift verkregen goederen (art. 1:94 lid 2 onder a), niet op pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding geldt (art. 1:94 lid 2 onder b), niet op rechten op het vestigen op vruchtgebruik als bedoeld in art. 4:29 en 4:30 (art. 1:94 lid 2 onder c), niet op goederen en de vruchten hiervan die bij testament of gift is bepaald dat het buiten de gemeenschap valt (art. 1:94 lid 4), niet op verknochte goederen (art. 1:94 lid 5), niet op vruchten van goederen die buiten de gemeenschap vallen (art. 1:94 lid 6) en niet op goederen die een echtgenoot anders dan om niet verkrijgt, indien dit voor meer dan de helft door zijn eigen vermogen wordt betaald. De uitsluitingsclausule is van dwingend recht en gaat boven hetgeen wat in de huwelijkse voorwaarden is bepaald. Ook de regeling omtrent zaaksvervanging gaat boven hetgeen wat in de huwelijkse voorwaarden is bepaald (art. 1:95 lid 1). 
  • Indien aan bepaalde eisen is voldaan, dan kan een goed een ander goed vervangen in het vermogen. Zaaksvervanging speelt een grote rol tussen de drie vermogens die aanwezig zijn binnen een huwelijk. Dit wordt geregeld in art. 1:95 lid 1. Indien een goed door een van de echtgenoten wordt verkregen, anders dan om niet en dat het goed voor meer dan de helft ten laste komt van de ene echtgenoot. Dan valt dat goed buiten de gemeenschap en zullen de eerdergenoemde vergoedingsrechten gaan gelden. Indien een vervangen goed verknocht was, hoeft dit niet per se zo te zijn voor het vervangende goed. Dit is namelijk afhankelijk van de aard van het goed en hoe dit door maatschappelijke opvattingen wordt gezien. 
  • Een schuldeiser kan zich verhalen op de goederen die behoren tot de gemeenschap, het maakt hierbij niet uit of sprake is van een gemeenschappelijke schuld of een eigen schuld. Let hierbij op dat een schuldeiser van een eigen schuld zich niet kan verhalen op het eigen vermogen van de andere echtgenoot. Er kan een gemeenschappelijke schuld worden verhaald op een privégoed, maar er kan ook een privéschuld worden verhaald op een gemeenschapsgoed. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van het aanwijsrecht, de niet-schuldenaar kan goederen aanwijzen die voldoende verhaal bieden (art. 1:96). Het faillissement van een van de echtgenoten leidt niet tot ontbinding van de gemeenschap. Art. 1:96 lid 3 bepaalt dat het verhaal op gemeenschapsgoederen is beperkt tot de waarde van de helft van de opbrengst van het gemeenschapsgoed, de andere helft valt toe aan de niet-schuldenaar-echtgenoot en valt buiten de gemeenschap. De andere echtgenoot kan er ook voor kiezen om het goed over te nemen, zodat het niet wordt uitgewonnen. Dit moet tegen betaling van de waarde van de helft van het goed. 
  • De aansprakelijkheid veranderd na de ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap, voor ontbinding werden gemeenschapsschulden gedragen door beide echtgenoten, maar was degene die deze schuld was aangegaan aansprakelijk. De schuldeiser alleen hetgeen wat de andere echtgenoot ontvangt uit de gemeenschap kan aanspreken en dus niet meer op het eigen vermogen van de niet-schuldenaar-echtgenoot. Beide rechtsvorderingen verjaren tegelijkertijd. Art. 1:103 voorziet in een mogelijkheid voor een echtgenoot om afstand te doen van de gemeenschap, dit moet binnen drie maanden en worden ingeschreven in het huwelijksgoederenregister (art. 1:104). Hierdoor gaat het deel van de echtgenoot die afstand doet naar de andere echtgenoot, hiermee verdwijnt de aansprakelijkheid en de draagplicht voor schulden. Ook de erfgenamen kunnen dit doen, art. 1:108. De rechtbank kan eveneens de gemeenschap opheffen via een beschikking, art. 1:109. 
  • Een overeenkomst met huwelijkse voorwaarden wordt tussen echtgenoten aangegaan, dit kan voor en tijdens het huwelijk. Er is geen sprake van een obligatoire overeenkomst indien de overeenkomst van huwelijkse voorwaarden alleen stelt dat de gemeenschap van goederen wordt uitgesloten. De regelingen van art. 6:248 ev BW zijn van toepassing en door art. 6:216 gelden de regelingen van art. 6:213-260 eveneens. Daarnaast wordt de rechtsverhouding bepaald door de redelijkheid en billijkheid. Van een obligatoire overeenkomst is sprake als er in de huwelijkse voorwaarden verrekenbedingen of van de wettelijke gemeenschap afwijkende afspraken worden opgenomen. De huwelijkse voorwaarden regelen vermogensrechtelijke consequenties van het huwelijk. De huwelijkse voorwaarden zijn aan vormvereisten onderworpen op straffe van nietigheid (art. 1:115). Het is mogelijk om huwelijkse voorwaarden op te stellen waarbij een onroerende zaak wordt gekozen voor de gemeenschap van onroerende zaken. 
  • Huwelijkse voorwaarden worden in een notariële akte opgenomen, dit kan via een volmacht (art. 1:115 en 3:39). Indien huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan voor het huwelijk, werken deze pas tijdens de voltrekking van het huwelijk (art. 1:117 lid 2). Voor de geldigheid van de huwelijkse voorwaarden is inschrijving niet nodig, echter is voor derdenwerking de inschrijving in het openbaar huwelijksgoederenregister wel vereist (art. 1:116 lid 1). Derden worden namelijk beschermd indien zij onkundig waren. Indien toestemming vereist is voor het aangaan van een 'normaal' huwelijk, is deze toestemming eveneens vereist voor het aangaan van huwelijkse voorwaarden (zie bijvoorbeeld een onder curatele gestelde). 
  • Van het wettelijk stelsel kan worden afgeweken. De oude stelsels zijn relevant omdat het overgangsrecht bepaalt dat deze van toepassing blijven op de oude huwelijke stelsels. In 2012 verdween de gemeenschap van vruchten en inkomsten en verdween de gemeenschap van winst en verlies. In 2002 werden er regels voor verrekenbedingen opgenomen en hiermee is het wettelijk deelgenootschap vervallen. Het wettelijk deelgenootschap kende geen huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap van goederen, het had alleen een verrekening op het eind van het huwelijk. 
  • Aangezien niet steeds duidelijk is wanneer een goed van iemand is, kon dit leiden tot bewijsproblemen. Alle bewijsmiddelen zijn mogelijk tegen derden en onderling. Dit is ook uitgebreid ten aanzien van het faillissement van een van de echtgenoten uitgesproken na 1 januari 2018, de niet-failliete-echtgenoot kan met alle middelen bewijzen dat een goed een privégoed van hem is (art. 61 Fw). Indien echtgenoten niet uit hun geschil omtrent de eigendom van een goed komen, dan wordt het goed geacht voor beide voor de helft te zijn (art. 1:131 lid 1). Indien er een huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap tussen de echtgenoten bestaat geldt art. 1:94 lid 8, het goed zal tot het gemeenschapsvermogen behoren.
  • Ontbinding van de huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap kan op grond van de opties in art. 1:99 lid 1 BW. De belangrijkste consequentie van ontbinding is dat de aard van de huwelijksgemeenschap verandert. De gemeenschap kan worden verdeeld, het is nu een bijzondere gemeenschap geworden (art. 3:189 ev). Hiermee vervalt de bestuursregeling van art. 1:97, de regels omtrent beheer gelden van art. 3:168 ev. Goederen van de gemeenschap kunnen niet worden gebruikt voor een schuld van een echtgenoot die is ontstaan na de ontbinding van de huwelijksgemeenschap. Uitwinning van het aandeel van de schuldenaar in het gemeenschapsvermogen kan alleen met toestemming van de andere echtgenoot plaatsvinden. Het ontbonden gemeenschapsvermogen is een afgescheiden vermogen, alleen gemeenschapsschuldeisers kunnen zich verhalen op dit vermogen. Echtgenoten kunnen afstand doen van de gemeenschap.

Hoofdstuk 9

  • Het huwelijk kan op grond van art. 1:149 BW eindigen door:
    • De dood van een van de echtgenoten 
    • Indien een van de echtgenoten vermist is en deze vermoedelijk overleden is en nog in leven is op het moment dat de andere echtgenoot een nieuw huwelijk of geregistreerd partnerschap aangaat 
    • Door echtscheiding op grond van art. 1:150
    • Door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed art. 1:179.
  • De eis van duurzame ontwrichting geldt voor de scheiding en voor de scheiding van tafel en bed, de oorzaak hierbij is niet relevant (art. 1:151 en 1:154). Indien sprake is van ontkenning van de duurzame ontwrichting, dan zal degene die dit stelt bewijzen moeten leveren. Hetgeen dat bewezen moet worden is dat de voortzetting van het huwelijk ondraaglijk is geworden en er geen zicht is op herstel van de echtelijke verhoudingen. Dit geldt eveneens voor het geregistreerd partnerschap. De rechter zal de gestelde feiten moeten afwegen tegen elkaar en tot een oordeel komen of er wel of geen sprake is van duurzame ontwrichting.
  • Als de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijk stand, dan is de echtscheiding een feit (art. 1:163). Indien de rechterlijke beschikking na zes maanden niet is ingeschreven verliest de beschikking haar werking (art. 1:163 lid 3). De scheiding van tafel en bed wordt een feit als het ingeschreven is in het huwelijksgoederenregister van art. 1:116 en dus niet door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand (art. 1:173). De scheiding van tafel en bed kan verzocht worden op dezelfde manier als echtscheiding, art. 1:169. Het einde van de scheiding van tafel en bed vindt plaats door verzoening, deze verzoening moet ingeschreven worden in het huwelijksgoederenregister (art. 1:176 lid 1). Door de inschrijving van de verzoening herleven alle rechtsgevolgen van het huwelijk alsof er nooit een scheiding van tafel en bed was geweest. Het tijdstip van ontbinding is namelijk de inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand (art. 1:183). 
  • De pensioenverevening kan worden uitgesloten in de huwelijkse voorwaarden of in het echtscheidingsconvenant. Indien de pensioenrechten niet worden uitgesloten dan heeft dit invloed op de alimentatiehoogte. De echtgenoot kan aan de rechter verzoeken om een alimentatievoorziening indien die echtgenoot niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft. Alimentatie is een recht op een uitkering tot levensonderhoud ten laste van de andere echtgenoot (art. 1:157). De maatstaven die de rechter gebruik zijn: behoefte, draagkracht en andere (niet) financiële omstandigheden. Ook de Tremanormen hebben invloed op de vaststelling van de alimentatiehoogte, dit zijn richtlijnen die zijn vastgesteld door de Expertgroep Alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid gediend, echter is dit geen recht. 
  • De behoefte op een uitkering kan worden bepaald door de welstandshoogte tijdens het huwelijk. De behoeftigheid kan ontbreken als de persoon door betaalde arbeid in die behoefte kan voorzien. Art. 1:157 spreekt over inkomsten dus niet de vermogenspositie, de behoeftige moet in redelijkheid inkomsten kunnen verwerven. De afwikkeling van het huwelijk kan een rol spelen bij de mate van de behoefte. De vraag of de behoeftige in redelijkheid inkomsten kan verwerven hangt af van de duur van het huwelijk, de leeftijd, de gezondheid, het aantal kinderen onder zijn zorg, het opleidingsniveau, het arbeidsverleden en de maatschappelijke opvattingen. Het einde van de alimentatie kan eindigen bij overlijden van de ex-echtgenoot, de rechter kan een uitkering instellen op het leven van de alimentatieplichtige. Indien de echtgenoot die alimentatie zou ontvangen al van een andere ex-echtgenoot alimentatie ontvangt, speelt dit een rol op de draagkracht.
  • Er is een wettelijke limitering van de duur van de partneralimentatie, art. 1:157. Dit geldt eveneens voor overeenkomsten die partijen hebben afgesloten zonder termijn. De alimentatie zal twaalf jaar zijn na de datum van echtscheiding (art. 1:157 lid 3 en 4). Er kan door partijen een langere termijn worden afgesproken. De rechterlijke beschikking en het echtscheidingsconvenant kunnen worden gewijzigd indien dit binnen de grenzen blijft van art. 1:401 lid 2. Een wijziging van de omstandigheden is onvoldoende, er moet door de gewijzigde omstandigheden een situatie ontstaan die niet kan worden gevergd op grond van de redelijkheid en billijkheid. De rechter kan na deze termijn weer een nieuwe termijn vaststellen art. 1:157 lid 5. De verplichting tot levensonderhoud is evenlang als de duur van het huwelijk, indien sprake is van een huwelijk dat niet meer dan vijf jaar heeft geduurd en er geen kinderen zijn geboren. De termijn begint vanaf de dag van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
  • Het einde van het levensonderhoud is als degene die het levensonderhoud ontving een nieuw huwelijk of een nieuw geregistreerd partnerschap aangaat. Daarnaast eindigt de alimentatieplicht als men gaat samenwonen met een ander alsof zij een huwelijk of geregistreerd partnerschap hebben (art. 1:160). De samenleving moet bestaan uit samenwonen, wederzijdse verzorging, een gemeenschappelijke huishouding en er moet een duurzame relatie bestaan. Door scheiding of het einde van de relatie geldt de oude alimentatieverplichting niet opnieuw, dit kan door partijen worden uitgesloten. Voor de genoemde partneralimentatie kan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen worden ingeschakeld als betaaladres en als invorderingsinstantie. 

 

 

Image

Access: 
Public

Image

Join WorldSupporter!
Search a summary

Image

 

 

Contributions: posts

Help other WorldSupporters with additions, improvements and tips

Add new contribution

CAPTCHA
This question is for testing whether or not you are a human visitor and to prevent automated spam submissions.
Image CAPTCHA
Enter the characters shown in the image.

Image

Spotlight: topics

Check the related and most recent topics and summaries:
WorldSupporter and development goals:

Image

Check how to use summaries on WorldSupporter.org

Online access to all summaries, study notes en practice exams

How and why use WorldSupporter.org for your summaries and study assistance?

  • For free use of many of the summaries and study aids provided or collected by your fellow students.
  • For free use of many of the lecture and study group notes, exam questions and practice questions.
  • For use of all exclusive summaries and study assistance for those who are member with JoHo WorldSupporter with online access
  • For compiling your own materials and contributions with relevant study help
  • For sharing and finding relevant and interesting summaries, documents, notes, blogs, tips, videos, discussions, activities, recipes, side jobs and more.

Using and finding summaries, notes and practice exams on JoHo WorldSupporter

There are several ways to navigate the large amount of summaries, study notes en practice exams on JoHo WorldSupporter.

  1. Use the summaries home pages for your study or field of study
  2. Use the check and search pages for summaries and study aids by field of study, subject or faculty
  3. Use and follow your (study) organization
    • by using your own student organization as a starting point, and continuing to follow it, easily discover which study materials are relevant to you
    • this option is only available through partner organizations
  4. Check or follow authors or other WorldSupporters
  5. Use the menu above each page to go to the main theme pages for summaries
    • Theme pages can be found for international studies as well as Dutch studies

Do you want to share your summaries with JoHo WorldSupporter and its visitors?

Quicklinks to fields of study for summaries and study assistance

Main summaries home pages:

Main study fields:

Main study fields NL:

Follow the author: elient
Work for WorldSupporter

Image

JoHo can really use your help!  Check out the various student jobs here that match your studies, improve your competencies, strengthen your CV and contribute to a more tolerant world

Working for JoHo as a student in Leyden

Parttime werken voor JoHo

Statistics
1536